Opgedragen aan Marleen, Joachim en Kevin.
Ridders van nu
Over occulte genootschappen en ridderordes
in de 20ste eeuw
Andre Van Bosbeke
uitgeverij EPO
Met oprechte dank aan alle "adders’ en ‘ex-ridders’ die me hebben ge-
holpen. Ook de ‘occultisten’ die me hebben wegwijs gemaakt in hun
wereld mag ik niet vergeten te danken. Tenslotte zijn er ook nog de
vele ‘burgers’ die me bijstonden en die ik een warm hart toedraag. Ik
wil vooral vermelden: Nigel Barclay, Louis Behiels, Gaetan Dejong-
he, Jean-Pierre De Staercke, Serge Dumond, Julia Nyssens, Erwin
Pairon, Patrick Remacle, Joel Schoups, Marleen Sleutel, Marc Van-
deweerdt en Jan Willems.
Voorwoord
Omslagontwerp: Gal
Redactie: Guido Muelenaer
Druk: Drukkerij-zetterij EPO
Lange Pastoorstraat 25-27
2600 Berchem
Tel.: 03/239.61.29
© Uitgeverij EPO vzw, 1987
Lange Pastoorstraat 25-27
2600 Berchem
Tel.: 03/239.68.74
b 7 3 31 8
ISBN: 90 664754 9
D: 2204 1987 21
SISO nummer: 310
NUGI-code: 661 & 654
Verspreiding voor Nederland
Uitgeverij De Geus
Postbus 1878
4801 BW Breda
Tel.: 076/22.81.51
Ridders... Ik was er, via voorgaande studies, reeds zijdelings in aanra-
king mee gekomen. Ze bestaan nog steeds. Ze trekken nog altijd hun
zwaarden. Als ik mijn ogen sluit, zie ik me vrij en zorgeloos door de
bossen rennen, houten zwaard in de hand, schild voor de borst. Ik was
toen ridder. Die beleving herleeft. Meer en meer. Dat zal wel te ma-
ken hebben met gebeurtenissen van de laatste jaren. Er ging haast
geen dag voorbij of een van mijn kinderen stormde, met plastieken
zwaard en schild, onvervaard mijn schrijfkamer binnen. Op zoek naar
gevangenen. Als ze net een aflevering van ‘Ivanhoe’ of iets dergelijks
hadden gezien, was het fanatisme nog sterker. Zelfs Monty Pythons
‘Holy Grail’ kon hun enthousiasme niet temperen. Integendeel. Hoe
kon ik ontsnappen aan de kinderterreur? De gevangenschap duurde
soms uren. Ontsnappen stond meestal gelijk met het ontketenen van
nieuwe vijandigheden, wat soms op ontembare huilpartijen uitdraai-
de. Vandaar? Misschien. In elk geval: toen ik aan het onderzoek be-
gon, ontstond plots een verregaande solidariteit. Ze namen me niet
meer gevangen. Ze hingen aan mijn lippen.
5
De oorsprong van het ridderschap -zo wordt meer en meer aangeno-
men- moet gezocht worden bij oude Germaanse gebruiken. De Ro-
meinse geschiedschrijver Tacitus (55-116420) verhaalt hoe een ini-
tiatieritus een adolescent tot volwassen lid van een Germaanse ge-
meenschap maakte. Zo werd hij een strijder. Als de vader zijn zoon
met het zwaard omgordde, behoorde die meteen tot de hoogste socia-
le rang en kon hij zich toeleggen op het alierverhevenste tijdverdrijf:
de strijd.
De eerste eeuwen na de val van het Romeinse imperium waren on-
voorstelbaar chaotisch en gewelddadig. Het kwam er op aan gebieden
te veroveren en te verdedigen. In plaats van hun strijders te belonen
met een deel van de buit, gingen de hoofdmannen het veroverd ge-
bied verdelen. De leider bood zijn mannen bescherming tegen de ca-
lamiteiten van de troebele tijden, terwijl de tegenpartij zich verbond
om de militaire en andere wensen van zijn heer volledig in te willigen.
Die contracten werden de basis van de latere middeleeuwse sociale
verhoudingen. In plaats van de aanvankelijke fysieke bescherming
bood de koning of heer (de leenheer) zijn dienaar (de vazal, de rid-
der) een stuk grond (het leen) om diens bestaan te verzekeren en zo
zijn steun te verwerven.
Zo werd structuur gebracht in de naar anarchie neigende tijd.
Tegen het einde van de achtste eeuw was de hele samenleving door-
drongen van die feodale organisatie, gesteund op het uitgangsidee
krijgsdienst in rail voor leen. De paardrijdende strijder - een paard
was een dure zaak in die tijd - verbonden door een eed met zijn vazal
of leenheer, behoorde vanaf dan niet enkel tot de nog steeds geideali-
seerde klasse der vechters. Hij werd bovendien bestuurder van zijn
gebied. Die nieuwe status maakte vanaf 1100 de steeds groter wor-
dende schare ridders tot de nieuwe kern van de adel. De ridders had-
den hun plaats opgeeist naast de aanvankelijk van de Merovingische
en Germaanse koninklijke families afstammende adel. Dit bevestigde
dat de ridder de hoeksteen was geworden van de soms zeer onstabiele
pyramidale structuur van de feodale samenleving.
De tiende eeuw was een tijdsperiode gekenmerkt door verval van
de centrale macht, anarchie, machtswellust en meedogenloze onder-
drukking van de boerenbevolking. De ridders die in de tijd van Karel
de Grote hun zomerse roofzucht nog konden botvieren op de heide-
nen, keerden zich nu naar de boeren en vochten onder mekaar. Ze
roofden, plunderden en beriepen zich op hun heerlijke rechten. Het
systeem van uitbuiting werd regel en het recht tot plunderen inge-
steld. Toen gingen de ridders hun roofzucht ook nog botvieren op ker-
kelijke domeinen. De geestelijkheid -priesters en bisschoppen- voel-
de geleidelijk haar greep verzwakken op een samenleving waarvan de
raggegraat werd uitgemaakt door de niets ontziende strijders. Vele
bisschoppen dachten met heimwee terag aan het Karolingische tijd-
perk, toen de structuur van de samenleving vastgeankerd was in het
gezag van een koning, een gezalfde koning. De wreedaardigheid van
het strijdend volkje gaf later ook aanleiding tot ketterij, die her en der
de kop opstak. Zo ontstonden haarden van verzet tegen de gevestigde
machten, waarvan ook de geestelijkheid deel uitmaakte. Vele ketters
bepleitten een klassenloze maatschappij en wezen bisschoppen en
priesters aan als medeplichtigen aan de onderdrukking.
Ridders en ketters tastten het gezag van de kerk danig aan. Een
zaak stond vast: om de belangen van de kerk te beveiligen moest de
ridder worden gerecupereerd. Paus Gregorius VII (1073-1085) zou
een handje helpen. Hij schold alle zonden kwijt aan iedere strijder,
wat die voordien ook had uitgericht, die het patrimonium van de kerk
verdedigde. Maar de meest efficiente recuperatie waren de kraistoch-
ten. Ze stonden borg voor avontuur, vervat in een goddelijke op-
dracht: het bevrijden van het Heilig Graf. Daarenboven zouden de
boeren, althans voorlopig, verlost zijn van de toom der ridders.
Paus Urbanus II (1088-1099) kon het niet duidelijker formuleren
toen hij op 27 november 1095 op een concilie in Clermont tot de krais-
tocht opriep: ‘Dat ze dan toch ten strijde trekken tegen de ongelovi-
gen -een strijd die aangebonden en gewonnen moet worden- zij die
zich tot dusver overgaven aan prive- en wederrechterlijke oorlogen,
ten koste van de gelovigen! Dat ze dan vanaf heden ridders van Chris-
tus worden, zij die slechts rovers waren! Dat ze dan nu maar -terecht-
tegen de barbaren vechten, zij die het opnamen tegen hun broeders
en familie! Ze zullen eeuwigdurende beloningen verdienen, zij die
huurlingen waren voor enkele luttele stuivers. Ze zullen werken voor
een tweevoudige eer, zij die zich moe maakten ten koste van hun ei¬
gen lichaam en ziel. Hier waren ze droef en arm, daar zullen ze vrolijk
en rijk zijn. Hier waren ze vijanden van de Heer; daar zullen ze zijn
vrienden zijn.’ Net zoals Karel de Grote zijn ridders in toom hield
door hun acties te richten naar de heidenen, recupereerde de kerk de
ridders door hen de Heilige Oorlog voor te schotelen. Het bleek een
succesformule.
In Jeruzalem ging men nog verder. Daar hadden ridders, zonder af-
stand te doen van de wapens, de geloftes van gehoorzaamheid, zui-
verheid en armoede afgelegd. Die ridders-monniken vertegenwoor-
digden de wrekende arm van de kerk tegenover de boosdoeners, de
infideles. Ze verzamelden zich in ridderorden en hadden vooral hos-
pitalen als uitvalsbasis. Zo ontstonden de ‘Orde van de Tempel’, de
‘Orde van Sint-Jan’, en nog zovele andere. Die ordes kregen belang-
rijke kerkelijke privileges. Sommige onder hen werden zeer machtig.
6
7
Ze bouwden die macht verder uit in Europa nadat Jeruzalem was ge-
vallen.
Die succesformule kreeg navolging. Koningen, keizers en ook pau-
sen stichtten op hun beurt, om hun macht te consolideren en hun pres¬
tige op te vijzelen, zogeheten dynastieke ridderordes. Die hadden als
achterliggend doel de adel aan zich te binden. Zo ontstonden ordes als
de ‘Orde van het Gulden Vlies’, de ‘Orde van Sint-Michiel’, de ‘Orde
van de Kouseband’... het waren zeer bevoorrechte ridderordes, enkel
toegankelijk voor de machtigen, die de noodzakelijke invloed hadden
voor het uitoefenen van de centrale macht.
Intussen was de figuur van de ridder, als strijder, als vechter, heel
wat minder belangrijk geworden. Militaire dienst was niet meer es-
sentieel. Als het erop aankwam kon er met het toenmalige ridderbe-
stand toch geen fatsoenlijk leger op de been worden gebracht. Met de
belastingen die de koning inde werden, naar oud Romeins voorbeeld,
huurlingen ingezet. Die kregen een geldsom in plaats van grond. Het
zou het eigenlijke einde betekenen van de feodale basis van het rid-
derschap. Vanaf de veertiende eeuw stierf het ware ridderras lang-
zaam uit. Enkel de gei'nstitutionaliseerde ridderorden bleven be-
staan. De meeste orden kregen bovendien een zuiver decoratief ka-
rakter. Het ridderschap werd verleend aan hen die zich verdienstelijk
hadden gemaakt ten opzichte van hun soeverein of hun land.
In de vijftiende eeuw, toen het ridderschap al zeer verburgerlijkt
was, ontstond, vooral in hofkringen, een heropleving van het ridderi-
deaal. Ridderverhalen over mannen die ijverden voor het goede en
meestal zeer bloederige avonturen beleefden, waren het neusje van
de zalm. De ridder kreeg er een onwrikbare moralistische gedragsco-
de mee en zijn daden werden verheerlijkt. Het meest fascinerende
voorbeeld van die bijna sacrale ophemeling van het ridderschap zijn
de Arthur-sagen.
Toen Cervantes zijn ‘Don Quijote’ schreef, maakte hij schijnbaar
definitief komaf met de idealisering van de ridderfiguur. Cervantes
zette de ridder voor schut en boorde hem op luciede wijze onherroe-
pelijk de grand in. De zo geprezen ridderlijke conventies en codes
werden, door de fanatieke betrachting van Don Quijote om een per¬
fect ridder te zijn en te beantwoorden aan het ideaal, voorgoed ont-
luisterd.
In de komende eeuwen bleven enkel een aantal ridderordes een ze-
kere macht uitoefenen. Ridder stond meer en meer gelijk met een
adellijke titel, zonder meer. Toen Napoleon de macht veroverde,
werd ook met de overblijvende ridderordes komaf gemaakt. De Fran-
se veldheer schafte alle orden af. Maar wat later hemamen enkele or¬
den echter opnieuw hun activiteiten, zij het met veel minder luister.
In de restauratie die volgde op de val van Napoleon stelden koningen
en keizers opnieuw dynastieke ridderorden in of deden ze herleven.
Ook nu nog bestaan ridderordes. De meeste zijn dynastiek en dus
verbonden aan een al dan niet gevallen koningshuis. Andere zijn de
voortzetting van organisaties gesticht tijdens de kruistochten, met of
zonder onderbreking. Over het algemeen hebben die ordes een zuiver
decoratief karakter en zijn er geen of weinig voordelen aan verbon¬
den. Enkele vertonen achter hun quasi-folkloristische schermen be-
paalde esoterische, caritatieve en zelfs politieke activiteiten.
Sinds het begin van deze eeuw, en vooral na de tweede wereldoor-
log, schieten de ridderorden opnieuw als paddestoelen uit de grond.
Vele zijn van zuiver privaat karakter en worden door geen enkele offi-
ciele instantie erkend. Dit zijn de zogeheten fantasie-orden. Hun le-
den noemen zich ridders, hoewel die titel wettelijk enkel door de ko¬
ning kan worden verleend. Ik ontdekte tot mijn niet geringe verba-
zing het bestaan van een heus twintigste eeuws -vrij gesloten- ridder-
wereldje. Waarom die heropleving? Wat stellen die officiele of fanta-
sie-ordes eigenlijk voor? Wat betekent het nu nog om ‘ridder’ te zijn?
Wie wordt er ridder en waarom? Hoe verlopen vandaag de
ridderingsceremonies? Dat waren vragen die me bezielden, vragen
die me uiteindelijk zouden leiden langs vreemde ridderpaden. Ik
moet hier onmiddellijk aan toevoegen dat bepaalde decoratieve dy¬
nastieke orden, zoals bijvoorbeeld de ‘Orde van Leopold II’ die qua-
si-automatisch toegekend wordt aan personen die zich verdienstelijk
gemaakt hebben (‘een lang leven van noeste arbeid’), niet worden be-
handeld. De ‘Orde van Leopold II’ schept geen echte of hechte band
tussen haar leden. Mag ik de lezer uitnodigen mijn stappen te volgen?
Ik had opgemerkt dat het ridderwereldje voor een gedeelte steunt
op esoterische en zelfs occulte achtergronden. Daarom achtte ik het
opportuun om eerst met die kringen kennis te maken. Zo kon ik be¬
paalde zaken beter begrijpen. Tegelijkertijd moesten die esoterische
of occulte contacten zorgen voor entrees in het ridderwereldje. De
eerste afspraak vindt plaats in de mysterieuze wereld der Rozenkrui-
sers...
8
9
Literatuur voorwoord
R. Comet - De Belgische Nationale Orden, tweede uitgave, UGA, 1982.
Richard Barber - The Knight and Chivalry, Cardinal, London, 1974.
Georges Duby - De Drie Orden, Elsevier, AmsterdamBrussel, 1985.
A. Gautier-Walter - La Chevalerie et les Aspects Secrets de VHistoire, La
Table Ronde, Vienne, 1966.
Alain Demurger - Vie et Mort de I’Ordre du Temple, Seuil, Paris, 1985.
J. Richard - L’Esprit de la Croisade, Ed. du Cerf, Paris, 1969.
Leon Gautier - La Chevalerie, Librairies-imprimeries Reunies, Paris,
1883.
10
V ,) \\ ff-
ISIPi
1. Ridders van de verlichting
Inleiding tot het mysterie
De blonde vrouw nipt voorzichtig aan een kop dampende koffie. ‘Ik
ben wel een beetje bang’, bekent ze, zichtbaar geemotioneerd, ‘wat
gaat er met ons gebeuren? Gaan we helemaal veranderen? Gaan we
een andere persoonlijkheid krijgen?’ De andere vrouw, net als de
blonde vooraan in de dertig, knikt. Ook zij voelt die vrees. Beiden
zullen straks de ‘Grote Inwijding’ ondergaan in de A.M.O.R.C.-tem-
pel. Dan zullen ze rozenkruisers zijn.
Een al ingewijde rozenkruiser lacht de spanning weg: ‘De groep zal
jullie aanvaarden. Bang zijn voor de inwijding is echt niet nodig.’ Hij
buigt zich voorover, kijkt de beide dames begripvol aan en zegtzacht:
‘echt waar, jullie hoeven je geen zorgen te maken.’
13
Even heerst een beklemmende stillte. Het geroezemoes van de her-
berg wordt almaar dreigender. ‘Maar...’, de blonde vrouw zoekt
naar de juiste woorden, ‘wat ik wil zeggen... En dat zal mijn collega
zich ook afvragen... wat moeten we zeggen aan familie of vrienden?
Mogen die weten wat A.M.O.R.C. is, of is dat geheim? Ze gaan
vroeg of laat toch merken dat we bij A.M.O.R.C. zijn. Wat dan?’
De rozenkruiser knikt: hij kent die vragen en die angst. ‘Kijk’, zegt
hij geruststellend, ‘de mensen zullen zeggen: sinds jebij A.M.O.R.C.
bent, ben je helemaal veranderd. Sommigen zullen zelfs beweren: er
is niets meer met je aan te vangen. Maar denk erom, daar zit
A.M.O.R.C. voor niets tussen. Want je bent al veranderd omdat je
niet meer tevreden bent met je huidige leven. Je voelt je onzeker. Je
neemt geen genoegen meer met hoe je nu bent. Je hebt al gekozen
voor verandering.’ De beide dames knikken, zij het aarzelend. ‘Je
keuze is gemaakt: dat is de verandering. Daar heeft A.M.O.R.C. to-
taal niets mee te maken. Om je uiteindelijk doel in dit leven te verwe-
zenlijken, heb je gekozen voor A.M.O.R.C. als middel. Dat is alles.
En, dat moet ik er aan toevoegen: het is een goede keuze.’
De dames lijken opgelucht. Een vraag brandt nog op de lippen.
‘Maar, hoe moeten we uitleggen wat A.M.O.R.C. is?’ De rozenkrui¬
ser lacht. Die vraag kon hij verwachten. ‘A.M.O.R.C. ben jezelf! Zo
is het!’ De dames hebben geen vragen meer, hoewel de vertwijfeling
op hun gezichten staat te lezen. Boven wacht de ‘Grote Inwijding’. De
rozenkruiser staat recht: ‘Zullen we dan maar gaan?’
De Farao’s
Tijdens de ‘Grote Inwijding’ worden de dames geinitieerd in de ver-
borgen geheimen der mensheid en natuur. Ze vormen de nieuwste
schakels in een reeds eeuwenoude ketting van innerlijke wijsheid. Al-
thans, dat beweert A.M.O.R.C., de Aloude Mystieke Orde Rosae
Crucis. Die zegt de erfgename te zijn van de geheimgehouden onder-
richtingen van de Egyptenaren, de eerste christenen, de tempeliers en
andere, mysterieus geachte genootschappen.
Voor mij ligt een brochure van A.M.O.R.C., uitgegeven in 1963.
Daarin wordt verhaald dat Farao Thotmes III, die regeerde tussen
1500 en 1447 voor Christus, de werkelijke stichter van de Orde der
Rozenkruisers was. ‘Thutmosis (of Thotmes) was door de Kheri
Hebs, de hogepriesters, aangesteld om zijn vader op de troon op te
volgen. Deze gebeurtenis zelf was ook voor hem een mystieke erva-
ring omdat hem daarbij werd onthuld aangewezen te zijn om later de
oprichter te worden van de Geheime Broederschap. De geschiedenis
verhaalt ons werkelijk dat bij deze gelegenheid Thutmosis zich “opge-
heven” voelde alsof hij zich ten hemel verhief.’
Even later was het dan zover: ‘twaalf leden, negen breeders en drie
zusters, inbegrepen de vrouw van Thotmes, waren bij de oprichting
aanwezig. De bijeenkomsten hadden donderdags plaats. Het zegel
van Thotmes is steeds bewaard gebleven en in het bezit van de Impe-
rator (titel van de leider van A.M.O.R.C.). Een der opvolgers van
Thotmes, Amenhoteb III, was de schrijver van een diepe wijsbegeer-
te en die geschriften worden nog door al de loges over de hele wereld
algemeen gebruikt. Onder Amenhoteb IV telde de Orde 300 leden,
waarvan 62 zusters. Deze vorst bouwde de tempel van Kamak, in de
vorm van het ansata-kruis, de verbinding van de roos met het kruis, en
ontwierp de symbolen, inbegrepen de roos en de rijzende maan, die
heden nog in de wijsbegeerte der Rozenkruisers als symbolen worden
gebruikt.’ 1
A.M.O.R.C., een van de vele maar wel de grootste Rozenkraisers-
organisatie van deze tijd, situeert haar wortels in de Egyptische mys-
teriescholen, waar wijsbegeerte, esoterische en hermetische leringen
samen met anderen wetenschappen werden bestudeerd. Over de
werkelijke oorsprong van de Rozenkruisersbewegingen heerst echter
de grootste verwarring. De Franse geschiedkundige Sedir bijvoor-
beeld, plaatst het ontstaan van de Rozenkruisers pas veel later in de
tijd. Met de kruistochten begon volgens hem een periode waarin de
mystieke geest van de mens geen genoegen meer kon nemen met de
kerkelijke dogmatiek. Hieruit ontstonden dan bewegingen waaruit
de Orde der Rozenkruisers zou geboren worden. Het ontstaan van de
Rozenkruisersbewegingen, aldus Sedir, moet je dus zien als een stap
in de spirituele evolutie van de mens, gekenmerkt door het gnosticis-
me van sekten als de Katharen, de Waldensen, de Albigensen en ook
de Tempeliers, door de mystiek der kloosterlingen en door alchimisti-
sche en hermetische overleveringen 2 .
De meeste historici plaatsen de oorsprong van de Rozenkruisersbe-
wegingen echter in het begin van de 17de eeuw 3 . Toen noemde een
kleine groep van Lutherse geleerden zich de ‘Broederschap der Ro¬
zenkruisers’. De Lutherse geleerden beweerden de opvolgers te zijn
van de in de geheime wetenschappen ingewijde Christian Rosen-
kreuz. Volgens de ‘Fama Fraternitas, dess Loblichen Ordens des Ro-
senkreutzes’, gepubliceerd te Kassel (Duitsland) in 1614, waarin het
werkprogramma van de broederschap zit vervat, werd Christian Ro-
senkreuz geboren in 1378 als zoon van arme, maar adellijke ouders.
Na een tijdje in het klooster te hebben doorgebracht, waar hij Latijn,
Grieks en Hebreeuws studeerde, vertrok hij op zestienjarige leeftijd
naar het Heilig Land. In Ancar (Arabie) kreeg hij onderricht in de ge-
neeskunde en de ‘Occulte Wetenschappen’. Naderhand stichtte hij
14
15
tesamen met acht adepten een geheim genootschap. In 1484, op de
eerbiedwaardige leeftijd van 106 jaar, zou hij zijn gestorven. In 1604,
dus honderdtwintig jaar na de dood van Rosenkreuz, zou dan zijn
graftombe door een toenmalige Rozenkruiser worden ontdekt en ge-
opend. Volgens de 'Fama Fraternitas’ stond op het graf vermeld :
‘Post CXX annos Patebo’, over 120 jaar zal ik me openen. Wat er ook
van zij, de Lutherse geleerden wisten hun broederschap met een dich-
te waas van geheimzinnigheid te omkaderen. En daar hadden ze ten-
slotte alle reden toe: men voelde toen de hete adem van de repressie-
ve katholieke kerk al voor minder in de nek 4 .
Vreemde figuur, die Christian Rosenkreuz. Heeft hij ooit bestaan?
Een uitvindsel van de Lutherse geleerden, zeggen sommigen. Christi¬
an Rosenkreuz is geen historische persoonlijkheid tnaar een symbool
voor het opnieuw in de openbaarheid treden van de orde, zegt
A.M.O.R.C. Nog anderen, onder wie de Engelse occultiste Annie
Besant, die in 1912 de ‘Orde van de Tempel en het Rozenkruis’ sticht-
te, en Rudolf Steiner, stichter van de antroposofie, stellen zelfs dat
onze mysterieuze persoon meermaals op aarde terugkwam, meer be-
paald als de monnik Robertus in de 15de eeuw, als de Engelse staats-
man en geleerde Sir Francis Bacon (1561-1626), en als de Franse
avonturier en occultist, graaf de Saint-Germain (16967-1784)!
De goddelijke revelatie
De broederschap van de Lutherse geleerden had een niet onaardig
doel voor ogen: de geleerden in de verschillende landen van West-
Europa tot samenwerking brengen en hen de grondslagen van hun
wetenschappen doen onderzoeken. Dat moest leiden tot een aan alle
wetenschappen ten grondslag liggende filosofie. Op basis van deze
‘pansofie’ zou zich dan een vernieuwing van kerk, staat en maatschap-
pij voltrekken. In de beruchte ‘Fama Fraternitas’ staat het zo: ‘de ge-
heime filosofie van de Rozenkruisers is gebaseerd op de kenms van de
totaliteit van de wetenschappen en de kunsten. Ons systeem van de
goddelijke revelatie stelt ons in staat de hemelen en de aarde te bestu-
deren en, in het bijzonder, de mens in de natuur, in wie het “Grote
Geheim” is verborgen...’. De goddelijke revelatie? Het grote ge¬
heim? Het gaat om een soort goddelijke substantie die -zij het ver-
sluierd— aanwezig is in elke mens. De Rozenkruisers beweren die sub¬
stantie in zich te kunnen wakker maken en aan te wenden voor een al-
omvattende studie.
In de manifesten der Rozenkruisers werd dus een nieuw tijdperk
van geestelijke vrijheid aangekondigd: de structuren van de wereld,
kerk, staat en maatschappij, zouden worden veranderd en in overeen-
16
stemming worden gebracht met de esoterische, hermetische princi-
pes. In dat tijdperk zou de mens zich van zijn boeien bevrijden, tot nu
toe onbekende ‘geheimen der natuur’ ontsluieren en zijn lot in eigen
handen nemen overeenkomstig allesdoordringende kosmische en
universele wetten. Of, zoals de alchimisten zegden: ‘de steen derwij-
zen zijt gij zelf; uw eigen hart is de materia prima die in zuiver goud
moet worden omgezet.’ 5
De broederschap had met zijn leerstellingen en objectieven succes.
In bijna alle delen van de Westerse wereld, waar groeperingen zich
voorzichtig en weifelend van Rome distantieerden en stiekem mystie-
ke en occulte zaken bestudeerden, kenden de manifesten van de broe¬
derschap ruime belangstelling. Op korte tijd ontstonden zogenaamde
Rozenkruisers-Broederschappen in Duitsland, Frankrijk, Italie,
Spanje, Engeland, Zweden en Vlaanderen. In 1694 zagen ook in
Amerika dergelijke broederschappen het licht. In landen die gebukt
gingen onder het juk van de Rooms-katholieke leringen, werkten de
broederschappen uiteraard onder strikte geheimhouding. Als je de
paus als bedrieger, adder en antichrist brandmerkt, kon je in die tijd
immers wat verwachten... Hoe geheimzinnig de broederschappen wel
tewerk gingen, valt op te maken uit de volgende bekendmaking, die in
1623 op de muren van Parijs werd aangeplakt: ‘AAN ALLEN DIE
OP ZOEK ZIJN NAAR KENNIS. Wij, afgevaardigden van het
hoofdcollege van de Rozenkruisers, zullen zichtbaar en onzichtbaar,
verblijf houden in deze stad, bij de gratie van de Allerhoogste. Wij le-
ren en onderwijzen het praten zonder boek of teken, het spreken van
allerlei talen van de landen waar wij willen zijn om de mensen, onze
gelijken te redden van de dwaling en de dood. Als iemand ons wenst
te zien uit nieuwsgierigheid alleen, dan zal hij ons nooit ontmoeten;
maar als hij zich werkelijk wenst in te schrijven op de lijsten van onze
broederschap, dan zullen wij die oordelen over het denken, hen de
waarachtigheid van onze beloften tonen; zo vermelden wij ons adres
in deze stad niet, vermits de gedachten gekoppeld aan het echte ver-
langen zullen volstaan om ons aan hem kenbaar te maken, en hem aan
ons.’ Ledenwerving door telepathie! Het bleek een weinig succesvol-
le, maar alleszins veilige methode. De beweging, op gang gebracht
door de Lutherse geleerden, kwam stilaan en geruisloos in een diepe
slaap terecht.
De Rozenkruisers-doctrine heeft een niet te verwaarlozen invloed
gehad op latere ontstane broederschappen. Zo is bekend dat Rozen¬
kruisers betrokken waren bij de vorming van Vrijmetselaarsloges in
Engeland (begin 18de eeuw). Maar om, zoals A.M.O.R.C., te stellen
dat de Vrijmetselarij niets anders is dan de Rozenkruiserij, gewijzigd
door diegenen die haar van Duitsland in Engeland hebben ingevoerd,
17
lijkt dan weer wat ver gezocht. Ook zijn er sinds de publikatie van de
‘Fama Fraternitas’ en andere Rozenkruisers-manifesten steeds groe-
peringen opgestaan die zich Rozenkruisers-Broederschappen noem-
den, ieder voor zich uitroepend de enige echte te zijn en de ware tradi-
tie te volgen. Een van die groeperingen, momenteel de meest succes-
volle, werd gesticht in 1909 en is bekend onder de afkorting
A.M.O.R.C.
De Homunculus
De ware traditie! A.M.O.R.C. beweert de voor de mensheid verbor-
gen kennis over leven en dood in pacht te hebben. Die werd haar
overgeleverd door een mysterieuze groep Egyptenaren. Zij waren de
eerste ‘wijzen’. Zij stichtten het esoterische centrum van de aarde.
Hoe heeft die kennis dan uiteindelijk Europa bereikt? Via de geheim-
zinnige Christian Rosenkreuz? Maar die zou enkel een symbolische
figuur zijn!
Even terug in de tijd. Meer precies naar de donkere, duistere mid-
deleeuwen... 1099, Jeruzalem. Godfried van Bouillon verovert het
heilig Land: het einde van de eerste kruistocht. ‘Een overwinning van
de christenen op de musulmannen? Naar buiten toe lijkt het zo... De
feiten als dusdanig voorstellen zou echter de geschiedenis vervalsen.
Immers, aan de zijde van Godfried van Bouillon streed Hugues de
Payns...’.
18
6
New York, 22 juni 1916. ‘Het was de eerste maal dat in Amerika het
bewijs van de werkelijkheid der alchemie geleverd werd, en dat voor
de leden zelf de demonstratie ervan werd gehouden. De Imperator
heeft het recht eens in zijn leven zulk eene openlijke proef te geven.
Deze vond plaats in eene bijeenkomst zonder het gebruikelijke ce-
remonieel, in bijzijn van een vertegenwoordiger van de “New York
World”. Vijftien der zeven-en-dertig leden hadden eene kaart van
den Imperator ontvangen, waarop vermeld was welke ingredienten
en voorwerpen zij voor de operatie moesten mede brengen. Zij ver-
bonden zich het opschrift van deze kaarten geheim te houden, en de
vijftien deelen der formule niet voor drie jaar na den dood van den
Imperator bijeen te brengen. Na het gebed en een toespraak van de-
zen over de wetten der samenstelling der stof, werd een stuk zink, dat
de toetsproef door middel van salpeterzuur had doorstaan, in een chi-
neesch schoteltje boven den gloed van een smeltkroes geplaatst; de
verschillende ingredienten, waartusschen ook bloembladen eener
roos, werden daarop door vijftien breeders en zusters, onder wie eene
de rol van Vestaalsche maagd vervulde, aan den Imperator toege-
reikt, die ze successievelijk op het schoteltje legde. Na de gevraagde
zestien minuten, gedurende welke de operator eene buitengewoon
groote geestelijke kracht inspande, was het stuk zink in goud omge-
zet, hetgeen scheikundig vastgesteld werd. Het stuk goud werd gedu¬
rende een bepaalden tijd aan het onderzoek der buitenwereld in het
cabinet van den Imperator tentoongesteld, en een klein stukje werd
er uitgesneden, om gezonden te worden aan den Supreme Conseil der
Orde in Frankrijk.’ 7
De goudmaker in kwestie was de eerste ‘Imperator’ van
A.M.O.R.C. 8 , Spencer Lewis (1883-1939). Hij werd in 1939 opge-
volgd door zijn zoon, de in 1912 geboren Ralph Maxwell Lewis. Die
bouwde de zaak enorm uit, in zoverre zelfs dat de Orde momenteel af-
delingen heeft in een zestigtal westers gezinde landen en zowat vijf
miljoen leden telt. De hoofdzetel van A.M.O.R.C., Rosicrucian
Park, is gevestigd in San Jose, California, en omvat-conform aan de
20
vermeende traditie van de orde- een hele reeks van indrukwekkende
gebouwen versierd met Egyptische zuilen, koepels en sfinx-beelden.
Daarin zijn een Egyptologisch museum, een Rose-Croix-University
met verscheidene colleges, een planetarium en een tempel onderge-
bracht.
A.M.O.R.C. werd door Spencer Lewis in 1909gesticht. Datisgeen
toeval. Een Rozenkruiser: ‘de Orde werkt met welbepaalde periodes
van herverschijningen. Het betreffen cycli van 108 jaar: 108 jaar van
actie en 108 jaar van rust. Noteer nu dat de orde in Amerika is geko-
men in 1694. 1694 plus 108 jaar + 108 jaar is 1910. Vandaar dat de
nieuwe actieve periode moest worden voorbereid in 1909. Die cycli
vinden hun oorsprong in de astrologie. We zitten momenteel in het
tijdperk van aquarius. De duur van dat tijdperk gedeeld door het ma-
gische getal twaalf geeft 108. Vandaar. (...) Die cycli moet je zien als
de ademhaling van de organisatie. Die gebeurt op verschillende plaat-
sen en tijdstippen. Zodus kan de Orde niet overal terzelfdertijd inslui-
meren of actief worden. ’
De orde gaat er prat op gedurende de vele eeuwen van haar bestaan
een enorme invloed te hebben gehad op de samenleving. Meer nog,
ze zou de maatschappij door de tijden heen hebben gedirigeerd. Om
dat te staven, pakt A.M.O.R.C. uit met indrukwekkende historische
figuren, politici, geleerden, filosofen, schilders, schrijvers, enzo-
meer, die lid zouden zijn geweest van de Orde. ‘Bewijzen hiervan zijn te
vinden in de archieven van de orde in San Jose en in Frankrijk’, bewe-
ren de Rozenkruisers. Een welles-nietes spelletje. Een greep’uit het
lijstje: Pythagoras, filosoof en wiskundige; Plato, filosoof; Roger Ba¬
con, filosoof en geleerde; Alighieri Dante, dichter; Leonardo da Vin¬
ci, schilder, beeldhouwer, geleerde, architect; Paracelsus, arts, alche¬
mist; Martin Luther, theoloog; Francis Bacon, filosoof; Rembrandt,
schilder, graveur; Jacob Bohme, Luthers mysticus: Rene Descartes!
filosoof, mathematicus; William Harvey, Engels medicus, ontdekker
van de bloedsomloop; Blaise Pascal, wis- en natuurkundige, wijsgeer
en schrijver; Baruch Spinoza, filosoof; Gotfried Wilhelm Leibnitz, fi¬
losoof en wiskundige; Isaac Newton, wis- en natuurkundige, astro-
noom; Benjamin Franklin, staatsman, geleerde en filosoof; Marie-Jo-
seph de la Fayette, politicus, militair; John Dalton, natuur- en schei-
kundige; Honore de Balzac, schrijver; Ella Wheeler Wilcox, dichte-
res; William Howard Taft, politicus, president USA (1913-1921); Ig¬
nacy Jan Paderwski, pianist, componist, voorzitter Poolse minister-
raad in 1919; Claude Debussy, componist; Maurice Maeterlinck,
schrijver, nobelprijswinnaar 1911; Edith Piaf, zangeres. Indrukwek-
kend niet? ‘Dead men tell no tales’, zeggen ze in Engeland. En tot-
nogtoe heeft A.M.O.R.C. geen formele bewijzen gepubliceerd dat
21
bovenstaande dames en heren Rozenkruisers waren. Trouwens, in
sommige gevallen is dat erg onwaarschijnlijk...
A.M.O.R.C.’s wegen...
Jan is een moderne Rozenkruiser. Hij heeft op tien jaar tijd de drie
voorbereidende graden, de negen tempelgraden en de drie illuminati-
graden doorlopen. Jan noemt zich nu: Frater Rosae Crucis... Trots
stopt hij me een brochure van A.M.O.R.C. toe. ‘Het ware leven’,
zegt hij overtuigd. De baas van het cafe brengt onze bestelling. Ro¬
zenkruisers lusten bier. Zou de uitbater weten dat er op zijn magni-
fiek ingerichte zolder om de twee weken esoterische bijeenkomsten
plaatsvinden? Ik schud de gedachte uit mijn hoofd: ze is niet terzake.
Op de eerste binnenbladzijde van de brochure ‘Wat de
A.M.O.R.C. in werkelijkheid is’, kan je het volgende lezen: ‘Het
doet er niet toe waar, wanneer of hoe U dit boekje in handen hebt ge-
kregen. Het gaat om de boodschap die het bevat. Mocht die Uw inte-
resse opwekken, dan zult U na het lezen wellicht het verlangen naar
meer kennis op dit gebied in U voelen opkomen. Weet dan, dat U
slechts hoeft aan te kloppen en de poorten zullen zich openen... ’. Op-
dat die poorten zich openen, moet je echter wel het lidgeld betalen
(registratiebedrag 38 gulden; jaarlijkse contributie 331,20 gulden) en
de lidmaatschapsverklaring ondertekenen. Als lid beloof je: ‘Ik zal
alle geschriften, lessen en verhandelingen, die mij toegezonden wor-
den, geheim houden en ik zal alles wat ik van U ontvang zorgvuldig
bestuderen, om stap voor stap voorbereid te worden voor een leven
van beter begrip en vooruitgang.’
Jan buigt zich voorover, naar mij toe. Hij fluistert. ‘Dan volgt de
eerste stap in A.M.O.R.C.: de Grote Inwijding, het overschrijden
van de drempel. Dat is in feite de aanvaarding door de anderen. Je
wordt door de inwijding een cel in het lichaam van A.M.O.R.C. Ver-
volgens krijg je de onderrichtingen of monografieen thuis opge-
stuurd. Deze bevatten de leringen van A.M.O.R.C. die je bij voor-
keur op donderdag bestudeert in je eigen sanctum, een kamer die je
tot esoterische studieruimte ombouwt. Waarom donderdag? Dat
heeft te maken met cycli van psychische concentratie. Op donderdag
is er zo’n piek. En het feit dat dan quasi iedereen studeert, in strikte
afzondering, geeft een kosmische band tussen de leden. Die voel je.
De donderdagavonden worden de sanctum-avonden genoemd. De
monografieen die je te verwerken krijgt, zijn geheim omdat niet-le-
den de boodschappen toch niet kunnen vatten. Tegelijkertijd is die
geheimhouding een beveiliging tegen diegenen die zouden wensen ei¬
gen genootschappen op te richten.’
De monografieen, waarover Jan het heeft, omvatten ‘mystieke le¬
ringen en beginselen, die door de eeuwen heen geheim werden ge-
houden’ 1 ’, afkomstig van Egyptische mystieke genootschappen, over-
geleverd door de Tempeliers. Wat houden die geheimzinnige leringen
in? Waarom raken zovele mensen over de hele wereld in de ban van
wat A.M.O.R.C. te bieden heeft? Jan lacht om die vragen. Voor hem
is het een uitgemaakte zaak: A.M.O.R.C. bezit de waarheid. De
waarheid over het leven... De Rozenkruiser neemt een flinke slok en
zegt: ‘Dank zij de monografieen ervaar je via allerlei experimenten
het Kosmisch Licht: de God. Het is dieinnerlijkegodservaring, deer-
varing van het absolute, waar het om gaat: het begin van alle wijsheid,
van alle wetenschappen. Door die ervaring kan je makkelijker relati-
veren, bewandel je een middenweg, je bent minder extreem. Het is
me duidelijk geworden dat er zaken zijn waaraan ik toch niets kan
veranderen, zoals bijvoorbeeld de atoomdreiging. Daar kan ik dank
zij A.M.O.R.C. beter in berusten. Over politiek wordt er trouwens
niet gesproken. Toch is A.M.O.R.C. een pure politieke organisatie:
wij stellen de kennis van het innerlijke voorop als belangrijkste aspect
van het leven en we proberen iedereen dat te doen inzien. Als ieder¬
een de studie van het zelf voorop zou stellen, zou de maatschappij er
heel anders uitzien. Dat is onze politieke inbreng, zij het dan dat we
niet militeren. Er worden geen standpunten ingenomen door
A.M.O.R.C. over bijvoorbeeld de kernraketten.’
De middenweg, de berusting. Aan A.M.O.R.C. wordt door ex-leden
vooral verweten zodanig met het eigen ik bezig te zijn dat de wereld
wordt vergeten. A.M.O.R.C. creeert een eigen afgebakend wereldje
met eigen regels, zeggen sommigen. Die kritiek is soms hevig, getuige
daarvan het boek ‘Rose-Croix, j’accuse’. 10 van een ex-A.M.O.R.C.-
lid. Een wereldje met eigen structuren, met autoritaire grootmees-
ters, met dignitarissen en volgelingen: de condensering van een gera-
teerde sociale positie, beweren ex-leden. Een ex-toplid vertelde me
vertrouwelijk : “het zijn vooral directeurs van bedrijven die de plaat-
selijke hierarchie uitmaken. Mensen die niet meer hogerop kunnen
en vast zitten in het maatschappelijk systeem. Die zoeken in
A.M.O.R.C. een uitweg: een lift naar hogerop. Dat kan
A.M.O.R.C. bieden. Aanzien en onbetwist leiderschap kunnen ze er
krijgen. Er bestaat trouwens een ongeschreven regel bij A.M.O.R.C.
speciaal voor die dignitarissen: ‘zorg er voor de idealen van de onder-
geschikten hoog te houden en doe zelf waar je zin in hebt.’ Jan, zelf
een toplid, ontkent dit halsstarrig: ‘A.M.O.R.C. is een innerlijke
kracht. Wij doen dingen die anderen als wonderen overkomen. Wat
bij A.M.O.R.C. wordt onderwezen is essentieel. Wij leren de waren
geschiedenis van de mensheid kennen.’
22
23
De ware geschiedenis van de mensheid? De voormalige grootmees-
ter van de 'Nederlandstalige jurisdictie’ licht in een brochure 11 een
klein tipje van de sluier op: ‘Hoewel wij geen religie zijn, legt de Orde
uit hoe de Onbevlekte Ontvangenis van Maria tot stand kon komen,
wat de missie van Jezus was, hoe hij werd opgevoed in de Tempels der
Essenen. De Rozenkruisers leren dat Jezus de Christus werd opgeleid
in de mystieke scholen van die dagen die gevestigd waren in Egypte,
in Israel en in India. Dat Hij de grote leider der mensheid moest wor-
den en ingewijd werd in Egypte en in andere landen, om in staat te
zijn zijn grote missie te volvoeren... De Orde laat Jezus zien zoals hij
was: een Zoon Gods, een Mysticus zoals er wel nooit meer op aarde
zal komen, zolang Zijn missie hier op aarde niet vervuld is. Zij leert
hoe Jezus de reincarnatie was van Zoroaster en dat alle discipelen
leerlingen waren van dezelfde geheime school waarin ook Jezus werd
opgevoed. Die der Essenen.’
Een nieuwe lading drank. Vreemd, dit sfeertje: terwijl we bloed-
emstig praten over de geheimen des levens zingen een paar vaste ca-
fe-klanten drankliederen. Binnenkort is het carnaval. Zoetjesaan ko¬
men we bij de toch wel controversiele leringen van de Rozenkruisers-
organisatie. Jan wordt meer en meer wantrouwig: hij weegt zijn
woorden. Geheimen zijn immers niet bestemd voor ‘profane’ oren...
‘In de tempelgraden wordt magnetisatie-geneeskunde aangeleerd.
Genezing door handoplegging, enzomeer. Later stapt men over naar
pure mentale geneeskunde, dus genezing enkel door middel van de
geest. Een ander belangrijk aspect is het aanscherpen van de kracht
van de visualisering: je schept een beeld van een persoon, dat beeld
kan je op een afstand mentaal projecteren en materialiseren. Enkel
en alleen door mentale kracht. Met andere woorden, je leert de
kracht van de magie. Je leert je ook beschermen tegen het kwade,
tegen personen of dingen die je kwaad willen berokkenen. Dat doe je
door mentale cirkels rondom je te bouwen. Je leert hoe planten leven.
Je ervaart emoties van planten. Je merkt hoe een appel weent als je
hem schilt. Je leert hoe je uit je lichaam kan treden en hoe je dan hon-
derden kilometers verderop contacten kunt leggen. Je leert hoe je je
gedachten naar mensen kan richten en hoe je ze eventueel mentaal
kan bei'nvloeden. Maar opgelet, je mag dat niet misbruikenl’
Heeft Jan te veel gezegd? Ongetwijfeld. Hij kijkt me wat angstig
aan en fluistert: ‘vermeld mijn naam niet’. Dat had ik vooraf al be-
loofd. Schijnbaar als compensatie voor de geheimhouding van zijn
identiteit, zegt hij plots dat de leringen wel eens worden misbruikt: ‘ik
ken bijvoorbeeld een vrouw bij A.M.O.R.C. die dreigde te zullen uit-
treden uit haar lichaam om te komen kijken wat haar dochter in de
dancings uitspookte.’ Dergelijke fantastische verhalen werden me
ook door ex-leden verteld. Maar wat bij die ex-leden het meest op de
lever lag, was het feit dat de volgelingen van A.M.O.R.C. worden ge-
manipuleerd in hun religieuze overtuiging: ‘in het begin wordt er ver¬
teld : God of Boeddha, het maakt niets uit, als je maar in een godheid
gelooft. Later wordt de godheid omgebogen in een niet-identificeer-
bare kosmische kracht, het ‘Al’. In de negende graad wordt ook die
bewering onder tafel geveegd: er bestaat geen onidentificeerbare kos¬
mische kracht: god ben je zelf.’ 13
Reincarnatie
Het bleek al uit de woorden van Van Drenthem-Soesman, meer spe-
cifiek daar waar hij het had over Jezus, dat Rozenkruisers stellig in
reincarnatie geloven. Reincarnatie is bewijsbaar aan de hand van de
eigen ervaring, legt de voormalige grootmeester uit: ‘wij hanteren
hier een Kosmische Wet, zoals de zwaartekracht er een is, en of wij
het nu vervelend vinden dat een ding niet naar boven valt in normale
omstandigheden of niet, de wet bestaat en daar moeten wij ons aan
houden. Als men mij zou tegenwerpen hoe het dan mogelijk is dat er
vandaag toch veel meer mensen op aarde zijn dan, laat ons zeggen, tij-
dens of na de zondvloed, dan vraag ik U er rekening mede te willen
houden dat de verloren continenten, zoals Atlantis en Lemuria, er
ook eenmaal geweest zijn. Mag ik volstaan met op de volgende plaat-
sen in de Bijbel te wijzen, waar over het onderwerp reincarnatie ge-
sproken wordt: Matt. 11, 10-14; Matt. 17,10-13; Matt. 16,13-14; en
Markus 6,14-15.’ 14 . Of die geciteerde bijbelteksten inderdaad hande-
len over reincarnatie, laat ik liefst aan bijbel-exegeten over. Mijns in-
ziens zijn die teksten nogal ruim interpreteerbaar. Een directe vewij-
zing ontgaat me, laag bij de gronds als ik ben 15 .
Ook Jan is overtuigd van het bestaan van reincarnatie: ‘Ik geloof
stellig in reincarnatie. Het bestaan ervan heb ik duidelijk ervaren.
Eerst ging ik dingen beredeneren die ik niet kon verklaren. Op die
dingen gaf de reincamatietheorie een aanvaardbare uitleg. Door oe-
feningen en experimenten aan de hand van de monografieen kreeg ik
bovendien reincarnatie-ervaringen. Voor mij is het dus een uitge-
maakte zaak. Zo heb ik een grote binding met Egypte. Ik was er vroe-
ger scribee en ik leer eruit voor nu. De scribee-ervaring heb ik zeer
dikwijls. Er is ook een continui'teit in de fysieke verschijningsvorm.
Bepaalde gelaatstrekken komen steeds sterk overeen, als broers. En
dat is ook normaal: de geest zoekt een aangepast lichaam. En vermits
de geest continu is...’
Aan de ‘wet van de reincarnatie’ zit de ‘wet van de compensatie’
A,
24
25
f
vastgekoppeld. En hier hangt toch wel een fatalistisch geurtje aan.
Van Drenthem-Soesman: ‘Onze gezondheid of ziekte, onze goede of
kwade omstandigheden, onze rijkdom of armoede, ons gelukkig of
ongelukkig huwelijksleven hebben wij “verdiend”. Zonder een enke-
le uitzondering torsen wij door het leven een zware last, ontstaan uit
vorige incarnaties en uit de incarnatie waarin wij ons bevinden.’ En de
hongerlijdenden in Afrika dan? mijmer ik.
De ‘convocatie’, de tweewekelijkse rozenkruisvergadering die zich
op de zolder van het gebouw afspeelde, is ten einde. Een voor een
druppelen de rozenkruisers binnen.
‘En, hoe was het?’, vraagt Jan.
‘Och, je hebt niks gemist. Er waren nogal wat moeilijkheden met
de muziek’, lacht een vrouw. Ze knipoogt opvallend naar haar collega
en fluistert hem iets in het oor. Een inside-joke? Of geheimtaal?
‘Ja, we werken veel met muziek’, legt Jan smalend uit, ‘kosmische
muziek. Er bleek echter plots een stukje Michael Jackson of zoiets op
de cassette te staan: rituelen totaal in de war, je kent dat.’ Hij lacht.
Ook de anderen lachen.
Het kosmische licht
‘In alle landen dezer wereld, als ware het een tweede renaissance, be-
ijvert de Orde zich om de mensheid naar het grote Kosmische Licht te
leiden, dat er sedert de Schepping altijd is geweest, maar dat de mens
niet heeft willen aanvaarden, omdat hij misleid werd.’ 16 Een Rozen-
kruiser verwoordt de bestaansreden van A.M.O.R.C. als volgt: het
doel ligt in de symboliek van het Rozenkruis. Het krais verzinne-
beeldt het menselijk lichaam, terwijl de ziel, gesymboliseerd door de
enkele roos in het midden, gedurende haar levensreis ervaringen
moet opdoen van de kosmische wetten.’
Om dat doel te bereiken, heeft A.M.O.R.C. een stevige structuur
voorhanden. Bestuurlijk is de Orde onderverdeeld in zogenaamde
‘jurisdicties’, die ieder een eigen taalgebied omvatten. Landsgrenzen
spelen hierbij geen rol. In San Jose huist de Opperste Grootloge. Elke
jurisdictie wordt bestuurd door een Grootloge, waaronder dan de Lo-
ges (minimum 150 leden), de Chapters (minimum 40 leden) en de
Pronaos (minimum 30 leden) vallen. Jan: ‘de hoofden van de Groot-
loges, grootmeesters genoemd, worden voor het leven verkozen door
het opperste comite in San Jose, voorgezeten door de Imperator.
Grootmeester van de Franstalige jurisdictie is Christian Bernard.
Voor de Nederlandstalige jurisdictie is dat momenteel Irene Beuse-
kamp-Fabert en dat sinds 1983. Hiervoor werden achtereenvolgens
Jan Koopman, in 1939, en van Drenthem-Soesman, in 1967, aange-
steld tot grootmeester 17 . Voor Europa bestaat er dan nog een Opper¬
ste Legaat. Dat is Raymond Bernard, de vader van de grootmeester
van de Franstalige jurisdictie. Voor de plaatselijke meesters van de
Loges, Chapters en Pronaos gelden andere normen: die worden
slechts voor de duur van een jaar verkozen. Op die wijze wordt het
idealiseren van een persoon tegengewerkt. Een meester heeft immers
nogal wat aanzien: hij leidt de ceremonies en geeft uitleg. Een jaar is
meestal niet voldoende om aanhang te verkrijgen. Daar komt dan nog
bij dat er tijdens de tweewekelijkse bijeenkomsten of convocaties
dikwijls afgevaardigden, officianten van de Grootloge, aanwezig zijn
om de gang van zaken in het oog te houden. ’ Of de leden dan de groot¬
meester of Imperator niet gaan idealiseren? Jan knikt: ‘Dat kan, dat
gebeurt ook. Maar zoiets is niet nadelig aangezien de grootmeesters
competent zijn. Trouwens, een dergelijke grote organisatie als
A.M.O.R.C. heeft een efficiente leiding nodig en daar is continuiteit
zeker op zijn plaats.’
In Frankrijk telt A.M.O.R.C. zo’n 160.000 leden. De Orde zou
zich bovendien stevig vastgenesteld hebben in politieke organisaties.
Volgens G. Buisson, de officiele conferencier van de Orde in Frank¬
rijk, zijn de overheidsinstellingen van sommige landen, vooral in
Zwart-Afrika, quasi in handen van A.M.O.R.C. 18 . In Belgie loopt
het nog niet zo’n vaart. De Orde heeft er zevenhonderd aanhangers,
netjes verdeeld over Vlaanderen en Wallonie. ‘Het ledenaantal stijgt
met de dag’, glundert Jan. Die leden worden langzaam aan geleid
naar het Kosmisch Licht via de voorbereidende graden, de 9 Tempel-
graden en de hogere graden, die zo mogelijk nog geheimer worden
gehouden. Vanaf de negende Tempelgraad voorziet de Orde in nieu-
we impulsen. Want: ‘nade negenTempelgraden valt ereen leegte: je
hebt alles al gezien en de tweewekelijkse convocaties brengen weinig
of niets nieuws. Daarom heeft A.M.O.R.C. voorzien in nieuwe ka-
ders om de ontstane leegte te vullen.’
Die hogere esoterische paden lopen via zeer geheimzinnige ordes
en ridderordes. De voorbereidselen zijn getroffen. U kan nu ridder
worden in de ‘Ordre Renove du Temple’, de ‘Ordre Kabbalistique de
la Rose-Croix d’Or’, de ‘Ordre Martiniste Traditionnel’... Een reis
naarde hemelen...
Ik neem uitgebreid afscheid van Jan en zijn collega-Rozenkruisers.
‘Als het je interesseert, je weet waar ons te contacteren’, suggereert
iemand. ‘Ik wilde eigenlijk alleen informatie’, zeg ik nogmaals. Jan
knikt.
Het regent weer. En hoe! Zou ik met wat magie tussen de regen-
drappels kunnen lopen? Onderweg naar huis schiet me opeens iets te
binnen: een Rozenkraiser had het over de Martinisten-Orde, waarin
26
27
r
‘super-Rozenkruisers’ zetelen. Hij sprak-vluchtig-over eigenaardi-
ge praktijken, over de ‘ware religie’. ‘Het christelijk geloof is geba-
seerd op leugens’, preciseerde hij, ‘er zijn mensen onder ons die de
ware identiteit en het geheim van Jezus Christus hebben ontsluierd.’
Martinisten?
De goddelijke substantie
‘Het verstand en niet de ziel is vereist voor de wetenschappen van de
mens; maar voor de echte en goddelijke wetenschappen is het ver¬
stand niet nodig. Vandaar dat geen twee zaken meer tegengesteld
kunnen zijn dan de waarheid en de wereld.’ - Louis Claude de Saint-
Martin 19 .
De grondlegger van het Martinisme is Louis Claude de Saint-Mar¬
tin, ook en vooral bekend onder het pseudoniem de ‘Onbekende Filo-
soof. Onder die naam publiceerde hij demeestevanzijnopchristelij-
ke mystiek gebaseerde stellingen. Via het Martinisme wordt ons ge-
leerd hoe we onszelf moeten verlossen van de ketenen der aarde en
hoe we uiteindelijk kunnen zetelen in het aanschijn van God, de Een-
heid, het AL. Dit is de taak van elke Martinist, strijder tegen het
Kwaad, tegen de Prins der Duisternis.
Het Martinisme ontstond in een tijdperk dat gekenmerkt werd door
rede, door verstand. Frankrijk was in de ban van een op til zijnde nieu-
we tij d: de val van het Ancien Regime was na'bij en de Revolutie hing er
als het zwaard van Damocles boven. Schijnbaar als tegenpolen voor de
‘verlichte denkers’, zoals Rousseau en Voltaire, schoten her en der in
Frankrijk, en ook in andere landen, mystieke scholen als paddestoelen
uit de grond. Louis Claude de Saint-Martin, geboren op 18 januari 1743
als zoon van katholieke adellijke ouders, kreeg zijn mystieke initiaties
in een van die scholen. In 1767 kwam de Saint-Martin in contact met
don Martinez de Pasqually de la Tour, een Spaans of Portugees edel-
man en Rozenkruiser, die eerder de ‘Ordre des Elus Cohens’ 20 had op-
gericht. De Saint-Martin werd lid van de orde. Dit geheime genoot-
schap hield zich bezig met de studie van de occulte wetenschappen, met
een door de Pasqually zelf gechristianiseerde kabbala, en met tovena-
rij. A1 deze vreemde activiteiten hadden een diep-christelijke inslag,
wat voor een gedeelte het succes van de Orde verklaart in hogere aristo-
cratische kringen. Martinez de Pasqually (1727-1774) stelde dat de
mens drager is van een goddelijke substantie. Het was de taak van het
Martinezisme (zo werd de beweging van Martinez de Pasqually later
genoemd) die goddelijke substantie te herontdekken, zodat, na een he-
le reeks van reincarnaties, de mens opnieuw zijn plaats naast GOD
kan innemen. Het Martinezisme is doorspekt met tovenarij.
Na de dood van Martinez de Pasqually in 1774 ging zijn meest be-
gaafde leerling, Louis Claude de Saint-Martin, zijn eigen weg en liet
de wereld een doctrine na -een antithese van de materialistische evo-
lutieleer- die nu bekend staat als het Martinisme. Eigenlijk christiani-
seerde de Saint-Martin de beginselen van het Martinezisme door en
door. Het Martinisme komt neer op een herinterpretatie van de ’ ij-
bel.
A.M.O.R.C.-Rozenkruisers die ver gevorderd zijn in hun studies
kunnen de rangen van de huidige Martinisten vervoegen. Ze zijn niet
bezig de wereld te redden, maar wel de mensheid. Zij geven antwoor-
den op diepgaande vragen als: waarom leven wij? wie zijn wij? wat
doen wij op aarde? Wellicht moet ik bij deze ‘ridders van de innerlijke
verlichting’ terecht om het geheim rond Jezus-Christus te kennen. Ik
ben benieuwd.
Het boek der mens
Een zaterdagavond in maart. Een stevige bries duwt me naar het
marktplein van het dorp. Gelukkig heeft de hemel besloten even op te
houden met het spuien van maartse buien. Deze keer verschijn ik niet
drijfnat op de plaats van afspraak. Uitgewaaid, dat wel.
Op de zolder van het feestzalencomplex wordt gefuifd: mensen
drinken en dansen. Eerder die dag hebben de aanwezigen het nieuw-
jaarsritueel van A.M.O.R.C. meegemaakt.
‘De eerste voile maan in het teken van de ram kondigt voor ons een
nieuw jaar aan’, zegt mijn contactpersoon, ‘wat gewoonlijk samenvalt
met het begin van de lente.’ De dreunende La Bamba’s en de plakke-
rige slows wisselen elkaar gestaag af. ‘Dit is de exoterische kant van de
nieuwjaarsviering. Dat mag ook wel eens, we moeten af en toe eens
proeven van de geneugten des levens.’ De Martinist kijkt zowaar ver-
ontschuldigend en voegt er onmiddellijk aan toe: ‘ik houd niet van
dansen.’ Dus kunnen we praten.
Een afgeschermd zaaltje achteraan blijkt geschikt om te converse-
ren. Hoewel doffe, vervormde basklanken de lage zoldering doen be-
28
29
r
ven, zitten we hier relatief rustig. De Martinist imponeert. Niet alleen
de doorlopende verwijzingen naar allerhande esoterische en occulte
groeperingen door de eeuwen heen verraden de mysticus in hem. Het
zit ook in het uiterlijk: de glazige en toch doordringende blik temid-
den van zwart half-lang krullend haar en dito baard geeft hem een
‘wijs’ imago.
Plots davert opnieuw een La Bamba door het zaaltje. De Martinist
tikt ritmisch met een bierkaartje op de tafel. ‘Eigenlijk mag ik niets
zeggen over de innerlijke wereld van de Martinistenorde. Ik ben ge-
bonden door een eed van geheimhouding.’ Ik schuif mijn stoel dich-
terbij. ‘De mens werd door de “Hoogste Wijsheid”, noem het God,
Boeddha of wie dan ook, op aarde gezet als een teken van zij n gerech-
tigheid en zijn macht om het kwaad te beperken en vrede in het uni-
versum te brengen. Het kwaad was vertegenwoordigd door de Prins
der Duisternis, de gevallen engel, die ervan overtuigd was dezelfde
macht als God te kunnen verwerven. (...) De mens was toen machtig:
hij behoorde tot het heilig ras, want hij kreeg van God een stuk van
zijn goddelijkheid mee. Misschien is het beeld zee-God en mens-
druppel-in-die-zee wel het meest bevattelijke. In den beginne was de
mens hermafrodiet en onsterfelijk. Hij kreeg een omhulsel mee om
zich te beschermen tegen het tijdelijke van de dingen op aarde. Dat
omhulsel stond niet onder invloed van de ontbindingswetten. Het hei-
lige ras beschikte over een enorme kennis. Het kende alle weten-
schappen, alle spirituele en occulte feiten. A1 die kennis was vervat in
het ‘Boek der Mens’, bestaande uit tien bladzijden. Die tien bladzij-
den vormen een substantieel geheel. De ‘heilige’ mens had de moge-
lijkheid om die tien bladzijden in een oogopslag te verwerken. Zo kon
hij zijn ware taak uitvoeren: orde scheppen in de wanorde van de net
gecreeerde wereld. ’
Terwijl de woorden van de Martinist nog nagalmen onder mijn -
sterfelijke?- hersenpan, schalt in de aanpalende feestzaal een ‘Rock
around the Clock’. Een schril contrast. De martinist grijpt zelfverze-
kerd naar zijn glas rode wijn. Hij draait het glas langzaam rond en
proeft bedachtzaam. Hij knikt. Heeft hij misschien een nieuwe waar-
heid ontdekt?
Alsof hij mijn gedachten leest, vervolgt hij: ‘Iemand vroeg me een
uurtje geleden of ik via het koffiedik in zijn tas een voorspelling kon
doen. Ik zei toen: jazeker, dit is wat ik zie: je zal ofwel een nieuwe tas
nodig hebben, ofwel deze moeten uitspoelen.’
Het ‘Boek der Mens’? ‘Er staat in hoe het universum is ontstaan.
Het boek verklaart de dualiteit, de tweevoudige natuur die de huidige
mens kenmerkt en leidt. De dualiteit kwam met de val van de mens.
Hij werd immers verleid door de Prins der Duisternis, de gevallen en-
30
gel. Als gevolg van die val heeft de mens een stoffelijk, vergankelijk
lichaam gekregen. Hij is sindsdien onderhevig aan gevoelens die hem
kwellen en verwoesten. Het boek leert je hoe die gevoelens te beheer-
sen en in goede banen te leiden. (...) Een andere bladzijde handelt
over het eenheidsprincipe. Hieronder valt de religie en de verering
van God. Het eenheidsprincipe is als het ware het centrale geheugen
der mensheid, dat in elk van ons zit opgesloten. Wetenschappers noe-
men dit de genen. Maar het is veel meer dan zuiver stoffelijk, het is
een spiritueel gegeven. Je kan door het uitvoeren van bepaalde ritu-
elen wijsheden opvragen. Het eenheidsprincipe bevat de goddelijke
substantie, die aanwezig is in ieder van ons. (...) Het boek behandelt
ook de wetten, de leefregels op aarde en de rechten van bijvoorbeeld
een soeverein, een staatshoofd, een rechter, kortom alle wereldlijke
rechten en plichten. Het Martinisme leert je ook over de vorming van
de lichamelijke mens in de schoot van de vrouw. Als je die kennis
hebt, kan je jezelf in zo n toestand brengen dat het prettig is om gebo-
ren te worden. Je kan het geboortetrauma uitschakelen. Je kan via be¬
paalde rituelen die ziel aantrekken die je het beste past. Zo kunnen
belangrijke geleerden of kunstenaars rei'ncarneren.’
De Martinist blijft er ijzig kalm onder. Hij nipt even aan zijn wijn
en kijkt plots heel ernstig. ‘Kijk’, zegt hij, ‘het allerbelangrijkste is na-
tuurlijk de integratie van al die kennis. Zonder het totaalinzicht zal de
mens weggevoerd worden van de waarheid en in afgoderij vervallen.
Dat is de zwakte van de huidige wetenschap. Dat is de oorzaak van het
bestaan van kernraketten en de atoombom. Begrijp je? De Martinis-
ten wijden zich dus aan de studie van het ‘Boek der Mens’. Natuurlijk
kan dat niet in een enkel leven: het lichaam sterft. Maar de ziel blijft
leven en men wordt wedergeboren in een rei'ncarnatie die gunstig is
voor de ontwikkeling. Dat gebeurt om de 144 jaar. De grote meesters,
Jezus, Boeddha, rei'ncarneren af en toe om de wereld in goede banen
te leiden en te dirigeren. Tussen twee reincarnaties in bevindt de ziel
zich in een astraal gebied, wachtend op een gunstige rei'ncarnatie. De
spiritisten spreken over ‘gekluisterde zielen’! Je moet je leven dus
besteden aan de studie van de waarheden. Tijdens de sessies van de
Martinisten wordt geleerd hoe je door bepaalde rituelen en meditatie-
technieken in een staat van verlichting kan komen. Je ziet en voelt
licht om je heen. Dat is het teken dat je tot de waarheid doordringt.
Om dat mogelijk te maken, kleden we ons in een witte mantel en dra-
gen we een masker. De witte mantel verwijst naar onze spirituele
voorgangers, de ridders van de Tempelorde, en naarde onbekende fi-
losoof. Het masker zetten we op om ons sterfelijk masker, onze per-
soonlijkheid, van ons af te zetten. Je moet in elke rei'ncarnatie het
meesterschap bereiken. Dan pas heb je toegang tot het ware licht, het
31
alchimistische goud. Want solfor, de eerste stap in het Martinisme,
mercurius, de tweede graad, en zout, de derde graad, maken samen
goud, de vierde en hoogste graad. Dan ben je Meester, Inconnu (On-
bekende).’
De Martinist wil nu verder feesten. Op de tonen van een slow uit de
jaren zestig verlaat ik het Rozenkruisersnieuwjaarsfeest. Buiten op
straat blaast de wind. In een kroeg even verderop zie ik hoe de tarzan-
traditie in ere wordt gehouden. Iemand zwaait er aan de luchter tot
groot jolijt van de cafe-bezoekers. Enkel de bazin gesticuleert boos.
Occulte structuren
Martinisten en Martinezisten: mysterieuze figuren. Er bestaan vele
dergelijke occulte groeperingen. Onlangs ontstond nog een ‘Ordre
des Chevaliers Martinistes’, opgericht door ex-leden van
A.M.O.R.C. en haar Martinistenorde, de ‘Ordre Martiniste Traditi-
onnel’ (OMT). De OMT moet rond 1932 zijn ontstaan op initiatief
van Victor-Emile Michelet, een man die aan de top stond van de bij-
zonder geheimzinnige Memphis-Misrai'm-loges. En daarmee lijkt het
kringetje rond. Een adept van Memphis-Misraim (MM) vertelde me:
‘Spencer Lewis kreeg indertijd van de leiding van MM de opdracht
om A.M.O.R.C. te stichten. MM moet je beschouwen als een soort
superviserende organisatie. Onze mensen helpen nieuwe esoterische
en occulte bewegingen met bijvoorbeeld het uitbouwen van hun rites.
Vele topleden van A.M.O.R.C. en de OMT zijn lid van MM.’
De geheimzinnigheid stijgt ten top. Tegelijkertijd voel ik dat ik
echt doordring tot de kern van het occult wereldje. De Memphis-Mis-
raim-loges bieden het perfecte kader waarin esoterische en occulte
bewegingen ontstaan. Zij leveren de ‘ridders van de innerlijke ver-
lichting’. Het begint erop te lijken dat mijn omzwervingen langsheen
de esoterische paden der Rozenkruisers en Martinisten vruchten gaan
afwerpen. De zoektocht naar de hedendaagse ridders kan nu defini-
tief van start gaan.
De rites
‘A.M - Allen recht en tot de orde, mijn broeders. (Men gehoor-
zaamt). A.M. -Mij komt het toe, mijn broeders, door het teken... en
door het contra-teken en onder bescherming van de Internationale '
Hoge Raad van de Oosterse Vrijmetselaarsorde van de Aloude en
Primitieve Ritus van Memphis-Misraim, in naam van zijne Grote
Hierofant en van zijn soeverein Heiligdom voor de... en voor zijn on-
derafdelingen, mij komt het toe voor gesloten te verklaren de mystie-
ke werken van de verheven Senaat en Raad werkend op de Zenith
van... op 66 graden van de Ritus. Laten we alien zweren dat we het
verloop van onze werken geheim zullen houden. Allen - (de hand ge-
heven) Wij zweren het. A.M. - De zitting is geheven. Dat de discipe-
len des Heren zich in vrede terugtrekken. ’
Zo eindigt de initiatie in de 66ste graad van de Orde Memphis-Mis¬
raim. De man die zo geinitieerd wordt, is meteen ‘Patriarche Grand
Consecrateur’ van de Orde. MM telt niet minder dan 97 graden 21 . De
t’tels die bij die graden behoren, lopen bijvoorbeeld van ‘Ridder van
de Temper (20ste graad) over ‘Prins van het Licht’ (42ste graad) naar
‘Souverain Pontife Grand Hidrophante du Rite’ (97ste graad) 22 .
Het grote geheim
De Ridders’, ‘Prinsen’, ‘Patriarchen’ en nog veel meer, van Mem¬
phis-Misraim zijn zeer moeilijk te benaderen. Heb ik geluk gehad?
Vroeg of laat stoot je, als je je in het occulte wereldje begeeft, toch op
een of meer MM-aanhangers. Mijn ervaring bevestigt het: de scha-
duw van de Orde reikt inderdaad ver.
In Belgie telt de Orde zo’n 200getrouwe aanhangers, verdeeld over
vijf lo 8 es - MM h eeft afdelingen in bijna de hele Westerse wereld en
ook in vele Latijns-Amerikaanse landen. Is MM de superstructuur?
Moeilijk uit te maken. In de brede kringen van de vrijmetselarij wordt
de Orde beschouwd als een buitenbeentje, als ‘de vreemde jongens
van Caghostro’. Die mysterieuze Italiaan uit de achttiende eeuw zou
zo wordt beweerd, in Egypte een initiatie hebben ondergaan en zo de
aloude wijsheden van de oud-Egyptische mysteriescholen hebben
gemtegreerd in bestaande vrijmetselaarskringen. Hij stichtte zijn ei¬
gen loges, die pas veel later en na allerhande fusies (1880) aanleiding
zouden geven tot de Memphis-Misraim-Orde.
Een vreemde figuur, die Cagliostro. Een avonturier, een zwerver.
Hij verdiende fortuinen met kwakzalverij, met verjongingskuren,
met goudmakerij. Hij werd met eer en enthousiasme in adellijke en
hofkringen ontvangen. In 1795 stierf hij in een gevangenis nadat hij in
Rome wegens het beoefenen van de vrijmetselarij werd veroordeeld.
Voor sommigen was Cagliostro gewoonweg een pientere oplichter,
voor anderen een genie, een man die de geheimen des levens kende.
De geheimen des levens: daar houden de huidige MM-adepten zich
uiteraard ook mee bezig. Binnen de Orde ontstaan allerlei groeperin¬
gen die zich interesseren voor dingen als reincarnatie, parapsycholo-
gie, magie,... Deze groepen kunnen na verloop van tijd een eigen le-
ven gaan leiden. Zo zou dan A.M.O.R.C. zijn ontstaan. Zo zouden
de quasi-ontelbare Martinisten en Martinezisten-bewegingen het
32
daglicht hebben gezien, Maar de merkwaardigste groep van alle is
zonder enige twijfel de ‘Prieure de Sion’. De ridders van Sion zeggen
te beschikken over een groot geheim, een kennis die op korte termijn
de gehele wereid kan veranderen 23 !
Velen hebben gepoogd contact te leggen met de ‘Prieure , weinigen
zijn geslaagd. De ridders houden zich op een afstand. Ik stak mijn
licht op bij vijf mensen, alien behorende tot het occulte wereldje.
Allemaal beweerden ze bij hoog en bij laag dat de ridders van Sion
opereren in de marge van Memphis-Misraim of van Martinistenordes
die er uit zijn ontstaan. Allen zeiden dat ik nooit in contact zou kun-
nen treden met de ‘Prieure’ en dat, indien de ‘Prieure’ dat nodig zou
vinden, ze zelf wel een mededeling zou doen. Moest ik dat ernstig ne-
men? Het leek me allemaal nogal vergezocht. Maar occulte tradities,
in dit geval verbonden met een ridderideaal, hadden en hebben een
enorrne invloed op heel wat mensen. Rozenkruisers, Martinisten,
Martinezisten, Memphis-Misrai'm-adepten en nu de ridders van Sion:
ze geven antwoorden op levensvragen die mensen zich stellen. Of
die antwoorden zinning zijn en de ‘waarheid’ bevatten, moet iedereen
maar voor zichzelf uitmaken. Ik ben wellicht te weinig spiritueel en te
materialistisch aangelegd. Ik moet het toegeven: ik hou niet van ge-
heimen. Vooral als die -zoals dat bijvoorbeeld bij A.M.O.R.C. het
geval is— blijken opgebouwd te zijn uit totaal oncontroleerbare en
soms zelfs ridicule gevolgtrekkingen. Maar de Ridders van Sion in-
trigeerden me. Ik kreeg er echter, zoals me dat voorspeld was, geen
contact mee. Geheimzinnigheid leek het geheime wapen te zijn. Het
verhaal dat die ridders verspreidden, was fantastisch, onvoorstelbaar.
Ze hadden hun beweringen de wereid ingestuurd langs BBC-journa-
listen. Maar het meest eigenaardige was, dat de beweringen van de
ridders van Sion in een later stadium van dit verhaal -via een totaal
andere weg— opnieuw zouden opduiken.
De priester-koning
Toen pastoor Berenger Sauniere in 1891 restauratiewerken uitvoerde
aan zijn kerk in het Zuidfranse Rennes-le-Chateau, ontdekte hij in
een van de pilaren waarop de altaarsteen steunde, een aantal oude
perkamenten. Van dan af werd de arme pastoor een rijk man. Men¬
sen als aartshertog Johann von Habsburg zouden hem persoonlijk
aanzienlijke bedragen toegestopt hebben. Want Sauniere had een ge¬
heim ontdekt dat, indien algemeen bekend, de fundamenten van de
samenleving door mekaar zou schudden. Twee van die perkamenten
bevatten stambomen. Ze werden nooit publiek gemaakt.
Dat verhaal werd in 1967 beschreven door de Franse auteur Gerard
34
de Sede 24 , die toen samenwerkte met een zekere Pierre Plantard 25 .
Men was gei'ntrigeerd door de Sedes boek. Niet alleen zakten vele
mensen naar Rennes-le-Chateau en omgeving af om er op zoek te
gaan naar eventuele schatten, ook de - voornameliik occulte - pers
besteedde veel aandacht aan het mysterie.
Een tiental jaar eerder verschenen in het ‘Journal Officiel’ 26 de sta-
tuten van een ridderorde, ‘Prieure de Sion’ genaamd, met als onderti-
tel: ‘Chevalerie d’lnstitution et Regies Catholiques, d’Union Inde-
pendante et Traditionnaliste’, afgekort CIRCUIT. Een der stichters
was toen dezelfde Pierre Plantard, die later de hoogste titel -‘Nauton-
nier’- kreeg toebedeeld. Via het interne blad van de ‘Prieure’ -CIR¬
CUIT- dat blijkbaar te pas en te onpas voor de ogen van een breder
publiek werd gegooid, werden zeer markante stellingen verdedigd.
Die hadden steeds, van ver of van dichtbij, betrekking op de myste-
rieuze perkamenten, ontdekt door Sauniere. CIRCUIT maakte de
steeds groter wordende groep ge'interesseerden diets dat de ‘Prieure’
geen nieuwe organisatie was, maar integendeel reeds sinds eeuwen
bestond en indertijd gesticht was door Godfried van Bouillon (ca.
1060-1100) om een ‘koninklijk geslacht’ te beschermen. CIRCUIT
meldde ook dat dit ‘koninklijk geslacht’ te maken had met de Mero-
vingen, een dynastie die tussen 430 en 751 over het Frankische Rijk
regeerde en opzij werd gezet door de Karolingen. De hertog van Lot-
haringen, Godfried van Bouillon, animator van de Eerste Kraistocht,
zou een afstammeling van die Merovingische dynastie zijn. Met de in¬
name van Jeruzalem in 1099 had de hertog -zo verhaalt de ‘Prieure’-
uiteindelijk zijn rechtmatig koninkrijk te pakken. Toch werd God¬
fried nooit koning. Die titel verkreeg zijn broer na Godfrieds dood in
1100. Plantard -die zichzelf ook als een nazaat van de Merovingen be-
schouwt- en zijn mysterieuze ridders werkten in het geheim aan een
groots plan: de Merovingische dynastie moest in ere hersteld, op de
troon zetelen van Frankrijk en zelfs heersen over een soort verenigde
staten van Europa! De nieuwe vorst zou een ‘priester-koning’ zijn,
een man die zowel over een religieuze als een politieke autoriteit kon
beschikken. Die theocratische staatsvorm is een droom die door vele
occulte en esoterische groeperingen wordt gekoesterd.
De vreemde verklaringen en onwaarschijnlijke doelstellingen van
de ridders van de ‘Prieure de Sion’ raakten kant noch wal. Waarom
was plots dat Merovingische geslacht zo belangrijk? Waaruit zou de
nieuwe heerser zijn religieuze autoriteit putten? Die vragen werden
ook gesteld door BBC-journalist Henry Lincoln en twee van zijn col-
lega’s 27 . Na een nauwgezette historische studie, evenwel gebaseerd op
nogal wat interpretaties, en na contacten met ridders van de ‘Prieure’,
disten ze volgend verhaal op. De ‘Heilige Graal’, waarnaar de Prieu-
35
re-documenten graag verwijzen, was niets anders dan het Sang Ro-
yaa r (San Grael, Sang Royal), het Koninklijke Bloed, namelijk dat
van Jezus Christus: Christus was de opvolger van de koninklij ke j ood-
se dynastie en in naam koning der joden. Hij huwde met Maria Mag¬
dalena en kreeg kinderen. Maria Magdalena vluchtte tesamen met
haar kinderen naar het Zuiden van Frankrijk en huwehjkte ze uit aan
Visigotische prinsen. Hun nakomelingen zorgden later dan weer voor
bloedverwantschappen met de Merovingen. De dynastie der Mero-
vingen stierf niet uit met de overname van de macht door de Karolm-
gen in de achtste eeuw, maar zette zich in het geheim verder, wach-
tend op een nieuwe kans. Op het einde van de elfde eeuw dook dan
uiteindelijk een nieuwe Merovingisch heerser op: Godfned van Bouil¬
lon. Die zou bloedverwanten voortaan laten bewaken door een zeer
machtig genootschap, de ‘Prieure de Sion’.
Het geheim dat door Sauniere, de pastoor van Rennes-le-Chateau,
werd ontdekt, zou dus zijn dat Jezus Christus, zoon van koning Da¬
vid, een nageslacht had dat ook nu nog bestaat. Dat nageslacht zou
zich door de eeuwen heen hebben voortgezet via de dynastie der Me¬
rovingen. De oude perkamenten in de pilaar van het altaar zouden het
bewijs van die goddelijke afstamming leveren. Daarom kan de nieu¬
we heerser, de toekomstige ‘priester-koning’, zich ook godsdienstig
legitimeren. En hoe! Dit verbijsterende bewijs, zo stellen deEngelse
onderzoekers, is nu in handen van de ‘Prieure de Sion’.
Het weliswaar boeiende maar zeer hypothetische verhaal, gesugge-
reerd door de ridders van de ‘Prieure’, heeft -zo heb ik kunnen con-
stateren- een enorme impact in esoterische en occulte kringen. Hoe
wel elk concreet bewijs ontbreekt, geloven vele Rozenkruisers, Mar-
tinisten en Memphis-Misraim-adepten erin. Sommigen onder hen
timmeren mee aan de weg om eens een nazaat van Jezus Christus op
de troon van Europa te brengen. Waanzin?
Opvallend is dat vele vroegere grootmeesters van de Prieure , zo-
als door de ridders bekend gemaakt, ook op de lijst van de eminente
Rozenkruisers van A.M.O.R.C. prijken. Trouwens, de dertien hoog-
ste dignitarissen van de ‘Prieure’ noemen zich onomwonden de ‘Der¬
tien Rozenkruisers’. Ik heb er al op gewezen dat getuigen me vertel-
den dat de ‘Prieure’ te vinden is in kringen die nauw aanleunen bij die
esoterische genootschappen. Vandaar wellicht het dubbele naamge-
bruik van mensen als Leonardo da Vinci, Robert Fludd, Robert Boy¬
le, Isaac Newton, Victor Hugo, Claude Debussy, Jean Cocteau...
‘Dead men tell no tales’...
Een laatste vraag rest ons nog. Wie zou zich heden ten dage moeten
opwerpen als ‘priester-koning’? Wie is momenteel de nazaat der Me¬
rovingen en dus van Christus? Er zijn er wel meer die zich dergelijke
titels kunnen toeeigenen, zo wordt beweerd. Er is Pierre Plantard, de
leider van de ‘Prieure’. Maar de Engelse onderzoekers tippen ook en
vooral op het prestige van het huidige hoofd van het Habsburgse
Huis, Otto van Habsburg. Die zou via zijn voorvaderen begiftigd zijn
met ‘goddelijk bloed’. Het zou wat zijn: na al die jaren weer een
Habsburg op de troon. Toen Otto’s vader in 1918 gedwongen afstand
deed van de Oostenrijkse troon leek het keizerlijke en koninklijke
spel van de Habsburgers definitief uitgespeeld. Nu krijgt de chef van
het Huis Habsburg-Lotharingen plots steun uit onverwachte hoek.
Zou de aartshertog -een titei die hem door Oostenrijk werd afgeno-
men- werkelijk de ambitie koesteren om eens koning of keizer van
Europa te worden? Zou hij op de hoogte zijn van het Merovingische
en goddelijke bloed dat, volgens sommigen, door zijn aders stroomt?
Het lijkt allemaal ver gezocht en onwaarschijnlijk. ‘Maar’, zo beslui-
ten de Engelse onderzoekers: ‘De politieke systemen en ideologieen,
die in het begin van deze eeuw zoveel leken te beloven, zijn alle min of
meer bankroet gegaan. Communisme, socialisme, fascisme, kapita-
lisme en de westerse democratic hebben alle hun belofte gebroken,
hun aanhangers teleurgesteld en de dromen die ze opriepen, niet waar
gemaakt. Politici roepen door hun kleinzieligheid, gebrek aan per-
spectief en misbruik van macht niet langer vertrouwen, maar wan-
trouwen op. Het cynisme, de onvrede en de teleurstelling nemen in
het westen toe. Geestelijke spanning, bezorgdheid en wanhoop ko-
men steeds meer voor. Tegelijk is er een toenemende behoefte aan
een zinvol bestaan, een behoefte aan emotionele bevrediging, de be¬
hoefte het leven een geestelijke betekenis te geven, de behoefte aan
iets waarin men echt kan geloven. Er is een hernieuwde behoefte aan
iets heiligs, dat tot een opleven van de godsdiensten leidt. De vele sek-
ten en cultussen en het opkomen van de fundamentalisten in de Ver-
enigde Staten zijn er het voorbeeld van. Ook neemt de behoefte aan
een echte ‘leider’ toe; niet een Fiihrer, maar een wijze, beminnelijke
geestelijke figuur, een ‘priester-koning’ waarin de mensheid zijn ver¬
trouwen kan stellen. Onze beschaving heeft zich met materiele zaken
verzadigd en tegelijk een dieper liggende honger ontdekt. Zij richt
haar blik nu elders om in haar emotionele, psychische en geestelijke
behoeften te voorzien.’ 28
We zullen later zien hoe minder esoterisch ingestelde ridders op be-
paalde aspecten van bovenstaande bedenkingen reageren. In een
totaal andere, vee! minder occulte context zullen we ontdekken dat
sommige gevolgtrekkingen helemaal niet zo absurd zijn als ze wel lij-
ken. Zoveel is zeker: er gebeurt wat achter de schermen van bepaalde
hedendaagse ridderordes. Maar laten we voorlopig nog even in occul¬
te kringen verblijven. Tenslotte blijkt voor velen het ridderschap en
37
de esoterie hand in hand te gaan. Iemand vertelde me: ‘dat samen-
eaan is een traditie die reeds sinds de middeleeuwen bestaat en waar
de katholieke kerk nog steeds mee verveeld zit. Kijk maar naar de
Tempeliers...’
%
38
2. De ridders van de nacht
#
De graaf van Saint-Germain
Kardinaal de Rohan (1734-1803) was een man van zijn tijd. Een tijd
van mysteries, totaal verzonnen of met halve waarheden doorspekt.
De kardinaal had al veel gehoord en veel beleefd. Zijn weinig stichte-
lijke levenswandel bracht hem meer dan eens in de problemen. Hij
viel zelfs in ongenade bij koningin Marie-Antoinette, die hij dan wil-
de paaien door Hare Majesteit een zeer kostbaar halssnoer te schen-
ken. Dat plan kon wellicht slagen, ware het niet dat de kardinaal hier-
voor scheep ging met de gravin de Lamotte, een avonturierster die het
kleinood heimelijk in Engeland verkocht. De kardinaal had al veel
gehoord en veel meegemaakt! Maar toen hij hoorde van de graaf van
Saint-Germain, kon hij zijn oren niet geloven. Er werd beweerd dat
de illustere graaf indertijd ten huize van de Romeinse gouverneur in
Jeruzalem, Pontius Pilatus, een graag geziene gast was geweest! On-
sterfelijk? Ongelovig wendde de kardinaal zich tot de oude kamerdie-
naar van de graaf: ‘Mijn vriend, ik heb moeite om te geloven wat er
over uw meester wordt verteld. Dat hij buikspreken kan, goed; dat hij
goud kan maken, ook dat wil ik nog aanvaarden. Maar dat hij twee-
duizend jaar oud is en Pontius Pilatus heeft gekend, dat is te sterk.
Was u daar ook bij ?’ De kamerdienaar van de graaf antwoordde: ‘Ah
neen, Monseigneur, dat is voor mijn tijd. Ik ben slechts vierhonderd
jaar in dienst van meneer de graaf.’ 1
Wenen, 1790. De Oostenrijker Rudolph Graffer was in alle staten :
39
de graaf van Saint-Germain was in de stad gesignaleerd! In een kamer
in het ‘Fedalhof -‘daar waar Leibniz logeerde in 1713’- zat een im-
ponerend iemand, een mirakelman! Een man met nobele gelaatstrek-
ken en een onwaarschijnlijk indringende blik. Tijdens het vullen van
de glazen met tokay, hem geschonken door Catharina van Rusland,
kondigde de graaf zijn nakend vertrek aan: ‘Men neeft mij nodig in
Konstantinopel. Dan ga ik naar Engeland om er twee uitvindingen
voor te bereiden die de volgende eeuw in gebruik zullen worden geno-
men: de trein en de stoomboot. Die uitvindingen zullen ook Duits-
land ten goede komen. De seizoenen zullen wat veranderen, eerst de
lente, dan dezomer. Dat alleszie ik. Geloof me, de astronomen en de
metereologen weten er niets van. Men moet die zaken bestuderen,
zoals ik heb gedaan, in de pyramides. Op het einde van deze eeuw zal
ik uit Europa verdwijnen en me terugtrekken in de Himalaya. Ik ga er
rusten, want ik heb behoefte aan rust. Over vijfentachtig jaar zal men
me terugzien. Adieu, je vous aime...’ De graaf stond op en verliet de
Leibniz-kamer in het Fedalhof. Hij liet een verbouwereerde Graffer
achter.
Dergelijke vreemde anekdotes over de -toegegeven- mysterieuze
graaf van Saint-Germain waren en zijn nu nog schering en inslag in be-
paalde occulte en esoterische kringen. Onder meer de huidige navol-
gers van de grondleggers der theosofie (Blavatsky en Steiner) geloven
stellig in de onsterfelijkheid van de graaf. Ze kennen hem een plaats
toe in het heiligdom der aarde: Agartha of Shambala, te situeren in de
Himalaya. Daar zouden de echte Meesters der aarde huizen. De graaf
van Saint-Germain is een cult-figuur: bezitter van het zo begeerde le-
venselixir en realisator van de alchimistische droom, het maken van
goud!
Onze graaf heeft nooit beweerd over zulke tot de verbeelding spre-
kende goddelijke machten te beschikken. Toch deden anderen dat
zeer gewillig voor hem. Hij hield van mysteries rond zijn persoon. Hij
vertelde nooit hoe oud hij was, hield zijn afstamming angstvallig ge-
heim en dook in verschillende steden op onder een andere naam:
prins Rakoczi, markies van Montferrat, M. de Surmont, graaf d’Ay-
mar, graaf de Welldone. Een avonturier? Een zakenman? Of een di-
plomaat? Wellicht de drie. Hoe dan ook, de graaf van Saint-Germain
moet rond 1710 zijn geboren uit rijke, aristocratische ouders. De the¬
sis, als zou hij een buitenechtelijk kind zijn geweest van de koningin
van Spanje, Marie-Anne de Neubourg, de tweede vrouw van Karel
II, lijkt zeer plausibel 3 . Hiermee is de geheimdoenerij omtrent zijn af¬
stamming opgelost en worden ook zijn rijkdom en invloed in diverse
koningshuizen verklaard. Want geld en invloed had hij, dat is zeker.
Zijn levenswandel? Hij dook in 1741 op in Versailles, waar hij zich
40
met chemische proeven bezighield, week in 1744 uit naar Engeland en
werd er ontmaskerd als spion. Vanaf 1756 verkeerde hij in de hoogste
Parijse kringen als gunsteling van Madame de Pompadour, de mai-
tresse van de koning van Frankrijk, Lodewijk XIV. Hij werd geheim
diplomatiek agent in dienst van de Franse koning en onderhandelde
onder meer in 1760 in Den Haag over vrede met Engeland. Later
week hij uit naar Rusland, waar hij Catharina II bijstond in haar
staatsgreep tegen Peter III in 1762. Tussendoor richtte hij nog laken-
ververijen op in Doornik en Moskou. Hij had immers nieuwe kleu-
rmgsprocedes ontdekt. Op 27 februari 1784 stierf de graaf in Eckern-
forde bij Sleeswijk aan rheuma en verlamming. Hij werd er de tweede
maart begraven. Enige tijd later gaf zijn vriend, Karel van Hesse,
landgraaf, opdracht om het lijk over te brengen naar het kerkhof van
Frederisberg te Schleswig. Sindsdien is het graf van de Saint-Germain
onvindbaar. Mysterie...
De turbulente levenswandel van de graaf, het feit dat hij na een stil-
le periode rond zijn persoon opdook onder steeds weer andere na-
men, het mysterie rond zijn begraafplaats, zijn alle elementen die me-
mg biograaf ertoe hebben aangezet te besluiten dat hij lid was van de
wel zeer geheime Broederschap der Rozenkruisers. Dit Broeder-
schap vond zijn ontstaan in het begin van de zeventiende eeuw en
kondigde de nieuwe universele mens aan 4 . Was dat het geheim van de
graaf van Saint-Germain ? Wellicht!
Angela, de witte godin
In het midden van de jaren zeventig van onze eeuw kon je in occulte
kringen het bestaan vememen van een ‘Fondation Saint-Germain’,
gevestigd in Marseille. Verantwoordelijke voor die organisatie was
een zekere Angela. En ze had haar redenen om die verantwoordelijk-
heid te dragen: ze beweerde de rei'ncarnatie van Socrates te zijn en
nog vele anderen; zelfs van een sioux-chef en van koningin Elisabeth
van Engeland. Ze beweerde de moeder te zijn van... de graaf van
Saint-Germain!
Georges, een ex-adept van Angela, vertelde me het volgende: ‘An¬
gela deed zich voor als een godin; ze verkeerde in gezelschap van Je-
zus en de graaf van Saint-Germain, haar zoon. Tenminste, dat vertel¬
de ze. Ze had rechtstreeks contact met Agartha. De Ware Meesters
van de aarde -zo stelde ze- hadden haar gemandateerd om de lerin-
gen van AYAM (Engels: I am, ten teken van het goddelijke in de
mens) uit te dragen. De AYAM-groepering zou gesticht zijn door de
Samt-Germain in... 1930 in de Verenigde Staten. Angela was Bel-
gische, ze heette Angela Van Room en was gehuwd geweest met een
41
f
Duitse Nazi-officier. Ze moet zo’n 75 jaar zijn geweest toen ik haar
ontmoette, dat was in 1976. Ze was groot, had spierwit haar; een
machtige verschijning. Ze had een hypnotiserende kracht.
Angela, de Witte Godin, maakte gebruik van volgend ritueel 6 :
‘Dat God u zegene’ (x3)
‘Wij houden van u’ (x3)
‘Wij danken u’ (x3)
‘AYAM vermorzel, desintegreer, vernietig alle obstructie op onze
weg’ (x3)
‘AYAM, doe het met de Blauwe Straal van de Elohim Hercules’ (x3)
‘AYAM, vernietig elk uitstel en elke interferentie’ (x3)
‘AYAM, vernietig elke leugen, elk bedrog en valse schijn’ (x3)
‘Aartsengel Mikael, met uw miraculeuze autoriteit en uw zwaard van
vlammen van de Grote Centrale Zon (x3), vermorzel (x3), vernietig
(x3)... alle etherische kennis van het communisme in Europa en in
heel de wereld... alle destructieve etherische kennis van de Franse
boeren... alle etherische kennis van het medisch corps in Frankrijk,
Duitsland en in Europa... alle destructieve etherische kennis binnen
hospitalen, klinieken... alle destructieve etherische kennis die niet tot
het goddelijke plan behoort van de ten hemel gestegen Meesters, van
Valery Giscard d’Estaing, zijn familie, zijn bezigheden, zijn bezit en
zijn entourage... alle destructieve uitvindingen van de mensheid op
het gebied van de farmacie, de geneeskunde, de industrie, de atoom-
leer, de onderzoekscentra...’.
‘Dit was slechts een klein gedeelte van het ritueel’, zegt Georges,
‘het totale ritueel duurde een vijftal uren! Dan was je hoofd leeg en
waren je gedachten verdwenen. Angela propte je dan vol met racisti-
sche, anti-communistische en anti-joodse praat. De zwarten en de Is-
raeliers hadden te lage vibraties, vertelde ze. Amnesty International
was des duivels. Communisten waren terroristen. Ze maande je aan
tot acties, tot het zoeken van nieuwe discipelen. Sommige sessies
duurden tien dagen, maar daar heb ik nooit aan meegedaan. Ik heb
mensen gezien die geestelijk verscheurd waren, niet meer hun eigen
identiteit kenden, laat staan dat ze hun vrouw of familieleden nog her-
kenden. Ze was satanisch. Door en door slecht. Toen ze zich verbond
met Origas begon haar rijk pas goed!’ 7 .
42
De ridders van de witte godin
Georges kijkt wazig voor zich uit. Hij blijft mijn blik ontwijken. Dit
gesprek moet vreselijke herinneringen losmaken, vermoed ik. De
hel! Dat moet de hel geweest zijn. Er is geen ander woord dat zoveel
psychische pijn en ontreddering dekt. Georges werkt nu als bankbe-
diende. Hij leeft alleen -‘met mij kan nooit iemand leven’- en bestu-
deert in zijn vrije uren de bijbel, alsof hij boete wil doen voor zijn
wandel bij de Witte Godin. Als ik hem vraag wat er van de andere dis¬
cipelen is geworden, wordt hij cynisch. Vreest hij de terugslag nog
steeds? ‘Enkelen zijn gelukkig op hun plaats terechtgekomen; ze zit-
ten in het huis der gekken!’ Buiten brandt de zon. De hete straat loopt
vol kuierende koop- en kijklustigen. Georges gelaatstrekken plooien
zich, niet zonder moeite, in een lach. ‘Gelukkige, onbezorgde gezich-
ten zien, dat doet me goed’, zegt hij genietend.
Wie was Origas? Laten we terugkeren naar het eind van de jaren
zestig. Plaats; Rome, de crypte van de abdij van San Nilo 8 . Raymond
Bernard, Frans grootmeester van de grootste Rozenkruisersorganisa-
tie A.M.O.R.C. 9 , ontmoet er een mysterieuze kardinaal Blanc. Kar-
dinaal Blanc -afgevaardigde van de Ware Meesters der aarde?- be-
veelt Bernard de Orde van de Tempel, ontbonden door paus Clements
V in de veertiende eeuw, te doen herleven. Dit om de mensheid op
een waardige manier van het tijdperk van de. Vissen naar het tijdperk
van de Waterman te leiden. Zo werd de ‘Ordre Renove du Temple’
(ORT) geboren en gei'ntegreerd in de Ancient Mystical Order Rosae
Crucis. Bernard werd grootmeester van beide. Enige tijd later slaat
Raymond Bernard in de crypte van de kathedraal van Chartres een
zekere Origas plechtig tot ridder en schenkt hem de titel van baljuw.
Lucien Origas (1920-1981), lid van A.M.O.R.C., lid van de Martinis-
tenorde van A.M.O.R.C. en goed gekend in extreem-rechtse krin-
gen, krijgt nog meer eerbetuigingen. Hij wordt door Bernard tot ‘Ko-
ning van Jeruzalem’ gekroond. De kroon is van zink. Wellicht omdat
de naam Origas niet waardig genoeg klinkt voor een koning, neemt de
kersverse ‘Baljuw’ van de ORT de tot de verbeelding sprekende naam
43
Humbert de Frankenbourg aan. De rekrutering kan beginnen. Het
adressenbestand van A.M.O.R.C. doet wonderen: op minder dan
geen tijd telt de Orde zo’n 1500 gedweee aanhangers 10 .
De relatie tussen Origas, de Koning van Jeruzalem, en Bernard, de
esoterische grootmeester, bleef minstens tot 1972 bijzonder hartelijk.
Daarna kwam er een kink in de kabel en werd de ‘Koning van Jeruza¬
lem’ ook grootmeester van de Ordre Renove du Temple.
De Orde ging al vlug de extreem-rechtse toer op: door onderdak te
verlenen aan militanten van de Zwarte Internationale, door als post¬
bus te fungeren voor Italiaanse neo-fascisten 11 . Toen Origas anti-
communistische tractaten van extreem-rechtse groeperingen via de
Orde verspreidde, klonk er evenwel protest in de rangen der ridders.
Onder meer Michel Carpenet, de luitenant-generaal van een afdeling
van de orde nam ontslag en stichtte korte tijd later met enkele getrou-
we volgelingen de ‘Ordre des Chevaliers du Saint-Temple’, eveneens
een neo-tempeliersorganisatie. i
Maar terug naar de oogappel van Origas: de Ordre Renove du
Temple. Roger Facon en Jean-Marie Parent maken in hun boek ‘Les I
Meurtres de l’Occulte’ 12 ook melding van een resolutie, aangenomen
door het ‘Magistraal Kapittel’ van de ORT in juni 1975: ‘schiet- en ka-
rateoefeningen moeten doorgaan... er moeten twee lijfwachten ter
beschikking worden gesteld van onze grootmeester’. Een koning zon-
der lijfwachten bestaat immers niet.
In een brief schreef Origas het volgende 13 : ‘Ik ben het centrale punt
van alle krachten, van alle licht dat nederdaalt van de Hierarchie en
van de Grote Broederschap der Witte Loges, die onze Orde dirigeert
via Agartha en de Koning van de Wereld (Origas noemde zich even¬
eens Koning van de Wereld)... Men moet gehoorzamen aan de groot¬
meester, niet enkel vanwege zijn wijsheid, maar omdat hij God verte-
genwoordigt, omdat hij het levende teken van Christus in de orde is...
Gthoorzaamheid die zich enkel richt op het eenvoudig uitvoeren van
bevelen is onmachtig en onvolmaakt; die gehoorzaamheid is geen
deugd... De tweede graad van gehoorzaamheid bestaat erin niet en¬
kel de bevelen uit te voeren van de Superieur, maar het ook echt te
willen. Het is nog beter zich van zijn wil te ontdoen en die van God
over te nemen, die van zijn Superieur... De derde graad van gehoor¬
zaamheid is hem ook het verstand te schenken. Het gaat er niet enkel
om om te willen, maar ook om hetzelfde te denken... Deze gehoor-
zaamheidsprincipes gelden niet enkel ten aanzien van de Superieur, s
maar zijn ook toepasbaar in alle graden, voor alle officieren en ten op-
zichte van de grootmeester. Hij, de grootmeester gehoorzaamt aan
God...'
Georges bevestigt schijnbaar gelaten dit angstwekkend verhaal.
Plots knikt hij heftig: ‘in zo’n structuur kan er van alles met je gebeu-
ren. Al wat de grootmeester zegt, is wet. Zo werden we kritiekloos
geintroduceerd bij de Witte Godin.’ Een zucht. Hij lijkt het allemaal
nog niet goed te vatten. ‘Origas was een man die goed wist hoe hij een
publiek moest bespelen, hij had zin voor drama. In 1975 sprak hij ons
over zijn fantastische contacten met de Meesters van de Aarde, met
de graaf van Saint-Germain die hij zou hebben ontmoet, met een mys-
terieuze organisatie AYAM. AY AM zou hem een openbaring heb¬
ben gedaan: Angela, de Witte Godin zou zich binnenkort in onze
kringen begeven ! Toen de Witte Godin dan uiteindelijk opdook, ge-
bruikte ze de Orde om discipelen te maken, dit met voile instemming
van Origas. Met alle gevolgen vandien...’
De samenwerking tussen Origas en Angela duurde twee voile ja-
ren. In 1977 verdween de Witte Godin uit de kring der ridders. Waar-
heen? Niemand die het weet. Origas bleef en bouwde zijn Orde op
een autoritaire manier verder uit.
Vitam impendere vero (zijn leven aan de waarheid wijden - een der
deviezen van de Ordre Renove du Temple)
De waarheid? Toen op 18 maart 1314 op bevel van Filips de Schone de
22ste grootmeester van de Orde van de Tempel, Jacques de Molay, le-
vend werd verbrand, was de Orde niet dood! Integendeel, enkel de
uiterlijke kenmerken werden vernietigd. De ‘Innerlijke Cirkel’ bleef
-aldus de ORT- verder bestaan en zou zich te gelegener tijd, als de
mensheid in grote moeilijkheden verkeert, opnieuw openbaren. In de
tweede helft van de twintigste eeuw is die tijd blijkbaar aangebroken:
de tijd van de Ordre Renove du Temple. Met de overgang van het
Tijdperk van de Vissen naar het Tijdperk van de Waterman kent de
mensheid tal van problemen: op economisch en politiek gebied, op
religieus vlak en ook op het terrein van de moraal. De mensheid ver¬
keert in doodsgevaar 14 !
Dank zij het herinvoeren van de esoterische waarden van het Chris¬
tendom, door de katholieke kerk eeuwenlang vergeten, beweert de
ORT de mens vanuit zijn huidige inferieure staat tot een superieur
wezen te kunnen transformeren. Dat gebeurt dan door een aanvanke-
lijk schriftelijk, daarna mondeling onderricht, over de volgende on-
derwerpen: de studie van de middelen om zelfbeheersing te verkrij-
gen; de toepassing van oefeningen die hiertoe leiden: relaxatie, con-
centratie, meditatie, contemplatie, mentaal dynamisme...; de studie
van middelen die het ontwaken, ontwikkelen en bevrijden van de ver-
schillende psychische mogelijkheden van de mens bevorderen; de
toepassing van oefeningen van parapsychologisclie aard: buitenzin-
tuigelijke waarneming, helderziendheid, telesthesie, precognitie,
postcognities, telepathie, psychometric, psychokinese, telekinese,
cristallografie, radiesthesie,...; de vergelijkende studie van oude be-
schavingen, van verschillende filosofieen en godsdiensten, de kabal-
la, alchemie, yoga, astrologie... 15 Op deze wijze klim je van inferieur
wezen, Frere Servant, over Ecuyer naar superieur wezen: de ridder.
In principe is dit onderricht gratis. Er zijn natuurlijk administratie-
kosten. Het inschrijvingsrecht bedroeg in 1983 1400 frank. Voor een
jaarlijkse bijdrage van 4200 frank kon je dan de maandelijkse terin-
gen thuis krijgen. Die blijven echter eigendom van de ORT en die heb
je enkel te leen. Je verbindt je er immers toe bij ontslag alle ontvan-
gen documenten aan de Orde terug te bezorgen 16 .
Vanuit het Chateau d’Auty in Molieres, het Franse hoofdkwartier,
en vanuit Ottignies in Waals-Brabant, het Belgische hoofdkwartier 17 ,
bereidt de Ordre Renove du Temple zijn machtig plan voor: het
creerert van de ‘elites van de wereld van morgen’ 18 .
Interludium I
Origas, zelf niet vies van extreem-rechtse denkbeelden, verweet de
Witte Godin gezonden te zijn door een internationaal broederschap
om het arische rijk op aarde waar te maken: het Thule-genootschap.
Dat verwijt kwam uiteraard pas na de troebelen tussen hem en Ange¬
la in 1977. Maar... Origas kon het weten! Bovendien hadden zowel
46
Origas als Angela contacten met een Brusselse ridderorde, die zich af-
firmeert als nazistisch: de Groene Orde.
Georges vertelde me: ‘in 1975 reisde Origas meermaals naar Brus¬
sel. Hij zei dat 1975 het begin zou worden van een nieuw tijdperk. Hij
sprak over een nieuw superras. De basis hiervoor werd gelegd door de
grootmeester van de Groene Orde. Een persoonlijke vriend en een
groot man, zei hij.’
Het Thule-genootschap en de Groene Orde... Waar staan die orga-
nisaties voor? Wat voer(d)en ze uit? In wiens opdracht? Lucifer!
Lucifer
In 1975 zwaaide de onfeilbare vinger van paus Paulus VI andermaal
vermanend: de katholieke kerk herinnert de moderne wereld eraan
dat Satan werkelijk bestaat’. Je zou het inderdaad vergeten. De op-
zienbarende heksenprocessen van de twaalfde, dertiende en veertien-
de eeuw liggen immers al ver achter ons. Maar hoeveel hoofden heb-
ben die bovennatuurlijke, als kwaadaardig afgeschilderde wezens,
die luisteren naar verdoemde namen als Satan, Lucifer, Belial, Beel¬
zebub, enzomeer, niet op hoi gebracht ? Onnoemelijk! Trouwens,
priesters en monniken leverden fantastische, wanhopige gevechten
met de prinsen der duisternis om de mensen naar ‘Het Licht’ te leiden.
47
Velen zijn gefolterd en gedood omwille van hun reeel of vermeend ge-
loof in de demonen. Anderen zijn gek geworden. Satan, Lucifer, Be¬
lial, Beelzebub en de anderen: ze bestonden in de hersenspinsels van
de mensen, en ze bestaan nu nog! Paus Paulus VI wist wat hij zei.
Ook de aanbidders van de prinsen der duisternis bestaan nog, en
juist in de tweede helft van deze eeuw zijn ze talrijker geworden. Je
vindt ze’s nachts in een koel bos, op het kerkhof, in hun duistere tem-
pels, of, gewoon in een drukke winkelstraat, als je tenminste goed
luistert en je ogen open houdt.
Toen de slang in het aards paradijs Eva verleidde om in de spreek-
woordelijke appel te bijten was dat niet om de mens in de val te lok-
ken, zeggen de door de katholieke kerk zo verfoeide vereerders. Inte-
gendeel, dit gebeurde om de mens te verheffen en tot gelijke van God
te maken. Want Lucifer is de drager van het Licht (etymologisch:
Lux, lucis = licht; ferre = dragen) en het ‘Luciferisme’ is niet die di-
abolische magie die tegenover het Goede staat, gepropageerd door de
kerk, maar een verloren gegane kennis, een teloor gegane weten-
schap, die de mens verheft en hem van zijn aardse bolster ontdoet om
hem te brengen waar hij werkelijk thuishoort: in het rijk der goden.
Trouwens, beweren de ‘Luciferianen’, de aanbidding van Lucifer en
zijn kompanen bestond al zeer lang. Ze was er al voor de godsdiensten
kwamen aandraven met de verschillen tussen Goed en Kwaad om de
mensheid te kunnen domineren, te ‘kolonialiseren , te veraardsen .
De val der engelen beoogde juist het tegenovergestelde: de ultieme
gelijkheid met de goden bewerkstelligen, de goddelijke kennts aan de
mensen uitdragen.
‘...En de engelen, de kinderen van de hemel, zagen en begeerden
haar (de dochter van de mensen), en ze zeiden tegen elkaar: “Laten
we vrouwen kiezen uit de kinderen der mensen en laten we bij hen
kinderen krijgen.” En alle anderen namen vrouwen, elk koos er een
voor zichzelf, en zij begonnen bij hen binnen te dringen en zich met
hen te bezoedelen, en zij leerden hen toverkunsten en -spreuken, en
hoe zij wortels moesten snijden, en kennis over de planten... En Aza-
zel (of Azael in de kabbalistische traditie, of Lucifer) leerde hen de¬
gens maken, en messen, en schilden, en harnassen, en hij leerde hen
de metalen van de aarde kennen en de manier om ze te bewerken.
Semjaza leerde hen toverspreuken en hoe ze wortels moesten snij¬
den; Armaros leerde hen hoe ze een betovering moesten verbreken,
Baraqijel, de astrologie; Kokabel, de sterrenbeelden; Ezeqeel, de
kennis van de wolken (de magie van de tijd); Araqiel, de tekenen van
de aarde (de landbouw); Shamsiel, de tekenen van de zon; Sariel, de
loop van de maan.. ,’ 19 . Dit uittreksel uit het boek van Noe geldt voor
de Luciferianen als een onweerlegbaar bewijs van hun gelijk.
48
Sommigen gaan echter nog veel verder terug in de obscuriteit der
tijden en hangen volgend scheppingsverhaal aan. In het begin was er
Diana, de Grote Duisternis, die zich in twee tegengestelde en toch ge¬
lijke krachten opdeelde: dag en nacht. Diana, de maan, regeerde
over de nacht, terwijl de dag het domein werd van haar alter ego en
broeder, Lucifer, de zon. Diana achtervolgde onophoudelijk de zon
doorheen de ruimte, werd verliefd en verleidde hem. De vrucht van
deze liefde was een meisje, Aradia of Herodias, het archetype van de
latere vleesgeworden mens.
Niet alleen de christelijke overlevering, maar ook sagen en legen-
den van oude beschavingen als die der Picten of Kelten geven de hui-
dige Luciferianen aanknopingspunten voor hun paganistische visies,
hoewel die wel eens kunnen verschillen van groep tot groep. Allen be-
ogen echter de verloren gegane kennis te vergaren en een nieuw men-
selijk ras te propageren, de ‘homo galacticus’, de mens die via de ul¬
tieme kennis opklimt naar het Al om uiteindelijk terug de plaats in te
nemen die hij duizenden jaren geleden moest afstaan door toedoen
van een door de mensheid gecreeerde heerszuchtige God.
In de Luciferiaanse bijbel wordt de creatie van God als volgt ge-
zien: ‘En nu schiep de magische ommekeer van de volkeren der aarde
een autonome macht die de God van de mensen werd.’ (Bedoeld
wordt de tijd toen de magiers meer aandacht kregen voor zichzelf,
voor de vorm, dan voor de Luciferiaanse krachten.) ‘Deze bewegen-
de energie, uit de mens ontstaan, kon slechts voortbestaan zolang de
menselijke hartstochten haar voedden. Ze werd het excuus van het
gedrag van de Schaduw en werd als “Oppergod” gedefinieerd. Aldus
schiep de mens een god die zijn behoefte vervulde. Hij noemde hem
Jehovah en gaf hem alle macht over de legers van het land van de duis¬
ternis.’ 20 . ‘Toen ontstond uit de geest van de mens een nieuwe tussen-
wereld. De mens noemde dat de “Hogere wereld” en vereerde in zijn
naam de tafels van de Nieuwe Moraal.’ 21 .
De voorwaarde om het zo begeerde goddelijke stadium opnieuw te
bereiken is de ultieme zoektocht naar het Ik, ook genoemd: de ‘Luci¬
feriaanse Weg’. Het is een avontuur naar innerlijke kennis, dat veelal
naar vreemde oorden leidt waar demonen, gnomen, kobolden, elfen,
nixen en andere onderwereldfiguren heersen en werken. In naam van
het beest, 666, worden soms gruwelijk bloederige rituelen opgevoerd,
worden magische aanroepingen gedaan, en treden de aanbidders in
contact met de Drager van het Licht, de god van de bliksem, Lucifer.
De Luciferiaanse Weg is gevaarlijk en hard.
49
De ridder van Lucifer: ontmoeting met de goden
Het is nu klokslag 12 uur’s nachts. Het uur van de spoken, zeggen de
kinderverhaaltjes. Ben ik vrij van angst? Als ik door het raam de
nacht inkijk en de schaduwen van de bomen zie -het is bijna voile
maan— knaagt er iets diep in mij. Angst? Zou daaropeens een gruwe-
lijke gestalte kunnen opduiken? Daar, links, naast de vlier? Met de
kop van een bok, net als in de traditie. Het lijkt een trance. Je ziet wat
je denkt. Lucifer, die grijns, die lach. Ik ben niet vrij van angst. Ik ben
ermee opgevoed. Angst voor het onbekende, voor onzekerheid.
Angst kan vormen aannemen. Angst, een naam: Lucifer. Angst is het
donkerste van de geest, de ultieme confrontatie met het ik. Ik weiger
en schudt de gedachten van me af. Vlug de televisie aan, weg van de
realiteit der duisternis en terug naar de illusie. Zwart-witte TV-beel-
den gaan aan mijn apathische geest voorbij. Zou ik het aandurven?
Een uur geleden telefoneerde hij, de ‘Ridder van Lucifer’, volgens
eigen zeggen behorend tot de ‘Warriors of Lucifer , een zeer geheime
groep in het Brusselse. Als ik bereid was, kon ik een seance meema-
ken. Hij en ik, ‘niemand anders, dat is de voorwaarde’, zei hij streng.
‘Nog iets: op band opnemen kan niet, nota’s nemen wel.’ Ik heb on-
middellijk ja gezegd. Toen ik de hoorn neerlegde, rees de twijfel. Ga
ik niet te ver? Sommige Luciferiaanse of Satanische meesters gaan
zelfs over lijken. Getuige daarvan de rituele moorden in 1969 in Be¬
verly Hills op filmactrice Sharon Tate en enkele vrienden door ‘ Jezus
Christus’ Charles Manson en aanhangers, zijn ‘family’ genoemd. Ik
herinner me plots de woorden van een geinitieerde in de Memphis-
Misrai'm-loge: ‘hou je handen daar van af. Met de machten die ze heb-
ben kunnen ze veel kwaad aanrichten. Als ze je willen pakken, zullen
ze datdoen. Dat kan zuiver psychisch gebeuren!’ Ik twijfel, ik vlucht,
maar ik doe het. De ‘ridder van Lucifer’ zal me opbellen als hij het
ogenblik gunstig acht. Het heeft iets te maken met de stand van de
sterren, zei hij.
‘Ik ben een heiden’, lacht de man, een zwarte haardos bedekt zijn
hoofd, ‘dat betekent, ik aanbid vele goden, vele krachten. Moeihjk te
vatten, he? A1 die goden maken deel uit van de ene kracht, die het
universum heeft doen ontstaan. Ik en wij, de ridders van Lucifer, noe-
men de kracht Lucifer en Diana, de twee-eenheid, de man-vrouw-
perfectie.’
Ik knik. Ik ben op m’n hoede.
‘Ik dacht wel dat je er niet in geloofde.’ Zijn repliek is verbazend.
‘Daarom zal ik straks Vassago oproepen, de geest in het primordiale
vuur, waaruit de aarde en uiteindelijk de mens is ontstaan. Vassago
heerst over 72 demonen. Hij was reeds gekend bij de Babyloniers, als
Nephelim, en werd ook geciteerd door Wierus, leerling van Cornelius
Agrippa.’ Elymas, zo wil mijn ‘ridder van Lucifer’ worden genoemd,
citeert plots met lage, plechtige stem: ‘Vassago, machtige prins, Aga-
res gelijk, die spreekt over zaken uit het verleden, het heden en de
toekomst, en die vindt wat verloren of verborgen was. Hij is van natu¬
re goed, en beveelt zesentwintig legioenen geesten...’
‘Dat komt van Wierus’, zegt Elymas zelfvoldaan.
‘Waarom noemen jullie je ridders?’, vraag ik.
Elymas zucht: ‘Het is wellicht onbekend voor de meeste mensen,
maar ja, wat wil je: de kerk heeft alles goed verstopt. Indien de Vati-
caanse archieven publiek worden gemaakt, is het revolutie...’. Ely¬
mas mijmert. ‘Wij beroepen ons op de geheime, zeer geheime traditie
van de Orde van de Tempel. In essentie waren de Tempeliers Lucife-
rianen: ze vertrapten het kruis. Via geheime wegen, die ik niet kan
vermelden, zijn wij in het bezit gekomen van de echte leringen van de
Tempelorde. Meer kan ik niet zeggen.’
Het is zeven uur’s avonds. We moeten ons reppen, want straks valt
de nacht en er moet nog zoveel gebeuren: Elymas wil voor zonsonder-
gang alle instrumenten, nodig om de ‘goddelijke invocatie van Vassa¬
go’ te doen slagen, keurig plaatsen. ‘Een belangrijk ritueel’, beweert
hij, ‘je moet perfect beginnen, anders wordt het de dood!’ De donker-
blauwe Mercedes rijdt gemoedelijk over de autosnelweg. Slechts be-
drog, want de snelheidswijzer duidt 150 kilometer aan.
Elymas verbreekt de stilte: ‘Het woord heidens heeft iets pejora-
tiefs, niet? Net als Lucifer. Maar weet dat het de kerk is die daarvoor
heeft gezorgd. Heiden komt van het Germaanse ‘heide’ en dus is hei¬
den gewoonweg een heidebewoner of bewoner van het platteland.
Toen de kerk haar onzinnig geloof in Europa kwam propageren, vond
ze in het begin slechts gehoor bij de stadsbewoners. De platteland-
smensen hidden veel langer vast aan het oude geloof. Vandaar dat de
term ‘heiden’ door de kerk werd gebruikt als tegenstelling tegen de
term ‘christelijk’ of ‘katholiek’. De goden van de heidenen werden
plots demonen of duivels... De kerk kun je een ding nageven: ze weet
mensen te manipuleren en een rad voor de ogen te draaien.’
‘Even aandacht’, zegt Elymas plots. Hij kijkt achterom en draait
geconcentreerd richting Zaventem in. Voor ons prijkt een futuristisch
decor van betonwegen en -bruggen. Elymas zet zijn verhaal verder:
‘De duivels en demonen, als je ze zo wil noemen, mij om het even,
vertegenwoordigen occulte natuurkrachten, ze zijn goed en slecht,
dat is het gevaar! Je kan ze domineren of zelf gedomineerd worden,
bezeten dus. Dan wordt het gevaarlijk. Om de opperste kennis te ver-
werven, om de oude wetenschap opnieuw te ontdekken, moet je in je
diepste zelf gaan, daar waar de instincten primeren. Instincten zijn de
kanalen naar Lucifer. De kerk heeft ons geleerd onze instincten te on-
derdrukken: seks is slecht. Maar, hoe kun je opklimmen tot een nieu-
we mens als je jezelf niet kent, als je niet eens weet wie je werkelijk
bent? Als je naar jezelf zoekt, ontdek je Lucifer. Het leven in deze sa-
menleving is slechts illusie. De werkelijkheid zit elders. En een illusie
kan makkelijk stukgaan: dat is de werkelijke betekenis van de apoca-
lyps van Johannes in de bijbel. De anti-christ zal de Christus, die
slechts een illusie is, gecreeerd door zelfzuchtige mensen, wegvagen.
Niet zonder slag of stoot. En we zijn zeer nabij...’
‘De kernraketten?’, vraag ik aarzelend.
‘En het terrorisme’, knikt de ridder van Lucifer.
‘Bent u terrorist?’
ik terroriseer vanop afstand. Alle krachten die de Roomse conta-
minatie indijken zijn in se positief.’
De Mercedes draait behendig een smal straatje op. Wat verder,
tegenover een grijzig rijhuis, stoppen we. Ik stap uit. Geen mens te
zien. In de verte razen auto’s op de snelwegen. Het is acht uur.
Elymas opent de zware deur en leidt me naar de kelder, de tempel
der ridders van Lucifer. Vooraan in de kleine zwarte ruimte staat een
vierkant houten tafeltje. Daarop prijkt een kelk, gemarkeerd met ru-
nen. Links ervan ligt een dolk met daarop dezelfde runen. Daarnaast
een wierookdrager. Rechts van de kelk staat een prachtige antieke
kandelaar, waarin drie kaarsen zitten. Alle voorwerpen blijken de¬
zelfde runetekens te dragen:
■&. 1 . tU 1 % £
of Elymas. ‘Dat betekent dat de rituele voorwerpen behept zijn met
mijn magische krachten’, zegt Elymas, ‘ze zijn helemaal te vertrou-
wen. Ze doen wat ik wil.’
De ridder van Lucifer vraagt me plaats te nemen bij de deur die uit-
geeft op de tempel. ‘Korn niet in de kamer’, waarschuwt hij, ‘ik kan
niet instaan voor de gevolgen als je de tempel betreedt tijdens de ce-
remonie.’
Elymas verlaat de tempel, ‘om zich voor te bereiden’. Ik zit, be-
schermd volgens Elymas, naast de deur. Vreemd, denk ik, ik voel me
vrij goed. Helemaal geen angst. Het komt allemaal nogal lachwek-
kend over: net als de exorcistentent op de Brusselse kermis.
Op de vloerbekleding van de kleine donkere tempel, enkel verlicht
door een fletse 25-watt-lamp, staan drie concentrische cirkels gete-
kend ‘om vijandige geesten buiten te houden’. In de binnenste cirkel,
die een diameter van zo’n twee meter moet hebben, is een vijfhoek
getekend. In de vijf driehoeken van de vijfhoek pronken statige rune-
52
tekens. Ook het middelste vak staat vol met eigenaardige krabbels.
Daarin herken ik duidelijk de runen van Elymas. De andere tekens
zullen de namen van de companen van Elymas voorstellen, vermoed
ik.
Plots klinkt er zachte kosmische muziek. Ik had nochtans nergens
luidsprekers opgemerkt in de tempel. Ze zijn goed gecamoufleerd in
de duistere hoeken van het vertrek. Elymas komt binnen, geheel in
het zwart gekleed. Een rode gordel om het middel verbreekt de een-
tonigheid. Op borsthoogte ontwaar ik, eveneens in het rood, dezelfde
alomtegenwoordige runen: Elymas.
De zwarte verschijning neemt plaats in het middelste vak van de
vijfhoek en roept met zware stem: ‘Keizer Lucifer, meester der rebel-
se geesten, ik verzoek U mij gunstig gezind te zijn, nu ik uw minis ter
Vassago ga oproepen. O, prins Beelzebub, O Astaroth! Grote graaf, :
wees mij ook gunstig gezind.’ Als de magische woorden zijn wegge- jj
galmd, staat Elymas recht. Hij neemt een soort amulet van het ta- j
feltje, buigt zich over mij, en hangt de amulet om mijn hals, ‘ter be- j
scheming’. Nu worden de echte voorbereidselen getroffen. Alle
voorwerpen worden nauwgezet van het tafeltje gehaald, dat keurig in
het middenvak van de vijfhoek wordt geplaatst. Op het tafeltje tekent j
Elymas met wit krijt een driehoek. Daarin plaatst hij een natuur-
steen, uit een kist die in een hoek van de tempel staat. Rechts van de !
driehoek wordt uitermate plechtig de kandelaar geplaatst. De kaar- ;
sen worden aangestoken. Aan de linkerkant van de driehoek staat nu
de wierookdrager te dampen. Diepe, Oosterse walmen maken zich 1
stilaan meester van het vertrek. De dolk en de andere voorwerpen j
worden netjes naast het tafeltje gedeponeerd. Elymas staat op om het j
elektrische licht te doven en de muziek uit te schakelen. De tempel
heeft iets onheilspellends: bizarre schaduwen dansen tegen de muren.
Pas nu merk ik dat de concentrische cirkels, alsook de vijfhoek met de j
daarin getekende runen fluorescerende eigenschappen hebben. Het j
is een vreemd onaards gezicht. |
Het is muisstil. De zwarte gedaante plaatst zich achter het tafeltje. j
Zachtjes zegt hij: ‘Dat mijn wil geschiede.’ Uit een la van het kleine j
tafeltje haalt Elymas een wit papier en een vulpen te voorschijn. Hij
tekent langzaam, met vaste hand, de ‘regel van Vassago’:
53
Het zwakke gekras van de vulpen is het enige hoorbare geluid in de
tempel. Elymas neemt het papier in de linkerhand en met de rechter
pakt hij de dolk. De invocatie begint:
‘Door Santander en Asentacer
Ik bezweer U
U, de grote en heilige
Vassago! Vassago! Vassago!
Verwaardig U neder te dalen van Uw hoog verblijf
Dat Uw aanwezigheid schittere in de steen
Laat mij Uw praal bewonderen
Wees mijn hulp, wees mijn hulp!’
Stilte.
‘Door Santander en Asentacer,
Ik bezweer U
U, de grote en de heilige
Vassago! Vassago! Vassago!
U, die de geheimen van Elanel kent
U die zweeft op de vleugels van de wind
Vlugger dan de stralen van de maan
Daal voor mij neder, ik bezweer u.’
Stilte.
‘Door Santander en Asentacer
Ik roep U driemaal, driemaal
Vassago! Vassago! Vassago!
Daal neder, verschijn in de steen
Onthul mij de waarheid!’
Ik kijk even op mijn horloge: het is 10u30! We zijn hier al meer dan
twee uur bezig! Onvoorstelbaar.
Elymas zit doodstil, starend naar de glinsterende natuursteen op
het tafeltje. Hij beeft plots zienderogen. Het gebeef wordt almaar
sterker. Zijn ademhaling wordt onrustig en zwaar: hij hijgt. Zo gaat
er een hele tijd voorbij. Het gehijg wordt sterker en sterker. Plotse
wilde handbewegingen. Hij masturbeert. Een zwart spasmatisch ver-
schijnsel. Hij schreeuwt: ‘Vassago! Vassago! Vassago!’
Het wordt weer stil. Enkel de dansende schaduwen op de muren ge-
tuigen van enig leven. De zwarte gedaante staart bewegingsloos naar
de natuursteen, ogen wijd open gesperd. Door het vreemde kaarslicht
ontwaar ik een gezicht vol angst. Wat speelt er door zijn hoofd? Wel-
ke verschrikkelijke hallucinaties jagen door zijn hersenen? Roerloos
en stilzwijgend gaat de tijd voorbij. Het is al middernacht en er zit nog
geen beweging in de zaak. Ik begin me stilaan te vervelen. Eigenaar-
dig.
Ik hoor gekreun, diep angstig geklaag. Elymas trekt hard aan zijn
54
haren, aan zijn wenkbrauwen, aan zijn baard. Het gekreun wordt har¬
der. Elymas gilt van angst. Wat moet ik doen? Plots wordt hij rusti-
ger. Ook de schaduwen op de muren worden statischer. Elymas
wendt zijn blik af van de steen en neemt de vulpen. Hij schrijft:
Acuar Morel Alluph Enai'a Iparkas Deccal
Mulach Melamud Mantiens Katini Tasma Obedama
Asperim Moschel Pereuch Torfora Chuschi Coelen
Parcht Nagid Etanim Adon Badad Rachiar
Asmiel Lomiol Manteis Ekdulon Melhaer Patid
Trapis Aroth Nuthron Quaoth Gerevil Plirok
Lirrion Igilon Kilik Igis Tander Gosegas
Haril Kadolon Mermo Jaresin Soterion Balalos
Lagasuf Promakos Zaragil Kelen Afarop Tulot
Bialot Goleg Ugales Opilm Pachei Daguler
Isigi Buriul Oman Taret Nimalon Loriol
Aman Carnal Argilon Okiri Sifon Cleraca
‘De 72 demonen van Vassago!’, zo zegt Elymasachteraf.
Elymas staat op. Prevelend zegt hij:
‘O grote en heilige Vassago
Ga terug naar Uw verblijf
Dat niets U hier weerhoude
Door Santander en Asentacer
Vrede zij tussen U en mij
Voor immer en altijd
Dat mijn wil geschiede.’
De zwarte gedaante houdt de ogen gesloten, armen in de lucht. ‘Dat
mijn wil geschiede’. Dit klinkt meer overtuigend.
Ik slaak een zucht van verlichting. Elymas kijkt mij onmiddellijk
aan. Hij lacht. De betovering is verbroken, merk ik. Inderdaad, Ely¬
mas stapt uit zijn magische cirkels en steekt het licht aan. De kaarsen
worden uitgeblazen en de wierook gedoofd. ‘Momentje’, fluistert hij
me toe. Hij verlaat het vertrek. Even later komt hij terug in burger-
pak. ‘Kom, we gaan iets drinken’, zegt hij alsof er niets is gebeurd.
Goed voorstel, vind ik.
Het cafe op de Brusselse Grote Markt zit nog aardig vol, ondanks
het vroege uur. Het is vakantietijd. Een hoopje Engelse toeristen
proeft de geneugten van het Belgisch bier en dat is te merken. Ze han-
gen slapend tegen mekaar aan, de Engelse vlaggetjes nog in de han-
den.
‘Heb je Vassago gezien?’ vraagt Elymas.
55
‘Neen.’
‘Hij is verschenen en heeft me rondgeleid in het rijk der demonen.
Hij heeft me zijn 72 krijgers getoond. Ik had die reis reeds eerder ge-
maakt. Maar een ding is me vanavond duidelijk geworden: een van
die demonen ben ik. Gerei'ncarneerd!’
Of Elymas drugs heeft genomen?
Hij lacht, ‘peyotl, gedoseerd tot vier uur. Het gaat veel vlugger op
die manier. Zonder peyotl duurt het soms 12 uur voor de verschijning
gebeurt... Vassago is mijn bondgenoot, door hem kan ik bezweringen
uitspreken, ten goede en ten slechte. Pas dus op wat je schrijft. Zijn
macht is enorm!’ Elymas lacht, ietwat dreigend, voel ik. Hij meent
het, zoveel is duidelijk.
Op mijn vraag of de ridders van Lucifer contacten onderhouden
met andere gelijkaardige geheime groeperingen, blijft Elymas bijzon-
der onduidelijk: ‘Onze contacten verlopen op psychisch vlak’, be-
weert hij.
Of hij Thule of de Groene Orde kent?
‘Dat zijn geen onderwerpen voor profanen. Maar je zou kunnen
stellen dat al die groeperingen dezelfde doelen nastreven en dus sa-
menwerken. Daarvoor hoeven we mekaar niet te ontmoetenl’ ‘Een
ding kan ik je wel verklappen’, zegt Elymas, ‘de Groene Orde en Thu¬
le hebben ons gei'nspireerd en de vrije hand gelaten.’ Dat is al wat hij
wil zeggen. ‘Ik kan je ook nog vertellen’, zegt hij zacht, ‘dat er mo-
menteel een gevecht wordt geleverd tussen groepen als wij en bepaal-
de aanhangers van het monotheisme. En geloof me, het gaat er hard
aan toe. Het is een strijd boven de hoofden van de gewone mensen.'
‘Ik moet weg’, zegt hij plots. Elymas staat op, prevelt een ‘tot ziens’
en verlaat het cafe.
Een verward gevoel maakt zich van mij meester. Wat was dat nu
allemaal? Was het een droom? Ik besluit nog een stevige pint te pak-
ken en dan rustig te gaan slapen. Slapen... en dromen.
Interludium II
Het Thule-Genootschap en de Groene Orde blijken goede bekenden
in Luciferiaanse kringen! Die organisaties verdienen de nodige aan-
dacht. Ze zijn niet enkel centra voor actuele paganistische filosofieen,
maar hebben -tenminste- raakvlakken met... het internationale ter-
rorisme. Maar laten we eerst dieper ingaan op de laatste markante be-
wering van Elymas, dat er momenteel een zwaar gevecht wordt gele¬
verd tussen groepen als de Luciferianen en bepaalde aanhangers van
het monotheisme. Wie zijn die monotheistische tegenstanders van
Elymas? Gaat het om de katholieke kerk?
56
Een geinitieerde in de magonnieke Memphis-Misraim-loge, zeer
gerespecteerd in esoterische kringen, vertelde me het volgende: ‘Het
gaat om de stnjd tussen de witte en de zwarte magiers. Magie is initi-
eel het inroepen van een hogere levensvorm om een intentie te leggen.
Het verschil tussen witte en zwarte magie is niet zo duidelijk als het
lijkt. Laat ik het verduidelijken met een voorbeeld: je doet aan hand-
opleggmg door het oproepen van een hogere levensvorm. Als je zegt:
ik wil dat jij geneest”, dan is dat zwarte magie. Als je zegt: “hogere
rac ten, met uw toestemming, help mij deze persoon genezen” dan
is dat witte magie. Waar de scheidingslijn tussen witte en zwarte ma¬
gie moet worden getrokkken, is dus niet zo duidelijk. In de kerk bij-
voorbeeld wordt gebeden. Dat is een vorm van magie: het aanroepen
van hogere krachten. In de kerk wordt echter ontzettend veel aan
zwarte magie gedaan...’ En het Memphis-Misraim-lid gaat verder:
Magie is ontzettend gevaarlijk. Je kan een wezen oproepen, dat plots
naast jou m de kamer staat. Als je dat wezen kan controleren, kan je
bepaalde dmgen bereiken. Als je integendeel dat wezen niet kan con-
tro eren, dan mampuleert dat wezen jou met alle gevolgen vandien.
Het gebruikt jouw wil om zijn plannen uit te voeren. Dan ga je onge-
oorloofde daden stellen of, en dat is nog een goede oplossing, je wordt
gek, bezeten, zoals men dat noemt. Ik herinner me een geval van een
ruggebruiker in de gevangenis. Een bewaker ontdekte tot zijn ver-
bazing dat de druggebruiker in brand stond. Geen vlammen! Hij had
het inwendig vuur, het coemdaleni, opgeroepen. Er kwamen kraters
op zijn huid, er kwam stoom uit zijn lichaam. Die vent was gek gewor-
en. Magie is uiterst gevaarlijk, je weet niet waar je mee bezig bent.’
De zwarte magiers van Lucifer leveren dus een titanenstrijd tegen
de witte magiers. Wie zijn die witte magiers? Of, zijn het allemaal ver-
zmsels? Als door een toeval...
57
De witte magiers
‘De “Verseau” (Waterman) is ontstaan uit een gevoel van afwijzing
enerzijds voor het salon-ridderschap en anderzijds voor nachtelijke
braspartijen. Uit het verlangen om in deze wereld geuzen te vinden
die vechten in de slotgracht, met het zwaard in de hand en aan de zijde
van hun Heren. Ons Westen begint erg te lijken op een slotgracht. Ik
was gekleed in lompen, een zwaard in de hand, en ik heb er een “Ra¬
oul Alibert” ontmoet, en een “Saumier d’Albi”. Ze waren niet beter
gekleed dan ikzelf, en tussen twee zwaardslagen en degenhouwen in,
praatten we over Cervantes. Ah, mijn broeders; hoe zwierden het
kantwerk en de rijkelijk versierde schilden in het rond; en terwijl wij
na de strijd uit de slotgrachten weer omhoog klommen, zorgde het
groene schuim voor de afwerking van onze taak.’ 22
Zomer! En dat merk je. De autosnelweg naar Charleroi is overgo-
ten door een prille, maar hete zomerzon. ‘Als ik te hard rij, moet je
het zeggen’, waarschuwt mijn compagnon, die eerder had aangebo-
den me bij de ‘Compagnie Chevaleresque Universelle du Verseau’ te
introduceren. ‘Je zal zien, het zijn openhartige en eerlijke mensen.’
In het huis van Claude Vanderus wacht me een verrassing: de ‘Ve¬
nerable Maitre’ van de Compagnie, Michel Vanderus, en een ander
dignitaris, Mgr. Colin, zijn ook aanwezig. Hun dames zijn er ook bij.
Ik word hartelijk verwelkomd: ‘Een wijntje?’.
‘Wij zijn in eerste instantie een ‘compagnonnage’, een broeder-
schap, met ridderlijke inslag. Onze ridderlijke filiatie stamt van de
baron du Geniebre via Alibert de la Vallee.’
Gesticht in 1977 23 heeft de ‘Verseau’ -een naam die refereert naar
het astrologisch tijdperk- ongeveer dertig leden, broeder-ridders,
verdeeld over Belgie en Frankrijk.
‘En dat is niet weinig, als je weet dat we in 1980 moeilijkheden heb-
ben gehad waardoor drie-vierden van de toenmalige leden zijn opge-
stapt. En, en dat is het belangrijkste, als je beseft dat de “Verseau”
een leerschool is, die niet voor iedereen is weggelegd.’ De Venerable
58
Maitre pauseert. Leerschool? Hij vermoedt mijn interessegebied en
kijkt naar zijn broeders. Zij knikken. ‘Ja’, zegt hij uiteindelijk, ‘daar
kunnen we wel wat over vertellen. Tenslotte hebben we wat dat be-
treft niets te verbergen.’
‘Via de graden in de Compagnie en de daarbij horende rituelen -
apprenti, compagnon d’Isis, compagnon du Temple, compagnon du
Secret- worden ‘sleutels’ aangereikt, die passen op de deuren der le-
venswijsheid. De compagnon wordt steeds nederiger en steeds wij-
zer. Onze kracht is de Liefde. Hiermee leer je het werkelijke doel van
het leven kennen: de strijd tegen het kwade. Hier ligt onze taak: het
caritatieve, in al zijn vormen. Dat gebeurt bijvoorbeeld door het or-
ganiseren van een verhuis voor hulpbehoevende mensen, maar ook
door massage, gebed, magnetisme, occultisme, handoplegging, exor-
cisme, witte magie... Ieder van ons heeft zijn specialiteit. Ik bijvoor¬
beeld ben exorcist.’ Michel Vanderus nipt bedachtzaam aan de wijn.
‘Opgelet’, intervenieert de Monseigneur, ‘wij doen niet aan illegale
geneeskunde, wij raken de patient niet aan. Maar desondanks gene-
zen we ten dode opgeschreven mensen.’
Voorbeelden willen ze wel vertellen. Michel Vanderus praat rustig
en is nederig. Ik merk inderdaad geen vleugje pretentie. Intussen
snuffelt zijn broer Claude in een lade van de grote eiken kast aan mijn
rechterzijde en komt met een klein plastiek zakje, waarin iets ondefi-
nieerbaars - haar ? - zit opgeborgen. Hij legt het zakje demonstratief
voor mij op tafel.
Michel Vanderus: ‘Op een dag werden we opgeroepen om een
doodzieke vrouw te behandelen. De dokter had alles gedaan wat hij
kon: het hielp niet. De vrouw leed aan verschrikkelijke pijnen en je
kon merken dat de dood nabij was. Toen we de slaapkamer binnen-
kwamen, voelden we onmiddellijk de aanwezigheid van het kwaad.
Iemand had met duivelse praktijken een vloek op de vrouw gelegd.
Dat was duidelijk. Het kwam er dus op aan te vinden via welke voor-
werpen de vloek zich uitdroeg. En na wat zoeken vonden we het: het
hoofdkussen, waarop de vrouw lag. Het kwade had zich in het hoofd-
kussen gekristalliseerd om de vrouw te treffen. We maakten het
hoofdkussen open en dan vonden we uiteindelijk het antwoord. De
inhoud van het hoofdkussen was samengesteld uit paardenhaar dat
zich stelselmatig aan het oprollen was. Bijna alle kronkels waren ge-
sloten, wat fataal zou zijn geweest voor de vrouw. Gelukkig waren we
op tijd. De haren werden verbrand en geexorciseerd. Gevolg: de
vrouw stond recht, genezen! Weg de pij n! ’
De opgekrolde, aaneengeklitte paardenharen in het plastiekzakje
waren dus de getuigen van het voorval. ‘In plastiek hebben ze geen ne¬
gative werking meer’, verzekert Monseigneur Colin me. Gelukkig!
59
Mensen krijgen hulp - het geval van een aan hevige rugpijnen lij-
dende voetballer, plots genezen door aanwending van magnetisme,
wordt uit de doeken gedaan - ook plaatsen en dieren worden behan-
deld. ‘Op een dag werden we geroepen door een boer. In zijn stallen
heerste een ziekte: de koeien gingen dood! De veearts kon geen re-
medie voor de vreemde ziekte bedenken. Bij het binnentreden van de
stallen voelden we onmiddellijk de aanwezigheid van het kwaad. We
hebben de stallen geexorceerd. De ziekte was opeens weg. En wat
nog spectaculairder was? Een kalf dat op sterven lag en reeds geruime
tijd niet meer recht kon staan, werd door ons behandeld, dadelijk
stond het beest recht.’ Inderdaad indrukwekkend. De strijd tegen het
kwade dus, ‘dat overal vandaan kan komen, de strijd tegen de demo-
nen, tegen Satan.’ ‘Het kwaad is meestal niet definieerbaar’, zegt
Mgr. Colin, ‘vandaar dat we zeggen: “Kwaad, waar ge ook vandaan
komt, verdwijn!”.’
De ‘Verseau’ strijdt dus tegen het kwade, ook tegen de groeperin-
gen die de zwarte magie beoefenen en het kwade propageren. De
‘Verseau’ is een van die verenigingen die een psychologische titanen-
strijd voeren over de hoofden van de onwetende burgers heen, tegen
organisaties als de ‘ridders van Lucifer’. Om die strijd te kunnen voe¬
ren, hebben de leden van de ‘Verseau’ zichzelf, familie en vrienden
beschermd tegen de aanvallen van het kwade en de zwarte magiers:
‘met gebeden en andere middelen, die strikt geheim zi j n, wordt er een
spiegel gecreeerd waardoor het kwaad wordt teruggekaatst naar die-
genen die het hebben verzonden.’ ‘Wat we eigenlijk doen’, zegt Mi¬
chel Vanderus, ‘is positieve gedachtenstromingen creeren als blokka-
de tegen negatieve gedachten. Uit negatieve gedachten ontstaat het
kwade dat allerlei vormen aanneemt en ontstaan ziekten, voorname-
lijk op psycho-somatisch vlak. Het gebed is de spirituele kracht om
die positieve gedachten te transfereren.’
Op de terugweg stel ik mij vragen. Evenals de ‘Ridders van Lucifer’
beroepen de tijdens ‘officiele’ plechtigheden in zwarte mantels gehul-
de leden van de ‘Compagnie Chevaleresque Universelle du Verseau’
zich op de vermeende geheime overleveringen van de Tempelorde.
De visies op wat de Tempeliers zogezegd in het geheim hebben aange-
richt, blijken dus nogal uiteen te lopen. Wie is Monseigneur Colin?
Hij heeft onder meer Claude en Michel Vanderus, de opperste digni-
tarissen van de ‘Compagnie’ tot ‘abbe’ gewijd. Achter de ‘Compag¬
nie’ gaat dus een kerk schuil, een kerk die de handschoen opneemt
tegen diabolische groeperingen als de ‘Ridders van Lucifer’, de
‘Groene Orde’ of ‘Thule’. De spirituele strijd van een kerk.
Ik voel me verward. De vragen stapelen zich op. In dit stadium van
het onderzoek zie ik door het bos de bomen niet meer. Tempeliers?
60
Thule? De Groene Orde? Ridders? Ik wil meer we ten, maar hoe?
Het lijkt wel alsof ik in een wereldje ben terechtgekomen waarin alle
wegen van Rome weg leiden. Maar waarheen ? Elke groepering opent
een deur waarachter een nieuwe, zo mogelijk nog mysterieuzer orga-
nisatie klaarstaat en wenkt. Misschien moet ik me niet te veel vragen
stellen. Misschien geldt logica niet meer. Misschien moet ik gewoon-
weg ingaan op wat zich aanbiedt en op mijn intui'tie vertrouwen. Ik
besluit contact op te nemen met Mgr. Colin.
Tragedies
Niet alleen door de Katholieke Kerk worden de Luciferianen en de
satanisten argwanend bekeken -getuige daarvan de benoeming in het
begin van 1986 van een legertje exorcisten door Johannes-Paulus II-
maar ook andere, los van het Vaticaan staande kerken of kerkjes
trekken fervent ten strijde tegen het ‘Kwaad’. Een voorbeeld.
Na omzwervingen in de van Rome afgescheurde Gallicaanse Kerk,
die hij verliet op 19 mei 1985 als gevolg van interne strubbelingen,
stond Pascal Colin op eigen benen, zonder patriarchaat. Met het de-
vies ‘Een Kerk voor alien, alien voor een Kerk’ consacreerde hij op 29
September 1985 Pierre-Henri Dubois, of nog ‘Sa Beatitude Pierre IV’,
hoofd van de nieuw opgerichte ‘Eglise Catholique Apostolique Galli-
cane Traditionnelle’, een afsplitsing van de Gallicaanse Kerk 24 . Of, de
tragedie van de kleine kerkjes. Op 22 december 1985 was het de beurt
aan Colin zelf om opnieuw geconsacreerd te worden. Ditmaal werd
Colin aartsbisschop en afgevaardigde voor de Benelux van de -schrik
niet- ‘Eglises Autocephales Syro-Antiochiennes’, die onder leiding
staan van de Franse patriarch Boris I Timochenko, alias Boris Lema-
ge 25 . Boris noemt of noemde zich: ‘Eveque Titulaire du Yaudet et de
Kiev , of, Sa Beatitude l’Humble Boris I Timochenko, Patriarche et
Catholicos des Eglises Autocephales Syro-Antiochiennes en Europe
et Missions, president du Saint-Synode Interecclesial, Chef du Praesi-
61
dium International Chretien’, of nog, ‘Prince le Mage Timochenko
van Aachen KCTHAN’. Titels genoeg dus.
De ‘Eglises Autocephales Syro-Antiochiennes’ ontstonden in 1957,
toen Johannes-Maria van Assendelft, ‘Eveque de Myre en Lycie’,
zich als eerste patriarch liet verkiezen onder de naam ‘Mar Joannes-
Maria’. Van Assendelft zou zich later aansluiten bij de ‘Eglises Cop-
tes’, en Boris werd de tweede patriarch van de ‘Eglises Autocephales
Syro-Antiochiennes’. De Prins-Magier Boris I dirigeert eveneens het
‘Institut Philosophique et Theologique Saint-Pierre , evenals het pa-
triarchaat gevestigd te Lannion in Bretagne. Via dit ‘Instituut’ deelt
de prins-magier diploma’s uit van ‘dokter in de filosofie en de theolo-
gie\
De Monseigneur kijkt bijzonder wantrouwig. ‘Ik zou met graag
hebben dat al het werk van de laatste jaren zou kapot worden ge-
maakt!’ Hij oogt streng en toont me zijn diploma’s: uit een attest
blijkt dat hij bisschop werd benoemd door Boris I; uit een ander dat
hij ‘dokter in de theologie’ is van het ‘Institut Philosophique et The¬
ologique Saint-Pierre’ -‘na acht jaar studie!’ ‘Zo, dat bewijst mijn au-
thenticiteit’, zegthij.
De hitte van de dag verliest zich langzamerhand in de avondsche-
mer. ‘Niks voor mij, die warmte’, puft Colin. Door de wijdopenstaan-
de ramen beginnen stilaan de muggen hun intrede te doen, op zoek
naar nog meer warmte en licht. In Colins leefkamer staan, hangen en
liggen her en der religieuze voorwerpen. Op de kruisen en heihgen-
beelden wachten de muggen af.
‘Ik heb een verrassing voor U\ zegt Colin plots, ‘mijn pleegzoon is
ook aanwezig. Hij komt straks. Hij is “Venerable Maitre” van de
“Loge Souverain Martineziste”, waartoe ook ik behoor.’ Colin haalt
diep adem en nipt aan een wijntje: ‘Onze kerk heeft een heel speciaal
doel. We zijn er voor de christenen die de katholieke kerk en God
hebben verlaten. Dus zowat iedereen momenteel. Onze taak bestaat
erin ze terug bij God te brengen zoals St Vincent de Paul dat deed met
de koningen van Frankrijk. We zijn veel traditioneler ingesteld en
strenger dan de katholieke kerk. We dringen via de cultus van Paulus
VI dieper tot het geloof en de emotionaliteit van de mensen door. Ve-
le katholieke priesters begrijpen ons, vandaar dat ook katholieke
priesters door ons worden opgeleid. De Katholieke Kerk laat ons on¬
ze gang gaan. Let op! We zijn niet tolerant. Als je tolerant bent, zet je
je boven de anderen. Ieder menselijk wezen heeft het recht menselijk
wezen te zijn, dat is ons uitgangspunt.’
Als ik de Monseigneur vragen stel over de diabolische vijanden van
het christelijk geloof, de Luciferianen, wordt hij stil. Herinnert hij
zich de titanische gevechten?
62
‘Kijk’, zegt Colin bedachtzaam, ‘het Vaticaan wordt overspoeld
met Satanisten en Luciferianen. Vele topkardinaals zijn lid van die or-
des. Ze werken samen!’
Over welke ordes gaat het?
‘De orde van Beelzebub, de orde van Machiavel, de orde van Beli¬
al. Allemaal zijn ze erg actief in Vaticaanse kringen.’ Colin zucht.
Niet alleen de hitte speelt hem parten. Er is nog meer, dat is duidelijk.
‘Bent U exorcist?’ vraag ik.
Niet meer’, antwoordt Colin, ‘ik heb daar bijzonder nare ervarin-
gen mee gehad en laat dat over aan Michel Vanderus van de “Ver-
seau”, die ik in die graad heb gewijd.’
Over die nare ervaringen wil Colin toch wel praten. Pijnlijke trek-
ken verdringen zich soms op zijn gelaat. ‘Op een bepaald ogenblik
werd ik geroepen bij een familie die in zeer zware moeilijkheden ver-
keerde. Enkele leden van de familie waren ziek, er waren scheidingen
op til, en nog veel meer. Daar kwam nog bij dat de moeder van de
man, die ook in het huis woonde, zeer venijnige karaktertrekken had.
Op alles was wat aan te merken, ze was altijd slecht gezind. Kortom,
haar aanwezigheid was niet meer houdbaar. Op een dag ging een
dochter zonnen. Na amper twee minuten stonden er enorme blaren
op haar lichaam. Zeer vreemd... Er gebeurden nog meer vreemde za-
ken in het huis: er was een poltergeist aanwezig, men hoorde gehuil,
gebrul. Zaken werden zomaar verplaatst onder de ogen van de bewo-
ners. Toen ik werd geroepen, deed ik eerst een enquete bij de buren
en bij de dokter. De dokter vond geen medische oorzaken voor de fy-
sieke ongemakken. Ook bij de pastoor van het dorp ben ik geweest.
Die had geprobeerd te exorciseren. Maar ook dat hielp niet. Na mijn
eerste contacten met de familie gebeurden er opnieuw zeer myste-
rieuze zaken. Vijf dagen later stierf de grootmoeder, de bazige
vrouw. Het dak vatte opeens vuur en het vuur doofde ook weer even
plotseling. Een waterpomp die gedurende twintig jaren niet meer had
gewerkt, begon water te spuiten. Zomaar, zonder dat er iemand in de
buurt was. Het lijk van de grootmoeder werd naar Calais overge-
bracht om daar bij de familie te worden begraven. Ook dan gebeur¬
den er allerlei vreemde dingen: bij de terugkomst van de familie begaf
de elektriciteit en... enkele leden van de familie zagen heel duidelijk
een rood-verlichte aanwezigheid! Dat werd teveel. De kinderen en
ook de ouders waren zeer verward. De emotionele chaos was totaal.
Ik begon een klein exorcisme, enkele gebeden. De reactie was enorm.
Tijdens het exorciseren vatte de haard vuur. Toen ik dat zag, besloot
ik’s anderendaags het grote exorcisme te beginnen. Toen voelde ik
sterk de aanwezigheid van negatieve krachten, die, en dat was verba-
zingwekkend, vanuit de leden van het gezin zelf kwamen. Ik viel in
63
zwiim. Ik weet niets meer van wat er toen is gebeurd. Later hoorde ik
dat de situatie bij het gezin was opgeklaard. Alles was terug normaal
Met mezelf daarentegen ging het minder goed. In plaats van het
kwaad uit te trekken en het weg te werpen, te vemietigen, had ik het
kwaad op mij genomen. Dat is dodelijk. Ik kreeg plots een bloedziek-
te, zeer ernstig. De dokters konden niets doen. Ze wisten geen oor-
za'ak te vinden. Ik wou zelfmoord plegen, was zeer depressief. Ik wi¬
de me ophangen. Ik had ontzettend veel pijn. Ik wist niet meer wie ik
was, wat ik deed. Die situatie heeft zo’n zes maanden geduurd. Toen
kwam er een priester om me de laatste sacramenten toe te dienen,
want ik lag op sterven. Plots, tijdens het toedienen van de sacramen¬
ten, verdween de pijn. Ik stond recht. Ik was genezen. Smdsdien be-
sef ik hoe sterk het kwaad is. Het kwaad kan doden, overheersen.
Colin blijft stil en gespannen voor zich uit kijken. Het is al donker ui-
ten.
Colin is ook lid van een onafhankelijke Brusselse Martinezistenor-
de, met aan het hoofd de ‘Venerable Maitre’ Aniel d’Argol, pleeg-
zoon van Colin. Tijdens Colins exorcistenverhaal is d’Argol discreet
aan de tafel gaan zitten. Ook hij heeft aandachtig gehiisterd, af en toe
knikkend. D’Argol is een imponerend figuur. Zwarte voile haardos,
donkere huid, kortom, een magier.
‘Bij de “Loge Souverain Martineziste” wordt de leer van Martinez
de Pasqually bestudeerd’, zegt d’Argol, ‘onze basis is de “Reintegra¬
tion des etres” van Pasqually. De onderrichtingen gebeuren in vier
etappes: de basisstudie, de alchimistisch-spirituele studie, de theur-
gie, en de geheime leer. Daarover kan ik niets vertellen. Het doel van
de Loge blijft de bevrijding van het individu, de re'integratie tot de
“humanite adamique”. Het is een onderzoek naar jezelf! Dat gebeurt
door witte magie, invocaties.’
Het is al zeer laat. Ik heb een stuk gezien van het gelaat van de be-
strijders van Lucifer, en dat was tenslotte de bedoehng. Ik neem af-
scheid. Er spoken schimmen door mijn hoofd. Wat is er allemaal
gaande? De zwoele, hete nacht biedt uitkomst. Ik kijk naar ontspan-
nen goedgezinde mensen die voorbij kuieren. Als ik thuiskom sla ik
het boek van Dominique Graff open, ‘Regard sur les Voyants’ uit
1976 26 . Hierin doet de auteur een‘wetenschappelijke rondgangin e
Brusselse wereldje van zieners, astrologen, kaartenlegsters. Op blad-
zijde 268 staat inderdaad het volgende: ‘Mijnheer Aniel d Argol: We¬
tenschappelijke astrologie - Helderziendheid - Geluksgetallen Geo-
mantiek - Wichelarij - Handleeskunde - Kaarten en Tarot Ratu-
elen en witte magie voor zeer emstige gevallen (na vooronderzoek)
Hij maakt een talisman speciaal voor u (gezondheid - liefde) - Hi]
ontleedt uw geval door studie van de hemel bij uw geboorte en van al
64
die moderne methoden. Hij is specialist in vrouwenproblemen en in
liefdesverdriet, moeilijkheden op het werk, met geld en in zaken. Be-
scherming tegen en beinvloeding van tegenslag en kwaadaardige
mensen. Troost mensen die lijden, en bevrijdt hen die denken dat een
bezwering tegen hen is uitgesproken. Eerlijk en volledige discretie.
Om de kwaliteit te waarborgen ontvangt hij alleen na afspraak.’ Do¬
minique Graff haalde bovenstaande uit een Brussels reclameblad.
Interludium HI
Het lijkt wel alsof er een nieuwe wereld voor me opengaat. Ik heb
nooit vermoed dat onze samenleving zo rijk is aan organisaties die
zich met magie bezighouden. Toen ik met het onderzoek begon, wist
ik niet dat mijn zoektocht me in die kringen zou brengen. Waarom
blijf ik in het magische wereldje rondzwalpen? Dat was immers niet
de bedoeling. En toch, zo voel ik, is het essentieel. Om te begrijpen.
Om een sleutel te vinden.
Sinds enige tijd ken ik geen rust meer. De reden daarvan ligt niet
alleen in het enthousiasme voor het onderzoek. De gedrevenheid is
meer dan dat. Ze gaat veel dieper. Waarom doe ik dit? Wat doe ik? Ik
weet het niet.
Mijn oudste zoon (7) struikelt de kamer binnen. ‘Papa, weet je wat
ze zeggen? Dat de mensen door God zijn gemaakt. Maar wij komen
toch van de apen! Wie heeft de apen gemaakt?’ Vragen, vragen, vra-
gen. Altijd meer vragen. ‘Waarom bestaat de wereld?*, ‘Waarom
rook jij?’ Vragen naar mezelf. Ik ben de sleutel. Maar hoe? ‘Paps, je
moet altijd een stukje doen, een beetje werken, en dan doen wat je
wilt. Gewoon!’, zegt mijn jongste zoon (4) zeerovertuigend. De blik
zegt alles!
Ik kan het helemaal niet verklaren, maar toch ligt daar de oplos-
sing. Dus ga ik door. Zowel voor- als tegenstanders van Lucifer duid-
den me op het belang van de Engelse magier Aleister Crowley. Som-
migen zien in Crowley de rei'ncarnatie van de duivel, anderen ver-
heerlijken hem als een god. Crowley is, op zijn zachtst uitgedrukt, een
omstreden figuur in esoterische kringen. Tijd dus om even stil te staan
bij Crowley en zijn organisaties. Daarna moeten we naar de kern van
de zaak: Thule en de Groene Orde.
Het beest 666
ik heb gezworen de magie te rehabiliteren, en de mensheid te leiden
opdat ze zou respecteren, geloven en beminnen dat wat ze heeft ge-
haat en gevreesd.’ 27
65
Aleister Crowley werd in 1875 in Warwickshire, Engeland, gebo-
ren. Hij werd opgevoed in de zeer besloten en puriteinse sekte der
•Breeders van Plymouth’, ook de ‘sekte der Darbysten’ genoemd.
Maar op twintigjarige leeftijd keerde Crowley zich af van het geloof
van zijn ouders om uiteindelijk een der grootste en meest controver¬
sies zwarte magiers van de twintigste eeuw te worden. Op 18 novem-
ber 1898 werd Aleister Crowley geinitieerd in een zeer geheime orde,
genaamd ‘The Hermetic Brotherhood of the Golden Dawn in the Ou¬
ter’, afgekort G.D.
De G.D ., opgericht in 1887 door enkele vooraanstaande leden uit
Londense Rozenkruiserskringen 28 , werd meermaals naar voren ge-
schoven als de loge waarin nazistische filosofieen werden geconcipi-
eerd en een basis vonden 29 . Leider of‘Imperator’ van deG.D. was Sa¬
muel Lidell Mathers, tevens hoog dignitaris van de Ordo Templi
Orientis (O.T.O.) die gedirigeerd werd door Theodor Reuss, meester
van het Germaans occultisme. Mathers vertaalde een Frans manu¬
script uit de 18de eeuw, getiteld: ‘Livre d’Abramelin le Mage’ 30 , een
der standaardwerken voor de Luciferianen en ook voor Crowley. In
dat manuscript wordt stap voor stap uitgelegd hoe je demonen en an-
dere duistere wezens moet oproepen en op welke manier je ze kunt
gebruiken om bepaalde zaken te verwezenlijken. Naast Mathers en
Crowley kon de G.D. indertijd bogen op een'hele schare van invloed-
rijke volgelingen. Waren onder meer lid: de Ierse poeet en latere No-
belprijswinnaar William Butler Yeats; de maitresse van George Ber¬
nard Shaw, Florence Farr; de toendertijd beroemde astronoom Willi¬
am Peck; de latere president van de zeer eerbare Royal Society, Ge¬
rard Kelly; de auteur van ‘Dracula’, Bram Stoker; en de onechte
dochter van Lodewijk I van Beieren, Edita Montes, gravin van
Landsfeld 31 . Allen hadden voor de gelegenheid mystieke namen aan-
genomen (nomen mysticus). Crowley luisterde naar de naam Perdu-
rabo, ‘ik zal blij ven voortleven’.
Als gevolg van de imponerende initiatierituelen binnen de G.D. en
de tot de verbeelding sprekende lessen uit ‘Abramelin de magier ,
ging Crowley zich meer en meer verdiepen in de obscure en gevaarlij-
ke wegen van de magie. In 1899 kocht hij in Boleskine, Schotland,
dichtbij het Loch Ness-meer, een imposant domein om zich totaal te
kunnen overgeven aan het uitwerken van de Luciferiaanse ideologic.
Mannen en vrouwen dansten’s nachts naakt rend enorme vuren, en-
gelen en demonen invokerend. De bevolking van Boleskine hoorde
waanzinnige gezangen en angstaanjagende kreten. Satan was neerge-
daald in de High-lands. Crowley verliet zijn domein in 1900 en brak
kort nadien met de G.D.. Hij zou zijn eigen esoterische orde opbou-
wen! Na omzwervingen in Mexico en de Verenigde Staten, waar hij
1
experimenteerde met seks, zocht hij verlichting in Azie. Op het eiland
Ceylon maakte hij kennis met het hindoeisme, waarvan hem vooral
het ‘Tantrisme van de Linker Hand’ zou bijblijven. Het ‘Tantrisme
van de Linker Hand’, of de ‘transformatie van vergif in nectar’, wasen
is voor de hindoes de transformatie van de fysieke en psychische bele-
ving van de seksuele daad in magische krachten. Van dan af zal seks
Crowleys weg naar de zwarte magie worden, naar het contact met de
goden en de demonen.
Via occulte bezoeken aan Parijs, Boleskine en Londen kwam
Crowley in 1904 tesamen met zijn vrouw Rose, een medium, in Egyp-
te terecht. Hier werd hem de paganistische visie geopenbaard : hij
moest de mensheid leiden naar de spirituele perfectie, zodat de rein¬
tegrate in God gerealiseerd zou worden. Crowley was de profeet, het
beest van de Apocalyps met een welomschreven missie. Hij noemde
zichzelf ‘Megatherion 666’, of ‘The Great Beast 666’. De tijd was rijp
om een eigen orde op te bouwen. In 1905 ontstond dan de Astrum Ar-
gentinum, de A.A., een initiatie-orde die de bedoeling had de pri-
mordiale staat van de mens te doen ontwaken. De zoektocht naar de
mens van voor de zondvloed, naar de mens die de gelijke Gods is, kon
beginnen.
De Astrum Argentinum had succes. Crowley wist zich, terug in
Londen aangekomen, vrij vlug met een aantal getrouwe adepten te
omringen 32 . Ook op het Europese vasteland kreeg de magier bekend-
heid en navolging. Het was rend deze periode (1910) dat de Britse ge¬
heime diensten belangstelling kregen voor het eigenzinnige en ge-
heimzinnige fenomeen dat Crowley was. Ze stelden hem voor—Crow¬
ley had contacten in vele landen— opdrachten voor hen te vervullen in
ruil voor een zekere onschendbaarheid. En een, zij het niet officieel,
statuut van onschendbaarheid kon Crowley zeker helpen: puriteins
Londen walgde van de obscene exploten in de ‘gnostische missen’, ge-
celebreerd door de magier om adepten te winnen. Hoe intens Crow¬
leys samenwerking met de Britse geheime diensten is geweest, is ech-
ter nooit in de openbaarheid gebracht.
Kort na het uitbreken van de eerste wereldoorlog vestigde Crowley
zich in de Verenigde Staten. Vanuit New York probeerde hij, zonder
succes overigens, zijn A.A. gestalte te geven op het Amerikaans con¬
tinent. Tegelijkertijd raakte hij bekend als verwoed tegenstander van
de geallieerden. Hij verscheurde in het openbaar zijn Brits paspoort
onder luid applaus van een meute Ierse separatisten. Dat werd hem
niet in dank afgenomen en Crowley werd onmiddellijk na zijn terug-
komst in Engeland in 1919 door de politie opgepakt, maar na een paar
dagen weer vrij gelaten. Crowley ging dan maar zijn gaven uitprobe-
ren in Frankrijk, waar hij zich vestigde in een comfortabele villa te
Fontainebleu. Het succes bleef ditmaal niet uit: Crowley slaagde erin
zich te omringen met een twaalftal begeesterde vrouwen, die bijna
allemaal van hem in verwachting raakten. In 1920 moest Crowley op
bevel van de autoriteiten, die het niet zo op hadden met de levensstijl
van de magier, Fontainebleu verlaten.
In het havenstadje Cefalu, op de noordkust van Sicilie, niet ver van
Palermo, vond Crowley een nieuw onderkomen in een oude, verval-
len boerderij, voor de gelegenheid omgedoopt tot ‘abdij van Thele-
me’. Dit zou het nieuwe magisch centrum worden. In die boerderij
dreef Crowley zijn magie tot het uiterste door. Crowley : ‘In deze op
de dood lijkende trance (het seksuele hoogtepunt), wordt de geest
vrij om rond te dolen en wordt een met de opgeroepen god. In de
dood wordt deze vereniging blijvend en zal het lichaam van de god op
de planeet doen groeien. Wij moeten ons dus, wanneer we maar kun-
nen, verzekeren van een besloten en onschendbare plaats, en er dage-
lijks slachtoffers brengen. Tegelijkertijd moet minstens een der bree¬
ders tot uitputting gedreven worden door middel van pijn, verwon-
dingen en de plechtigheid zelf. En indien hij openbaringen uitspreekt,
mag dat niet bewust gebeuren. Als de ware god werd opgeroepen zo-
als het hoort, dan zullen zij (de slachtoffers) vergoddellijkt wor¬
den.’ M .
Crowley leefde, dat moet duidelijk zijn, in hogere sferen en had
blijkbaar weinig voeling met aardse zaken. Nogal wat discipelen wer-
den ziek als gevolg van ontbering en kou. Crowleys dochtertje stierf.
Nadat een volgeling van Crowley, de Ierse poeet Raoul Loveday, on-
der mysterieuze omstandigheden om het leven kwam - een rituele
moord?-vonden de autoriteiten het welletjes. Crowley werd metzijn
gevolg uit Sicilie gezet.
In Portugal noch in Frankrijk kon de magier weer aan de slag. Be-
rooid kwam hij teneinde raad in 1928 opnieuw in Engeland aan, waar
hij zeer moeizaam een nieuw ‘magisch’ bestaan trachtte op te bou-
wen. In het midden van de jaren dertig lukte het hem dan toch een
nieuwe A.A.-groep op te richten, en wat meer was, zijn geschriften
raakten stilaan wereldbekend 34 .
In 1939 brak de oorlog uit. Crowley schonk Churchill een talisman
bedoeld om de Duitse luchtaanvallen op Engeland te doen stoppen.
Na de oorlog verklaarde hij: ‘De waarheid is, dat ik de oorlog heb ge-
wonnen!’ Op 1 december 1947 velde een hartaanval de door opium en
morfine verteerde magier. Op 5 december 1947 werd Crowley, om-
ringd door vele discipelen, verast op het kerkhof van Brighton. Ge-
tooid in een wit-rood-goud kleed, gebrodeerd met de twaalf tekens
van de zodiac, kroon op het hoofd, scepter in de hand, nam de soeve-
rein der Luciferianen zijn plaats in temidden van de goden.
Op een mooie lenteavond in 1919 vertelde Dietrich Eckhart aan zijn
vnend dokter Paul Tafel in de Schwabinger Weinstube te Munchen-
‘We moeten een man aan het hoofd hebben die een mitrailleur kan
aanhoren. Die smeerlappen (joden, communisten) moeten de daver
op het hjf krijgen. Ik wil geen officier: het volk respecteert geen offi-
cieren meer. Een werkman met een grote smoel hebben we nodig! Hij
hoeft met intelligent te zijn: politiek is de meest domme zaak ter we-
reld... Ik prefereer een ijdel iemand, iemand die in staat is om de ro-
den te counteren, iemand die van geen kleintje vervaard is... Hij moet
eveneens ongehuwd zijn, dan hebben we alle vrouwen voor ons...’
Lang zou Eckhart niet moeten wachten. Nog geen half jaar later om
precies te zijn op 10 September 1919, kwam de wensdroom van Eck¬
hart uit. Toen trad een man naar voren die de wereld zou veranderen.
Dietrich Eckhart werd Hitlers ideoloog en raadgever bij uitstek Tot
zijn dood in 1923 vormde hij Hitler.
Dietrich Eckhart was de man die Hitler van gefundeerd anti-semi-
tisch en pro-arisch voer voorzag, die Hitlers grijze hersencellen zou
schikken tot een coherent fanatiek geheel, met de gekende desastreu-
ze gevolgen. In ‘Mein Kampf, de bijbel van de nazisten, omschreef
Hitler Eckhart als ‘de man die zijn leven heeft geconsacreerd om zijn
volk, ons volk, te verlichten door de poezie, door de gedachte, en ten-
slotte door de actie.’
In zijn gesprek met dokter Paul Tafel die lente-avond in de Miin-
chense Weinstube had Eckhart het over ‘we’. Daarmee doelde hij op
een zeer geheim genootschap, waarvan ook nu nog weinig is geweten.
Nochtans was dat geheim genootschap de rechtstreekse aanleiding
voor de holocaust van 1940-1945. Het droeg de naam Thule-Gesell-
schaft.
Om het Thule-genootschap te begrijpen, moeten we naar een heel
ver verleden, naar de tijden van de mythen en legenden. Ergens ‘aan
de rand van de aarde’, in het huidige Noordpoolgebied dat toen een
mild klimaat kende, leefde een gelukzalig en vredig sprookjesvolk
hyperboreeers geheten. Over dat authentiek of imaginair volkje
wordt in vele culturen en tradities onder steeds andere benamingen
gesproken. De Egyptenaren eh de Scandinaviers hadden het over het
land der ‘Groene Aarde’, de Ijslanders over ‘Asgadr’, de Babyloniers
en de Polynesiers over ‘Het Land van de Andere Wereld’. De hoofd-
stad der Hyperboreeers (Grieks: Hyperboreioi = achter de noorder-
wmd) was, volgens de legende, Thule. Thule zou in de oudheid het
centrum geweest zijn van de tuin van Eden, van het Aards Paradijs,
waar de geheimen van de wereld waren geborgen, waar een super-in-
Thule? Thule!
68
69
telligent volk leefde. Dit super-volk, door Eckhart en companen ook
Aryas (Ariers) geheten, was door een oceaan, de ‘Mare Tenebra-
rum’, volledig afgesloten van de rest van de wereld. De Hyperboree-
ers werden letterlijk en figuurlijk gevormd door ‘Intelligenties van
Buitenaf. Die verbonden zich met de vrouwen van de mensen en
brachten hun aardse nakomelingen kennis bij over het land, de ster-
ren, de astrologie, de kunsten, enzomeer. De Hyperboreeers waren
dus een uitverkoren ras, het ras van de ‘tweemaal geborenen’, de ont-
waakten. De intelligenties van Buitenaf werden de goden der Hy¬
perboreeers en lagen aan de basis van de paganistische visies van oude
volkeren als de Picten, de Kelten, de Germanen, en, zoals verderzal
blijken, van Hitlers Germaanse illusie. De goden van Thule waren
Thor, de strijder zonder vrees, Loki, de demoon van het vuur, Bal-
dur, de Heer van het licht, en nog zovele andere.
Ook in de nochtans zo verfoeide bijbel -‘een joodse conspiratie -
meer bepaald in het Oude Testament, meenden de geinitieerden.van
het Thule-Genootschap voer voor hun theorieen te vinden:
‘Toen de mensen zich op aarde
begonnen te vermenigvuldigen en
hun dochters geboren werden,
zagen de zonen Gods, dat de
dochters der mensen schoon waren,
en zij namen zich daaruit
vrouwen, wie zij maar verkozen.
En de Here zeide: “Mijn Geest
zal niet altoos in de mens blijven,
nu zij zich misgaan hebben;
hij is vlees; zijn dagen zullen
honderdtwintig jaar zijn.
De reuzen waren in die dagen
op de aarde, en ook daarna,
toen de zonen Gods tot de
dochters der mensen kwamen,
en zij hun (kinderen) baarden;
dit zijn de geweldigen uit de
voortijd; mannen van naam.’ 35
Waren de ‘Zonen Gods’ de intelligenties van Buitenaf? En, zijn de
‘geweldigen uit de voortijd’ identiek aan de zo geprezen Hyperboree¬
ers? De leden van het Thule-Genootschap meenden van wel. Boven-
dien, zo stelden dezelfde Thule-aanhangers, de ‘geweldigen uit de
voortijd’, de ‘Hyperboreeers’, gekenmerkt door een zuiverheid van
70
ras, liepen er ook fysiek superieur bij: ze waren voorzien van blonde
haren en blauwe ogen! Vandaar de vermeende verhevenheid van het
zogenaamde arische ras. De Germanen moesten immers de afstam-
melingen zijn van de Hyperboreeers!
Een zestigtal eeuwen geleden verdween Thule als gevolg van een
kosmisch cataclysme, waardoor de as van de aarde basculeerde en de
klimaten veranderden. De zondvloed betekende de diaspora voor de
Aryas, de dragers van het pact met de intelligenties van Buitenaf.
Sommigen onder hen trokken naar het huidige Scandinavie om zich
later in Centraal Europa te vestigen. Uit deze groep zou het Ger¬
maanse volk stammen. Zo stelt het Thule-Genootschap toch. Ande-
ren vestigden zich in de Gobi om opnieuw een beschaving te stichten.
Ettelijke eeuwen later werd de Gobi echter woestijngebied en de wei-
nige overlevenden trokken met hebbe en have naar de Himalaya,
waar ze teruggetrokken in een netwerk van catacomben en kelders
van het Himalaya-massief leefden. Daar splitsten de nakomelingen
van de intelligenties van Buitenaf zich in twee groepen. Een groep
volgde ‘de Weg van de Rechter Hand, onder het wiel van de Gouden
Zon’ (Symbool: een dextrogene swastika. De vier armen wijzen naar
links, zodat het kruis draait volgens de rotatie van de aarde.). De an¬
dere groep leefde volgens ‘de Weg van de Linker Hand, onder het
wiel van de Zwarte Zon’ (Symbool: een sinistrogyre swastika. Hier
wijzen de vier armen naar rechts, volgens de weg van de ‘Zwarte
Zon’, tegendraads, het symbool der nazi’s.). De eerste groep zou
sinds die tijd verblijven in Agartha, de tweede in Shambalha 36 . Twee
magische centra, die van levensbelang zijn voor onnoemlijk veel eso-
terische groeperingen, en ook voor het Thule-Genootschap. Agartha
wordt gezien als de verborgen stad van het Goede, van de vrede, van
de zoektocht naar opperste kennis. Shambalha daarentegen is de stad
van de macht, van het geweld. Shambalha betekent rebellie tegen de
voorbestemdheid van de mens en erkent de creerende, heersende
mens, meester van de natuurelementen. Maar Shambalha heeft twee
gezichten: ofwel de opperste macht, gelijke der goden, ofwel de tota-
le verwoesting. Via magische contacten met de ‘Zwarte Stad’ en haar
bewoners zou een ‘gei'nitieerde’ wonderbaarlijke bovennatuurlijke
krachten ontwikkelen. Onder meer, en vooral, de gave om in te spe-
len en te heersen over het onbewuste van volkeren. Beschikte Hitler
over dergelijke demonische krachten? Het geloof erin was wel dege-
lijk aanwezig. Tussen haakjes, de vreemde woorden Agartha en
Shambalha werden tijdens de geruchtmakende Niiremberg-proces-
sen meermaals vermeld door de beschuldigde SS-officieren. Men
weet nu waarom.
Maar de Thule-legende bood meer stof om op in te gaan. Zo werd
71
een duizendjarig rijk voorspeld, gedomineerd door een ‘Onbekende
Superieur’ via een ‘Golem’, een soort medium, een... messias! Op die
wijze zou dan een enorme biologische en spirituele mutatie plaatsvin-
den die uiteindelijk aan de basis moest liggen van een ‘nieuwe zonne-
dynastie’, teruggrijpend naar de samenleving van de Hyperboreeers.
Hitler moest die messias worden en een duizendjarig rijk stichten.
Het arische volk zou borg staan voor de biologische en spirituele mu¬
tatie en het godenvolk op aarde worden. Het was dit waanbeeld dat
leefde in Eckharts geest en in de warrige hoofden van de andere leden
van het Thule-Genootschap.
Hitler, een golem? Een golem is een soort automaat, een zombie,
een artificiele mens, gecontroleerd en gemanipuleerd door een ma¬
gier. De magier schept de golem en trekt een magisch pentakel op
diens voorhoofd. Maar als de golem dat magisch teken kan wegvagen,
houdt de bezwering op, revolteert de golem, wordt de magier ge-
wurgd en zijn ziel gestolen. De golem wordt een demomsch figuur
met een ongelooflijke kracht. Hij zaait dood en vermeling. Dat ver-
telt een joodse legende, opgetekend door middeleeuwse kabbalisti-
sche en alchemistische rabbijnen. Het Thule-Genootschap duidde
Hitler aan als golem. Is Hitler erin geslaagd de magische bezwenngen
ongedaan te maken? Volgens de logica der magie wel, en dat geloof-
den ook de heren van het Thule-genootschap. Feit is, dat Hitler zich
later meermaals tegen het Genootschap keerde en uiteindelijk de
tweede wereldoorlog ontketende.
In 1912 stichtte een zekere Theodor Fritsch (1852-1933) te Berlijn
een geheime ridderorde, die hij de ‘Orde der Germanen’ noemde.
Fritsch bombardeerde zichzelf tot grootmeester en het symbool van
de nieuwe Orde werd een hakenkruis. Tijdens de eerste wereldoorlog
stonden de activiteiten van de orde op een laag pitje. In december
1917 gaf de grootmeester ene baron Rudolf von Sebottendorff de op-
dracht om in Beieren een geheim genootschap te stichten, afhankehjk
van de Orde. Dit vreemde personage, vertrouwd in het esoterische
wereldje en meester van een Rozenkruisersorde, richtte dus in janu-
ari 1918 te Munchen het Thule-Genootschap op. Op het einde van dat
jaar telde het ongeveer 1500 leden, onder wie militairen, aristocraten,
hoge ambtenaren, mensen met vrije beroepen. Kortom, een elite.
Naast Dietrich Eckhart en zijn vriend dokter Paul Tafel was bijvoor-
beeld ook de zeer machtige prins Gustav Franz Maria von Thurn und
Taxis lid van het Thule-Genootschap. Die zou in 1919 tesamen met
acht andere Thule-leden worden gefusilleerd door het ‘Rode Leger
van de ‘Republiek der Beierse Sovjets’. Van toen af radicaliseerden
de standpunten van het Thule-Genootschap: het Duitse volk moest
zijn initiele waardigheid dringend terugkrijgen en de strijd tegen jo-
72
den en communisten moest in alle hevigheid worden gestreden.
Kort na de eerste wereldoorlog introduceerde Paul Rohrbach, pro¬
fessor, politicus en chef van de Buitenlandse Spionagediensten in
W.O.-I, een nieuwe kracht in de schoot van hetThule-Genootschap:
Karl Haushofer. Haushofer, een artilleriegeneraal, werd geboren in
Munchen in 1869 38 . Tesamen met Eckhart voorzag hij gedurende ja-
ren in de spirituele behoeften van Hitler. Men heeft zelfs beweerd dat
Haushofer Hitler ‘maakte’. Hij ondernam verscheidene reizen naar
Centraal-Azie. De legende wil dat hij tijdens een van die reizen gei'ni-
tieerd werd in een geheim esoterisch genootschap door George Ivan-
ovitch Gurdjieff, een vermaard Russisch magier. Haushofer sloot
zich in Duitsland eerst aan bij een geheim genootschap, het genoot¬
schap van de Vril genaamd, dat zich baseerde opde geschriften van de
Franse schrijver Louis Jacolliot (1837-1890). Die beschouwde de
‘Vril’ als de levensenergie waaruit de mens slechts een klein gedeelte
put. Hij die het bestaan van de Vril ontdekt, zegt Jacolliot, wordt een
supermens, meester van de wereld. Martinezistische en martinisti-
sche invloeden zijn hier niet van de lucht. Dat mensbeeld, gecombi-
neerd met het Thule-geloof, stond aan de basis van Haushofers groot-
ste passie, de ‘Geopolitik’. Hierin wordt de expansiedrift van de ‘ster-
ke staat’ goedgepraat. Hitlers ideeen omtrent de ‘Lebensraum’, de
‘Drang nach Osten’, zoals onder meer beschreven in ‘Mein Kampf,
waren rechtstreeks geput uit Haushofers geopolitieke overtuigingen.
Haushofer richtte zelfs een ‘Geopolitik Gesellschaft’ op, waar niet
alleen zogenaamd wetenschappelijk onderzoek werd verricht, maar
dat vooral dienst deed als spionagenetwerk. Naast klassieke spionnen
werkten hier ook astrologen, mediums en dirigenten van geheime ge-
nootschappen. Haushofers interesse voor esoterische genootschap-
pen was groot. Zo is bekend dat hij samen met zijn trouwste leerling
en zoon Albrecht Haushofer een stevige entree had in het Engels ma¬
gisch genootschap, de ‘The Hermetic Brotherhood of The Golden
Dawn in the Outer’, onder meer geanimeerd door ‘The Great Beast
666’ Aleister Crowley. Via het Berlijnse ‘templum’ van de G.D. on-
derhield Haushofer belangrijke relaties over de hele wereld en dan
vooral in Engelse aristocratische kringen. Zijn connecties reikten tot
in het hof van koning George V, die, zoals bekend, niet erg hoog op-
liep met Winston Churchill.
Toen SA- en SS-generaal Rudolf Hess (geboren 1896), eens num-
mer twee in het Derde Rijk, op 10 mei 1941 onverwacht naar Enge-
land vloog. wilde hij misschien de dirigenten van bevriende Engelse
genootschappen, zoals de hertog van Hamilton van de Golden Dawn
ontmoeten, om een pact met Engeland af te dwingen. Wie zal het zeg-
gen? Wat er ook van zij, Churchill nam Hess gevangen, en deze open-
de zijn mond niet meer. Hess —ook wel het ‘geweten van Hitlers par-
tij genoemd- was de leerling van Haushofer en lid van het Thule-ge-
nootschap sinds 1920. Hij was ook al voordien geaffilieerd met de Or-
do Templi Orientis (O.T.O.), meermaals bestempeld als de moeder-
organisatie van de Golden Dawn.
Filosofen en ideologen als Eckhart, Haushofer en diens leerling
Hess, werden de stuwende krachten achter het Thule-Genootschap
en het nationaal-socialisme. Nog een figuur, eveneens lid van het
Thule-Genootschap verdient nog vermelding: Alfred Rosenberg.
Rosenberg voorzag het nationaal-socialisme van een bijbel, de ‘My-
the van de Twintigste Eeuw\ waarin de ‘Mythe van het Bloed’ werd
uitgewerkt, die later gestalte zou krijgen in de elitaire SS-troepen. De
■ Mythe van het Bloed’ was een nieuwe religie. Het bloed staat voor de
goddelijke essentie in de mens, geopenbaard in het ras. Het is vanzelf-
sprekend dat via het bloed het Germaanse ras het pact met de ‘Intelli-
genties van Buitenaf zal herontdekken. Religieuze rituelen, contac-
ten met de voorouders, Luciferiaanse invocaties zullen de ‘ariers’
hierbij helpen. Praktisch gezien zal de wereld, de materie, onderwor-
pen worden via de Luciferiaanse weg, door de figuur van Hitler. Eens
zal dan de ‘arier’ een nieuw soort mens-god worden, een schepper, zo-
als zijn voorouders, de Hyperboreeers dat waren. De Schutz-Staffel
(SS)-chefs Himmler en Heydrich moesten die waanzin tot uitvoer
brengen.
Na de moorden op enkele Thule-leden door het Beierse Rode Le-
ger in 1919 manifesteerde het Genootschap zich meer en meer poli-
tiek, zonder evenwel de magie te verwaarlozen 39 . Reeds in april 1919
zette Thule het vrijkorps ‘Oberland’ op, een prive-mihtie die met en-
kel dienst deed als bewakingsgarde maar ook ten strijde trok tegen de
marxisten en uiteindelijk heeft meegewerkt aan de ‘Bevnjding van
Miinchen’, ten nadele van het zo gehate Rode Leger. ‘Oberland zou
later overgaan in de eerste schoktroepen van Hitler, de Sturmabtei-
lung SA. Onder de toenmalige dirigenten van Oberland vinden we
Rudolf Hess en kapitein Ernst Rohm, die in 1931 chef werd van de
SA 40 .
Het meest tot de verbeelding sprekende effect van de Thule-ideolo-
gie was wellicht de garde van het Nieuwe Duitsland, de elitetroepen
van Hitler de SS, gevormd door mannen van het pure ras, eenge-
maakt in het symbool van het bloed. De SS moest de voorvaderen le-
veren van de komende generaties, die een onsterfelijk Germaans volk
zou voortbrengen. Aan het hoofd van die ‘pretoriaanse garde’ stond
sinds 1929 een figuur die fanatiek dweepte met de Thule-filosofie:
Heinrich Himmler (geboren 1900). De toepassing van de ‘Mythe van
het Bloed’ door mensen als Himmler en later Reinhard Heydrich
74
(1904-1942), oprichter van de Sicherheitsdienst van de SS, zou uit¬
eindelijk resulteren in een nooit geziene volkerenmoord. De mythe
was immers de rechtvaardiging om ‘Untermenschen’ als de ‘judeo-
bolsjevieken’ te vermoorden. De SS-exterminatietroepen, de Ein-
satzcommando’s, joegen honderdduizenden de dood in. ‘Untermen¬
schen’ uit alle bezette Europese landen zouden worden omgebracht.
Himmler, de waanzin nabij, inspireerde zich op de eens zo machti-
ge Teutoonse ridderorde (die ook een ‘Drang nach Osten’ heeft ge-
kend). Ook hij moest zijn kasteel hebben. Dat werd gebouwd op de
rui'nen van een kasteel waarvan de basisfundamenten dateren uit de
tijd der Hunnen. Het lag nabij Paderborn, Westfalen. De ‘Burger’
moest het spirituele centrum van het ‘Nieuwe Duitsland’ worden.
Hier zouden de toekomstige leiders worden gemaakt. Het moesten
mannen zijn met blonde haren en blauwe ogen, raszuiver, sterk, fier
en meegaand. In zijn kasteel flankeerde Himmler zich, conform de le-
gende van koning Arthur -die, volgens sommige Himmlerianen zijn
kasteel in Thule had opgebouwd- met twaalf ‘zwarte ridders’, geko-
zen uit de beste ‘Obergruppenfiihrer’ van Himmler, Reichsfiihrer SS.
Spirituele en meditatieve seances werden op het getouw gezet om in
contact te treden met de voorvaderen, met de ‘Intelligenties van Bui¬
tenaf’. Het neo-paganistische geloof werd beleden. Er werden ritu¬
elen gevolgd, gebaseerd op de voorschriften van de magier Gurdjieff,
rituele huwelijken werden gesloten... De magie van de ‘Zwarte rid¬
ders’. In 1935 stichtte Himmler samen met Haushofer en Hess
‘Ahnenerbe’, een soort cultureel-wetenschappelijk onderzoekscen-
trum. Ahenenerbe moest onder meer de fanatieke rassentheorieen
funderen met geschiedkundige bewijzen. Het centrum stuurde zelfs
een expeditie naar Tibet om de oorsprong van het Germaanse ras te
zoeken en Agartha en Shambalha op te sporen... Onderzoekingen
werden verricht omtrent het eventuele voortbestaan van de Rozen-
kruisersorde, over de Kaballa, de Bijbel, enzomeer. Een van de
meest geheime en waarschijnlijk meest gruwelijke activiteiten van
Ahnenerbe vond plaats in het door Himmler in 1942 gestichte insti-
tuut voor militair-wetenschappelijk onderzoek. Binnen dit kader
werden de beruchte medische experimenten verricht op gevangenen
uit de nazi-kampen. De in 1986 officieel dood verklaarde Josef Men-
gele maakte hier naam. Ahnenerbe hield zich ook bezig met ‘vergelij-
kende’ onderzoekingen van de schedel van verschillende rassengroe-
pen. De verantwoordelijke hiervoor, professor August Hirt, kreeg in
1943 van Himmler 115 lijken van gevangenen uit de nazi-kampen ca-
deau om in het museum van anatomie een collectie skeletten ‘bij te
zetten’.
75
Angela revisited
‘Sint-Germanus, Jezus, Johannes de Geliefde, Marie Nada,
Godfre, Lotus, Meester Bancano - en Gij,
Grote Goddelijke Leidsman, Gij alien, ten hemel gestegen Meesters
Engelen, Aartsengelen, kosmische wezens en natuurkrachten -
Angela, Angela, Angela, Julien, Julien, Julien,
Gij alien, kinderen van het Licht, die de Machtige Aanwezigheid
A.Y.A.M. dienen
Dat God U zegene
Dat God U zegene
Dat God U zegene
Wij beminnen U
Wij beminnen U
Wij beminnen U
Wij danken U
Wij danken U
Wij danken U
Angela, de Witte Godin, en Julien Origas, alias Humbert de Franken-
bourg, koning van Jeruzalem, grootmeester van de Ordre Renove du
Temple, hadden er voor gezorgd reeds tijdens hun aardse leven bij
kleine en machtige kring der onsterfelijke spintuele grootmeesters te
horen. Beiden legden in het midden van de jaren zeventig, voorlopig
als aardse afgezanten van de kosmische meesters, contacten met de
Brusselse ‘Groene Orde’... Origas beweerde bovendien dat Angela
was gezonden door het Thule-Genootschap. Bestaat het Thule-Ge-
nootschap nog steeds?
Mijn informant Georges hierover: ‘in het midden van de jaren der-
tig, dus voor de tweede wereldoorlog, voorzag het Thule-Genoot¬
schap het gevaar: Hitler, de Golem, was bezeten door duistere mach-
ten die hij niet ten voile controleerde. De hamvraag voor de leden van
het Thule-Genootschap was: zal Hitler het plan kunnen uitvoeren?
Er rees twijfel, onzekerheid. Maar men wist ook dat Hitler niet meer
te stoppen was. Daarom heeft het Thule-Genootschap in die tijd le¬
den naar Engeland gestuurd om de tradities te bewaren en de opvol-
ging te verzekeren 42 . Die voorzorgsmaatregel zou later verantwoord
blijken. In geheime groeperingen als de Golden Dawn en O.T.O.
(Ordo Templi Orientis) —dit zijn de gekende, maar er zijn er nog veel
meer- leefde Thule verder, tot op de dag van vandaag. Ook in Bel-
gie... Het Thule-Genootschap is anno 1986 druk aan het rekruteren!
Je zal de tentakels van het Genootschap voelen in esoterische en zeer
traditioneel ingestelde organisaties. Je zal echter nooit kunnen zeg-
gen, laat staan bewijzen dat iemand lid is van Thule.’
Georges is een bevoorrechte getuige: hij weet waarover hij
spreekt. Hij heeft indertijd zelf de beproevingen van Angela door-
staan. Hij waarschuwt: ‘zoek niet naar de huidige Thule-kern’, en
voegt er laconiek aan toe: ‘je wil toch nog kunnen schrijven, niet?’
Georges bevestigt dat Angela contacten had met Thule. ‘Of ze inder-
daad afgevaardigd werd door het Thule-Genootschap, zou ik niet
durven zeggen.’
Wat kwam de Witte Godin bij de ‘Ordre Renove du Temple’ doen?
Gezonden door onbekende machten om adepten te winnen voor de
(neo)-nazistische zaak? Was zij, evenals Hitler, een golem? En, liep
het, net als bij Hitler, uit de hand?
Laat ik me nu concentreren op de ‘Groene Orde’, een Brusselse
ridderorde die in 1975 een pact met de duivel sloot.
De Groene Orde
‘Setu an Tan! Setu an Tan Tad! Setu Tan Belen!’ (Ziehier het vuur!
Ziehier de vuur-vader! Ziehier het vuur van Belen!).
In het oprichtingsmanifest van de Groene Orde, Ordre Vert of nog
de Ordre Vert Celtique staat het volgende: ‘Het is allernoodzakelijkst
dat alle polaire- en zonnekrachten zich verenigen voor de aanvang
van het Watermantijdperk. De nieuwe mens -de Uebermensch-
moet zich gereed houden om het lot van de mensheid in handen te ne-
men, want wanneer de meest kritische ogenblikken van de Zwarte
Tijd zullen zijn aangebroken, dan zal er slechts een volk overblijven
dat drager is van de Vlam: WIJ. Wij moeten dus een Arische Ridder¬
orde in het leven roepen, en een elite vormen van Superieuren die de
geheimen van onze voorouders uit het Polaire Rijk bewaren.’ 43 . Het
76
77
lijkt wel of de oude dirigenten van het Thule-Genootschap die tekst
hebben geschreven : het superras, de geheimen van de voorouders uit
het Polaire Rijk... elementen uit de Thule-ideologie van een Eckhart
of een Rosenberg.
Op 6 december 1970 werd de Ordre Vert gesticht door ‘Grand Lug’
Rene Lixon. ‘Lug’, de vuurgod bij de oude Kelten, zou de rei'ncarna-
tie van Lucifer zijn. Lucifer wordt ook wel eens Mithras genoemd,
vandaar dat de Groene Orde zich ook als de ‘Europese Kerk van Mi¬
thras’ voorstelde. De cultus van Mithras, de Arische lichtgod, de hoe-
der van de kosmische orde, drong in de eerste eeuw voor Christus via
Perzie door in het Romeinse Rijk, ora er zich in de eerste eeuw na
Christus op grote schaal te verbreiden. De cultus werd gepropageerd
door de Romeinse soldaten-keizers, die er de magische kracht uit put-
ten om zich te verheffen en, zich onoverwinnelijk wanend, oorlog te
voeren. In die tij d was de Mithras-cultus een ernstige concurrent voor
het opkomend Christendom. Pas na de zogenaamde bekering van
Constantijn de Grote begon het verval van de cultus om in de eerste
helft van de vijfde eeuw bijna volledig te verdwijnen. En nu, in de
twintigste eeuw, duikt hij weer op. Er bestaat een Kerk van Mithras,
met afdelingen in Londen en Brussel. De symboliek van de Mithras-
cultus wordt opnieuw uitgedragen. De drie symbolen van de cultus 6n
van de Groene Orde zijn: de hamer, symbool van de creatieve activi-
teit; de kroon, symbool van de zon, van de magische kracht; en het
beeld van de stier of de bok, symbool van brute kracht, van vrucht-
baarheid en viriliteit. De groene kleur van Lixons orde verwijst naar
de mysterieuze groene straal, positief of negatief, de straal van leven
of dood. ‘Wij hebben ze reeds gebruikt om afvalligen te straffen. De-
ze dubbele straal komt voort van een rune, de rune van leven en dood,
die LEVEND bestaat in een bos van het Luikse achterland. Deze
macht is veel meer dan een symbool: zij is LEVEND... Zij behoort
tot de wezenlijke geheimen waarvan de mensen van het type II geen
vermoeden hebben, zelfs niet in hun stoutste dromen.’ 44
Jean-Paul Bourre, zelf een Lucifer-aanhanger, vertelt in zijn boek
‘Les Sectes Luciferiennes aujourd’hui’ hoe een nieuwkomer in de Mi¬
thras-cultus wordt ingewijd: ‘De kandidaat ingewijde daalt zeven tre-
den af en treedt binnen in de ondergrondse tempel, in een natuurlijke
grot gelegen. Aan de wand van de zaal zijn allerlei schrikwekkende
voorwerpen opgehangen die de verschillende aspecten vertegen-
woordigen van de angst waaraan de adept het hoofd zal moeten bie-
den. Elk begrip weigerend, beroofd van de kennis die een illusie van
persoonlijkheid geeft, zal hij drie dagen en drie nachten alleen in deze
ruimte vasten, vechtend tegen zijn angsten en zijn verlangens. Wan-
neer de drie dagen van reiniging voorbij zijn, is hij voortaan een
‘broeder’ voor de leden van de broederschap; aangezien zijn familie-
banden nu voorgoed verbroken zijn, is niets nog van belang tenzij de
opdracht die hem werd toevertrouwd, en de voortdurende aanbid-
ding van Mithras-Lucifer.
‘De eind-plechtigheid vindt plaats onder tromgeroffel, aan de voet
van het “Heilige der Heilige”, wanneer de hogepriester het beeld van
de goddelijkheid ontsluiert: de luciferiaanse bok met de toorts der
aloude sabbath tussen de horens. Een van de sleutels van het ritueel,
is de lichamelijke dwang die de discipel zelfbeheersing bijbrengt’
waardoor hij zichzelf dagelijks in de hand kan houden, maar waar-
door hij ook - als hij dat wenst - anderen kan overheersen, nl de
mensen van het ‘type II’ zoals R. L. ze noemt.
Deze beheersing is mogelijk, zoals in de rituelen derTantra, door
de omleiding van de seksuele energie naar mentale banen, volgens het
mythologische model van het koppel Lucifer-Lilith. Anders dan de
luciferiaanseorganisaties met orgiastisch karakter, beoefenen de ‘sol-
daten van Mithras’ de beheersing van hun driften door ontzegging; zij
roepen seksuele gevoelens op die zij op het cruciale ogenblik afwij-
zen, en werken mentaal met de nieuwe gevoelens die ontstaan zijn uit
die weigering. Dan drinkt de nieuweiing een beetje wijn uit de rituele
beker, en bevestigt hiermee het innerlijke huwelijk met het element
vuur. Door deze daad erkent hij dat dit instrument het middel is om
tot de rituele extase te komen die hem in verbinding zal stellen met de
hogere machten.
‘Twee lange rijen ingewijden knielen in de crypte langs de midden-
gang, waar de nieuweiing voortschrijdt op weg naar de plechtigheid
met het brood. Stukjes droog brood liggen op een tamboer die lijkt op
de rituele trom die zachtjes wordt geroerd door een van de mispries-
ters. Het brood werd van tevoren blootgesteld aan zonnestralen, en
door het nuttigen van het brood, communieert de inwijdeling met de
energie van de zon. Hij ontvangt dan uit de mond van de hogepriester
het “wachtwoord” dat hij als een mantra zal moeten herhalen; “Ik heb
van de tamboer gegeten en uit de cymbaal gedronken; ik heb het ge-
heim van het geloof geleerd”.’
Toen de ‘Grand Lug’ die avond van de zesde december 1970 samen
met enkele aanhangers de ‘Groene Orde’ stichtte, stelde hij zich tot
doel om de ‘Zonen van de Zwarte Draak’, de communisten en de ma-
teriahsten, en de foute dogma’s van de Kerken en de imitatie-religies
te bevechten. Kortom, de strijd werd aangebonden tegen de ‘mens
van het type II’, de ordinaire, oppervlakkige mens van de twintigste
eeuw. Opleidmgs- en trainingskampen werden opgericht om die strijd
voor te bereiden. Het contact met de ‘voorouders uit het Polaire
Rijk’, de ‘Hyperboreeers’ werd bewerkstelligd via magische invoca-
79
ties en via het praktizeren van de filosofie van de pip. Door intense
pijnbeleving worden de absurditeiten van het ik weggevaagd en
het magische contact met de voorouders tot stand komen.
Interludium IV
Georges de ex-adept van de Witte Godin en Julien Origas vertelde
me hft volgende: ‘In 1975 reisde Origas meermaals naar Brussel. Hi]
zei dat 1975 het begin zou worden van een meuw tijdper . ij spra
De basis biervoo, weed gelegd doo, de groo.mees-
ter van de Ordre Vert. Een persoonlijke vnend en een greet mam
Wat gebeurde er in 1975? Welk complot smeedden Origas de ko-
ning van Jeruzalem’ en Rene Lixon, de ‘Grand Lug -
De legioenen van Mithras
Rene Lixon ‘Grand Lug’, riep in 1975 op tot eenheid: ‘De tijden zip
sekomen om een HECHTE UNIE te maken van al onze verenigin-
een- het is hoog tijd dat de zonen en dochters van de Hyperboreeer d
» am de nieuwe tijden en de goddelijke U.bermensch -edge-
naam van de Graal en de kroon van het Noorden- omhoog houden.
Vanuit Shamballah, de heilige stad van Agartha, komt deze boo -
schaD tot het Polaire volk: VERENIG U!...’
Brussel, 14 mei 1975. De Lucifer- en Mithras-aanhangers^achten
met opgeheven hoofden. Ze zip van overal gekomen Er zijn. afg
vaardigden van orden als de ‘Grote Loge van de Draak’(Grande Lo¬
se du Dragon), de ‘Keltische Broederschap’ (Fratermte Celtique), e
g lrische Orde’ (Ordre Aryen). de ‘Zonen van het Vuur’ (Fils du feu)
de ‘Lucifer-G’. Ze luisteren aandachtig naar de woorden van
Grand Lug’ In de tempel van de Groene Orde zal zo dadehjk he
charter wofden getekend dat al deze groeperingen in de toekomst zal
verenigen. Voortaan zullen de ‘Nieuwe mensen’, de afstammel.nge
der Hyperboreeers onder gemeenschappel.jke vlag varen.de g
van de ‘Internationale Luciferienne’! Op die manier zu en de Le
oenen van Mithras’ geunifieerd worden en gezamenl.jk de stnjd kun
nen aanbinden tegen het morele verval, veroorzaakt door de bescha
mend valse dogma’s opgelegd door de kerken.
Op het altaar brandt de vlam van de ‘vuurvader’, het eeuwige vuur,
heueken van Mithras’ aanwezigheid. De ‘GrandI ^^ezte.er van
die avond in mei, neemt het woord: ‘In naam van de ENE d e de 3 de
2 en de 4 omvat, door de energieen H en S, en door de Wr.l, in naam
van bleed en bodem, en in naam van de vuur-vader, ^at hetgeenge-
zegd werd zij geschreven en vervuld in de annalen der tijden en van de
80
ruimte! Setu an Tan! Setu an Tan Tad! Setu Tan Belen!’ De ‘Inter¬
nationale Luciferienne’ is een feit. Voor deze gelegenheid schreef de
grootmeester van de Keulse ‘Lucifer-G’, de Luciferiaanse anti-paus,
een Luciferiaanse bijbel. Daarin wordt een alternatief scheppingsver-
haal weergegeven en worden de principes van het paganistische ge-
loof uitgewerkt. Enkele citaten hieruit staan hoger in dit hoofdstuk.
In 1975 gebeurde er dus iets heel belangrijks in bepaalde internatio-
nale occulte kringen. ‘Het begin van een nieuw tijdperk!’, zoals Ori¬
gas vertelde. Het is onweerlegbaar dat Origas als vertegenwoordiger
van de ‘Ordre Renove du Temple’ bij de stichting van de ‘Internatio¬
nale Luciferienne’ was betrokken. Maar er is nog meer, nog veel
meer...
De acties van de nieuwe ‘Internationale’ beperken zich niet alieen
tot de duivelse magie en het eventueel oproepen van de mysterieuze
dodelijke ‘Groene Straal’. Er werden ook trainingskampen georgani-
seerd, waar de militanten kundig werden opgeleid om de strip met de
vijand ook lijfelijk aan te gaan. Op een tiental kilometer van het Fran-
se Clermont-Ferrand ontdekten Franse politie-inspecteurs in de zo-
mer van 1975 (dus siechts een paar maanden na de stichting van de ‘In¬
ternationale’) een militair trainingskamp van de ‘Fils du Feu’, een
Franse Luciferiaanse beweging, mede-ondertekenaar van het charter
van de ‘Internationale’. Op de zetel van de ‘Fils du Feu’ wordt nog
meer ontdekt: een karabijn 22 long rifle, een geweer met afgezaagde
loop, een revolver 7.65, dolken, Molotov-cocktails... Bindingen met
extreem-rechtse inilitante organisaties worden blootgelegd. Enige ja-
ren voordien ontwarde de politie van Los Angeles nog andere banden
van de ‘Fils du Feu’: de Satanische sekte van Charles Manson onder-
hield contacten met de Franse Luciferianen! Nog in 1975 vertrekken
afgevaardigden van de ‘Internationale’ naar Madrid om er ultra-ge-
heime akkoorden te tekenen met... Lopez Rega, oud-minister van Ju¬
an Peron en leider van de moorddadige Argentijnse doodseskaders.
De Argentijnse magier
De initiatieritus van de Umbanda-voodoo is zeer mysterieus. De
Zuid-Amerikaanse Umbanda-voodoo combineert Afrikaanse godhe-
den met elementen uit de christelijke leer: Iemauja, de godin van de
zee is Onze Lieve Vrouw; Oshala, de oppergod is Jezus; Eshu staat
voor de duivel. De Umbanda-voodoo zou in 1974 Argentinie in zijn
greep hebben.
‘De initiatieritus omvat een afzondering van 21 dagen in het sche-
merdonker van een tempel, een gevlochten mat dient als bed. Op de
21ste dag vindt de plechtigheid plaats, onder leiding van een ‘vader
81
van God’. De kandidaat wacht, zittend op een steel, tot hij in trance
geraakt. Men bidt in een Afrikaans dialect terwijl men klokjes laat
tingelen Men knijpt de kandidaat om te zien of hij nog reageert (an-
ders wordt de cultus stopgezet). Zijn hoofd wordt geschoren, over
heel zijn lichaam worden insnijdingen gemaakt. Nadien ondergaat hi]
een reinigingsbad met kruiden, trekt een speciaal kleed aan en ont-
vangt de doop met het bloed: hij zit geknield voor twee kommen de
een is in email en de andere bevat bordjes die zijn god voorstellen
(een soort van beschermheilige of engelbewaarder), hij krijgt op et
hoofd het bloed van een gekeelde geit, een kip en een duif. De poten,
het hoofd en de pluimen der vogels, en de staart en de geslachtsorga-
nen van de geit worden in de kom met de bordjes geplaatst. De meu-
we god is dan bereid zijn nieuwe vader of moeder te dienen, welke
met de titel van “vader of moeder van god”, een voodoo-tempel gaat
leiden. Vlakbij een waskaars die zeven dagen brandt, plaatst men
kommen met water waar de goden kunnen komen drinken. s Mor¬
eens mag de nieuwe “vader van god” gaan slapen; maar hij moet nog
zeven jaar wachten om als volwaardig “vader van god” beschouwd te
worden. ,
‘De cultus omvat gezang en dans in kring, het oproepen der gees-
ten, en alles op een ritme dat langzaam wordt opgedreven met de mu-
ziek De goden nemen bezit van de adepten, die - in trance - orakels
uitspreken. Men verliest alle zelfbeheersing, men ontkleedt zich ge-
heel of gedeeltelijk. Door bemiddeling van de adepten, vragen de
geesten offergaven: voedsel, alcoholische dranken, voorwerpen,
dierlijke slachtoffers. Datgene wat de duivel Eshu vraagt, wordt bui-
ten gezet, opdat hij de bijeenkomst niet zou storen.
Tot daar het verhaal van iemand die het allemaal heeft beleefd, le-
mand uit de kringen van de Argentijnse zwarte magiers. De magie
van de Umbanda-voodoo heeft onder meer tot doel tegenstanders en
vijanden last te berokkenen en zelfs te doden. Een der leiders van de
Umbanda-voodoo as Jose Lopez Rega, ‘El Brujo’, of nog, de ‘Ras-
poetin van de Pampa’. In de Umbanda-voodoo vonden de moorde-
naars van Rega’s doodseskaders de spirituele kracht en verantwoor-
ding om te moorden. Detail: de met kogels doorzeefde slachtoffers
van de doodseskaders werden naderhand op een of ander pubhek
plein gedynamiteerd!
Geboren op 17 oktober 1916 te Buenos Aires maakt Lopez Rega
carriere in de rangen van de federale politie. Hij brengt het tot korpo-
raal-chef, maar verlaat de politiediensten op 45-jange leeftijd. Daar-
na werkt hij in een textielfabriek en wordt tenslotte drukker. Niet
alleen verspreidt hij pro-peronistische traktaten, ook astrologische en
occulte werken, ‘geschreven in samenwerkmg met de aartsengel Ga-
82
briel’, vinden via hem hun weg naar het grote publiek. In 1965 maakt
Lopez Rega kennis met Maria Estela Martinez, beter gekend onder
de naam Isabelita; de derde vrouw van generaal Juan Domingo Per-
on. Sinds de staatsgreep van 1955 leeft ze in Spanje. Isabelita raakt zo
onder de indruk van de occultist Lopez Rega, dat ze hem voorstelt
haarpersoonlijke body-guard te worden. Rega aanvaardt. Op52-jari-
ge leeftijd schopt Rega het zelfs tot prive-secretaris van de generaal.
Via die job kan hij zonder veel moeite de omgeving van Peron zuive-
ren en de Perons initieren in de occulte wetenschappen. Vooral Isabel¬
ita is in de ban van Rega’s kennis van de magie en wordt al vlug zijn
volgelinge. In november 1972 wordt Juan Peron triomfantelijk inge-
haald te Buenos Aires om op 12 oktober 1973 verkozen te worden tot
nieuwe president van Argentinie. Lopez Rega krijgt prompt de minis-
terportefeuille van sociale zaken toebedeeld, de belangrijkste functie
na de job van president. Na de dood van Juan Peron op 1 juli 1974 be-
houdt hij die functie, ditmaal onder het presidentschap van Isabelita,
die nog steeds een zwak heeft voor haar initiator, de ‘Raspoetin van
de Pampa’ en ‘prins van Umbanda’. Rega’s macht wordt enorm.
Om de linkse oppositie in zijn land te bestrijden, heeft Lopez Rega
zo zijn eigen methodes ontwikkeld. Reeds in 1973 richt hij de Anti-
communistische Alliantie van Argentinie op, de zo gevreesde tripel
A, die linksen, communisten en andere rivalen, onverbiddelijk uit-
schakelt. Moorden stapelen zich op. De gekendste raid van Rega’s
AAA is de slachting in Ezeiza op 20 juni 1973. Met mitrailletten en
granaten werden die dag driehonderd linkse militanten vermoord.
Maar Rega’s macht taant vlug. Isabelita’s zwak beleid voert het land
recht naar de economische afgrond. In maart 1975 grijpen de militai-
ren de macht om een einde te maken aan de chaos waarin het land is
verzeild. Lopez Rega vlucht naar Madrid, waar hij in de villa van de
Perons een onderkomen vindt. De vlucht van Rega wordt gedekt
door Emilio Eduardo Massero, lid van de nieuwe junta, indertijd op
voorspraak van Rega zelf tot opperbevelhebber van de marine ge-
bombardeerd. Hiermee is het met bloed besmeurde rijk van Lopez
Rega echter nog niet ten einde. Vanuit Argentinie brengt hij trouwe
AAA-leden mee naar Spanje, die samen met een der meest beruchte
terroristen van de twintigste eeuw, de Italiaan Stefano delle Chiaie,
de strijd aanbinden tegen de ETA, de militie van de Baskische af-
scheidingsbeweging. Die commando’s krijgen in hun strijd de hulp
van de ‘Guerilleros del Christo Rey’, met aan het hoofd een zekere
Mariano Sanchez Co visa 46 .
De magier van de Perons stond in contact met de ‘Internationale
Luciferienne’. Dat blijkt uit de ontmoetingen in 1975 in Madrid. Lo¬
pez Rega had echter ook nog andere nauwe relaties: hij was een voor-
83
aanstaand lid van de vrijmetselaarsloge Propagande Due (P-2) van
grootmeester Licio Gelli. Die broederschap werd ervan beschuldigd
een staatsgreep voor te bereiden in Italie. P-2 had overal tentakels.
topfiguren uit de industrie, het leger, de politiediensten, de media, de
regering en het gerecht stonden op de 962 namen tellende ledenlijst.
Relaties met Vaticaanse kringen, banden met extreem-rechtse mili-
ties werden blootgelegd. Nadat het dossier P-2 in de openbaarheid
was gekomen, raakte Italie helemaal in de ban van een der grootste
politieke schandalen van de laatste tijd. Ook de rest van de wereld
volgde de ontwikkelingen met spanning.
Het was Lopez Rega die de Perons indertijd in contact bracht met
de grootmeester van P-2, Licio Gelli. Gelli organiseerde zelfs de tri-
omfantelijke terugkeer van Juan Peron naar Argentinie en was de
enige niet-Argentijn aan boord van de DC-8 Giuseppe Verdi van Ali¬
talia waarmee Juan Peron op 17 november 1972 naar Beunos Aires te-
rugvloog. Voor wat hoort wat: Gelli werd adviseur van Peron en
kreeg het Argentijns staatsburgerschap. Gelli profiteerde van Perons
tijdelijke populariteit om samen met Lopez Rega de Argentijnse
vleugel van P-2 op poten te zetten: de loge Pro Patria. De latere admi-
raal Massera werd er onmiddellijk in opgenomen, naast ministers en
hogere officieren. De ‘maqonnieke’ samenwerking tussen Gelli en
Rega zou niet enkel op het politieke vlak lonend zijn. Ook op finan-
cieel vlak wierp de vriendschap haar vruchten af via olie- en wapentra-
fieken.
Ook nadat Isabelita in 1975 de weg moest ruimen voor de militairen
bleven Lopez Rega en Licio Gelli broeders. Rega werd meermaals ge-
meld in het Zwitserse Villeneuve aan het Meer van Geneve, waar
Gelli over een riant verblijf beschikte 47 . Op 13 maart 1986, na elf jaar
‘on the run’ te zijn, stelde Lopez Rega zich plots vrijwillig ter beschik-
king van de Amerikaanse FBI. Hij eiste politiek asiel in Amerika en
dacht dat statuut te kunnen verkrijgen omwille van zijn virulent anti-
communistische houding. De rechtbank oordeelde echter anders. Op
4 juli 1986 werd de inmiddels 69-jarige Raspoetin van de Pampa, on-
der politie-escorte uitgeleverd aan Argentinie om er berecht te wor-
den. Zullen de familieleden en r abestaanden van Rega’s slachtoffers
ooit voldoening krijgen? Vermoedelijk niet.
De vragen stapelen zich op. Wat werd er tussen Lopez Rega en de
‘Internationale Luciferienne’ bedisseld, die dag in Madrid in 1975?
Was de grootmeester van P-2, Licio Gelli hierbij betrokken ? Wie ge-
bruikte wie? Vragen die wellicht nooit zullen worden beantwoord.
De raadsels van deze recente geheime wereldgeschiedenis zitten im-
mers stevig vervat in de meer dan bizarre hersenkronkels van zwarte
magiers als een Lopez Rega. En die ophelderingen zijn zeker niet be-
84
doeld voor ‘profanen’. Ze behoren tot de geheimen van de magie, tot
de ‘superinitiatie’...
Origas revisited
Op 27 oktober 1972 sloeg een Viscount van Air Inter te pletter tegen
een heuvel nabij het Franse Noiretable (Loire). Een fait divers. In
1976 schreef de Franse occulte schrijver Serge Hutin in Historia 49 het
volgende: ‘Op zo’n kleine afstand (Lyon-Clermont-Ferrand: 15 a 20
min.) is het vliegtuig afgeweken van zijn normaal traject, hoewel de
piloot, een ervaren veteraan, dacht dat hij in Clermont-Ferrand was
aangekomen. Men mag veronderstellen dat een piraatzender ver-
keerde aanwijzingen voor de landing heeft doorgegeven; de onder-
zoekscommissie heeft geen enkele verklaring. Merk op dat de toe-
stand van het vliegtuig doet denken aan een botsing met een geleid
projectiel.’ Misschien toch niet zo’n banaal feit. Een van de slachtof¬
fers was een zekere Marie-Rose Baleron de Brauwer, een der chefs
van de afdeling van de Franse spionagedienst Renseignements Gene-
raux. Baleron was een vriendin van Hutin en zou hem, zo schrijft Hu¬
tin, verteld hebben dat ze een explosief dossier had. Dat dossier wilde
ze naar Clermont-Ferrand brengen. Daar vond op 28 en 29 oktober
1972 het jaarlijks ‘Grand conseil et Seminaire Magistral’ van
A.M.O.R.C. plaats, voorgezeten door Raymond Bernard. Baleron
was, naast chef-spionne, ook soror (rozenkruiserszuster) en afgevaar-
digde voor de Puy-de-Dome van A.M.O.R.C. Was het Baleron-dos-
sier bestemd voor de Franse grootmeester Raymond Bernard? Of
wou Baleron van de ‘Grand Conseil et Seminaire Magistral’ gebruik
maken om de A.M.O.R.C.-dignitarissen in te lichten?
Serge Hutin beweerde dat het explosieve dossier het resultaat was
van een enquete, uitgevoerd door Baleron. Ze behandelde de relaties
tussen extreem-rechtse organisaties die zich verstoppen achter occul¬
te schermen van geheime genootschappen. Die geheime genoot-
schappen zouden in feite de relais zijn van een ‘Internationale Terro-
riste’... Hutin preciseerde verder dat Baleron erin geslaagd was de
‘Tempeliers van de S. A.C.’ (een soort parallelle politie) te lieren met
Julien Origas en Raymond Bernard.
In de context van het ongeluk met de Viscount passen nog enkele
bedenkingen. Een: Serge Hutin gaf voordrachten voor de adepten
van de Ordre Renove du Temple van Origas en werd er aangekondigd
als ‘breeder’. Twee: Raymond Bernard heeft nooit melding gemaakt
van de tragiscne dood van Baleron, die tenslotte toch A.M.O.R.C.-
afgevaardigde was voor de Puy-de-Dome. Drie: tijdens een magi¬
stral kapittel van de Ordre Renove du Temple in juli 1974 verklaarde
85
Origas- ‘Een vrouw heeft zich willen kanten tegen de geboorte en de
ontwikkeling van de O.R.T., ze vond de dood in een ongeval.’
Vreemd!
Hutin gelooft niet in een ongeval. Het ‘ongeval’ is trouwens nooit
verklaard door de Franse gerechtelijke autoriteiten. Moeten we aan
dit verhaal belang hechten? Het is tenslotte slechts een getuigems van
een persoon, Serge Hutin, persoonlijke vriend van Baleron. Maar
Hutin verwijst naar Origas’ banden met A.M.O.R.C. en met occulte
neo-nazistische bewegingen. En die zijn er zeker geweest. Dat valt
niet te ontkennen. Laten we Hutins verklaringen echter voor wat ze
zijn : opzienbarende, maar niet te bewijzen kanttekeningen bij de mo-
derne geschiedenis van het occulte wereldje. Laten we voor'opig en-
kel onthouden dat Origas met zijn O.R.T. inderdaad een van de v er-
bindingsfiguren moet zijn geweest tussen occulte neo-nazistische e-
nootschappen en geheime politieke of zelfs terroristische organise-
ties. Laten we ook de relatie niet vergeten van de magier Lopez Rega
met de ‘Internationale Luciferienne’, waar Origas zeer waarschijnlijk
deel van uitmaakt, en met de loge Propagande Due van Licio Gelli.
Deze vaststellingen zijn stukjes van een puzzel die we later verder
zullen invullen. De uitgangsidee om eerst in esoterische kringen ons
‘licht’ op te steken is gegrond gebleken. Sommige mensen die ik in dit
kader had gecontacteerd, zijn tevens van ver of van dichtbij betrok-
ken bij hedendaagse ridderordes zoals de ‘Orde van de Temper, waar
inderdaad esoterische tradities heersen. Via de kennis van een aantal
esoterische principes kunnen we het ridderwereldje beter begrijpen.
Die esoterische, occulte invalshoek brengt -zo blijkt nu- ook onver-
wachte voordelen op. Hij legt een merkwaardig netwerk bloot, waar-
in zich duistere, van de ‘profane’ wereld verstoken manipulates af-
spelen. En die kunnen verregaande gevolgen hebben. Nu weet ik het
zeker. Ik ben op de goede weg. Dat is een hele geruststelling.
86
3. Ridders van de tempel -
deel I
Ruzies
A.M.O.R.C., Memphis-Misrai'm en andere esoterisch-gestemde, be-
sloten, loge-achtige genootschappen liggen dikwijls, hetzij indirect
via hun leden of ex-leden, hetzij rechtstreeks als steunende of zelfs su-
perviserende instanties, aan de basis van nieuwe occulte bewegingen.
Soms doen die bewegingen dienst als pure rekruteringsstations voor
de moederorganisatie. In andere gevallen vormen ze, meestal tijdelij-
ke, cellen om diepere esoterische behoeften van enkele leden te be-
vredigen. Het kan ook zijn dat die bewegingen domweg ontstaan uit
ruzies tussen dignitarissen. Ruzies omwille van ideologische menings-
verschillen of door betwistingen van het leiderschap. Ook de dignita¬
rissen hebben hun menselijke trekjes.
Naarmate Origas, alias Humbert de Frankenbourg, zich meer en
meer openlijk met extreem-rechts ging associeren - althans ten aan-
zien van zijn eigen achterban - ontstond ook binnen de rangen van de
Ordre Renove du Temple een ideologische con traverse. Michel Car-
penet, alias Jean-Marie du Heit', commandeur van de ORT voor de
streek van de Limousin in Midden-Frankrijk en luitenant-generaal
van de Orde, hield het in december 1974 voor bekeken en trok zich
met zijn plaatselijke volgelingen terug. Hieruit ontstond dan de ‘Or¬
dre des Chevaliers du Saint-Temple’, een nieuwe tempeliersorganisa-
tie. Vertrekpunt voor een nieuw verhaal. Een verhaal dat onder meer
aantoont hoe verweven het wereldje der ridders wel is : iedereen kent
87
, r meer veel meer. Er schuilt een angstaanja-
-Sr™^, 3n baa r n,eve, .yst.eU^o.klonstisch
aandoende ridderorden. In sommige gevallen is de pompeuze bedo
ningimmers slechts een rookgordijn waarachter z.ch mterst verdach-
te en gevaarlijke zaken afspelen.
Gallicanen
‘1975 Het Concilie van de “Sauve-Majeure”. De oude Abdij van de
ter beschikking gesteld. Daarna begeven we ons naar het unme
SipTan de » p,«h«ige Abdij... De m.nig.e
Monseieneur Truchemotte. Sin* het cone,I,c van 1970 draagt h.J de
litel van Regentenzorgt ervoor da, de Kerk £50
trouwen blijft schenken... Op het concihe van de^Sauve ^
- -
huidige Regent van de Kerk... Het is bij acclamatie dat de zeer gezie-
"ViidenTdifconcife’in de abdij ‘La Sauve Majeure’ nabij Bordeaux
werd Mgr. Truchemotte dus bevestigd als ‘Patnarche Tres Chret '“ | Van
de Gallicaans-Katholieke Kerk. Hi] draagt sindsdiende naam Patn .
Ook werd er besloten de Oud-Katholieke Kerk van Belgie officieel op te
nemen in de Gallicaanse beweging. Haar voorzitter Mgr.
Vent, zal voortaan als Primaat van Belgie van de Galhcaan^Kathohek
Kerk door het leven gaan. Maar er gebeurde nog meer op da Concil
De kersverse Patrick I nam plechtig het zwaard en sloeg Michel Carpenet
tot ridder. Patrick I gaf Carpenet opdrachthetgr—
.... van de ‘Ordre des Chevaliers du Saint-Temple . legeiijicer ]
G."i« P"“‘“ Eewijd Enkde ia T '“7 rS
M S?iLhop. Het huwelijk tusse. C.rpene.s°^
caanse Kerk kon dus geslaagd genoemd worden. Carpenet bleek mde
daad een goede keuze, in tegenstelling tot de nachtmerne die Juhen On-
g as was Die werd begin 1974 door Mgr. Truchemotte eveneens tot pr,es¬
ter eewiid maar hield zich niet aan de regels. Reeds enkele maan en
ter ondoneerde hij, verkleed als bisschop, zijn eigen tempelndders tot
priester. Ergernis alom in de Gallicaanse rangen.
Ue Monseigneur
De De Lochtstraat in Schaarbeek, dicht bij het Liedtsplein, is met
haar afgebladderde gevels een sombere getuige van het Brusselse ver-
val. Gastarbeiderskinderen spelen op de vuile trottoirs. Je moet een
atleet zijn om niet in de hondenpoep te trappen. Het is deprimerend.
Op het nummer 111 woont Mgr. De Vent, primaat van Belgie van
de Gallicaans-Katholieke Kerk. De Mgr. ontvangt me hartelijk en
leidt me naar het gelijkvloers. Overal heiligenbeelden en kruisen; en
er hangt een doordringende wierookgeur. Wei een eenvoudig ver-
trek, hier huist geen Romeins prelaat. ‘Schamelheid siert het kind van
God’, zegt de Monseigneur. Mgr. De Vent is bisschop-arbeider. Hij
werkt’s nachts als verpleger in een psychiatrische instelling. ‘Veel
geld hebben we niet’, zucht de Monseigneur, ‘we worden niet gesubsi-
dieerd door de staat. Onze priesters moeten uit werken om te overle-
ven. En dat is maar goed ook!’. De Monseigneur refereert verbitterd
naar de welstand van de Rooms-Katholieke clerus: ‘Die heeft een
macht opgebouwd, maar uit macht spruit het kwaad voort. Kijk maar
naar de inquisitie. En ook nu nog bestaan er vervolgingen, zij het niet
meer zo openbaar. Je wordt als prelaat van een kleine kerk nogai ge-
pest. Maar ik heb me weten te handhaven en heb zelfs goede contac-
ten kunnen leggen met Rooms-Katholieke priesters. Hun oversten
zijn daar nochtans fel tegen.’ De Monseigneur kan, dank zij die con-
tacten, gebruik maken van de ‘Notre-Dame La Vallee’, een kerkje in
het Woluwe Shopping Center. Hij houdt er erediensten, doopt, ze-
gent huwelijken in en... riddert.
De Monseigneur praat vlot, met lange volzinnen. Hij praat in een
merkwaardige combinatie van Nederlands en Duits. Hij kiest zijn
woorden zorgvuldig, want ‘Ik ken u niet en ik ben altijd een beetje
achterdochtig. Er worden zoveel leugens over onze kerk verteld.
Kijk, wij zijn alien gods kinderen en dus moet elke overtuiging wor¬
den gerespecteerd. Zo eenvoudig is het.’
Met haar 30.000 aanhangers, onder wie 3.000 in Belgie, is de Galli¬
caans-Katholieke Kerk een van de vele kleine kerken, onafhankelijk
van de machtige Rooms-Katholieke Kerk. Welke traditie vertegen-
woordigt de Monseigneur? Hoe is de Gallicaans-Katholieke Kerk
ontstaan? Dat wil ik weten. De huidige Gallicaans-Katholieke Kerk
beweert de ware opvolgster en erfgename te zijn van de eens zo mach¬
tige Katholieke Kerk van Frankrijk. Die kerk heeft steeds gepro-
beerd onder impuls van de naar absolutisme neigende Franse konin-
gen zich zo onafhankelijk mogelijk van Rome op te stellen. De Franse
koningen wierpen zich op als de spirituele leiders van de kerk. Die na-
tionalistische drang werd Gallicanisme genoemd. Toen paus Pius IX
89
het eerste Vaticaanse Concilie bijeenriep (1869-1870), voornamelijk
om de Katholieke Kerk te centraliseren. resulteerde dit in het dogma
van de pauselijke onfeilbaarheid en stortte de Gallicaanse beweging
in. De Franse bisschoppen, vodr het Concilie fervente tegenstanders
van het dogma van onfeilbaarheid, capituleerden. Hetcentraal gezag
in Rome zegevierde. Het Gallicanisme was op sterven na dood. Al-
thans, zo leek het. Want er zijn steeds enkelingen geweest die zich
niet akkoord verklaarden met de Vaticaanse centralistische politiek.
Feitelijk was het Gallicanisme reeds ten dode opgeschreven met de
abdicatie van Karel X (1757-1836), de laatste koning uit de hoofdlijn
der Bourbons, en de laatste koninklijke spirituele leider van de Fran¬
se Katholieke Kerk 3 . De volledige machtsovername door Rome lag
toen al voor de hand. De Franse koning Karel X ondernam met de
hulp van de Franse Katholieke Kerk - hij liet zich zalven te Reims in
1825 - een allerlaatste wanhoopspoging om als leider van de ultra-re -
actionairen de privileges van het Ancien Regime te herstellen. Zon-
der succes echter. Karel X werd in 1830 tot troonsafstand gedwongen.
Het liedje van de Bourbons was uit. Tegelijkertijd verloor ook de
Franse Katholieke Kerk aan onafhankelijkheid.
Waarschijnlijk als gevolg van die dramatische gebeurtenissen keer-
de Frangois-Ferdinand Chatel, een Rooms-Katholiek priester, zich af
van Rome en stichtte in 1831 officieel de ‘Eglise Catholique Franchi¬
se’. Deze -vrij succesrijke- reformatorisch-religieuze beweging zou
de spirituele voorloper worden van de huidige Gallicaans-Katholieke
Kerk. Chatel is voor haar de voorvader van het huidige onafhankelij-
ke en vrije katholicisme en de erfgenaam van het gallicanisme. In
Chatel zit verleden en heden vervat. Hij zocht steun en sloot zich aan
bij een gerenoveerde Orde van de Tempel, in die tijd gedirigeerd
door de omstreden Fabre-Pallaprat, eveneens patriarch van de myste-
rieuze ‘Eglise Catholique Johannite et Templiere’. Fabre-Pallaprat
consacreerde in 1831 Chatel als Primaat van de Eglise de France. Dat
is de oorsprong van het samengaan tussen Gallicaans georienteerde
groeperingen en neo-Tempeliersorganisaties. Vandaar dat Mgr. Tru-
chemotte, als erfgenaam van Chatel en Fabre-Pallaprat, zich het recht
toeeigende Carpenet in 1975 als grootmeester te consacreren van een
tempeliersorganisatie. Maar onder druk van Rome viel Chatels kerk
uit elkaar. Haar goederen werden overgedragen aan de officiele
Rooms-Katholieke Kerk en Chatels rijk was uit. De geest van Chatel
waarde echter nog rond, vooral in de streek van Bordeaux. Nadat
paus Pius IX zichzelf onfeilbaar had verklaard, hadden enkele oude
getrouwen van Chatels beweging te Bordeaux een ontmoeting met
andere ontevreden geestelijken. Daaruit ontstond in 1883 de Eglise
Catholique Gallicane, voornamelijk onder impuls van ene Hyacinthe
90
miT' Een t Van A Zij " diSCipelen ’ Mgr - J° se Ph Rene Vilatte werd in
Kerk Dien^ * rche '' ec > ue - Prim3 t’ V3 " de Gallicaans-Katholieke
Kerk. Diens opvolger, Louis-Marie Frangois Giraud, kon in 1928 als
eenne patriarch van de kerk van start gaan. Mgr. Giraud vestlgde de
hoofdzetel, de ‘Heilige Katholiek-Gallicaanse StoeP, te Ganizet bij
Border de overleyermg de Merov ; ngsch a
Chlodovech in 507 definitief de paganistische Visigoten overwon
waardoor de toekomst van de Gallicaanse Kerk veilig werd gesteld’ 5 ’
e Gallicaans-Katholieke Kerk was dus in 1928 een onafhankelijk
Krr*' S' opm ' em ™ “*■ it.
ertWille, M gr . Irenee d Eschevannes, en sinds 1975, Mgr. Truche-
1^ rond hit d 3tr,C L FC ? elijk iS dCZe kerk ° ntStaan uit ^ vertwijfe-
lmg rond het dogma van de pauselijke onfeilbaarheid, zoals afgekon-
d gd op het eerste Vaticaans Concilie. D,t dogma diende gafant te
hedeV M F C 3Cht Va " dC PaUS aangaande katholieke aangelegen-
heden. Maar er waren mazen in het net. 8
stelt de ™° ns ? i8neur v °° r - iik heb n °g w* st aa n van
lekkcrM^ TV V ,8 , We I 8< ! Zljn -’ ° e Wijn Smaakt ir, derdaad nog
het hoofd w v schuift naar voor. Hij wordt ernstig en schudt
W erkenne^hern 11161 ! f ° nfei,baarheid va " de P^us niet erkennen.
Maa^hoe kan - Pnmaat Va ” ^ Rooms - Ka tholieke Kerk.
Z*. b ° ekan een mens ’ wan t dat blijft hij, onfeilbaar zijn? Ook hij
kan z,ek zijn, eens een mindere dag hebben, net als iedereln. Wij zijn
veel toleranter dan de Rooms-Katholieke clerus. Wij laten getrolwdc
pnesters toe, wij hertrouwen gescheiden mannen In vrouwen W^
kunnen eg met hornoseksualltejt en prostitutie
Onder Jezus apostelen waren immers ook alle neigingen en aarden
rer^Tfg 11 ' ° at " de b °° dscha P Van Je-s: Aefpersoon tn
het glSlrGod" 061 Zijn kanS binnCn hCt “ le g®loof,
Buiten valt de avond. De Monseigneur knipt het licht aan Pas nu
neem ik de grauwheid van dit vertrek volledig in me op. ‘Vandaar die
eenvoud in onze kerk’, zegt de Monseigneur, ‘vooral Lt imponeret
dat heeft met de minste zin. Glorie is onbelangrijk. Mijn bfsschTnl
kleren zijn voor mij onbelangrijk. Ik draag mijn soutane tijdens de
eredienst enkel en alleen voor het plezier van de mensen Niet Zt
mijn eigen glorie, zoals zoveien.’
91
De ridders van de Monseigneur
De strijd om het behoud en de verbreiding van de christelijke
waarden wordt in ons technologisch tijdperk onverminderd voortge-
zet. Wat dat betreft is er weinig veranderd sinds de kruistochten. Ook
nu nog omringen bissc'noppen en patriarchen zich met een schare rid¬
ders om goddelozen of communisten - de nieuwe vijanden - tot in-
keer te brengen. Zo kan de paus beroep doen op zijn ridderorden.
Ook de leiders van de kleinere kerken creeren een christelijke elite
die hun moet beschermen.
Ik heb de ridders van de Kapittelorde van St. Gereon een paar keer
op ridderplechtigheden gezien. Je kan er niet naast kijken: de lange
sierlijke mantels met het witkleurig dubbelkruis op zwarte fond ste-
ken immers fel af tegen de overwegend witte of rode omhulsels van de
ridders van andere orden. De ridders van de Kapittelorde van St. Ge¬
reon plaatsen hun oorsprong in de derde kruistocht. Toen trok de
Duitse Keizer Frederik I, bijgenaamd Barbarossa (ca. 1123-1190),
met een leger over de Balkan naar het Midden-Oosten om Jeruzalem
te heroveren dat in 1187 door Sultan Saladin werd ingenomen. Frede¬
rik I verdronk echter in 1190 in de Selefrivier in Cilicie (Zuid-Oosten
van Klein-Azie) onder de ogen van zijn troepen. Flet zou Frederik I
geweest zijn die de orde van St. Gereon heeft opgericht om Jeruzalem
te beveiligen. De geschiedschrijving blijft hierover nogal onduidelijk.
Wat er ook van zij, in 1809 stichtte ene Mgr. Corneille Stevens een
kleine traditionele kerk in Belgie, ‘in herinnering aan de niet meer be-
staande orde Aartsbroederschap van St. Gereon. Doel was het verde-
digen van het traditionele geloof en het christelijke ridderideaal. De
broederschap was echter geen lang leven beschoren. Maar, zoals een
brochure het zegt 6 : ‘in 1976, ten slotte, herstelde Z.H.E. Mgr. De
Vent, de erfgenaam van de ridderlijke tradities van het Latijnse Oos-
ten, officieel, in naam van de Gallicaans-Katholieke Kerk, de Kapit¬
telorde van St .-Gereon. ’ Sinds 1976 heeft dus ook de primaat van Bel¬
gie van de Gallicaans-Katholieke Kerk zijn soldaten. Mgr. De Vent
92
werd uiteraard grootmeester van de orde.
‘Ja\ zucht de Monseigneur, ‘wat wil je, de mens wi! graag tot een
elite behoren.’ Vanitas vanitorum? De grootmeester knikt. De Mon¬
seigneur blijkt echter wel opgezet met zijn functie als grootmeester en
sluit een pact met de menselijke ijdelheid. Om de christelijke
waarden te beveiligen deelt ‘Zijne Hoogwaardige Excellentie’, ‘Zijn
Eerwaardige Grootmeester’, Monseigneur Maurice De Vent maar al
te graag de ridderslag uit en benoemt ‘Ridders Baljuws en Dames van
het Grootkruis van Rechtvaardigheid’, ‘Ridders en Dames van
Grootofficier’, ‘Ridders en Dames van Commandeurschap’, ‘Ridders
en Dames van Rechtvaardigheid’, en ‘Ridders en Dames van Ver-
dienste’.
‘De oecumenische gedachte staat hoog in het vaandel geschreven’,
zegt de grootmeester. ‘Men moet christelijk zijn. Of men tot de
Rooms-Katholieke Kerk behoort of tot andere kerken, heeft geen en-
kel belang. Er zijn bij ons allerlei soorten ridders. Ook katholieke
priesters, protestantse dominees, mensen uit politieke partijen.
Neen, nog geen ministers. Die sluiten liever aan bij meer gerenom-
meerde ordes, waar sjieke diners worden georganiseerd. Ons doel is
mensen te helpen. We hebben geld gestuurd naar Polen. Dat gaat dan
over een paar tienduizend franken.’
De Monseigneur schenkt de glazen nog een laatste maal vol. Hij
kij kt op zij n horloge. ‘Straks gaan werken ’, mompelt hij neutraal. Het
wordt laat. De grootmeester spreekt zijn laatste woorden: ‘de ridder-
orde is een intemationale broederschap, waar mensen van allerlei
slag met mekaar kunnen praten. Over alles, ook over politick. Maar
de orde is daarom geen politieke partij en is noch links, noch rechts.
Hoe we I je rechtse figuren in de orde kan hebben, aangetrokken door
het traditionele karakter en door de structuur. Maar dat heeft
allemaal geen belang.’
Interludium l
In 1981 verschenen in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad de statu-
ten van de Belgisch Katholiek-Gallicaanse Kerk 7 . De nieuwe vereni-
ging zonder winstoogmerk moest als het ware de ‘kerkfabriek’ der
Gallicanen worden. Naast Mgr. Truchemotte, alias patriarch Patrick
I, en Mgr. Maurice De Vent, primaat van Belgie, plaatste ook ene Jo¬
se Bodart zijn handtekening onder de nieuwe statuten. Die werd
prompt tot beheerder-schatbewaarder benoemd. Met Bodart betre-
den we nieuwe ‘ridder’paden. Hij vertegenwoordigt een van de be-
langrijkste en grootste tempeliersorganisaties ter wereld. De afstam-
melingen van oppertempelier Jacques de Molay, in 1314 door koning
Filips IV de Schone tot de brandstapel veroordeeld, zijn noglang niet
dood; Integendeel...
De ridders van de Portugese graaf
Weinig romantisch, dat voorstadje van Namen. De oude, uniforme
arbeiderswoningen, in het beste geval voorzien van een afgemeten
voortuintje, zijn onoordeelkundig neergepoot tussen grote verbin-
dingswegen, die het landschap verkrachten. Er hangt iets kils, kunst-
matigs, doods, daar in Belgrade.
Door het achterraam van het huis van Jose Bodart daarentegen,
lonken de groene bossen onder een duffe zon. De heuvels schitteren.
Mooi. Aan de muur van de woonkamer hangen twee zwaarden ten te-
ken van Bodarts aanspraken. De struise, toch eerlijk ogende vijfen-
zestiger beweert Tempelier te zijn, afstammeling in ere van de eens zo
befaamde ridders van de Tempel, die slechts ogenschijnlijk -zo wordt
gesteld- de genadeslag hebben gekregen van Filips de Schone.
‘De Charte de Transmission’, legt Bodart uit, ‘De Molay gaf voor
zijn dood zijn machten over aan Larmenius. Dat is zo zeker als wat,
maar officieel wil men dat niet geweten hebben. Door die “Charte de
Transmission” en na eeuwenlange opvolging, is momenteel de Portu¬
gese graaf Don Fernando Campello Pinto Pereire de Sousa Fontes re¬
gent van de Soevereine en Militaire Orde van de Tempel van Jeruza-
lem, of kortweg OSMTJ. Graaf Sousa Fontes, een belangrijk immo-
bilien-makelaar, is de 27ste afstammeling in rechte lijn van koning Al-
phonsus I (1109-1185) van Portugal - ‘De veroveraar’ -, en in die zin
gemachtigd het regentschap van de OSMTJ op zich te nemen.’
De Portugese graaf houdt blij kbaar van etiquette want hij heeft ook
een soort diplomatiek corps te zijner beschikking. Zo is Jose Bodart
‘Legat Magistral de Belgique’ -een soort ambassadeur-van de regent
van de OSMTJ. In die functie rapporteert hij om de drie maanden zijn
baas over het wel en wee van de Orde in Belgie. Een functie waar Bo¬
dart duidelijk tevreden mee is. Hij toont me trots zijn ‘carte d’identite
94
w ordebro.de, s zijn Boda "-
teb,. Als ik in DuitslandS T, J „ n?“ alsfe °pzak
rend. tenntinst. 24 “^roeder v erpIich , mij gedo .
over zo’n identiteitskaart ’ ' edere r,dder beschikt
n. Z kop b 0,fie w "- Graa *- °» k ►
■legat Magistral’ van Sousa Fontes man 3,S Tem P elrid der en
‘Bent u ook van een orde?’ vraagt ze
derd ridders, vooral verspreid over win ^ ° rde Z °’ n goede hon -
wereld loopt dat aantal op tot 6000! m ° n ' e ^ BrusseL ° ver de hele
militair uitgebouwd zoals dat vme natuurlljk zi J n wi i niet meer
caritatieve aspect l^t'beLngrijkst^WiT ^ CVal W3S ' Momente el is het
derschap, een communautSt waar J. ' 1 "®' nternatiode broe-
wordt geschreven.’ ’ so!l danteit hoog in het vaandel
‘Een soon vrijmetselaarsloge’, bedenk ik
zeer zich. ’De orde is
gedirigeerd dooreen Groot-Prio,. Vc^Bdri" T
Uit Spa. Per provincie is er een balin u 8 e ls dat Camille Parent
baljuw. Onder elk baljuwschap valCe^f' 0161 33,1 het h °° fd een
In Namen is er een commanded] in Brusse" ziw^ Con ™ anderi jen.
denj worden ‘ateliers’ opaericht B ™ sselziJn erdne . Percomman-
0, ogie, esoterisme engeschiedenis wor^gedaan W33r 330 arChe ‘
nteressant in dit verband is de Brusselse Tn
verwijzend naar de mysterieuze f CommandeneduGraal’,
ten door de ‘Visiteur’ van de OSMTJ 8 V °° rgeze -
voorzitter van een vereniging voor paransvrh . ?"" 6 ’ eVeneens
even was Eischenne psycholooo hS u ^ y ?° ° 8ie ' In het dagelijks
-henne’s ^and.S^SSl^^ h ° Spitaa1 ' Via E-
traditie van de Tempelorde uitgedlagen. Vermeende esoterische
faan’, zeg^BoTrt streng 6 Smoet i^“ ° nbegrijpbaar voor een pro-
snappen.’ Laten we dan maar Worden om er wat van te
ken. De Orde telt vier graden Von 3PP ? n naar meer materiele za-
tulant (te betalen bedrag- 1500 BF 0 Iu!h ° bservalor ’ da npos-
nies’. Tenslotte word je, na het doorlopen'van'de vori^stadia.'^n vol-
95
, , . , ocmtt Tiiddusomdeattributenvanderidder
waardig ridder m de OSM ■ J mantel: 3500 BF, en het
aan te schaffen : een zwaard. 1500 BF, con tributie be-
—"ooLp^.—
lt!Tpi“
rs::^w
20 a 30 kilometer leggen we te voet af. Dat is dan on
kr OMe Tempeliers niet door de ^^^xcommunica-
22=ss==e?;
^ ~ - - “■ om
2ES:^=£r : "
'tewtraS
stelt he, eigenlijk »oor7 Er „ « » « er van de zo-
schap’voor een soort religteuze bov ■ rt 1>rnoe i; ers 9Ve-
le esoterische en occulte groepenngen ven^ JJ ® liers e i-
ni „ asDect van de Orde. Wie waren de oorspronkelijKe P
genlijk? Het wordt tijd om de geschiedems m te ui en.
96
Ze zijn onder ons
We hebben het er al over gehad: de eens zo vermaarde en machtige
Orde van de Tempel heeft, ook na meer dan 650 jaar, de wildste fan-
tasieen losgeweekt. Rozenkruisers zien de middeleeuwse Tempelrid-
ders als de dragers van de occulte ‘waarheid’ omtrent het leven en de
dood. Sommigen gaan nog verder. De mysterieuze ridders van de
‘Prieure de Sion’ zien de Tempeliers als een schakel in een eeuwen-
lang internationaal komplot, dat in een zeer nabije toekomst een dra-
matische ontknoping zal kennen. Daarnaast beweren tal van organi-
saties de spirituele eivbf wettelijke opvolgers van de in 1312 dood ge-
waande Orde van de Tempel te zijn. We hebben al gesproken overde
‘Ordre Renove du Temple’ van Origas, over de ‘Ordre des Chevaliers
du Saint-Temple’ van Carpenet, en over de ‘Ordre Souverain et Mili-
taire du Temple de Jerusalem’ van Sousa Fontesen Bodart. Allen ver-
dedigen dezelfde gewaagde stelling: de Orde van de Tempel beleed
geheime, occulte geloofsleringen, niet bestemd voor ‘profanen’, niet-
geinitieerden. Werden de Tempelridders officieel immers niet ver-
oordeeld wegens ketterij? Wegens het spuwen op en vertrappen van
het kruis? Zeggen de verslagen van de door de kerk en Filips de Scho-
ne gevoerde processen niet meer dan voldoende? Neem nu bijvoor-
beeld volgende verklaring, uit de mond van Geoffroy de Charney,
gouverneur (precepteur) van Normandie: ‘Nadat men hem ontvan-
gen had, bracht men hem een kruis met de beeltenis van Jezus Chris-
tus op; en dezelfde broeder die hem ontvangen had zei hem niet te ge-
loven in degene wiens beeld hier werd voorgesteld, omdat het een val-
se profeet betrof en dat het God niet was. En toen liet degene die hem
ontvangen had, hem driemaal Jezus Christus verloochenen, met de
mond, niet met het hart, zozei hij. Op de vraag ofhij op het beeld zelf
gespuugd had, zei hij onder ede dat hij het zich niet herinnerde, en dat
hij dacht dat dit kwam doordat ze gehaast waren. Ondervraagd over
de kus, vertelde hij onder ede dat hij de meester die hem ontving kus-
te op zijn navel; hij hoorde broeder Gerard de Sauzet, gouverneur
van Auvergne, tot de aanwezige broeders zeggen dat het beter was
zich te verenigen met de broeders van de orde dan zich losbandig te
gedragen met vrouwen; maar hij heeft het nooit gedaan en werd ook
niet verzocht dit te doen, zegt hij.’ 8 . Of, nog sterker, volgende getui-
genis van een ex-broeder, ene Antonio Sicci de Verceil: ‘Hetgeen
volgt heb ik meer dan eens horen vertellen in de stad Sidon. Een zeke-
re edelman van deze stad had een zekere edele dame uit Armenie lief-
gehad; zolang zij leefde heeft hij haar nooit “gekend”, maar nadat ze
overleden was, heeft hij haar in’t geheim verkracht in haar graf, de
nacht nadat ze begraven werd. Na zijn daad, hoorde hij een stem die
97
hem zei: “Korn terug wanneer de tijd van de bevaHmg gekomen's
want je zal een hoofd vinden, de dochter van je daden . Toen d.e t.jd
volbracht was, kwam de ridder terug bij het graf en vond een mense-
Ujk hoofd tussen de benen van de begraven vrouw, De stem liet ztc
Jeer horen en sprak tot hem: “Bewaar dit hoofd zorgwW.g, want alle
bezittingen zu! je van haar bekomen.” In de tijd dat ,k dit verhaa
hoorde, was de goeverneur van deze plaats (Sidon) broeder Mathieu
de Sarmage, geboren in Picardie. Hij was m Babylome ( Ca ' ro ) de
broeder geworden van de sultan die toen heerste; want de ene had het
bloed van de andere gedronken, waardoor ze als broers esc ouw
werden
"Tteannalen van de procesverslagen staan bol van dergehjke wilde
verklaringen. Wellicht waren die verklaringen, afgedwongen onder
voortdurende gruwelijke folteringen, wel emgszms overdreven.
Maar, dat neemt niet weg dat er een kern van waarhe.d m kon z.tten
die nog steeds angstvallig geheim wordt gehouden. Althans, zo wordt
beweerd. En wie kent niet de beruchte vervloekmg uitgesproken door
de grootmeester Jacques de Molay toen de vlammen rond hem heen
sloegen, die sombere dag in maart 1314: paus Clemens en koning Fi¬
lips zijn vervolgers, zouden zich binnen een jaar met hem voor Gods
rechtbank moeten verantwoorden! Paus Clemens was a '
maand dood, waarschijnlijk ten gevolge van dysentene. 0 °kF.lipsde
Schone overleefde dat vervloekte jaar met. Zou de Orde van de Tern-
pel, of haar geheime interne afdeling dan echt over occulte machten
hebben beschikt?
Er is stof te over om de meest bizarre verhalen over de Tempeliers
te fantaseren. Dat is dan ook gebeurd. Honderde ‘esoterische’ analy¬
ses zijn er gepleegd, duizende aan de waanzin grenzende hypothe¬
ses neergeschreven. Die teksten geven echter meer inzicht in de ver
beeldingskracht van de menselijke geest dan in de intenties van
Tempeliers zelf. En het is hier dat onze neo-Tempeliers op de pr p
pen komen: zij beweren stuk voor stuk erfgenamen te zijn van de
mysterieuze geheime kennis van de Tempeliers. Elk heeft eigen
interpretatie, zijn eigen fictie, zijn eigen dromen en we nsen. De zoek-
tocht naar het bestaan, het voortbestaan, de stnjd tegen de dood. ,
wie zoekt, die vindt!
Macht en verval
2 mei 1312. De bul van paus Clemens V, genaamd ‘Ad Providam
Christii Vicarii’, ontbindt officieel de Orde van de Tempel: wij ver-
bieden eender wie zich bij deze orde aan te sluiten, ze te doen herle-
ven of zich te gedragen als Tempelier, op straffe van excommun.ca-
98
tie.’ Paus Clemens V had hiertoe ongetwijfeld het recht. Hij was im-
mers de wettelijke souverein van de orde. Sindsdien is geen enkele
paus op die beslissing teruggekomen: de orde bestaat dus officieel
niet meer. De huidige activisten van de neo-Tempelordes riskeren
nog altijd in de ban van de kerk te worden geslagen. Maakt ons niks
uit, zeggen de niet-roomsen uiteraard. Maar er zijn Tempelordes die
zich nog steeds in de Rooms-Katholieke principes kunnen vinden. De
‘ridders’ van deze ordes zijn overtuigde Rooms-Katholieken en er-
kennen ook het gezag van de paus. Wat dan ? Maar ik heb gemerkt dat
die banvloek-dreiging niet echt reeel meer is. Men is nog wel onwen-
nig in die kerkelijke kringen. Hoe is het echter zover kunnen komen?
Waarom werden de vermaarde ridders van de Tempel tot ketters ge-
denigreerd?
We schrijven 1099. Na herhaalde bestormingen veroveren de
kruisvaarders Jeruzalem op de Egyptenaren. Daarmee werd de wens
van paus Urbanus II geuit op het Concilie van Clermont-Ferrand (27
november 1095) eindelijk vervuld. Zij het met veel bloedvergieten.
De Heilige Stad was onder Rooms-Katholiek bewind. Godfried van
Bouillon, hertog van Neder-Lotharingen, die alles had verkocht
vooraleer ter kruisvaart te trekken en daarmee duidelijk zijn intenties
aangaf, werd ‘Beschermheer van het Heilig Graf. Na zijn dood in
1100 volgde zijn jongere broer Boudewijn hem op als de eerste koning
van Jeruzalem. De eerste kruistocht was ten einde. Het Vaticaans ge¬
zag kende een nieuw historisch hoogtepunt en de pielgrims konden op-
nieuw in relatieve veiligheid de Heilige Stad en het Heilig Graf bezoe-
ken. Maar echt veilig was het nog niet altijd, en dat was de uiteindelij-
ke aanleiding voor het ontstaan van de orde van de Tempel. Georga-
niseerde soldaten-monniken-korpsen zouden voortaan instaan voor
de veiligheid op de doorgangswegen tot de heilige plaatsen.
Volgens de oudste - bekende - (± 1170) geschriften over de in
eerste instantie genoemd ‘Arme Ridders van Christus’ (pauperes
commilitones Christi templique Salomici’) van de hand van de kan-
selier van het koninkrijk Jeruzalem en aartsbisschop van Tyr, Guil¬
laume de Tyr (die historici steeds als de bron aanhalen), werd de
orde opgericht in 1119 door Hugues de Payns, een edelman uit
Champagne.
In de dertiende eeuw schreef Jacques de Vitry, historicus en bis-
schop van Acre het volgende: ‘Sommige ridders, door God geliefd en
tot zijn dienst gewijd, verzaakten de wereld en wijdden zich aan
Christus. Door plechtige beloften aan de patriarch van Jeruzalem,
verbonden zij zich ertoe de pelgrims te beschermen tegen rovers en
overvallers, de wegen te bewaken en als ridders op te treden voor de
Opperste Koning. Zij hidden zich aan de regels van armoede, kuis-
99
heid en gehoorzaamheid, zoals de reguliere kanunnikken. Hun lei-
ders waren twee achtbare mannen, Hugues De Payns en Godefroy de
Saint-Omer. In het begin waren er maar negen die een dergelijke hei-
lige beslissing namen. Gedurende negen jaar deden ze dienst in secu-
liere habijten en kleedden zich met wat de gelovigen hen bij wijze van
aalmoes gaven. De koning, zijn ridders en de Patriarch werden ver-
vuld van medelijden voor deze edele mannen die alles hadden achter-
gelaten voor Christus; zij gaven hen bepaalde eigendommen en in-
komsten om in hun levensbehoeften te voorzien... En omdat ze geen
kerk of woonst hadden, mochten ze in het paleis van de koning wo-
nen, dicht bij de Tempel des Heren. De Abt en de reguliere kanun¬
nikken van de Tempel gaven hen, ten behoeve van hun dienst, een
terrein niet ver van het Paleis. Om die reden werden ze later ‘Tempe-
liers’ genoemd.’ 10 .
Niet lang daarna kregen de intussen stevig rekruterende Tempe-
liers ook aandacht in Europa. In 1127 keerden verscheidene ridders
van het Oosten terug naar het oude continent, waar ze werden gepre-
zen om hun moed en heldendaden. In 1128 werden ze, door toedoen
van de Heilige Bernard, officieel als religieuze militairen erkend. Het
zou trouwens de Heilige Bernard zelf zijn die de statuten van de orde
op punt stelde. In 1139 kregen de Tempeliers de definitieve erkenning
door de afkondiging van de bul van paus Innocentius II, een bescher-
meling van de Heilige Bernard. De ridders van de Tempel-
orde stonden voortaan boven staat en wet, hadden een eigen inter-
nationaal rijk en moesten enkel aan de paus verantwoording afleg-
gen. Zo werd de Orde op de kortste tijd een kerk binnen de kerk en
een staat binnen de staten". Hoewel de ridders gebonden waren aan
hun eed van armoede, zouden ze met de bul van paus Innocentius II in
de hand, uitgroeien tot een enorme internationale macht. Uitgestrek-
te landgoederen in Frankrijk, Portugal, Vlaanderen, Schotland,
Spanje, Italie, Oostenrijk en Hongarije verzekerden de ridders van
politieke en economische zeggingskracht. Van een spectaculair de-
buut gesproken! Die invloed ging zelfs zo ver dat koningen en vorsten
zich onderwierpen aan de autoriteit van de Tempelorde. Om dat te il-
lustreren is een tractaat toegeschreven aan koning Hendrik III van
Engeland zeker op zijn plaats: ‘Gij Tempeliers... hebt zoveel vrijhe-
den en privileges dat uw enorme bezittingen U doen raaskallen van
trots en hooghartigheid. Wat onvoorzichtig was gegeven moet voor-
zichtig worden hernomen; wat onbezonnen was geschonken, moet
bedachtzaam worden teruggevraagd’, waarop de meester van de orde
repliceerde: ‘Wat zegt gij, o koning? Niet vaak sprak uw mond zulk
een onaangenaam en dwaas woord. Zo lang gij rechtvaardig zijt, zult
gij regeren. Maar als gij dit schendt, zult gij niet langer koning zijn!’.
100
Niet mals als repliek. De Tempeliers beschikten inderdaad over een
enorme macht. Ook toen al had die een economische basis. Via een
heel netwerk van vestigingen in Europa en het Midden-Oosten intro-
duceerden zij in feite het moderne bankwezen. Ze regelden de veilig-
heid van de geldtransacties en -transporten voor handelaars. Ze lan-
ceerden de wisselbrief: reizigers of bedevaarders konden hun gede-
poneerde geld met een attest opvragen in een andere Tempeliersves-
tiging. Voorts werd er door de Tempeliers druk geleend en ontleend
en beheerden ze virtueel de Franse Staatskas 12 . Ook op technolo-
gisch, geneeskundig en filosofisch vlak waren de Tempeliers toonaan-
gevend in hun tijd. De Tempelorde kan dan ook ondubbelzinnig wor¬
den bestempeld als de vernieuwende motor van de Westerse Wereld
van de 12de en de 13de eeuw.
Tesamen met de macht groeiden ook de corruptie, de arrogantie en
de immoraliteit. Vooral dat laatste zou door de latere inquisiteurs
spitsvondig worden omgebogen tot ‘ketterij’. Die maakten gretig ge-
bruik van de door het bijgelovige volk verzonnen of half verzonnen
verhalen over de decadente feest- en stoeipartijen binnen de tempe-
liersvestigingen. Filips de Schone aasde al lang op het zo uitgestrekte
en rijke Tempeliersgoed (meer dan 9000 commanderijen) 13 . De fi¬
nancier afhankelijkheid van zijn rijk was hem een doom in het oog.
Toen de Tempeliers dan nog het lef hadden om een eigen staat in het
gebied van de Languedoc te willen stichten, was het hek helemaal van
de dam. Plannen werden gesmeed. De intriges konden beginnen. Na-
dat paus Bonifatius VIII werd vermoord, en ook diens opvolger paus
Benedictus XI op een mysterieuze wijze stierf, kon Filips zijn eigen
kandidaat, de aartsbisschop van Bordeaux Bertrand de Got, tot paus
laten benoemen. Zo werd Clemens V in 1305 de eerste Avignon-paus.
In oktober 1307 liet Filips de Tempeliers aanhouden. Beschuldi-
ging: ketterij. Ook de toenmalige grootmeester, Jacques de Molay,
ontkwam niet aan de raid. Hij werd samen met zijn broeders in de ge-
vangenis gestopt en gemarteld. Binnen de kortste keren zwaaide Fi¬
lips triomfantelijk met bekentenissen. Onder druk van de martelin-
gen schoven de Tempeliers zichzelf de meest godslasterende praktij-
ken in de schoenen. Later, toen men merkte dat het spel toch uit was,
werden de meeste verklaringen echter ingetrokken. Maar intussen lag
de bal in het kamp van Clemens V. Aangespoord door Filips besliste
hij dat een grootscheeps onderzoek noodzakelijk was. Dat resulteer-
de uiteindelijk in drie pauselijke bullen. In 1312 werd de Orde van de
Tempel ontbonden en haar goederen geconfisceerd. Ze werden voor
het grootste deel overgemaakt aan de ridderorde van Sint-Jan van Je-
ruzalem.
In maart 1314 kon Filips definitief afrekenen met zijn aartsvijan-
101
den. De toenmalige grootmeester van de Orde van de Tempel werd
voor de ogen van het Parijse publiek tesamen met enkele broeders le-
vend verbrand. Was dit het einde van de Orde? Vele ridders hadden
kans gezien te vluchten. Sommigen sloten zich aan bij andere ridder-
ordes. In andere landen had de vervolging duidelijk minder succes,
tot grote ergernis van Filips. In Schotland bijvoorbeeld, werden de
pauselijke bullen nooit officieel van kracht. Daar zou de orde nog en¬
kele eeuwen blijven voortbestaan. In Portugal werden de Tempeliers
na een onderzoek van alle blaam gezuiverd. Ze konden terecht bij de
‘Ridders van Christus’, een orde die zeker tot in de 16de eeuw zou
blijven bestaan. Zo voer Colombus de wijde zeeen in met schepen van
de ‘Ridders van Christus’. In andere landen, zoals Duitsland en Span-
je, vervoegden de onthoofde Tempeliers de rangen der Johannieters,
de ridders van de Orde van Sint-Jan van Jeruzalem.
Larmenius
De Tempelorde heeft in 1312 officieel de genadeslag gekregen. En of-
ficieus? Jose Bodart, dignitaris van de ‘Ordre Souverain et Militaire
du Temple de Jerusalem’ zei: ‘De Molay droeg voor zijn dood zijn
machten over aan Larmenius.’ 14 . Bodart sprak over een mysterieuze
‘Charte de Transmission’, een document betekend door de 22ste
grootmeester van de Orde van de Tempel, Jacques De Molay. Iedere
historicus, die naam waardig, zal de authenticiteit van dergelijk docu¬
ment ontkennen. Algemeen wordt aangenomen dat de zogeheten
‘Charte de Transmission’ pas veel later werd opgesteld om sommigen
een authentiek aureool te bezorgen. Met andere woorden, de ‘Charte
de Transmission’ is vals. Van een ononderbroken voortbestaan van
de Tempelorde is bijgevolg geen sprake.
Hoe dan ook, er leven momenteel veel mensen die zich ‘Tempelier’
noemen. En om die mensen gaat het. Die verwijzen stelselmatig naar
het werk van C.H. Maillard de Chambure: Regies et Statuts Secrets
des Templiers, uitgegeven in 1840. In dit werk schetst de toenmalige
conservator van de archieven van Bourgogne onder meer de ver-
meende ononderbroken opvolging der grootmeesters.
1. Hugues de Payens, 1118
2. Robert-le-Bourguignon, 1136
3. Everard des Barres, 1147
4. Bernard de Tremelai, 1149
5. Bertrand de Blanquefort, 1153
6. Philippe de Naplouse, 1168
7. Odon de Saint-Amand, 1171
102
8. Arnaud de Toroges, 1179
9. Terric, 1184
10. Gerard de Riderfort, 1188
11. Robert de Sable, 1191
12. Gilbert Horal, 1196
13. Philippe du Plessiez, 1201
14. Guillaume de Chartres, 1217
15. Pierre de Montaigu, 1219
16. Herman de Perigord, 1233
17. Guillaume de Sonnac, 1247
18. Renaud de Vichiers, 1250
19. Thomas Beraut, 1256
20. Guillaume de Beaujeu, 1273
21. Le moine Gaudini, 1291
22. Jacques de Molay, 1298
Voigt dan de lijst, gebaseerd op de ‘Charte de Transmission’:
23. Marc Larmenius, 1314
24. F. Thibaut d’Alexandrie, 1324
25. Arnolphe de Brayne, 1340
26. Jean de Clermont, 1349
27. Bertrand du Guesclin, 1357
28. Jean d’Armagnac, 1381
29. Bernard d’Armagnac, 1392
30. Jean d’Armagnac, 1419
31. Jean de Croi', 1451
32. Robert de Lenoncourt, 1478
33. Galeas de Salazar, 1497
34. Philippe de Chabot, 1516
35. Gerard de Salciac, 1544
36. Henry de Montmorency, 1574
37. Charles de Valois, 1615
38. J.-H. de Durfort, due de Duras, 1681
39. Ph., due d’Orleans, 1705
40. L.-A. de Bourbon, due du Maine, 1724
41. L.-H. de Bourbon, prince de Conde, 1737
42. L.-F. de Bourbon, prince de Conti, 1741
43. L.-H. Timol. de Cosse-Brissac, 1776
44. C.-Math. Radix de Chevillon, regent, 1792
45. Bemard-Raymond Fabre-Palaprat, 1804
In het lijstje van de aangehaalde grootmeesters, die je het best aan
spreekt met ‘Son Altesse Eminentissime, le Tres Grand, Tres-Puis
sant et Excellentissime Prince, Seigneur Serenissime, Tres-Sacre Pe
103
re, Souverain Pontife et Patriarche, Monseigneur’, tref je zeer be-
langrijke en zeer hoogstaande politieke en militaire historische figu-
ren aan. Wat betekende de ondergrondse Orde van de Tempel? Was
ze een geheim politiek genootschap? Of is die lijst uit de spreekwoor-
delijke duim gezogen? Niemand die het precies weet.
Met de laatste aangehaalde grootmeester, Fabre-Palaprat, ons al
welbekend 15 , bevinden we ons middenin het Napoleontische tijdperk.
Of ze nu bovengronds of ondergronds werkten, het waren moeilijke
tijden voor ridderordes, Napoleon schafte alle privileges af en confis-
ceerde goederen. Maar met Fabre-Palaprats Orde verliep het anders.
In 1808 organiseerde de grootmeester te Parijs in de Eglise Saint-Paul
Saint-Antoine een religieuze ceremonie, met de goedkeuring van Na¬
poleon. Wellicht was het er de keizer om te doen de paus voor het
hoofd te stoten. Volgens de huidige ‘Tempeliers’ was Fabre-Palaprat
verantwoordelijk voor een schisma binnen de orde. Niet iedereen kon
akkoord gaan met zijn functie als patriarch van de ‘Eglise Catholique
Johannite et Templiere’. De onenigheid over de te volgen tempelre-
gels deed heel wat tempeliersorganisaties ontstaan. Alle beroepen ze
zich erop de enige echte te zijn. Ze maken ruzie, verzoenen zich, heb-
ben een geschil, leggen het bij...
Maar wat bezielt de huidige ‘Tempelridders’? De drang naar aan-
zien en waardigheid is een gegeven. De prachtige witte mantels met
het rode Tempelierskruis waarmee de ridders zich tooien zijn daar
voorbeelden van. De nostalgie naar vermeende betere tijden is een
ander gegeven. De hierarchie binnen de orde steunt op wederzijds
respect van stand, een zekere vertrouwensrelatie - geheimhouding -
en solidariteit. Dergelijke goed-gestructureerde en besloten genoot-
schappen vervullen een maatschappelijke functie. Sommige zelfs een
politieke functie...
Interludium II.
Het meest markante aspect van de macht der 13de en 14de-eeuwse
Tempeliers was wellicht hun internationaal karakter. De Tempeliers
waren eigenlijk de eerste echte Europeanen. Hun invloed over-
schreed grenzen, zelfs zeeen. Zou een dergelijke machtsomvang ook
worden nagestreefd door de hedendaagse Tempeliers? Feit is dat de
identificatie met hun broeders uit het verleden sterk is, zeer sterk.
Wat heet macht? Macht heb je als je anderen kan manipuleren, als
je belangrijke fasen in het leven van die anderen kan bei'nvloeden, als
je leefregels kanopleggen. Macht met grote Muit zich via politiek, de
industrie, het leger... Ook kennis is macht. Weten wat anderen doen,
wat ze van plan zijn. Vandaar het succes en de enorme uitbouw van
104
geheime inlichtingsdiensten. Die hebben doorgaans een dubbele
functie. Enerzijds vergaren ze heimelijk informatieover vriend en vij-
and; anderzijds knappen ze voor hun opdrachtgevers zogeheten ‘vuile
werkjes’ op. Zaken die ‘gewone mensen’ niet mogen weten. Controle
op dergelijke inlichtingsdiensten is dan ook een noodzakelijke voor-
waarde om de macht effectief in handen te krijgen en te houden. Dat
geldt voor alle staatssystemen, zowel democratische als totalitaire.
Als inlichtingsdiensten een eigen leven gaan leiden, wars van de be-
noemde machthebbers, is het begin van het einde nabij. Een efficien-
te samenwerking tussen de politieke, economische en militaire instan-
ties en de inlichtingsdiensten vormt de basis voor een stabiele staat.
Maar er is meer: staten leven dank zij of ten koste van hun inlichtings¬
diensten, of van die van hun ‘vrienden’.
Inlichtingen voor de graaf?
IIrdre Souverain et Silitaire du Iemple
de Jerusalem
De laatste belangrijke ontwikkelingsfase in de Tempelorde van Sousa
Fontes, Bodarts chef, blijkt zich in Belgie te hebben afgespeeld. In ja-
nuari 1932 stichtten Joseph Cleeremans, ‘agent technique’, Gustave
Jonckbloedt, wisselagent, en Theodore Covias, commercieel direc-
teur, een vereniging zonder winstoogmerk, genaamd: ‘Association
beige des Chevaliers de 1’Ordre Souverain et Militaire du Temple’ 17 .
Amper een jaar later werd de vereniging officieel ontbonden, naar
verluidt onder druk van Belgische officiele instanties. Maar dat bete¬
kende het einde niet van de Tempelorde. In 1936 werd Covias tot re¬
gent van de Orde benoemd. Even later was het de beurt aan Covias’
compaan Emile-Clement Vanderberg om die taak op zich te nemen.
Met de oorlog in zicht werden de machten en archieven van de Orde
ten slotte overgedragen aan Don Antonio Campello Pinto de Sousa
Fontes, vader van de huidige regent. Don Antonio werd officieel tot
regent benoemd in 1942. Met diens dood in 1960 kwam dan uiteinde-
lijk Don Fernando Campello Pinto Pereira de Sousa Fontes aan het
hoofd te staan van een zeer internationaal gerichte organisatie, die of¬
ficieel ‘Ordo Supremus Militaris Templi Hierosolymitani’ noemt.
105
46. Bernard-Raymond Fabre-Palaprat, 1804
D: Charles Antoine Gabriel, Due de Choiseul, 1813
47. Charles Louis le Peletier, comte d’Aunay
48. Bernard-Raymond Fabre-Palaprat, 1827
R: Commission executive du Couvent General, 1838
R: Charles Fortune Jules Guigues, comte de Moreton et de Chabril-
lan, 1832
R: Jean Marie Raoul, 1840
R. Narcisse Valleray, 1850
R: AGM Vernois, 1866
R: Josephin Peladan, 1892
R: Secretariat International des Templiers elu par le Couvent-Ge-
neral, 1894
R: Conseil de Regence, 1934
R: Theodore Covias, 1935
R: Emile-Clement Joseph Isaac Vandenberg, 1935
R: Don Antonio Campello Pinto de Sousa Fontes, 1942
R: Don Fernando Campello Pinto Pereira de Sousa Fontes, 1960
(R = regent; D = dissident 18 ).
We schrijven 1969. Onder de kundige leiding van graaf Sousa Fontes
wordt de Tempelorde stilaan een organisatie om U tegen te zeggen.
De orde kan bogen op een stevige onderbouw in heel West-Europa.
In Portugal, Duitsland en Frankrijk zijn de ‘ridders van de Temper
het best en het sterkst vertegenwoordigd. In Frankrijk bijvoorbeeld
bezetten ze sleutelposities bij het staatsapparaat en het bankwezen 14 .
Wat een opmars! Het hoofd of ‘Groot Prior’ van de Tempelorde in
Frankrijk is een zekere Antoine Zdrojewski, een tot Fransman gena-
turaliseerde Pool. Zdrojewski organiseerde tijdens de tweede wereld-
oorlog onder de codenaam ‘commandant Daniel’ een gedeelte van de
Poolse weerstand. Hij was een intieme vriend van generaal De Gaul¬
le, president van de Vijfde Republiek, en van het politieke zwaarge-
wicht Jacques Chaban-Delmas 20 . ‘Commandant Daniel’, intussen ge¬
neraal, heeft goede contacten in de milieus van Europese inlichtings-
diensten 21 . Zdrojewski’s adjunct in de Franse afdeling van de Tempel¬
orde, kapitein Moreau de Ferraz, heeft eveneens stevige relaties met
de machtigsten onder de gaullisten. Hij was in 1956 en 1957 lid van het
kabinet van de toenmalige defensieminister Bourges-Manoury. Hij
deed dienst als verbindingsagent met de S.D.E.C.E., de Franse offi-
ciele... spionagedienst 22 . Die ‘Service de Documentation Exterieure
et de Contre-Espionnage’ was het franse equivalent van de C.I.A.
Obejctief: het dienen van de Franse staatsbelangen, over de hele we-
reld. En dit ten koste van alles. Dat ging dan gepaard met onfrisse
106
praktijken als illegale wapenhandel, heroinehandel, bomaanslagen.
ontvoeringen en moorden 23 . De ‘honourable correspondents’ 24 van de
S.D.E.C.E. moesten derhalve het klappen van de zweep kennen. Ze
werden daarom gerekruteerd uit de onderwereld van de Vijfde Repu¬
bliek of liepen er school. Een andere en niet minder belangrijke opga-
ve voor de geheime dienst bestond erin te zorgen voor onzichtbare fi¬
nancier bronnen: ‘door bemiddeling van deS.D.E.C.E. heeft het re¬
gime van De Gaulle zeer aanzienlijke geldsommen versast naar Zwit-
serland en andere vreemde landen; daarenboven hebben belasting-
gelden gediend om industries bedrijven op te richten, en om aande-
len te kopen in talrijke vennootschappen. Gaullistische vertrouwens-
mannen dienen als stromannen; men plaatst hen op hoge posten zoals
die van directeurs en beheerders, en betaalt hen hoge salarissen uit.
De winst van de bedrijven worden gebruikt voor politieke doeteinden
of voor het spijzen van geheime fondsen. Iedereen weet dat de inlich-
tingendiensten van de hele wereld bedrijven oprichten in de andere
landen om hun eigen inlichtingsopdrachten te verdoezelen; de meeste
bedrijven die geleid worden door de S.D.E.C.E. echter, hebben hun
zetel in Frankrijk; hun doel is, over het algemeen, zich te verzekeren
van de controle over belangrijke industrieen zoals: kranten, fabrie-
ken van elektronica, hotels, uitgeverijen, import-export bedrijven,
etc. ‘. En wat blijkt? De topfiguren van de Franse afdeling van de Or-
dre Souverain et Militaire du Temple de Jerusalem zijn goed thuis in
de hierboven geschetste dubieuze kringen!
Maar ook m Duitsland is er iets merkwaardigs aan de hand. Groot-
pnor van de Duitse afdeling van de Tempelorde is jurist Fred Scheu¬
ermann. In tegenstelling tot zijn Franse collega Zdrojewski was Sheu-
ermann tijdens de tweede wereldoorlog verantwoordelijk voor de
Abwehr -de militaire inlichtingendienst van Nazi-Duitsland- voor
West-Franknjk. Nieuwe tijden, nieuwezeden en... nieuwe vijanden.
Moesten de oude rancunes immers niet worden vergeten in de strijd
tegen het materialisme en het communisme? Scheuermann is een
goede vriend van Rainer Barzel, een van de chefs van de C.D.U., de
Chnstlich-Demokratische Union. Die partij maakte tesamen met
haar zuster, de C.S.U. van Strauss, het naoorlogse Duitsland tot wat
het nu is. Er is nog meer. Scheuermann staat in verbinding met de
B.N.D., de Bundesnachrichtendienst, de Duitse officiele spionage¬
dienst, uitgebouwd door Reinhard Gehlen, vroegere chef van Sheu-
ermann bij de Abwehr 26 . De B.N.D., ook genoemd het Gehlen-Net-
werk, telt trouwens nog meer Tempeliers in haar rangen 27 . Een merk-
waardig toeval...
En Portugal? Om maar meteen met de deur in huis te vallen: regent
Sousa Fontes is, zo schrijft een ex-geheim agent, welbekend bij de
107
P.I.D.E., de politieke politie van het Salazar-regime 28 ! Die organisa-
tie werd in 1940 door de toenmalige Portugese minister van Defensie
Santos Costa gesticht. Costa was een vurig aanhanger van Hitlers
Derde Rijk en haalde functionarissen van de Gestapo binnen om de
politieke politie gestalte te geven. Obersturmfuhrer Kramer, die later
nog dienst deed als chef van het concentratiekamp Bergen-Belsen,
was er een van. De P.I .D .E. werd een oppermachtig politioneel appa-
raat van de Salazar-dictatuur. Het doel was elke mogelijke oppositie
in de kiem te smoren. Duizenden tegenstanders van het regime wer-
den door de P.ED.E. opgepakt, gefolterd en gedood. Toen Salazar
na de Anjerrevolutie op 25 april 1974 kon opkrassen, kwamen de ge-
welddaden van de P.I.D.E. aan het licht. De revolutionairen ontdek-
ten echter nog veel meer. Het in Lissabon gevestigd internationaal
persagentschap ‘Aginter Press’ was een annex van die P.I.D.E. en
een dekmantel voor spionagepraktijken, terrorisme en huurlingenac-
tiviteiten, kaderend in een georganiseerde internationale subversie.
Aginter Press werd gefinancierd door de Portugese regering en door
extreem-rechtse organisaties in Frankrijk, Belgie, Zuid-Afrika en
Zuid-Amerika 29 . Aginter Press werkte nauw samen met de Zuid-
Afrikaanse geheime dienst, de BOSS, de geheime dienst van Franco,
de DGS, de politieke politie van de Griekse kolonels, de KYP en later
ook met de D.I.N. A., de ‘Direccion de Intelligence Nacional’, de ge¬
heime dienst van Pinochet. Het ‘persagentschap’ werd in 1966 ge¬
sticht door Ralf Guerin-Serac, een gewezen officier van het Franse le-
ger en ex-agent van de S.D.E.C.E., waarmee trouwens regelmatig
gemeenschappelijke acties werden opgezet. Guerin-Serac omringde
zich met oud-nazi’s, neo-nazi’s, huurlingen en avonturiers om, vooral
in Afrika, anti-communistische acties te ondernemen. De dekolonia-
lisering van het Afrikaanse continent was immers ingegeven door
Moskou! Een van de meest opvallende connecties van Aginter Press
was ongetwijfeld de Italiaanse neo-fascist Stefano della Chiaie. Hij
wordt verantwoordelijk geacht voor verscheidene bomaanslagen in
Italie. De aanslag op het station van Bologna wordt aan hem toe-
geschreven. Tesamen met Guerin-Serac ontplooide hij de zogeheten
‘Strategic van de Spanning’: ‘ Wij geloven dat de eerste fase in de poli¬
tieke activiteit erin bestaat chaos te creeren in alle structuren van het
regime. Eerst moeten we de structuur van de democratische staat ver-
nietigen onder de dekmantel van communistische activiteiten.’ 30 . Om
anti-communistische leiders te ondersteunen en de ‘Strategic van de
Spanning’ te operationaliseren beschikte Aginter Press ook over een
heus leger, de ‘Organisation d’Action Contre le Communisme Inter¬
national’, gedirigeerd door Nazi-veteraan kolonel Otto Skorzeny. De
politieke vleugel van die terreurgroep was ‘Ordre et Tradition’, met
108
antennes over de hele ‘vrije’ Westerse wereld.
Wat betekent dat nu allemaal? Zdrojewski en de Europese inlich-
tmgendiensten, Moreau en de S.D.E.C.E., Scheuermann en de
.N.D., Sousa Fontes en de P.I.D.E.... wat moet jeer van denken ?
Was de Tempelorde een annex van de geheime diensten die, zonodig,
als rookgordijn kon worden gebruikt? Of benutten de ridders van de
Tempel, althans die aan de top, inlichtingsdiensten om hun macht te
beveiligen en uit te breiden en de gemeenschappelijke vijand het zo
verfoeide communisme, te bestrijden? Retorische vragen? De kin of
hetei?
De ridders van de onderwereld
Toen generaal Charles De Gaulle in 1959 als eerste president van de
Vijfde Republiek werd verkozen, waren de onderhandelingen al lang
aan de gang. Hoe de president en zijn politieke aanhang beschermen
tegen de almaar toenemende oppositie, vooral vanuit Frankrijks ko-
lonie Algerije? Dat was de hamvraag. Men dacht de oplossing te vin-
den in de oprichting van een parallels politie, de Service d’Action Ci-
Vique, kortweg SAC. De SAC had offideel tot doel: ‘Het verzamelen
van alle personen, zonder onderscheid van mening of ras, die de acties
van Generaal De Gaulle wensen te ondersteunen. Eliertoe zal de ver-
eniging een burgerlijke actie voeren op cultureel en sociaal gebied, en
buiten alle politieke actie om.’ 31 Apolitiek?
Wat de grondleggers precies van hun geesteskind verwachtten zou
a'.vlug blijken. Tussen 1961 en 1967 moest de nieuwe politie met alle
middelen de macht indijken van de leden van de ‘Organisation Armee
Secrete’ (OAS), de gewapende voorstanders van een Frans Algerije.
Immers, met de afkondiging van de onafhankelijkheid van Algerije in
1962 was de kous nog niet af: vele OAS-leden en -sympathisanten
bleven zich verzetten tegen De Gaulle’s dekoloniseringspolitiek
In nauwe samenwerking met de S.D.E.C.E., de officiele Franse ge¬
heime dienst, rekruteerde de SAC ‘harde mannen’ uit de onderwe¬
reld en bij extreem-rechts. Om de geheime acties tot een goed einde
te brengen, moest men beroep kunnen doen op ‘mannen met baar-
den\ mannen, van geen kleintje vervaard en tot allesin staat! Viader-
gelijke kringen kreeg de parallelle politie ook contacten met de
P.I.D.E., de Portugese politieke politie. Stilaan draaide rond de poli¬
tie van De Gaulle een netwerk van gangsters.
In 1968 kraakte de Vijfde Republiek in haar voegen. De memora-
bele mei-dagen trokken uiteraard de belangstelling van de SAC. De
studentenopstand zorgde er ook voor dat vele ex-O AS’ers hun rancu-
nes ten aanzien van de gaullisten opzij schoven en de rangen van de
109
parallelle politie gingen vervoegen orn het ‘marxistisch geweld’ te be-
kampen. Met dit doel werden her en der knokploegen op het getouw
gezet en provocateurs ingeschakeld. Er bestond zelfs een gedurfd
plan om, in samenwerking met lokale neo-fascistische groeperingen,
op 24 mei 1968 ‘subversive elementen’ over geheel Frankrijk te in-
terneren in het Charletty stadion. De ‘Operation Stade’ ging evenwel
niet door wegens een juist op die dag bereikt akkoord tussen de rege-
ring en de CGT, de Franse communistische vakbond 32 . Toen dictator
Pinochet in 1973 aanhangers van Allende opsloot in het voetbalstadi-
on van Santiago, was dat dus een weinig origineel idee.
Als gevolg van die ontwikkelingen werden de SAC-lokalen -toen
gevestigd in de Rue de Solferino te Parijs (waar ook de burelen van
het spionagenetwerk van Foccart, gespecialiseerd in acties op het Afri-
kaanse continent, en de burelen van De Gaulle te vinden waren)-
ontmoetingsplaatsen voor neo-nazi’s, drugtrafikanten en wapenhan-
delaars 33 . Drugs en wapens zorgden trouwens samen met de later aan
het licht gekomen afpersings-, oplichtings- en chantagepraktijken
voor de nodige financiele middelen. Betekende dit dat de SAC uit de
handen van de gaullisten glipte en virtueel werd overgenomen door
gangsters? De in 1982 gei'nstalleerde parlementaire onderzoekscom-
missie spreekt dit flagrant tegen: in haar rapport staat bijvoorbeeld
vermeld dat tenminste van 20 maart 1967 tot 30 oktober 1969 ene
Charles Pasqua eerste ondervoorzitter was 34 . De vroegere gaullist
Pasqua is anno 1987 minister van Binnenlandse Zaken, Industrie en
Veiligheid van Frankrijk.
Op het einde van de jaren zestig begonnen sommige elementen van
de SAC aandacht te krijgen voor een vreemde, mysterieuze organisa-
tie die, zo bleek, reeds doordrongen was van inlichtingsagenten van
andere diensten. Het oog van de SAC viel op de ‘Ordre Souverain et
Militaire du Temple de Jerusalem’. De infiltratie kon beginnen. In
1970 neemt Charly Lascorz, 48 jaar en ex-SAC-verantwoordelijke, in
opdracht van de SAC contact op met Groot-Prior Zdrojewski die, zo-
als reeds gezegd, goed gekend is in gaullistische kringen en Europese
inlichtingsmilieus. Charly wordt door Zdrojewski prompt tot ‘Charge
de Mission’ van de Orde benoemd. Blijft een probleem: hoe zich ont-
doen van de Portugese graaf Sousa Fontes, die de grote baas van de
Orde is? Waarom moet Sousa Fontes weg? Om via Zdrojewski zelf
het roer in handen te nemen, zeggen de meeste publikaties. Maar er is
wellicht nog een andere reden: juist rond die tijd vertroebelen de rela-
ties tussen de S.D.E.C.E. en de inlichtingsdiensten van Foccart ener-
zijds en de P.I.D.E. en haar annex Aginter Press anderzijds. De toe-
nemende verschillen tussen Frankrijk en Portugal inzake de te voeren
Afrika-politiek is daar waarschijnlijk de oorzaak van. En Sousa Fon-
110
tes was zo schreef een ex-SAC agent, nauw gelieerd met de P I D F
Moest Sousa Fontes daarom verdwijnen? F.J.D.E.
voor dS£™ roSeTS'L': la " re -aotwoorde,!*
om de partisanen van So us , F™,£ £’X™ " TV 0n f da ^‘
ssssP
meester te Xl g “i? ‘ ° m de verklezln g van de nieuwe groot-
Saint-Nicolas-des-Chamn" ee " m J S ° Pgedragen in de tempelierskerk
ontvangen door de adjunct-preLenWa^deCon^eil deParl 'Th*'
f dee,t aa " de g rootrnee sters van
volgd door een uneh v 8 f beZ ° ek aa " het stadhuis wordt ge-
Sq^re difyert-Galant' 1 Sh** ?
tocht aan de rh» J;," hoogte P unt van de dag blijft onze op-
tocht aan de Champs Elysees, m vol ornaat (grote witte kamnnn^i
met een groot rood kruis) en met Charly Lascorz aan het hoofd On
^noir t ■?“ b ° S bl ° emen nCergelegd ’ ditmaal onder de Am de ‘
snnen ph tljdenSeenofflciele plechtigheidwaarbij de volgendeper
sonen aanwezrg zlJ n: Camy-Perret, verantwoorde ijke van Se SAC
voor de Pyreneeen, rechterhand van Pierre Messmer r .l 7
sekretans-generaal voor de Jeugd tijdens het Vichv-regime- MeunL
a gevaardrgde van het Iste Arrondissement; twee afgtvaa^gdenTn
nctre en een hele reeks generalen, kolonels, etc.’ 35§
ChJ u ete . k ? nde dlC overwinn ing voor Zdrojewski en de SAC?
tische strijd zowel extreem lint ’ h kadervan degaullis-
j , owei extreem-hnks als extreem-rechts te ficherfn not
£o.d V ^=p^^-~
in
heel Europa worden bestreken!
De ‘Charge de Mission’ van de Orde liet er uiteraard geen gras over
groeien: ‘Charly Lascorz knoopt contact aan met de hoogste rangen,
in federaal Duitsland, in’t bijzonder met leiders van het C.D.U., zo-
als Rainer Barzel of Max Werner. In Munchen had hij interessante
gesprekken met: de Beierse leider Franz-Jozef Strauss; Dr. Gerhard
Frey, directeur van de ‘Deutsche National Zeitung und Soldaten Zei-
tung’; Dr. Emilian, bezieler van de extreem-rechtse beweging ‘Akti-
on Widerstand’; afgevaardigde en oud-minister Schroeder; Berthold
Beitz, directeur van Krupp; majoor Krajewski en Michael Hotzen-
dorf, twee nauwe samenwerkers van generaal Wessel, van de
B.N.D., de zeer officiele federate inlichtingendienst. Openlijk ging
het om niets anders dan het oproepen tot een nieuwe, internationale
kruistocht tegen het marxisme en de revolutionaire krachten. .Een
nieuwe kruistocht, na al die jaren. Wie had daarvan nog durven dro-
men? Ook in Frankrijk worden de gevolgen van Charly’s enthousias-
me ervaren. In bijna alle Franse commanderijen van de Orde komen
SAC-leden en oud-SAC-figuren aan de top te staan. De Tempelorde
wordt als het ware de militie van de SAC. Of omgekeerd... Na meer
dan 600 jaar beschikte de Orde opnieuw over een mihtaire vleugel!
Door valse diplomatieke paspoorten, valse adelbrieven en valse
perskaarten, afkomstig van de Orde, kregen de nieuwe kruisvaarders
bovendien onverhoopte mogelijkheden. Grenzen vormden geen on-
overkomelijke hindernissen meer, en men kon terecht in de hoogste
kringen. Gouden tijden dus voor illegale wapentransporteurs, drug-
handelaars en hun spitsbroeders.
Een andere merkwaardige relatie van de Tempelorde in die tijd was
de ‘Grande Loge Nationale de France’, een magonnieke orde van ex¬
treem-rechtse signatuur 38 . Aan het hoofd ervan stond toen een zekere
Baylot, oud-prefect van politie. Die was in 1950 medestichter van de
beweging ‘Paix et Liberte’, gesteund door de Cl A en de N ATO. Paix
et Liberte zou, naast het voeren van hevige anti-communistische pro¬
paganda, ook anti-arbeiders-commando’s op poten zetten om te age-
ren in syndicate kringen 39 . Baylot en zijn ‘vrijmetselaars’ waren dus
welgekomen wapenbroeders.
Er kwam echter een kink in de kabel. Op 10 december 1972 barstte
het schandaal los. Op die dag viel de ‘anti-gang’ brigade van de Franse
gerechtelijke politie de lokalen van S.E.T.E.C. en de Tempelorde
binnen. Ze waren beide gevestigd op hetzelfde adres. Zes werkne-
mers of geassocieerden werden aangehouden en beschuldigd van
‘omkoping van overheidspersonen, chantage en afpersing’. De per-
manente oorlog tussen officiele inlichtingsdiensten en de parallelle
polities werd Charly en zijn bende fataal. De kruistocht was blijkbaar
112
afgelopen... Op 23 augustus 1973 signeerden Zdrojewski en de toen-
malige Grand Senechal van de Orde, Georges Lamirand, nog minister
van de Jeugd tijdens het Nazi-gezinde Vichy-regime, de ontbinding van
het Franse Groot-Prioraat. Was de kruistocht werkelijk ten einde?
De slachtpartij
Het is 18 juli 1981. Vakantie in Frankrijk. Niet voor iedereen. Het is
lOuur. Bij leraar Jean-Bruno Finochietti rinkeltde telefoon. Meneer
‘Z’ wil hem onmiddellijk spreken. Op de plaats van de afspraak, zo’n
half uur later, treft Finochietti zijn vrienden Ange Poletti en Lionel
Coilard, een ex-legionair. Meneer ‘Z’ geeft er zijn instructies. Een
plan is rijp... Van daaruit trekt het gezelschap, zonder meneer ‘Z’,
naar Didier Campana, ook al een goeie kennis van Finochietti. De
vier mannen wachten op Jean-Frangois Massoni. Die zou pas arrive-
ren rond 13 uur, na zijn werk op de PTT. Intussen etaleren de mannen
enkele merkwaardige attributen op een tafel in Campana’s huis: wa-
pens, matrakken, gasbommen, chirurgische maskers, verrekijkers,
touwen en commando-messen. Dat materiaal wordt zorgvuldig in een
enkele dagen eerder gestolen Estafette opgeborgen. Zodra Massoni
is aangekomen, vertrekt het gezelschap met de bestelwagen richting
Auriol, nabij Marseille.
Die dag raast een hevige mistral rond de Franse Middellandse Zee-
kust. De dakpannen van het luxueuze landhuis in Auriol, waar de
groep halt houdt, klapperen onheilspellend. Een voorteken? Jacques
Massie, stagiair politie-inspecteur, eigenaar van het landjuweeltje, is
blijkbaar niet alleen thuis. Voor het landhuis staan drie auto’s gepar-
keerd: een Mercedes, toebehorend aan de schoonouders van Massie;
een R5 van de werkmannen die het huis opknappen; en de AMI-8 van
Massie zelf. Even wachten dus... Drie uren houdt het gezelschap
nauwlettend het huis in de gaten. Eindelijk vertrekken de Mercedes
en de R5. Blijft de AMI-8. Jacques Massie is dus alleen: de tijd is rijp!
Het is nu 18 uur. Campana en Poletti stappen uit de Estafette en be-
geven zich naar de voordeur. Daar wacht hen een verrassing: Massie
is er niet. Hij is met een geleende auto naar Orange, een stadje dicht-
bij de Rhone, honderd kilometer landinwaarts. Marie-Dominique,
Massie’s vrouw, en de vriend van Massie’s zuster, Georges Ferrarini
zijn wel in het huis. Wat nu? Campana slaat Ferrarini neer met de kolf
van zijn pistool en Poletti verdooft Marie-Dominique met een gas-
bom. Beiden worden naar boven gesleept, gekneveld en vastgebon-
den aan een stoel. Het is rustig nu. De andere commando-leden kun-
nen binnenkomen. Wanneer arriveert Massie?
Nauwelijks 45 minuten na de gewelddadige raid wordt er op de
113
deur geklopt: Massie’sschoonoudersstaan met Alexandre, hun acht-
jarige kleinzoon, voor de deur. Alexandre valt bijna om van de slaap.
De schoonouders vormen geen enkel probleem voor de bandieten.
Ze worden op geen tijd onschadelijk gemaakt en op de eerste verdie-
ping bij de rest van de familie gebracht. Voor hij in slaap valt, fluistert
de kleine Alexandre Finochietti smekend: ‘doe mijn moeder geen
kwaad, ik zal braaf zijn’. Alexandre kent Finochietti. Hij kwam regel-
matig bij de Massies thuis. De leraar neemt het kind in zijn armen en
draagt het naar boven, waar hij nerveus de bewakingstaak op zich
neemt. De spanning stijgt. Massie duikt maar niet op. Bovendten
werd Finochietti ook herkend door Massie’s vrouw Marie-Domim-
que. Hij isontmaskerd. Dat zouhet eindebetekenen. Tenzij...
Georges Ferrarini wordt als eerste gedwongen de trap af te dalen.
Hij wordt gewurgd met een rijgsnoer en in de bestelwagen geworpen.
Col lard bewerkt hem vervolgens met zijn mes, want Ferrarini lijkt wel
onsterfelijk. Dan is het de beurt aan Massie’s 70 -jarige schoonvader.
Die krijgt een plastiek zak in de mond gepropt. Zeventien messteken
maken een einde aan zijn leven. Ook de schoonmoeder van Massie
ondergaat hetzelfde lot. Het bloed gutst langs alle kanten. De lijken
worden in allerijl in de Estafette geworpen. Marie-Domimque en
haar zoontje zijn de laatste overlevenden. Niet voor lang. Marie-Do-
minique daalt de trap af en tracht te vluchten. Maar Poletti is haar te
vlug af. Hij rukt een pook van de schouw en verbrijzelt er haar schedel
mee. Marie-Dominique wordt verkracht. Tenslotte komt Finochietti
met het kind in de armen naar beneden. Poletti, de pook nog in de
handen, bewerkt Alexandre. Finochietti voelt de stuiptrekkingen van
het kind. Alexandre kermt. De leraar brengt het kind vervolgens naar
de Estafette en maakt met zijn commando-mes een einde aan het hj-
den. Alle lijken liggen nu in de bestelwagen. Collard en Massom rij-
den naar een verlaten mijn, zo’n honderd kilometer verderop. Daar
worden de lichamen gedropt.
In het landhuis blijven Finochietti, Poletti en Campana achter. Ze
wachten nog steeds op Massie. Eindelijk... Rond 3 uur’s morgens
houdt een wagen halt voor het huis. Het is Massie! Finochietti gooit
een gasbom naar Massie’s hoofd, maar de mistral devieert het projec-
tiel. Massie trekt onmiddellijk zijn trouwe 357-Magnum. Poletti re-
ageert prompt. Met de pook slaat hij het wapen uit de handen van de
inspecteur. Finochietti slaat Massie neer en vermoordt hem met zijn
mes. De slachting is ten einde. De opdracht is volbracht. Alles zit on-
der het bloed. De mistral doet de dakpannen nog steeds kletteren .
Enige tijd later worden de vijf mannen aangehouden, samen met
Jean-Joseph Maria, de chef van het gezelschap. Finochietti had op de
plaats van de slachting vingerafdrukken achtergelaten... Op vrijdag
17 mei 1985 valt het verdict: Maria, Collard en Poletti krijgen levens-
lange opsluiting, Finochietti en Campana 20 jaar, terwijl Massoni er
met 15 jaar internering vanaf komt. De uitspraak op vrijdag 17 mei
1985 betekende het einde van een wel zeer turbulente periode in de
Franse gerechtsgeschiedenis. Want het proces van de slachtpartij in
Auriol was ook een politiek proces. Wat was het motief voor de moor-
den? Een duidelijk antwoord werd nooit gegeven. ‘We zochten be-
langrijke documenten’, verklaarde Finochietti tijdens het proces.
Welke documenten?
De vijf moordenaars waren allemaal lid van de Marseillaise SAC.
Maria was bovendien interim-chef voor Marseille. Hij verving... Jac¬
ques Massie, die stagiair politie-inspecteur was geworden. Was de
slachtpartij een interne afrekening? Chanteerde Massie sommige
vooraanstaanden? Moest hij daarom verdwijnen? Vragen die wel-
licht nooit een antwoord zullen krijgen. Er zijn echter hypothesen...
Een daarvan is uiterst merkwaardig. Ze kreeg relatief weinig aan-
dacht in de media en werd meermaals afgedaan als al te fantastisch.
Nochtans betrof het een van de weinige hypothesen die ondersteund
werden door een getuige, anoniem weliswaar. Paul Tesseire, journa¬
list bij het communistische dagblad ‘La Marseillaise’, vertelt te Nice
een man te hebben ontmoet die beweert dat Massie’s dood in verband
moet worden gebracht met een wapentrafiek tussen Frankrijk en Ita-
lie. Volgens die man zijn het ‘Italiaanse zakenrelaties van de P2 die de
verzonden wapens bij ontvangst controleerden. Dit gebeurde onder
toezicht van machtige personen die verenigd zijn in een geheim ge-
nootschap van het vrijmetselaarstype, en die de Tempeliers worden
genoemd. Deze Tempeliers werden in het begin van de jaren zeventig
gesticht door verscheidene leden van de SAC, onder wie mijnheer
M., een van de mannen die de organisatie moesten zuiveren van onge-
wenste elementen, en in 1969 naar Marseille werd gezonden door Jac¬
ques Foccart... In 1977 verschijnt Massie voor het eerst bij de Tempe¬
liers, en wordt er zeer actief en ambitieus. Dit brengt hem uiteindelijk
ten val. De mannen die verantwoordelijk waren voor die trafiek kon-
den zijn ongegeneerde en uitdagende houding niet toelaten. Vier
maanden geleden heeft hij inderdaad deelgenomen aan een levering
van wapens die in Turkije aangekocht werden. Massie was van plan
de 558 miljoen Anciens Francs, die deze handel had opgebracht, voor
zich te houden. Hij beweerde dat hij niet genoeg betaald was geweest.
En aangezien dit gebeurde in de periode van de presidentsverkiezin-
gen, lag het voor de hand dat deze onbezonnen daad confrontaties
zouuitlokken.’
‘Daarbij komt dat Massie... zijn vrienden gaat verraden door een
deel van de som te gebruiken om bij te dragen aan de financiering van
114
115
^.oo^op.ch^^inhe^-™—--
" r „“r.".": ■»“ »-« <** ■*"?“£
■ ch als weerhaan gedroeg. Bovendien was het hoog tijd om de
ning te vereffenen met de financiers, die eigenhjk zeer ^re jonge
zijn die beschermd worden en zich in het zakenleven hebben terugg
trokken Uiteindelijk heeft Massie het gevaar voelen naderenen
—* ■*<*>«
B o—hijmijk?
door vooral de Itaiiaanse neo-fasc.st De
nLiToe^
rulte eroepen te vergeven valt. Maar wie is die mysteneuze Mynheer
M.... ? Als die kan worden ontmaskerd , zou dewerkiarmg in a
, U » n A s Op rest komt uit extreem-rechts. .Z,eerwei
moeeS'Hoewel Mkhelon, volgens de officiele kanalen, slechts in
1971 efl 972 de functie van ‘baljuw’ uitoefende, dus tien jaar voor de
iSSSSsI
SAC van Marseille, in opvolg.ng van advocaat Yves Destre^
zeer goede kennis van Michelon. Michelon had immers als taak de
116
laties te verzorgen met de provinciale afdelingen van de SAC.
Er is nog iets... Op 28 juli 1981, amper een dag nadat Paul Tesseire
het verhaal publiceerde, verstrekt ene Alfred Zappelli vanuit Geneve
een communique aan het Franse persagentschap ‘France-Presse’.
Hierin zegt hij in naam te spreken van de ‘Ordre Souverain et Militai-
re du Temple de Jerusalem’. Zappelli ontkent dat inspecteur Massie
lid was van de Tempeliers-organisatie 44 . Wie is Zappelli? Wat maakt
dat Zappelli kan optreden in naam van de, of van een OSMTJ? En,
tenslotte, waarom moet Zappelli zich zonodig aangevallen voelen
door de publikatie van het artikel in ‘La Marseillaise’? Vragen, vra-
gen, vragen. Vind ik er ooit een antwoord op?
Mijmeringen
Een mooie avond. Ik moest er maar eens uit. Wat gaan lopen. Alleen
zijn, weg van de wereld en van de telefoon. Een glibberig bospaadje
zou me beslist helpen. De twijfels overvielen me weer. Is het niet al te
fantastisch?. De affaire rond Origas, Baleron, P2. Dan de zaak rond
de SAC. De Tempeliers van de SAC! Zie ik dingen die er niet zijn?
Feit is, dat het stuk voor stuk zaken zijn met meer dan een geurtje
aan. Ze zijn ook allemaal onopgehelderd gebleven. Van een vriend,
die het proces van de moordpartij in Auriol op de voet heeft gevolgd,
vemam ik bijvoorbeeld dat advocaat Collard, verdediger van Mas-
sie’s zuster, in die tijd meermaals werd bedreigd. Door wie? Collard
vertelde mijn vriend wat angstig dat een obscure organisatie regelma-
tig in zijn dossiers opdook: de ‘Ordre Souverain et Militaire du Tem¬
ple de Jerusalem’. Daar staat dan die getuigenis in ‘La Marseillaise’
naast... Antwoorden zal ik toch nooit vinden, vrees ik.
Het bos is kaal. Het is immers winter. Het wordt ernst. In wat voor
wespennest ben ik me aan het steken? Ik kan nog terug. Uiteraard.
Maar ik heb ooit eens een belangrijke keuze gemaakt. Ik zou probe-
ren in de mate van het mogelijke mijn eigen leven te bepalen. Zo wei-
nig mogelijk compromissen sluiten. Ik zou niet meer op bevel met
mijn hoofd tegen een of andere muur lopen. Die muur wil ik dan ten-
minste zelf metselen. Hoe mogelijk is het mogelijke?
Deze middag ging de telefoon. Een anonieme zware stem daverde
in mijn oren: ‘ik raad u aan te stoppen met uw onderzoek over ridder-
ordes. Uw brief aan meester Collard is me bekend.’ Het begon te
schemeren voor mijn ogen. Hoe kan dat? Niemand is op de hoogte
van mijn brief aan Collard. Behalve Collard zelf! De stem ging gena-
deloos verder: ‘de zaken waar u zich mee bezighoudt, veidragen geen
licht. Dat begrijpt u wel. ’ Ik hoorde mezelf zeggen: ‘bent u van een of
andere inlichtingsdienst?’ Een korte lach was het antwoord. Dan
117
volgde de klik. Afgelopen. Een bedreiging! Maar ik heb indertijdeen
belangrijke keuze gemaakt. Ik kies voor mijn leven. Dat klinkt
vreemd. Ik zal zeer voorzichtig te werk gaan, zoveel is zeker. Wellicht
kan ik de zaak best even laten rusten.
In de verte tekent de beschaving zich af. De hel verlichte steenweg
verslindt stelselmatig de razende auto’s. ‘Truth is stranger than ficti¬
on’.
Interludium III
Toen Sousa Fontes in 1971 opzij werd gezet door Antoine Zdrojews-
ki, Charly Lascorz en Georges Lamirand, was niet elke Tempelier ge-
lukkig met de gang van zaken. Jose Bodart, huidig Belgisch afgevaar-
digde van Sousa Fontes, vertelde me: ‘wat daar in Parijs is gebeurd
met de SAC is ronduit schandalig’. De machtsstrijd tussen Sousa Fon¬
tes en Zdrojewski liep andermaal uit op een schisma, dat echter pas
jaren later ook in Belgie werd gevoeld.
Bodart was tot 25 maart 1979 Groot-Prior van de ‘Grand-Prieure
Autonome beige de l’Ordre Souverain et Militaire du Temple de Je¬
rusalem’ 45 . Pas daarna stichtte hij de Belgische afdeling van de ‘Ordo
Supremus Militaris Templi Hierosolymitani’, die zich geheel aan het
gezag van Sousa Fontes onderwierp. De ‘Grand-Prieure Autonome
de Belgique’ daarentegen is eerder Zdrojewski-gezind. Ze werd, na
reeds jaren als feitelijke vereniging te bestaan, pas in 1976 geofficiali-
seerd in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk 46 . Bij de
stichters waren Jose Bodart en een zekere Roger Van Rossum. ‘Am-
bassadeur Prieural’ van de Orde was toen architect Michel Vander-
stock. Die werd in 1979 de opvolger van Bodart. Later, in 1983, werd
Mgr. De Vent, primaat van de Gallicaans-Katholieke Kerk van Bel¬
gie, er tot ‘Gardien de la Foi’ benoemd 47 .
118
Dromen zijn bedrog
Ik heb slechts een oud paard om mee te ploeteren, mijn wapenuitrus-
tmg blinkt niet en mijn zwaard is niet van het beste staal. Als je niet
bang bent van moerassen en doornen, kom dan met me mee, en wij
zullen de geschikte woorden vinden. Sluit aan bij de Ridders van de
Tempel. Ze hebben zoveel oude paarden versleten en zoveel slechte
klingen gebroken. Ik ken ze, het is hun verdienste dat ze het leven ge-
leefd hebben, en hun geluk dat ze het niet moesten ondergaan. Van-
daag kan de Ridder Morgen voorbereiden. Jij, mijn breeder, zoek jij
niet de Architect die je zal leren welke materialen te gebruiken om je
ark te maken? Zou je niet graag voor jezelf en voor je kinderen een
stevig schip maken waarmee je op de zee van de Waterman kan va-
ren? Want als je denkt dat het Ridderschap tegenwoordig vooral
briefjes nodig heeft om je te redden, dan vergis je je. De materialen
voor de toekomst zijn niet te koop; ze zijn van nieuw licht gemaakt en
van broederschap geweven. De Arken die wij willen bouwen zullen
op maat zijn van hun bestemming. Als je een Breeder ziet rondtasten
in het duister, help hem dan zijn lenzen polijsten, maar weet dat dit
gebeurt met menselijke warmte, een snuifje liefde en een beetje ne-
derigheid.’ - ‘Sire du Pavay de Lamart, Chevalier de l’OSMTJ’, in
Organe Officiel de l’OSMTJ Grand Prieure Autonome de Belgique’
nr. 1, februari 1978.
De plaats van afspraak is het cafe Albert I in de Rue Charles Du-
pret, een zijstraat van de Place de la Basse-Ville. Het is druk in Char¬
leroi, een naar mijn oordeel afstotelijk lelijke stad. De zon maakt ech¬
ter veel goed. Wat moet het hier triest zijn als het regent! Ik meld me
aan bij de barman. ‘Meneer Vanderstock zal zo dadelijk komen’, zegt
die. De koffie smaakt voortreffelijk.
Bedaard stapt een reeds gezette heer naar me toe. ‘Wilt u me vol-
gen’, maant hij beleefd, doch dwingend aan. Dat doe ik. Via een hou-
ten trap bereiken we de eerste verdieping. De heer-Tempelfidder,
verneem ik achteraf - klopt op een deur. De deur wordt van binnen
opengedraaid: we kunnen erin. Ik ben verbaasd: dit is het lokaal van
119
de Orde. Overal hangen draagbanden, staan vaandels van de Orde
met het bekende rode kruis. Rechts prijkt een grote prachtige kande-
laar. Aan de muren zijn diploma’s bevestigd. Een lange tafel in het
midden van de kamer is versierd met een reuzegroot wit tafelkleed
met daarop een enorm rood kruis. Dit overtreft mijn stoutste verbeel-
ding.
Commandeur Vanderstock - ‘Ik ben niet meer de ‘Groot-Prior’,
maar oefen die functie wel uit tot er een nieuwe is verkozen. De func-
tie is momenteel vacant’ - verwelkomt me vriendelijk doch afstande-
lijk, wantrouwend. Begrijpbaar, een vreemde dringt door tot de
Tempel. Er worden beleefdheidsformules uitgewisseld met de andere
aanwezigen, alien ridders of grootdames van de Tempelorde. Com¬
mandeur Vanderstock vraagt me plaats te nemen aan een kleinere ta¬
fel, in de hoek van de Tempel. Ook de anderen vervoegen ons.
Naarmate de tijd vordert en de glazen ‘scotch-van-het-vat’ de in-
wendige en ook de spirituele mens bereiken, wordt het gesprek los-
ser. Het wantrouwen ebt weg, gedeeltelijk althans. Dit zijn mensen
die vasthouden aan morele principes als beleefdheid, eerbaarheid.
De combinatie is een uit-de-tijdse vorm van waardigheid. Principes
die het huidige leven van een Tempelier moeten sieren. Vooral com¬
mandeur Vanderstock draagt beheerst en zelfingenomen die waardig¬
heid uit. Hij is ongetwijfeld - dat voel je - een morele autoriteit in dit
milieu: de andere ‘breeders’ wachten steeds geduldig en aandachtig
Vanderstocks woorden af. Een leider.
‘Met de gebeurtenissen in de j aren zeventig in Frankrijk hebben wij
niets te maken gehad’, zegt Vanderstock licht geirriteerd, ‘we zijn
autonoom. Zdrojewski, onze grootmeester, heeft na de affaire met de
SAC elk prioraat een zekere autonomie toebedacht. Momenteel
neemt maarschalk Lamirand de functie van grootmeester waar. Sousa
Fontes is de regent, Lamirand de waarnemend grootmeester.’ De
commandeur zucht: ‘een schisme, we zijn er nog niet uit. Maar een
ding staat vast: de opvolging van de Tempelorde is verzekerd, hoe
verward de huidige toestand ook moge zijn.’
Er wordt op de deur geklopt. De barman rukt aan met nieuwe
scotch. ‘Drinken als een Tempelier’. Het spreekwoord wordt alle eer
aangedaan. ‘Neen, die SAC-verwikkelingen hebben ons niet ge-
deerd. Het belangrijkste blijft het cultiveren van het ridderideaal:
moed, zelfopoffering, een eerbaar leven, het zoeken in jezelf om een
beter mens te worden, een waardig ridder. Ook tolerantie staat bij
ons op het voorplan.’ De commandeur spreekt. De anderen knikken
en drinken. ‘Zelfs athe'isten kunnen bij ons terecht, want als het
atheisme bestaat, heeft God dat zo gewild. Dus moeten wij bereid
zijn ook naar hen te luisteren.’ De wit-rode tempel staat bol van de
120
goede intenties. ‘In de Orde komen allerlei maatschappelijke en mo¬
th' , P ™ b ! emen aan bod ’ ei 8 en aan onze tijd. De Orde is een soort
think-tank ze geeft ]e een visie op onze samenleving. Maar de Orde is
vooral apohtiek. We staan daar boven.’
Er zijn dus nog dromers in deze benarde tijden. Op een ogenblik
dat een enorme kernmacht onze planeet bedreigt, betekent dm heel
Hi nlP ’ 8 ' n ° eE ™ ™ W ™a„-br„ « v~h '
H,j steekt een laatste s.garet op. Hi; droomt. ‘Wapens kernraketten
enzomeer. ze zul.en er altijd zijn. Als Reagan en Gorbms“e " den
zouden worden werd er wel een nieuwe vijand uitgevonden. Een bui-
aardse als het moet! Het wereldwapenarsenaal zou onder de be
me? D g ™ CP eerV ° lle ’ bet ™wbare mensen moeten ko-
t ’ ° , ndders ' Die hebben de eed gezworen als eervolle en be-
rouwbare burgers te leven. Bijvoorbeeld de Tempelorde ’
Was het een droom?
121
4. Ridders van de tempel -
deel II
‘Niets is verloren, alles kan worden gered’ (‘Rien n’est perdu, tout
peut etre sauve’). Die gevleugelde woorden zijn het devies van de
‘Ordre des Chevaliers du Saint-Temple’: ‘in een wereld waar ondeugd
heerst, waar waarden worden omgedraaid en de morele principes ver-
geten, zal het gebed het essentiele voedsel uitmaken voor de Tempe-
lier.’ 1
Grootmeester Michel Carpenet, Gallicaans bisschop, wordt in zijn
kruistocht bijgestaan door de ‘luitenant-generaal’ van de Orde, de
‘graaf van Vallesonora’. In werkelijkheid is die ‘graaf de Belg Roger
Niset. De adellijke titel, gekozen naar Nisets platenproduktiemaat-
schappij Vallesonora, heeft hij gekocht van prins Moctezuma, pre-
tendent naar de kroon der... Azteken.
De wraak van Moctezuma
‘Als het Mexicaanse volk mij roept, dan ben ik bereid mijn bloed voor
mijn land te vergieten en de troon van mijn voorvaderen te bestij-
gen.’ 2 Aan het woord is de ‘koning der Azteken in ballingschap’, ‘Zij-
ne Koninklijke en Keizerlijke Hoogheid, prins Guillermo III de
Grau-Moctezuma-Rife, Vei-Tlaotani del Anahuac’. Een fabelachtig
figuur, die Azteek! Wie had gedacht dat de krijgshaftige Indianen-
stam, het volk uit het mythologische oord Aztlan, heden ten dage nog
een koninklijke nazaat zou hebben? Wie kon vermoeden dat er mo-
menteel nog een Tlahtouani (koning) zou leven, die na al die jaren in
Tenochtitlan, het huidige Mexico-City, de troon wenst te bestijgen?
Werd de staat der Azteken in 1520 immers niet vernietigd door de
Spaanse conquistador Cortez met de steun van de stammen die door
de Azteken bedreigd of geterroriseerd werden? ‘Wat met mijn volk is
gebeurd, was moord’, verklaart de prins 3 .
Prins Guillermo III geniet erkenning. Vanuit zijn ‘ballingsoorden’
in Andorra en Barcelona dirigeert hij een heus diplomatiek korps. In
alle delen van de wereld vind je, als je goed zoekt, consulaten en am-
bassades 4 . In Belgie bijvoorbeeld, is of was Roger Niset, de ‘graaf van
Vallesonora’, ambassadeur, en Sylvere Lebon consul van Moctezu¬
ma. Maar Guillermo’s aanspraken worden niet door iedereen er-
kend 5 . Geen enkele regering, geen enkel legaal koningshuis ziet er
wat in. Zelfs de Spaanse adel negeert Guillermo volkomen. Sommi-
gen zeggen zelfs dat hij een fantast is, een mythomaan en een oplich-
ter!
Op wat baseert onze ‘vorst’ zich? Je heet Guillermo Grau en je wil
wat! Hoe maak je het in het leven? Enkel rijk worden, is zo saai, veel
te alledaags. Het is noodzakelijk, dat wel. Maar zo anoniem... Waar-
om niet koning worden? Probleem: niet iedereen wordt als koning ge-
boren. Daar valt echter een mouw aan te passen: je moet enkel je
stamboom wijzigen, en er voor zorgen dat je geen bestaande konings-
huizen tegen je in het harnas jaagt. Besluit: een uitgestorven konings¬
huis vinden, een hiaat in de geschiedenis zoeken en fantaseren. Je
124
moet je dan wel tevreden stellen met de titel ‘koning in ballingschap’.
Meer zit er uiteraard niet in. Stel je voor...
Dus duiken we de geschiedenis in. De Azteken! Goed idee. Wat
een prachtvolk was dat! De laatste koning der Azteken, Moctezuma
II, vermoord door de Spaanse furie in 1520, had immers nakomelin-
gen! Kassa? Vervelend detail: er bestaat al een Moctezuma. Ene don
Fernando Moctezuma Marcilla de Teruel y Gomez Arteche. Die
wordt erkend door de Spaanse adel en is een afstammeling van Tohu-
licanhualzin, de zoon van Moctezuma II. Daarom niet getreurd. Wat
als Moctezuma II ook een dochter zou hebben gehad? Dat is ge-
schiedkundig weliswaar niet bewezen, maar ook niet ontkend. Laten
we van nu af de geschiedenis herschrijven. Xipaguazin was de dochter
van de koning der Azteken en trouwde met Juan de Grau. Elf genera-
ties later is er dan Guillermo! Kan je troonpretendent worden via een
vrouw? De Azteken kozen hun koning onder de leden van het ko-
ninklijk huis, dus daar valt wel een mouw aan te passen! We zijn er,
het is gelukt! Het was makkelijker dan gedacht...
Wat een eer valt een koning te beurt, zelfs als hij slechts in balling¬
schap leeft. Hij kan eigen ridderordes uitvinden en adellijke titels ver-
kopen .Dank zij Guillermo III word je, mits betaling uiteraard, ridder
in de ‘Orden Imperial y Nobiliaria de nuestra Sehora de Guadalupe
del Anahuac’, in de ‘Soberania e Imperial Orden de la Corona Azte-
ca’, in de ‘Orden Imperial del Emperador Moctezuma Xocoyotzin II’,
in de ‘Orden Imperial de San Antonio del Anahuac’, in de ‘Orden de
Guillermo I al Merito’, in de ‘Orden Suprema del Aguila y el Acelote
de Oro’ en tenslotte in de ‘Estamento Militar de los Homes de Paratge
de Andorra’ 6 . Indrukwekkend, niet? Heb je echter liever een adellij¬
ke titel, dan moet je je wenden tot de ‘Cancilleria de Gracia y Mer¬
ced’ 7 . Voor een bedrag schommelend tussen de 6000 en 18000 dollar 8
kan je je naamkaartje behoorlijk aanvullen. Die titels worden welis¬
waar niet officieel erkend. So what? Er staan altijd wel genoeg men-
sen in de rij om om de tuin te leiden. Vanitas vanitorum.
For a few dollars more
Sombere tijden zijn het. De crisis, de Cruise en SS-20, Reagan in Spa¬
ce. Er valt een fraai apocalyptisch decor mee te bouwen. De toe-
schouwers worden angstig en down. Onzekere en depressieve mensen
hebben bovendien een ding gemeen. Ze zijn enorm manipuleerbaar.
Het ideale clienteei voor de ‘er-komen-andere-tijden-filosofie’, voor-
al als daar nog even een utopia bij kan worden geleverd. Met deze in-
gredienten achter de hand zijn religieuze en andere sekten weer erg
populair. Sommige sekten werden een economische macht om U
125
tegen te zeggen. Denk maar aan de Moon-sekte. Er zijn ook groepe-
ringen die op het eerste gezicht vrij onschuldige doelsteilingen nastre-
ven en daardoor niet als sekte worden gedefinieerd. Als een blik ach-
ter de schermen van zo’n organisatie het bestaan van interne veilig-
heidskorpsen aan het licht brengt, wordt het ernst. Dat de in 1957
door de Argentijn Jorge Angel Livraga gestichte internationale bewe-
ging ‘Nieuw Akropolis’ over veiligheidskorpsen beschikt, werd aan
de hand van documenten bewezen door journalist De Meulenaer in
het Franstalig weekblad ‘Le Vif van 14 februari 1985. Nieuw Akropo¬
lis is actief in 29 landen, waaronder Belgie. Ze beweert een ‘gedach-
tenschool’ te zijn, een ‘school voor actieve filosofie’ en vragen te be-
antwoorden betreffende de mens, zijn essentie, zijn lotsbestemming.
Nieuw Akropolis richt daartoe cursussen in over kunst, oude bescha-
vingen, wetenschappen en filosofieen. Die cursussen zijn van de hand
van de leider Jorge Angel Livraga.
Jorge Angel Livraga: ‘Wanneer je toegeeft dat de ziel geen leeftijd
heeft en dat men steeds jong is wanneer men een jeugdideaal beleeft;
wanneer je toegeeft dat het zichtbare en meetbare de schaduwen zijn
van het onzichtbare en onmeetbare; wanneer je voorrang geeft aan de
geest in plaats van aan het vergankelijke van de materie; wanneer je
dat alles toegeeft... dan ben jij de Nieuwe Mens.’ 9 . Mooi. Maar wat
blijkt? Achter de nobele intenties van de beweging schuilt een militair
aandoende structuur. In het geheime ‘Bulletin du Corps de Secu-
rite’ van Nieuw Akropolis staat te lezen dat ‘we zeker nog ver zijn van
de Wacht van het keizerlijke Rome of van het Napoleontische leger...
maar we moeten weten dat wij het embryo zijn van het ene en van het
andere, en dat op een dag ook het veiligheidskorps een groot leger zal
zijn, een grote kracht... Het onmiddellijk doel van het veiligheids¬
korps bestaat erin de interne orde te verzekeren en de Akropolitaanse
personen en bezittingen te beschermen. Het geestelijke doel is Rid-
ders te vormen, heldhaftige en standvastige mannen ten dienste van
het Ideaal... Mettertijd zal men een operationele waaier ontplooien
door het ontwikkelen van Operatieve Manipels (een Romeinse leger-
eenheid, nota v/d auteur), die hun preventieve actie op diverse terrei-
nen zullen beoefenen: bij brandgevaar, onlusten, diefstal en geweld-
plegingen van alle soorten. Zij zullen eveneens samenwerken met een
substructuur: de Ridders van de Ronde Tafel.’
Pikant detail. Toen in augustus 1983 de geheime neo-nazistische
militie ‘Westland New Post’ in het nieuws kwam, bleek Nieuw Akro¬
polis niet ver weg. Rene Haquin, journalist bij het dagblad ‘Le Soir’
onthulde onder meer dat de ‘universiteit’ van ‘Westland New Post’,
CEDIRE geheten, een onderkomen had in de lokalen van Nieuw
Akropolis, toen gevestigd in de Troonstraat te Elsene 10 . De leden van
de militie volgden er lessen in ‘Keltische filosofie’, algemene filosofie
en alchemie.
Het artikel in ‘Le Vif’ was allesbehalve objectief, zo stelde Nieuw
Akropolis enige tijd later in een ‘Recht op Antwoord’ 11 . Niet de ont-
hullingen betreffende de geheime interne militaire structuur werden
op de korrel genomen, maar vooral de wijze waarop de journalist zich
uitliet over bezieler Jorge Angel Livraga. Deze was met te weinig
egards behandeld! Livraga is een man om naar op te kijken, een man
met referenties, zo schreef Nieuw Akropolis boos. Hij is immers doc¬
tor in de filosofie van de ‘Academie Azteque des Arts, Sciences et
Lettres’. Livraga is een gediplomeerde autoriteit op het vlak van de fi¬
losofie en verdient gehoord te worden. Hij is immers auteur van tallo-
ze filosofische werken. Die ‘Academie Azteque des Arts, Sciences et
Lettres’ is in werkelijkheid een annex van de ‘International Universi¬
ty Moctezuma’, gesticht door Guillermo III om, naast ridderordes en
adellijke titels, ook nog universitaire titels te kunnen verkwanselen.
Voor honderd dollar ben je al een heel eind op weg... 13 . Misschien
zijn enkelen een illusie armer.
c
V^ULTURA
" PREMIO INTER NACIONAL "
UNIVERSIDAD INTERNACIONAL MOCTEZUMA
TEOKA1HI - AZTEKATL
UNIVERSITE INTERNATIONALE MOCTEZUMA
INTERNATIONAL UNIVERSITY MOCTEZUMA
Registrodo en la FISS-SIF 60-44-UNESC0, en la FIC-FISS-UNESC0-65/30-3 y en la 1.1. A. (INGO-ONU)
N.' 27 71-27.VII-1971
ANDORRA - MEXICO - FRANCIA - BRASIL - SUIZA - CHILE - ITALIA - SUECIA - INGLATERRA
ARGENTINA - INDIA - BIRMANIA - JAPON - DINAMARCA - U. S. A. - ABISINIA
CUMLAUDA de le U.I.M. por su Retreto e S.M. El Rev de Espene, D. Juen Carlos I y
en reconocimiento a su Obra Mitologica al gran artista. *
SALVADOR DE AULESTIA
ACADEMIA AZTECA (Artes-Ciencias-Letras)
Acad^mico de Bellas Artes - Seccidn Pintura
I lustre Profesor Arturo Vergagni
Exmo. Sr. Dr. A. JAMES MANCHIN. Secretario de Estado, VIRGINIA U.S.A. ACADE-
MICO DE HONOR.
126
127
Dc tempel van Catalonia
k3333s332E£
ordes . In 1959 werd za n Qrdo Templi H ierosolymi-
grootmeestervande Suprem T , de Een Catalaanse
lermo Antonia een warm hart toearaag . p
A Tn°n43 S zo zett rrtlang^te^schiedenis van Antonia, werd
''zoblrek Want Guillermo heeft clienteel tot in de versteuithoe-
K"„ I En h«, ridderschap kos,al ving.en paa,du.zend
fLasdsch. 'Catalaanse TentpelordC word,
S^eSf ^n betieden we
duistere ‘ridderlijke’ paden. Gevaarhjke paden...
De ridders van eer
r=
128
lievende en wederkerige hulp tussen de leden wensen toe te passen,
en de aloude broederlijke tradities wensen te bewaren die de eer zijn
van de Ridders van de Tempel. Wij hebben op 24 juli 1951 gesticht en
opgericht, een Orde en Broederschap en vriendschappelijk Genoot-
schap, met een bepaald aantal Ridders; wij hebben het de naam gege-
ven van ‘Compagnons d’Honneur’ (Ridders of Broeders van Eer).’
Dit nogal officieel aandoend bericht was te lezen in de bijlage van
hetBelgisch Staatsblad van 12juni 1969'°. De orde, die voluit 1 Associ¬
ation militaire et hospitaliere des Chevaliers de la Croix de l’Ordre
des Compagnons d’Honneur’ heette, koos als devies ‘Mon honneur
s’appelle Fidelite’, naar de lijfspreuk van de elitaire SS, de op militai¬
re leest geschoeide organisatie van de Nationaal-Socialistische Duitse
Arbeiderspartij. Vanuit het Brusselse Hotel Mac Donald, waar de ze-
tel werd gevestigd, wilden de ‘Compagnons d’Honneur’ uitgroeien tot
een nieuwe elite, onder het grootmeesterschap van Jacques Pirard.
Een man die het kon weten! Een man die goed bekend stond bij de
Belgische en Franse Staatsveiligheid...
De in 1923 te Parijs geboren Pirard begon zijn dubieuze carriere
hoogstwaarschijnlijk in 1943 als lid van de beruchte Organisation-
Todt, genoemd naar de Duitse nazi-politicus Fritz Todt. De organisa¬
tie stond onder meer in voor de bouw van de ‘Atlantik-wall’, een stel-
sel van kustverdedigingswerken ter bescherming van het Westelijk
zeefront van de Spaanse grens tot en met Noorwegen. Pirard was toen
ook lid van de Sicherheitsdienst in Lyon. In 1946 dirigeerde hij de Bel¬
gische sectie van ‘OSS-Religion des Druides’, een nazistische en anti-
semitische organisatie, gebaseerd op de Hitleriaanse ‘Blut und Bo-
dem’-theorie. In 1966 tenslotte presideerde Pirard het Belgisch comi¬
te van de ‘Union Nationale de Defense des Interets des Anciens Com-
battants Franco-Beiges’, een in oorsprong Franse oudstrijdersvereni-
ging met extreem-rechtse sympathieen, die zeer nauw samenwerkte
met de ‘Compagnons d’Honneur’ 17 . Jacques Pirard bouwde boven-
dien ook een vrij markante ‘juridische carriere’ op: hij werd in 1974
samen met zijn vrouw Josephine Dewit, ‘Dame de Justice’ van de or¬
de , nog opgepakt voor valsheid in geschrifte, verduistering van gelden
en diefstal 18 .
Jacques Pirard, een waardig leider van de’ ‘Compagnons d’Hon¬
neur’! Wat de werkelijke activiteiten van die organisatie waren, valt
moeilijk uit te maken. Een feit is dat ze met Pirard aan het hoofd een
duidelijke politieke ideologic koesterde. Op naar een nieuw duizend-
jarig rijk? In 1969 was het dan zover. ‘Zijne Excellentie’ Sylvere Le-
bon werd door Pirard tot lid van de ‘Raad van de Orde’ benoemd, met
de glorierijke titel van ‘Oppermaarschalk’ (Connetable) 19 . Toen Le-
bon om welke reden dan ook een jaar later ontslag nam als lid van de
‘Raad’ besliste de orde: ‘uit erkentelijkheid voor diensten bewezen
aande’“OrdredesCompagnonsd’Honneur” is^theml
gestaan de titel van Ere-Oppermaarschalkte dragem Le
dus eervol beloond door Pirard en zijn ndders Op 24 maart 9
tenslotte kon je in debijlagen van het BelgischStaatsblad lezen. D
Raad van de “Ordre des Compagnons d’Honneur” wa s ™gdrn -
gemene vergadering op het stichtingskapittel van ^ ^rdrejouv
rain et Militaire de l’Aigle et du Lys” gehouden ' nR< ^ e ,^
stad on twintig januari in het jaar des Heren negentienhonderd zeve
Siig St besche.ming van de Hedige S.oeh W„ analgseer-
detaauwgezet de voorste.ta djdens deze algemene ve^dennjen
besloten eensgezind om gezamenlijk toe te tre en
“De^udeo'rde'^sdood, tagle.e de meuwe
eh ztvan de ord.ta ste.de: tanmaal getidderd wotdt d. mdder
beschouwd als een bijzonder lid van de Orde, want hi] is met de Or ,
ar Hp Orde on zich...’. Die orde staat nog steeds in nauw contac
met Lebon In het trimestrieel bulletin van de ‘Association Bel g°- _
r^van 1982 staat immers te lezen: ‘Vergadering was georgam-
seerdVet meesterhand) door onze Duitse leden en vnenden (van de
Association Belgo-Hispanique, nota v/d auteur^ ^^andig g
van enkele onderscheidingen vond plants m Landau (Pfalz ;), eve
een inhuldiging in de “Ordre du C°rd°n ®leu du Sam^Espi^^enan^de
“Ordre Militaire en Chevaleresque de 1 Aigle et du y ■
orachtige plechtigheden, gehouden in een indrukwekkend middel
eeuws kader. Het was een zeer boeiend congres^gev^ gd^oor een
vriendschappelijke maaltijd in de allerbeste sfeer
on Belgo-Hispanique’ is het geesteskind van ]
Ve De L e e e b rder onschuldig lijkende en - uiteraard - niet officieel erken-
de ridderorganisaties van Guillermo III leiden me plots opmeuw naar
oorden waar het ‘ridderschap’ staat voor een ‘ordnung
die filosofie aanhangt’. Laat me even verder gaan. L aat °n ^_
rondneuzen in de adelbrieven van de ‘Association Belgo-Hispan.
que’...
130
Belgie-Spanje: verlengingen
Sylvere Lebon vertoont zich graag in het mondaine wereldje. Een
zeer specifiek mondain wereldje, dat wel. Zijn jaarlijkse banketten,
onder de vlag van de ‘Association Belgo-Hispanique’ worden opge-
vrolijkt door hoge dignitarissen van talloze ridderordes. Ridderordes
die officieel niet worden erkend. Nochtans, op 25 november 1978
deed Lebon een ‘coup de theatre’. Dat jaar werd het banket vereerd
door de aanwezigheid van Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Karel
van Belgie, ex-regent van het koninkrijk. De prins-regent deelde -on¬
schuldig- de onderscheiding ‘Ordre du Merite Belgo-Hispanique’ uit
aan tal van laureaten. Het spreekt vanzelf dat Lebon achteraf gretig
uitpakte met dit sterke verhaal om zijn organisatie aanzien en een
enigszins officieel imago te geven. Want officieel zijn de onderschei¬
dingen van de ‘Association Belgo-Hispanique’ niet. Dat werd nog
eens bevestigd in een brief, gedateerd 27 mei 1982, door W. Tilemans,
gevolmachtigde van minister van Buitenlandse Betrekkingen Leo
Tindemans. Ook de Spaanse ambassade in Brussel was niet zozeer ge-
diend met de activiteiten van Lebon. In een brief gericht aan het Bel-
gisch ministerie van Buitenlandse Zaken staat letterlijk te lezen: ‘De-
ze Ambassade kent geen culturele activiteiten welke de banden tus-
sen Belgie en Spanje zouden moeten aanhalen, zoals deze vereniging,
waarvan de enige gekende activiteit bestaat uit een jaarlijks diner van
de leden van de vereniging, tijdens dewelke men overgaat tot de
“blijkbaar zeer royale plechtige uitreiking van beloningen”. Deze
Ambassade heeft overigens geen betrekkingen met de “Association
Belgo-Hispanique”.’ 23 Er bestaat ten andere al een ‘Vereniging Span-
je-Belgie’, onder het erevoorzitterschap van zowel de ambassadeur
van Spanje in Brussel als de ambassadeur van Belgie te Madrid. Ze
wordt geleid door topindustrielen en -politici. Een bona fide vereni-
ging 24 -
Wat beoogt of beoogde Lebon met zijn reeds in 1962 gestichte Bel-
gisch-Spaanse vereniging 25 ? IJveren voor de goede betrekkingen tus-
sen beide landen? Een man die het kon weten en die daarenboven
over uitstekende contacten met de Belgische Staatsveiligheid be-
schikt, vertelde me onomwonden: ‘de “Association Belgo-Hispani¬
que” werd na de tweede wereldoorlog opgericht, meer precies na het
huwelijk van koning Boudewijn en Fabiola (15 december 1960, nota
v/d auteur). Lebon wilde zich met een schare volgelingen inzetten
voor de uitbouw van vriendschapsrelaties tussen Belgie en het fran-
quistische Span je. Ikzelf werd, zonder het te vragen, tot commandeur
in de “Ordre de merite Belgo-Hispanique” gebombardeerd. Weet je
wat er op het bijhorend diploma stond? “De houder van deze kaart
131
dient beschermd te worden door de Spaanse politie”! En geloof me,
dat hielp. Lebon wilde met zijn vereniging een netwerk van Franco-
aanhangers opzetten.’ 26 . .
De invoering van de democratic in Spanje heeft Lebon met belet
zijn activiteiten verder te zetten. Die bestaan, zo lijkt het althans,
vooral in het organiseren van jaarlijkse banketten voor de ‘beau mon-
de’ en het verkopen van medailles. Een bloemlezing:
Croix de Commandeur
Croix d’Officier
Croix de Chevalier
Palmes d’Or
Palmes d’Argent
Palmes de Bronze
Keuze te over dus 27 . Voorts laat Lebon het niet na om dichters, schil-
ders en andere kunstenaars overal ter wereld te bedenken met de Or-
dre du Merite Belgo-Hispanique’, of met de ‘Merite Belgo-Hispani-
que, Promotion Reine Fabiola, Palmes d’Or’, een onderscheidingdie
kwaad bloed zette in en om het Belgisch hof.
Lebon zit echter niet stil. Via een later gestichte annex 28 , de ‘Cham-
bre Europeenne pour le developpement du Commerce, de l’lndu-
strie, des Finances’, afgekort CECIF, slaagde Lebon erin nogal wat
personaliteiten warm te krijgen voor zijn zaak. En niet de minste. Mi¬
nisters, ambassadeurs, voornamelijk uit Afrikaanse staten ontvingen
en ontvangen dankbaar de ‘Medaille d’Or’ uit de handen van Lebon
of zijn afgevaardigden. Die onderscheiding opent uiteraard deuren,
vooral voor de uitvinders ervan... Want wat blijkt? In het oktober-
nummer van 1982 van het bulletin van de ‘Association Belgo-Hispani¬
que’ schrijft Frankrijks eerste minister, toen ‘nog maar’ burgemeester
van Parijs, Jacques Chirac, het inleidend woord in de CECIF-bladzij-
den 29 . Wat een succes! ‘Zijne Excellentie’ Sylvere Lebon heeft stevige
relaties, niet alleen in het pseudo-mondain wereldje. Zoveel is ze-
Kcr.
Zijn verenigingen zijn in vele landen vertegenwoordigd. Zowel in
Belgie waar bijvoorbeeld een luitenant-kolonel van de rijkswacht lid
is, als in Duitsland, Frankrijk, Nederland, Luxemburg, Spanje en
zelfs in Japan tref je aanhangers aan. En die aanhangers hebben in-
vloed en macht. Trouwens, in Belgie worden of werden de verenigin¬
gen van Lebon beschermd door hoogstaande personaliteiten van de
PVV en de PRL. Maar daar komen we later op terug, als de stukken
van de puzzel beter beginnen te passen...
En wat te denken van het volgende? Op 1 en 2 mei 1982 nam Lebon
132
tesamen met leden van de ‘Association Belgo-Hispanique’ deel aan
een conferentie in het stadje Llivia op de Frans-Spaanse grens, gele-
gen in de Catalaanse provincie Gerona. Daar was ook een afvaardi-
ging aanwezig van de ‘Centre National d’Entrainement Commando’.
Na het bekijken van dia’s kon het gezelschap ook te velde oefe-
nen... 30 . Nu blijkt dat die commando-eenheid een officiele organisa-
tie is, afhankelijk van het Franse ministerie van Landsverdediging.
En toen bemerkte ik het volgende: de ondervoorzitteren de afgevaar-
digde voor Spanje van zowel de ‘Association Belgo-Hispanique’ als
de CECIF is een zekere Eugenio Jose Mendez de Haro, markies de
Haro-Union. Dit heerschap was trouwens ook aanwezig op het fa-
meuze banket van 25 november 1978 aan de zijde van Lebon en prins
Karel. De ‘markies’ is dignitaris of grootmeester van tientallen niet
erkende ridderordes, zoals de ‘Ordre de Saint-Lazare’, de ‘Ordre de
la Merci’, de ‘Ordre du Temple de Jerusalem, branche Catalane’, de
‘Ordre de la Legion d’Honneur de l’lmmaculee et de Saint-Georges
d’Antioche’, enzomeer. Minstens tot 1975 was hij tevens de chef van
het burgerlijk huis van ‘Zijne Koninklijke en Keizerlijke Hoogheid
prins Guillermo III Grau-Moctezuma’. De ‘markies’ bleek een valse
markies. Tot hiertoe klinkt het grappig, misschien lachwekkend.
Maar onze ‘markies’ kon het vervalsen niet laten. Op 12 maart 1975
werd Eugenio Jose Mendez de Haro in Barcelona opgepakt door de
Spaanse politie. Hij bleek aan het hoofd te staan van een bende die
zich bezighield met het namaken van biljetten van duizend peseta’s 31 !
Vreemde relaties... En de Nederlandse afgevaardigde van Lebons
CECIF, Harry van Uden van Ophoven? Een andere prins, een ander
verhaal...
De dromen van de Grootmeester
De Grootmeester neemt plaats in een zetel voor de vlag van de orde,
naast een tafel waarop de Bijbel, het Zwaard in de schede, decoraties
van de orde en ridderlijke getuigschriften liggen.
De Grootmeester: ‘Wat vraagt gij ?’
133
De kandidaat die zich voor hem bevindt tussen twee ridders-getui-
gen en peters: ‘Ik vraag ora opgenomen te worden in de Kunst vanhet
Ridderschap in de “Ordre de la Rose et de la Croix de Jerusalem en
ik leg de eed af -op mijn eer als man en als burger- om alle verphch-
tingen die eraan verbonden zijn na te komen en getrouw te respecte-
ren.’
De Grootmeester staat op, neemt het Zwaard aan dat de ridder-ge-
tuige hem aanreikt, geeft het aan het nieuwe lid, en zegt: ‘Ik overhan-
dig u dit Zwaard, ge zult er uitsluitend een goed gebruik van maken,
als koene ridder, voor de verdediging van het Geloof, de bescherming
van en de bijstand aan de zwakke, de vrouw en het kind. Bezoedel het
nooit met het bloed van de onschuldige en sla er nooit iemand node-
loos mee.’
De kandidaat plooit de rechterknie en geeft het Zwaard met een
kleine buiging terug aan de Grootmeester. Hij legt zijn rechterhand
op de Bijbel die een ridder-getuige hem voorhoudt, en zegt: ‘Ik zweer
het’.
De Grootmeester trekt het Zwaard uit de schede, heft het op, slaat
driemaal op de linkerschouder van de kandidaat, en spreekt de vol-
gende geijkte slotwoorden uit: in Naam van de Almachtige God, van
Onze-Lieve-Vrouw de Maagd Maria, van Sint-Michiel en Sint-Joris,
sla Ik, de Grootmeester, U (naam van de kandidaat) Ridder in de
“Ordre de la Rose et de la Croix de Jerusalem”
Via deze gestandaardiseerde procedure werden velen geridderd in
de ‘Orde van de Roos en het Kruis van Jeruzalem’, een sinds 1956 be-
staande internationale ridderorde, die zegt zich te baseren op de lerin-
gen van de middeleeuwse Tempelorde. De Orde kon, althans in Bel-
gie en Nederland, al vlug rekenen op de inzet van een conservatie -
christelijke subelite om het Geloof te verdedigen. Was je niet van
adel, dan moest je toch een eerbare sociale positie bekleden in de sa-
menleving. De ‘ridders’ waren in het dagelijkse leven dan ook advo-
caat, directeur, nijveraar of beheerder. Ze werden overladen met ti-
tels en adelbrieven. Zo kon je ‘ridder van de Heilige Stad’, ‘Groot-
Kruis van het Heilig Graf, of ‘Commandeur van de Tempel’ worden.
Sylvere Lebon kreeg die laatste titel en lag in 1968 aan de basis van de
Belgische afdeling van de ‘Orde van de Roos en het Kruis van Jeruza-
lem’ 33 .
Na de dood van de grootmeester voor de Benelux, pnns/Antoine
van Uden Cuyck de Secchia’, werd diens neef, de Nederlander Harry
van Uden van Ophoven hoofd van de orde. Lebons afgevaardigde
voor Nederland heeft sindsdien een apart allegaartje van ridderlijke
onderscheidingen bijeengespaard: Cruz de Commendador al Mento
Belgo-Hispanico; Grootmeester van de Ridderlijke Orde van St. Bn-
134
gitta van Zweden; Cavaliere d’onore Ordine Templari de Gerusalem-
me; Chevalier de l’Ordre Militaire et Hospitalier de Santa Maria de
Bethlehem; Chevalier Grand Croix d’Honneur Ordre Souverain et
Militaire du Temple de Jerusalem; Coce Cavalieri dell-Ordine Eque-
stre della Stella della Pace; Ritter Ordo Militiae Crucis Templi. Met
dergelijke decoraties op de borst moet Harry zich een eerbaar en be-
langrijk man hebben gevoeld. Hij slaagde er al vlug in een kern van
ridders van extreem-rechtse sympathieen rond zich te krijgen. Er
wordt zelfs gefluisterd dat vele oud-NSB-ers bij hem een onderkomen
vonden. Als rechterhand koos hij Albrecht Willem Lier, ‘Prins zu
Mecklenburg’, de halfbroer van ex-koningin Juliana. Lier had in 1981
aan de pers verklaard de bastaardzoon te zijn van prins Hendrik, de
vader van Juliana 34 . Een tot dan toe goed bewaard gebleven geheim.
Nederland stond in rep en roer. De ‘Prins zu Mecklenburg’ of nog
‘King Lier’, staat in Nederland ook bekend om zijn extreem-rechtse
sympathieen. Vooral zijn relatie met de extreem-rechtse Centrum-
partij wordt door vele Nederlanders laatdunkend gadegeslagen. In
1987 werd de ‘prins’ veroordeeld voor moord... op zijn vrouw.
Met een ‘Koninklijke Hoogheid’ in de rangen kon Harry van Uden
van Ophoven zijn orde een nieuw elan geven. De grootmeester voor
de Benelux hief het zwaard en trok ten strijde tegen het materialisme,
het athei'sme, het marxisme. Want ‘zal een echte “Vrede” ooit gere-
aliseerd worden, zolang de “wereldrevolutie” gepredikt wordt door
wie en waar dan ook? Als wij de “wereldrevolutie” uit kunnen scha-
kelen, hebben wij automatisch de “Wereldvrede”. Dan kunnen ook
zij die zich voor de “Wereldvrede” hebben ingezet, rekenen op waar-
dering en erkenning. Dan kunnen alien die in de strijd tegen de “We¬
reldvrede” gevallen zijn weer als Ridderhelden erkend en herdacht
worden.’ 35 .
Om die ‘wereldrevolutie’ te voorkomen, sloot Harry, tesamen met
Lebons ‘Association Belgo-Hispanique’ en enkele andere ridderor-
den, een pact met de Duitse Tempeliers, de ridders van de ‘Ordo Mili¬
tiae Crucis Templi’ (OMCT) of nog de ‘Deqtscher Tempelherren Or-
den’. Tijdens een ‘Kapittel’ van de ‘Orde van de Roos en het Kruis
van Jeruzalem’ op 19 September 1981 richtte Harry het woord tot de
grootmeester van de ‘Deutscher Tempelherren Orden’, Horst Frisch-
muth, en tot de andere aanwezige ridders. Hij had het over zijn dro-
men: ‘Ik heb u beloofd, iets over mijn dromen te vertellen. Ik doe dat
niet zo graag, maar ik geloof dat het voor de verstandhouding binnen
Europa en voor de eenmaking ervan nodig is. Ik heb jammer genoeg
moeten vaststellen, dat er nog steeds bepaalde rancunes bestaan tus¬
sen verscheidene volkeren van Europa. Zelfs tussen ridders onder-
ling. Bij de laatste ridderdag hebben wij, ridders uit geheel Europa,
135
kransen gelegd bij het dodengedenkteken om alle gevallenen te eren,
zonder uitzondering (ook nazi’s, nota van de auteur). Daar is helaas
scherpe kritiek op gerezen, vanuit onze eigen rang, zodat ik moest
vaststellen dat niet alle ridders echte ridders zijn. Ik heb aan de criti¬
casters gezegd, dat het onze ridderplicht is alle ridders te eren, omdat
degenen die in het kamp tegen het communisme gevallen zijn ook rid-
derhelden zijn en blijven. Zij hebben gevochten voor de Vrijheid van
Europa en ook voor onze Vrijheid. Dat is de zuivere waarheid. En nu
de dromen.
‘Zoals u weet zijn dromen doorgaans onwaar, of slechts voor de
helft of zo waar. Men kan zeggen: het oplossen van raadsels.
‘Zo heb ik gedroomd dat een Amerikaan, een zeer bekend en ge-
liefd Amerikaan, ooit gezegd heeft: “Ich bin auch ein Berliner”.
Heeft hij dat gezegd? Een beetje laat, niet? Droom of werkelijkheid?
‘Een bekende Amerikaanse 5-sterren-generaal heeft ooit gezegd:
“wij Amerikanen hebben tweemaal de verkeerde vijand en tweemaal
de verkeerde bondgenoot gekozen.” Droom of werkelijkheid?
‘De Engelsen hebben de meeste oorlogen gevoerd en de Duitsers
de minste. Droom of werkelijkheid?
‘De Amerikanen hebben niet de roden maar de roodgekleurden
geelimineerd en het Pentagon werd hiervoor veroordeeld door een
wereldtribunaal. Droom of werkelijkheid?
in Zuid-Afrika werden vrouwen en kinderen, van Nederlandse af-
komst, in ‘concentration camps’ opgesloten en geliquideerd. De uit-
vinder van de concentratiekampen zou naar het schijnt een Engels-
man geweest zijn. Hij is daarvoor op deze wereld niet bestraft gewor-
den. Droom of werkelijkheid?
‘Wij Nederlanders hebben gedurende 80 jaar oorlog gevoerd tegen
Spanje. Uit wrok gaat geen enkele Nederlander meer naar Spanje.
Droom of werkelijkheid?
in 1946 heeft Nederland gepoogd zijn kolonien te heroveren. Vele
dorpen werden platgebrand en alle bewoners, mannen, vrouwen en
kinderen, werden neergeschoten. Werden de bevelvoerende officie-
ren gestraft? Nee, zij kregen hoge onderscheidingen en genieten van
hun pensioen. Droom of werkelijkheid?
‘Na de oorlog werden miljoenen anti-communisten in Witrusland,
de Oekraine, Roemenie, Bulgarije, Estland, Letland, Litouwen,
Hongarije, Tsjechoslowakije, Griekenland, Italie, Frankrijk, Belgie,
Nederland en Noorwegen geliquideerd of in concentratiekampen op¬
gesloten. De meesten kwamen nooit terug. Droom of werkelijkheid?
‘Na de oorlog werden nergens demonstraties gehouden tegen het
communisme, omdat de meeste anti-communisten op bevel van Mos-
kou over heel Europa geliquideerd werden. Droom of werkelijkheid?
136
in Japan werden atoombommen uitgeworpen boven Nagasaki en
Hiroshima. Was dat uit menslievendheid of was het tocn een daad
tegen de mensheid en de menselijkheid? Werkelijkheid of ge¬
droomd?
Mijn beste toehoorders, mijn beste publiek. Ik hou op en u vraagt
mij natuurlijk waarom ik dat allemaal gedroomd heb. Deze verhalen,
deze dromen hebben natuurlijk een moraal. Ik bedoel daarmee
alleen, dat wij alien mensen zijn, en dat wij alien onze fouten hebben.
Wij moeten ermee ophouden, negatief te denken en te spreken over
elkaar. Alleen in positieve zin is het mogelijk, een gezonde, een ge-
lukkige maatschappij op te bouwen. Wij alien moeten de 10 geboden
van God opnieuw leren. Dat is de basis voor een betere wereld. De
Duitse meester van de orde is voor ons alien een lichtend voorbeeld
voor een goede ridderlijke samenwerking tussen de ridderordes in
heel Europa.’
De leider van de ‘Deutscher Tempelherren’ was ontroerd door zo-
veel moois: Harry had nagels met koppen geslagen... Die ‘Deutscher
Tempelherren Orden’ stond vroeger onder de leiding van de oud-Na-
zi Fred Sheuermann, tot zijn dood in 1985 ‘eregrootmeester’ van de
organisatie. Fred Sheuermann was de man met wie oud SAC-agent
Charly Lascorz in 1970 en 1971 een nieuwe kruistocht afkondigde
tegen het ‘marxisme en de revolutionaire krachten’... 36/37
137
5. Echte ridders
De ridders van Sint-Lazarus
Om zijn organisaties aanzien te bezorgen, hoeft ‘Zijne Excellence’
Sylvere Lebon niet alleen beroep te doen op personen die zich valse-
lijk een adellijke titel hebben toegemeten. De ‘beschermheer’ van
Lebons creaties is een echte hertog, een regelrechte spruit uit het ou-
de koningshuis van Spanje, de Bourbon-dynastie. Don Francisco En¬
rique de Borbon y de Borbon, hertog van Sevilla, kan nochtans niet
de titel van ‘infant d’Espagne’ laten gelden. Zijn overgrootvader
Hendrik (1823-1870) viel in 1867 immers in ongenade wegens ‘de-
loyaal gedrag’ ten aanzien van zijn soeverein, en verloor als gevolg
daarvan zijn rechten. Dat neemt echter niet weg dat Francisco een
echte Bourbon is, en dat wil wat zeggen.
Don Francisco dirigeerde met zijn business-partner 1 en afgevaar-
digde van Lebon in Spanje, de valse ‘markies’ de Haro-Union, een
door de meeste staten niet erkende maar toch wel zeer prestigieuze
ridderorde. Het gaat om de ‘Militaire en Hospitaler Orde van Sint-
Lazarus van Jeruzalem’, met hoofdzetel in Malta en delegaties in een
25-tal landen 2 . Onder het motto ‘Atavis et Armis’ beloven de ridders
van de ‘Orde van Sint-Lazarus’ - zo’n 2000 ih 1980 - ‘te strijden voor
het behoud van het Christelijke geloof, (om de armen, de zieken en
de doden -vooral de lepra-leiders, nota v/d auteur- te beschermen,
bij te staan en te helpen, om de principes van dit christelijk ridder-
schap te promoten en te bewaren en om de leer van Christus en zijn
139
heilige kerk in al zijn werken te volgen) 3 . Nobele intenties, inderdaad.
Wat vindt het hoofd van de kerk, de paus daarvan?
Velen piaatsen de wortels van de ‘Orde van Sint-Lazarus’ in het
einde van de vierde eeuw. Ze zou zijn gesticht door Sint-Basilius,
toenmalig aartsbisschop, om geneeskundige verzorging te verschaf-
fen in een leprozenhuis, dat buiten de omwalling van Jeruzalem lag.
Toen Jeruzalem in 1099 bezet werd door de eerste kruisvaarders
bleek het noodzakelijk een efficiente verdediging voor het hospitaal
te verzekeren want bandietenbendes en plunderaars maakten de
streek onveilig. De Orde kreeg een militaire arm: de ‘Militaire en
Hospitaler Orde van Sint-Lazarus’ was geboren. Koning Lodewijk
VII van Frankrijk, bijgenaamd ‘De Jonge’, nam na de tweede kruis-
tocht (1147-1149) een aantal van de Lazarus-ridders mee naar Frank¬
rijk. Hij installeerde ze te Boigny nabij Orleans en vertrouwde ze het
beheer van alle leprozenhuizen in het koninkrijk toe. De in Jeruzalem
overgebleven ridders voegden zich ruim een eeuw later bij hun colle-
ga’s.
Toen het Heilig Land was gevallen en de oorspronkelijke opdracht
van de ridders verviel, verloor de Orde steeds meer aan belang, on-
danks het feit dat ze over veel bezittingen beschikte. Die bezittingen
zouden andere, concurrerende ridderordes uiteraard goed van pas
komen. In 1490 wilde paus Innocentius IV de orde integreren in de
roemrijke ‘Orde van Sint-Jan Van Jeruzalem’, waar hij een grotere
controle over had. Maar Frankrijk verzette zich heftig tegen een der-
gelijke operatie en verwierp de pauselijke vorderingen. Pas op het
einde van de 16de eeuw werd de scheef gegroeide situatie recht ge-
trokken. Er kwamen twee takken. Een deel van de orde, met inbegrip
van de Italiaanse bezittingen, werd gei'ntegreerd in de ‘Ordre de
Saint-Maurice’, een dynastieke ridderorde van de hertogen van Sa-
voye. Het Huis van Savoye leverde reeds een eerste graaf in het mid¬
den van de elfde eeuw, onder de naam Humbert I. Het laatste belang-
rijke wapenfeit van deze familie was de aanstelling in 1946 van Um¬
berto II als koning van Italie. Hij huwde in 1930 met prinses Marie-Jo-
se, dochter van koning Albert I van Belgie. Op die manier ontstond
dan de ‘Ordre des Saints-Maurice-et-Lazare’, die tot op de dag van
vandaag nog bestaat en uitsluitend een politico-financieel clubje is
rond de familie Savoye. De huidige grootmeester is de zoon van Um¬
berto II, prins Victor-Emmanuel van Napels. Die heeft rond zich een
‘Groot-Magisterium’ of ‘Junta’ gecreeerd, bestaande uit zeer invloed-
rijke personaliteiten. De Orde heeft afdeiingen in Noord-Amerika,
Sicilie, Spanje, Portugal, Zuid-Amerika en uiteraard Italie 4 .
De tweede tak van de ‘Ordre de Saint-Lazare’ brengt ons dichter bij
ons uitgangspunt. Die werd gei'ntegreerd in de ‘Ordre de Notre-Da-
140
me du Mont-Carmel’, gesticht door Hendrik IV (1553-1610), de eer¬
ste Franse koning van het Huis Bourbon. Met de oprichting van die
dynastieke ridderorde sloeg de Hugenoot Hendrik twee vliegen in
een klap. Met het opdragen van een ridderorde aan ‘Onze-Lieve-
Vrouwe’ stemde de anti-paapse vorst Rome enigszins tevreden en
kon hij de begeerde goederen en gronden van de ‘Orde van Sint-Laza¬
rus’ recupereren. Die dreigden immers definitief in handen te komen
van de hem vijandig gezinde ridders van de ‘Orde van Sint-Jan van Je¬
ruzalem’. Paus Paulus V bevestigde die toestand in 1608. De Italiaan¬
se goederen gingen over in de ‘Ordre des Saints Maurice-et-Lazare’
en de Franse bezittingen kwamen terecht bij de ‘Ordre de Saint-Laza¬
re et de Notre Dame du Mont Carmel’. Het grootmeesterschap van
die laatste orde kwam toe aan de koning van Frankrijk.
De Franse revolutie maakte een einde aan de orde. De ‘Assemblee
Nationale’ hief ze bij decreet op 3 . Tijdens de Restauratie, in 1830 om
precies te zijn, schafte koning Louis-Philippe I op zijn beurt de Orde
af. Het verhaal van de ‘Orde van Sint-Lazarus’ lijkt hier ten einde.
Nochtans... Een zekere Jean-Joseph Moser creeerde in 1910 een‘Or¬
dre des Chevaliers Hospitaliers de Saint-Lazarus et de Notre-Dame
de la Merci’. Vanaf 1920 kwam de inmiddels genoemde ‘Ordre de
Saint-Lazare’ in de handen van Charles Otzenberger, een wijnhande-
laar. Otzenberger zocht een ‘belangrijk man’ om zijn orde een officie-
el imago te geven. Dat werd de hertog van Sevilla, de vader van de
huidige chef. Hij werd in 1935 tot grootmeester verkozen. Zijn zoon
don Francisco werd coadjutor. Charles Otzenberger werd ‘graaf’...
De Heilige Stoel protesteerde: ‘de Orde van Sint-Lazarus’ is vals’ 6 !
Maar de toekomst lag open voor de Orde. Er stond immers een Bour¬
bon aan de top. ‘Graaf Otzenbergers toekomst raakte echter gehypo-
thekeerd toen hij na de oorlog meermaals opgepakt werd wegens eco-
nomische collaboratie met het Nazi-regime. ,
De orde leefde verder. Don Francisco Enrique de Borbon y de Bor-
bon werd in 1952, na de dood van zijn vader, benoemd tot 45ste groot¬
meester. In 1967 ontstond er onenigheid in de rangen van de ridders.
Tijdens een ‘paleisrevolutie’ werd don Francisco afgezet en Charles-
Philippe, hertog van Nemours, achterkleinzoon van koning Louis-
Philippe die in 1830 de orde afschafte, werd tot grootmeester verko¬
zen. Coadjutor werd Michel d’Orleans, zoon van de graaf van Parijs,
de pretendent van de Franse kroon. De hertog van Nemours instal¬
leerde de hoofdzetel van de Orde op het eiland Malta, neutraler ter-
rein. Toen de hertog in 1970 stierf, liet de ‘administrateur-general’ en
‘grand prieur de France’, Frangois de Cosse, hertog van Brissac, zich
tot ‘chef supreme’ verkiezen. In 1973 verkozen ontevreden ridders
opnieuw don Francisco tot grootmeester, de 47ste ditmaal. Don Fran-
141
cisco omringde zich met coadjutor prins Michel d’Orleans, groot-
commandeur luitenant-kolonel Robert Gayre of Gayre and Nigg, en
‘Grand Referendaire’ ‘markies’ de Haro-Union 7 .
Tot op de dag van vandaag bestaan er dus twee Ordes van Sint-La-
zarus, elk met hun eigen vertegenwoordigers en dignitarissen. Beide
hebben ronkende namen in de rangen. De Franse Orde bijvoorbeeld,
momenteel gedirigeerd door Pierre de Cosse, kon zich verheugen op
de aanmoedigingen van aartshertog Otto von Habsburg 8 .
De beide Ordes van Sint-Lazarus stellen juist omwille van hun in-
vloedrijke leden nogal wat problemen. Hoewel de insignes en decora-
ties, behalve dan in Canada, niet officieel worden erkend en geen
voorrechten opleveren voor de dragers ervan, sluit men op diploma-
tiek vlak vaak verveeld de ogen. De dignitarissen van de ordes wor¬
den officieus geduld. Dat men best wat omzichtig omspringt met de
Sint-Lazarus-ridders, kan afgeleid worden uit een brief, gedateerd 14
november 1963, van de ambassadeur van Belgie in Frankrijk, baron
Jaspar, aan de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, Paul-
Henri Spaak: ‘Ik doe U ten overvloede opmerken dat ik bij gelegen-
heid te weten ben gekomen dat zeer hoge personaliteiten drager zou-
den zijn geweest van deze decoraties na de eerste wereldoorlog, na-
melijk de Koning der Belgen en Generaal Pershing.’
Ook de huidige Belgische afdeling van de Orde die zich onderwerpt
aan het gezag van don Francisco, groepeert een elite. De Belgische
voorzitter, bankier Paul Pourbaix, leidt een ‘priorij’ bestaande uit
baronnen, graven en zelfs een prins 9 . Onder de Belgische vertegen¬
woordigers valt graaf Rodolphe de Brouchoven de Bergeyck op, ook
bestuurder van tal van Opus Dei-organisaties 10 . De ‘strijd voor het be-
houd van het christelijke geloof, zoals bepaald in de statuten van de
Orde van Sint-Lazarus, wordt inderdaad ook intens gevoerd door de
katholieke ‘witte vrijmetselaars’ van het Opus Dei. Dat beide organi-
saties in mekaars verlengde liggen, moet duidelijk zijn. Bovendien
wordt er gefluisterd dat don Francisco zelf een eminent lid van het
Opus Dei is. Die informatie is echter moeilijk te verifieren. Het lid-
maatschap van deze katholieke organisatie blijft uiterst geheim.
In tegenstelling tot in de meeste landen floreert in Frankrijk de or¬
de van ‘Chef Supreme’ de Cosse, hertog van Brissac. Ook de Cosse
kan zich verheugen op eminente en machtige volgelingen. Een onder
hen is de Roemeense vluchteling Gustave Pordea. In juni 1984 werd
Pordea verkozen tot Europees parlementslid op de lijst van de ex-
treem-rechtse Front National-voorzitter Jean-Marie Le Pen. Pordea
is bovendien zeer nauw verbonden met de hevig anti-communistisch
ingestelde Moon-sekte 11 . En wie het heeft over de Moon-sekte,
spreekt over de machtige World Anti-Communist League, de
142
WACL. Een der grote motoren achter die organisatie is aartshertog
Otto von Habsburg, sympathisant van de ridderorde van de Cosse en
ook van de Moon-sekte 12 .
De WACL, de Moon-sekte... laten we die organisaties voorlopig
rusten. De anti-communistische ideologic lijkt de verklaring te zijn
waarom mensen als een Otto von Habsburg ridderordes als die van de
Cosse steunen. Von Habsburg heeft bijgaande eervolle vermeldingen
en titels immers niet nodig om zich op te werpen als een der groten van
Europa. Hij heeft immers meer pijlen op zijn boog. Niet alleen is hij
Europees parlementslid voor de partij van Franz-Joseph Strauss,
voor wie hij tevens raadgever voor buitenlandse zaken is, en chef van
verscheidene rechtse politieke organisaties. De aartshertog heeft ook
een instelling tot zijn beschikking om zijn aristocratische medestan-
ders op waardige wijze te bedanken voor hun hulp en toewijding. Die
organisatie, een ridderorde, heeft bovendien een zeer specifieke poli¬
tieke ideologic.
Ernst
Het wordt ernst. De politieke kanonnen wenken me. Otto von Habs¬
burg! Die had ik reeds ontmoet bij de ridders van de mysterieuze
‘Prieure de Sion’. Hij werd er voorgesteld als nazaat van Christus!
Wat gaat er nu weer uit de bus komen?
Deze morgen kreeg ik een telefoontje van de uitgeverij. ‘Of het
werk opschoot? Hoe het met mij ging?’ En dan: ‘Zou het onderwerp
‘ridders’ wel passen in de lijn? Tenslotte hebben we een traditie.’ Pe¬
ter Aerts, de uitgever, doelde op de politieke dossiers die regelmatig
voor de ogen van het - soms verbouwereerd - publiek worden ge-
gooid. ‘Ik denk het niet,’ antwoordde ik onzeker, ‘ik weet niet tot wat
mijn onderzoek gaat leiden. Wat ik wel weet is dat het mij enorm
boeit.’ Ik had nood om me te verantwoorden. Eigenlijk had ik zin om
droogweg te zeggen dat het sociale fenomeen ‘ridders’ me belangrij-
ker leek. En ik verantwoordde me en herpakte me: ‘De zaak wordt
met de dag politiek belangrijker.’ Ik moet overtuigend hebben ge-
klonken. Peter Aerts leek zeer tevreden. Was mijn verantwoording
een uitvlucht om de gemoederen -vooral de mijne- te bedaren?
Neen!
143
Sodom
De ‘dromen’ van ‘grootmeester’ Harry van Uden van Ophoven staan
me nog vers in het geheugen gegrift. Ze lijken me veeleer nachtmer-
ries... Kan de ‘grootmeester’ op navolging rekenen? vroeg ik me on-
gerust af. Er was enerzijds Sylvere Lebon, die een schakel blijkt te
zijn in een internationaal rechts tot extreem-rechts circuit. Er is an-
derzijds de ‘Deutsche Tempelherren Orden’, de ‘Ordo Militiae Cru¬
ris Templi’ (OMTC), gedirigeerd door Horst Frischmuth, Harry’s
vriend. Frischmuths voorbeeld is ex-Abwehr-man Fred Sheuermann,
het contact van SAC-agent Charly Lascorz en Daniel Zdrojewski ten
tijde van het schandaal van de ‘Tempeliers van de SAC’. De ‘Deut¬
sche Tempelherren’ zijn te vinden in de onmiddellijke omgeving van
het Beierse politieke zwaargewicht Franz-Joseph Strauss, de man die
staat voor orde en die aanstuurt op een nieuwe ijstijd tussen oost en
west. Want in het oosten is er materialisme, verloedering van de mo-
rele waarden. Het westen wordt al aardig gecontamineerd. Denk aan
Sodom...
De zon staat al laag terwijl ik een artikel lees. Een zeer bevreem-
dend artikel, geschreven door een merkwaardig man, gepubliceerd in
een mysterieus blad. Er wordt onder meer de lof gezongen van de
OMTC. Ik lees en herlees. Draait alles hier rond? Het bewuste artikel
is geschreven door aartshertog Otto von Habsburg en wordt gepubli¬
ceerd in het bulletin van de ‘Association Belgo-Hispanique’ 13 . Nadat
hij een warm pleidooi heeft gehouden voor aloude ridderidealen als
moed, eer, zelfopoffering, vervolgt de opper-Habsburger: ‘Momen-
teel zijn de meeste ridderlijke deugden zeldzaam geworden. Het ge-
loof taant weg, en daarmee ook het onbaatzuchtig dienstbetoon, ter
ere van God; ook de moed verdwijnt in het algemene conformisme.
De persoonlijke eer verdwijnt naar de achtergrond ten voordele van
het zogenaamde ideaal van de levensstandaard. Er blijven maar wei-
nig mensen meer over die aan de lokroep van het materiele weerstaan
144
om spirituele waarden na te streven of te verdedigen. Hoe meer er
over kwaliteit van het bestaan gepraat wordt, des te weiniger begrijpt
men, wat dit eigenlijk zou moeten inhouden. Want die bestaanskwali-
teit kan niet verhoogd of bereikt worden door regeringsverklaringen
of door nieuwe wetteksten. En dat is dan ook de reden, waarom ons
Europa, dat een spiritueel-religieuze erfenis werd nagelaten, zich op
dit ogenblik in zulk een diepe crisis bevindt. Op dit ogenblik is er meer
dan ooit een gebrek aan ridderlijke deugden. De vernieuwing van ons
werelddeel is voor alles een kwestie van persoonlijke inzet. Er moe¬
ten in onze maatschappij mensen opstaan, die zich weer tot de ridder¬
lijke deugden wenden en die bereid zijn, er openlijk voor uit te ko-
men. Dan eerst zullen ze kunnen overtuigen, ombuigen en opbou-
wen. Zulke inzet vereist echter een bereidheid tot het nemen van per-
soonlijk risico. Veel te dikwijls heeft men immers te maken met men¬
sen die uitwijken naar een neutraler terrein, om hun geweten te sus-
sen. De waarlijk ridderlijke mens daarentegen zal bereid zijn, daarte
handelen, waar er het meeste nood is en waar voor hemzelf het gevaar
het grootst is. Onze tijd is er geen van lauwheid. De geschiedenis zal
over ons alien een onbarmhartig oordeel vellen, omdat de toekomst
van Europa hier en nu in onze handen ligt. Steeds weer in de loop van
de geschiedenis, heeft de Almachtige afzonderlijke volkeren of hele
continenten een zending toevertrouwd. Werden zij ontrouw aan deze
zending, dan nam God “het licht van hen weg” en moesten zij tijdelijk
of permanent het toneel van de wereldgeschiedenis verlaten. Ons
Europa had klaarblijkelijk de opdracht het Christendom en de christe-
lijke beschaving over de hele wereld te verspreiden. Moesten wij er
echter niet in slagen deze opdracht te vervullen, dan zou onze roeping
aan iemand anders worden overgegeven. Het was zeer terecht dat een
Duitse denker ooit stelde, dat het kruis Europa niet nodig heeft, maar
wel Europa het kruis. Hier kan alleen nog de enkeling paal en perk
stellen. Europa gaat aan materialisme ten onder; om dit materialisme
te breken zijn de heiligen en ridders van nu nodig. Slechts weinigen
kunnen beslissingen forceren - bewaarden zeven rechtvaardige man-
nen Sodom niet voor een vreselijk einde?’
Sommige hedendaagse ridderordes staan wijdopen voor een derge-
lijke visie: als ridder hef je het zwaard voor het kruis. Denk aan So¬
dom. .. Aartshertog Otto von Habsburg kan in die kringen steun vinden
om Europa te unifieren onder het teken van het kruis. De aartshertog
is onze verlosser. Otto von Habsburg, koning van Europa? Had de
‘Prieure de Sion’ dan toch gelijk?
Nog even een korte anekdote. Reeds in 1964 schreef de Nederland-
se journalist Huib Hendrikse in het weekblad ‘Trouw’: ‘Het heeft mij
niet verwonderd, in Spanje enige leden van het Opus Dei te horen
145
spreken over een verenigd Europa onder leiding van een rooms
staatshoofd. Zij zien dit als hun groot ideaal. Een jonge Amenkaanse
priester, die als professor in canoniek recht aan de universiteit van
Pamplona doceert (eigendom van het Opus Dei, nota v/d auteur) en
lid is van het Opus Dei, vertelde mij op voorzichtige toon dat sommt-
ge leden van zijn organisatie de mogelijkheid bepaald niet uitgesloten
achten dat prins Hugo van Bourbon-Parma nog eens staatshoofd zal
worden van een verenigd Europa, dat een bolwerk van militant ka-
tholicisme en agressief anticommunisme zou moeten worden. Spanje
komt vroeg of laat in de EEG en zal een steeds grotere rol gaan spe-
len. Dat is niet tegen te houden. Ook het verenigde Europa is niet
tegen te houden. Men zal dan een staatshoofd nodig hebben. Een be-
kwame figuur uit een oude aristocratische familie. Prins Hugo zou een
van de meest geschikte kandidaten kunnen zijn. Hij is zeer intelligent,
goed ontwikkeld en een moderne verschijning. Mocht Hugo voor de
eer bedanken, dan zou Otto van Habsburg, ook een lid van het Opus
Dei, een goede tweede zijn.’ 14 . Sinds prins Hugo in 1981 van prinses
Irene van Nederland scheidde, heeft hij veel aan geloofwaardigheid
verloren. Scheiden kannueenmaal niet. Wat doetde ‘goede tweede ?
De kruisvaart
Otto’s kruisvaart keert zich uiteraard tegen de ‘communisten , de
‘marxisten’ en de ‘athe'isten’. In een woord tegen de ‘matenahsten’.
Europa moet ten alien prijze gezuiverd worden. Er zitten vijanden
om elke hoek: ‘Zo zijn de beroepsvredesstrijders, van wie we al zove-
le mooie frasen hebben gehoord, het grootste oorlogsgevaar dat er
momenteel in de wereld bestaat. Want ze verwekken illusies bij de
imperialistische tirannen, net zoals destijds het Britse en Franse paci-
fisme illusies verwekten bij Adolf Hitler. Jammer dat die mensen dik-
wijls weigeren uit de geschiedenis te leren. Vroeg of laat wreekt zich
dat op een verschrikkelijke manier.’ 15 .
Stel je voor: Otto von Habsburg die aan het hoofd van een troep
onversaagde en keurig uitgedoste ridders Europa redt van de verloe-
dering. Net als weleer staat het zwaard ten dienste van het Geloof. En
van de koning. Misschien is dit een karikaturaal beeld? Zijn de tijden
zo veranderd? Is het ridderideaal voorbijgestreefd? Je moet leren uit
de geschiedenis, zegt de aartshertog. Hij kan het weten. Zijn voorva-
deren hebben gedurende eeuwen een doorslaggevende rol gespeeld
in Europa. Ook toen had je geld nodig om de strijd te voeren. En aan-
hang in hogere kringen. Politieke kringen, financiele kringen, milieus
van inlichtingendiensten. Je moet leren uit de geschiedenis, zodus...
Er zijn echter wezenlijke verschillen met de roemrijke tijden van
146
Otto’s voorouders: we zitten in Europa met democratieen opgeza-
deld. De macht is een mandaat, gegeven door het volk. Dat lijkt toch
zo. Maar er is voldoende manoeuvreerruimte. De democratic wordt
immers begrensd door een one-way-mirror. Achter de spiegel is het
donker. Sommigen kunnen er het licht aanknippen. Ze zien er dan
dwars doorheen. Wie achter de spiegel kan kijken, heeft ogen tekort.
Kan de aartshertog rekenen op mannen die achter de spiegel kunnen
kijken? De oudste zoon van de laatste keizer van Oostenrijk is zeer
zeker een man van aanzien. Hij heeft zich via familiehuwelijken ver-
bonden met vele koningshuizen in Europa. Bijna had hij zelfs een ko-
ningshuis te pakken. Franco verkoos echter Juan Carlos van Bourbon
om hem op te volgen als heer van Spanje.
Op welke kringen kan de aartshertog rekenen? In het franstalige
Belgische weekblad ‘Pour’ van 15 juni 1982 stond te lezen dat vier gro-
ten dezer aarde fondsen inzamelden om Europees rechts te financie-
ren en een corresponderende visie uit te dragen. De namen: Alfredo
Sanchez-Bella, Spaans ex-minister en vermoedelijk Opus Dei-lid; de
Italiaanse financier Carlo Pesenti, vriend van het Vaticaan; de Franse
industrieel Francois Vallet; en tenslotte de Franse advocaat, Jean
Violet, ex-SDECE-agent. Die heren werk(t)en via een zeer mysterieuze
organisatie, de ‘Cercle Violet’ 16 . Die ‘Cercle Violet’ staat of stond niet
alleen voor een imposant netwerk van eminente Europese en Ameri-
kaanse toppolitici en financiers, zoals bijvoorbeeld Franz-Joseph
Strauss en Henry Kissinger 17 . De organisatie onderhield tevens zeer
goede relaties met Westerse inlichtingendiensten als de Franse SDE-
CE, de Duitse BND, de Britse SIS, de Amerikaanse CIA en de Vati-
caanse geheime dienst. Dat werd aan de hand van vertrouwelijk ma-
teriaal bewezen door de Franse Journalist Pierre Pean.
Pean publiceerde eveneens details over de ‘psychologische oorlogs-
voering’ van de ‘Cercle Violet’. Die steunt op twee pijlers: de strijd
tegen de ‘subversie’ en de ontwikkeling van de ‘contra-propaganda’.
De ‘subversie’ moet je bestrijden door ‘agitatie’: ‘Agitatie, dit wil zeg-
gen de stuwende kracht. Het betreft het verbreken van de psychologi¬
sche rust van de mens in zijn eigen omgeving: 1. door de R.M. (posi¬
tive of negatieve drijfveer) een frustratie of een vrees veroorzaken;
2. ze zo gevoelig mogelijk maken, zodat er een toestand van spanning
ontstaat, die hen tot actie dwingt; 3. de gevoelens van frustratie en
angst omzetten in eisen...’ En de ‘contra-propaganda’ gaat best als
volgt: ‘Zij moet de vijanden aanwijzen, de zondebokken zoeken in de
persoon van de leiders, want men mag nooit de troepen in het gedrang
brengen. Dat zou tegenstrijdig zijn met de idee van de bescherming
van de kleine man... Ze moet aanvallen op de zwakste plek om de
tegenstander in discrediet te brengen, door ‘veralgemeningen’, door
147
M * C. C
u 8 g 3
tt« > — je-
tm < I*- 1 *
S a
„ ~ o £
-CfcS
U = «
_ p n§
S iil,
« <"* = 3 2
«C |
^ ^
°* c ± a
</ 2 u .
! IS!!
S 2 S S5
g u < ST
< J'D ”5
. v V C jj
1 ?
• < N X
C ;£f J
I H8 14
o am f
o w - 5
K h C
O ffl "
U >- W -2
148
zijn theorieen tegenover de feiten te plaatsen, door hem belachelijk te
maken... De ‘contra-propaganda’, die een onmisbare aanvuiling is
van de propaganda, is aan dezelfde wetten onderhevig als de propa¬
ganda zelf... Men moet de tegenstander in het nauw drijven door te
laten uitschijnen dat hij walgelijke belangen verdedigt.’ 18 . Groten van
Europa verenigen zich in het geheim ora de politiek te bespreken en te
bei'nvloeden van de mannen achter de spiegel, onttrokken aan elke
democratische controle. Het boegbeeld van de ‘Cercle Violet’ is...
aartshertog Otto von Habsburg. Het zwaard is geheven en houwt die-
pe wonden.
Het weekblad ‘Pour’ maakte ook de organisaties bekend die kon-
den rekenen op steun eivbf financiele hulp van de ‘harden’ van de
‘Cercle Violet’. Bekendmakingen die nooit werden tegengesproken;
ze zijn trouwens zeer logisch. ‘Pour’ citeerde de CEPIC, de rechter-
vleugel van de Belgische franstalige christendemocraten; de ‘Ordre
du Rouvre’, een ridderorde; de World Anti-Communist League; de
‘Centre Europeen de Documentation et d’Information (CEDI); de
Paneuropese Unie; de ’Mouvement d’Action pour l’Union Euro¬
peenne’ (MAUE), en de ‘Academie Europeenne de Sciences Politi-
ques’ (AESP) 19 . Ook Pean bevestigt de relaties tussen bovenstaande
organisaties. De vier laatste op de Europese politiek gerichte vereni-
gingen staan onder patronaat van Otto von Habsburg. Hij is zelfs
voorzitter. Die politieke verenigingen moeten de noodzakelijke ach-
terban vormen om de ware kruistocht te voeren. Een blik op de lijst
van de ‘membres perpetuels’ van de ‘Academie Europeenne de Scien¬
ces Politiques’ maakt duidelijk op welke machtige politieke en finan¬
ciele kringen Otto von Habsburg beroep kan doen (zie document vo-
rige bladzijde). Verbazingwekkend. Waren die allemaal op de hoogte
van de activiteiten? Het is bijna niet te geloven.
Enkelen van die belangrijke heren zetelen uiteraard ook in de ‘Pan¬
europese Unie’, het politieke troetelkind van de aartshertog. De
‘Unie’ richt zich meer naarde katholieke aristocratic. Elke maand or-
ganiseert Otto’s oogappel en oudste zoon Karel, geboren in 1961, bin-
nen het kader van de ‘Unie’ conferences om de Europa-visie, gelan-
ceerd door zijn vader, levendig te houden en te verbreiden 20 . Karel is
steeds zeker van een groot en gelnteresseerd publiek bestaande uit
graven en gravinnen, baronnen en baronnessen, hertogen en herto-
ginnen, prinsen en prinsessen.
Kan je Otto’s pretenties zomaar weglachen? Wegwuiven als zou-
den ze te fantastisch zijn? Otto heeft een leger goed gewapende rid-
ders klaar. Waarop wacht hij ? Wat staat hem nog in de weg? Wellicht
is de strijd om de macht een lange strijd. Misschien effent hij geruis-
loos de weg voor zijn opvolger Karel. Die is nog steeds niet gehuwd.
149
Een goede partij zou prinses Elena zijn, de in 1963 geboren dochter
van koning Juan Carlos van Spanje en koningin Sophie van Grieken-
land. Een hereniging van de Bourbon-dynastie en de Habsburgers o-
pent vele wegen...
De concurrentie en naijver tussen de Spaanse Bourbons en de Oos-
tenrijkse Habsburgers dateert al van langer dan vandaag. Die weer-
spiegelt zich ook in de twee branches van de meest prestigieuze
ridderorde ter wereld: de ‘Orde van het Gulden Vlies’. Juan-Carlos is
grootmeester van de Spaanse tak. Otto von Habsburg leidt de Oos-
tenrijkse branche. Otto’s ‘Ordre Illustrissime et Souverain de la Toi-
son d’Or’ is zowat de superstructuur, boven zijn politieke organisaties
heen. Ze heeft een zeer specifiek doel.
Het Gulden Vlies
Er was eens, heel lang geleden, een koningszoon, Jason genaamd die
met zijn schip Argo de wijde zeeen koos. Hij voer van Iolcus in
Noord-Griekenland naar Colchis aan de Oostkust van de Zwarte Zee
otn daar het Gulden Vlies te halen. Jasons vader Aeson, de koning
van Iolcus, was uit zijn macht ontzet. Enkel het Gulden Vlies zou hem
opnieuw op de troon brengen. Samen met zijn medevaarders, de Ar-
gonauten, beleefde Jason heel wat wonderlijke avonturen. De helden,
onder wie halfgoden als Heracles, Theseus en Peleus, moesten ver-
schrikkelijke gevaren doorstaan. Zo bevrijdden ze, toen hun schip
voorbij de Bosporus voer, de blinde koning Phineus van de plaag der
Harpijen, monsters die zijn maaltijd bedierven. Na lange en avon-
tuurlijke omzwervingen bereikten de Argonauten Colchis, waar het
Gulden Vlies, een gulden schapevacht, te vinden was. Maar eerst
moest Jason vuursnuivende stieren voor een ploeg spannen, een ak-
ker omploegen en bezaaien met draketanden. Dan wachtte de strijd
met de draak die het Gulden Vlies bewaakte. Met de hulp van de to-
venares Medea bracht Jason zijn tocht tot een goed einde. Jason was
in het bezit gekomen van het begeerde Gulden Vlies en voer ermee,
na nog ongelooflijkere avonturen te hebben beleefd, naar Iolcus,
150
waar zijn vader op hem wachtte.
Deze Griekse mythologische sage ligt aan de oorsprong van de ‘Orde
van het Gulden Vlies’. Het lijkt onwaarschijnlijk dat een zeer christe-
lijk geinspireerde ridderorde zich initieel baseerde op een dergelijk
paganistisch-getint verhaal. Het lijkt contradictorisch. De 15de eeuw,
de eeuw waarin de orde werd opgericht, was evenwel een periode
waarin christelijke waarden en paganistische overleveringen tot een
zeer eigenaardige geloofsconstructie werden vermengd. Al vlug werd
het de ridders toch duidelijk dat hun illustere orde stoelde op een vrij
dubieus verhaal. Een goddeloos verhaal. Vandaar dat ze in de Bijbel-
se mythologie doken. Gideon, stamhoofd van Israel nog voor de tijd
der koningen, bezat eveneens een gulden schapevacht. Hij had van
Jehovah de opdracht gekregen de kameelberijdende Midianieten,
vijanden van zijn volk, ten onder te brengen. Omzekerte zijn van zijn
goddelijke roeping, kreeg hij Jehovah zover dat die mirakels verricht-
te. Ondanks de droogte bleef de schapevacht vochtig; ondanks de
dauw bleef de schapevacht droog. Overtuigd van zijn goddelijke mis-
sie, versloeg Gideon dan heldhaftig de verwenste Midianieten, onder-
drukkers van zijn volk. Het laatste verhaal paste uiteraard beter bij de
christelijke inslag van de ridderorde. Nochtans bleef Jason, naast Gi¬
deon, als patroon van de Orde bestaan 22 .
Op dinsdag 10 januari 1430, ter gelegenheid van zijn huwelijk met
de mooie Isabella van Portugal, stichtte Filips de Goede (1396-1467),
hertog van Bourgondie, te Brugge officieel de ‘Noble Ordre de laToi-
son d’Or’. Tijdens het huwelijksbanket stond Filips’ wapenkoning
plots plechtig recht. Hij verhief zijn stem: ‘ Aanhoort, prinsen en prin-
sessen, heren, dames en jonkvrouwen, ridders en schildknapen. De
zeer hoge en zeer uitmuntende en zeer machtige prins, mijn Heer de
Hertog van Boergondie, Graaf van Vlaanderen, Artois en Boergon-
die, Paladijn van Namen, enz., doet aan eenieder konde dat, ter Ere
van God en het behoud van ons christelijk Geloof, en om te eren en te
verhoren de nobele ridderorde, en ook omwille van drie redenen die
hierna volgen: ten eerste, om eer te betuigen aan de oude ridders die
door hun hoge en edele daden een aanbeveling waardig zijn; ten
tweede, opdat diegenen die vandaag machtig zijn en in de voile kracht
van hun leven en die dagelijks de ridderlijke daden vervullen, een
doel zouden hebben om hierin nog te verbeteren; en ten derde, opdat
de ridders en edellieden die de orde waarover later sprake, zullen dra-
gen, dus gewoon zij die ze dragen, gedreven zouden zijn hen in te zet-
ten voor nobele daden en hen de gebruiken aan te leren zodat ze door
hun moed een goede naam zouden verwerven en zo zouden verdienen
om op hun beurt gekozen te worden om de betreffende orde te dra¬
gen; de genaamde Heer Hertog vaardigt heden de oprichting uit van
151
een orde met de naam ‘het Gulden Vlies’; hiertoe behoren, met en
naast de persoon van de Heer Hertog, drieentwintig ridders, edellie-
den met naam en faam en zonder blaam, geboren en getogen uit een
wettelijk huwelijk, en wier namen en voornamen hierna zullen vol-
gen.’ 23 .
De intenties van Filips de Goede waren minder nobel dan werd
voorgesteld. Het was natuurlijk een diplomatieke zet. Enerzijds wou
Filips een waardige tegenhanger creeren voor de hoge Franse en
Engelse ridderorden. Anderzijds trachtte hij de hoge adel nauwer aan
zich te binden. Een goede zet, zo zou al vlug blijken. Op relatief korte
tijd groeide de orde uit tot een uniek machtsinstrument. De vliesrid-
ders, wier aantal mettertijd werd uitgebreid, kregen een grote invloed
op’s lands bestuur en genoten privileges: ze mochten uitsluitend voor
een uit vliesridders bestaand college terechtstaan. Natuurlijk be-
noemde Filips zichzelf tot ‘grootmeester’ of ‘souverein’ van de Orde.
Dat grootmeesterschap zou erfelijk worden. Filips verzekerde hier-
door zijn opvolgers van een machtig instrument ter verdediging van
hun positie als koningen van Spanje.
De Orde van het Gulden Vlies heeft alles te maken met de fabel-
achtige geschiedenis van zowel de Habsburgers als de Bourbons. Na
Filips de Goede kwamen achtereenvolgens Karel de Stoute, Maximi-
liaan van Oostenrijk, Filips de Schone en keizer Karel V aan het
hoofd te staan van de Orde. Zowel de huidige Bourbons als de Habs¬
burgers kunnen hun erfrechten tot die historische personages terug-
trekken. Toen koning Karel II, de laatste der Spaanse Habsburgers,
op 1 november 1700 stierf, werd hertog Filips d’Anjou, een Bourbon,
tot zijn wettige erfgenaam aangeduid. Keizer Leopold van Oosten¬
rijk, hoofd van de Oostenrijkse Habsburgers, was hiermee
allesbehalve gelukkig. Zijn zoon Karel moest en zou Spanje en de Ne-
derlanden krijgen. In 1702 brak de oorlog uit. In de verdragen waar-
mee de Spaanse successie-oorlog in 1713 werd beeindigd - de Bour¬
bons kregen Spanje - was geen regeling opgenomen betreffende de
soevereiniteit van de Orde van het Gulden Vlies. Beide pretenden-
ten, keizer Karel VI van Habsburg en koning Filips V van Bourbon
wierpen zich op als grootmeester van de Orde. Sinds die tijd bestaan
er dus twee takken: een Oostenrijkse en een Spaanse. Die splitsing
verzinnebeeldt nog steeds de concurrence tussen de Habsburg-dynas-
tie en de Bourbon-dynastie.'Er zijn momenteel belangrijke verschil-
len tussen beide takken. Bijvoorbeeld: aan de initiele eisen om edel-
man en rooms-katholiek te zijn heeft de Oostenrijkse tak zich steeds
gehouden. De Spaanse tak niet. Die liet ook niet-roomsen en zelfs niet-
christelijken toe. Je kan uiteraard geen lid zijn van beide takken. Ofwel
erken je de aanspraken van de Habsburgers ofwel die van de Bourbons.
152
Is de strijd om het grootmeesterschap van een geunifieerde Orde
van het Gulden Vlies tevens de strijd om het koningschap van Euro-
pa? Een onwaarschijnlijke vraag? De Spaanse tak staat onder het
grootmeesterschap van de huidige koning van Spanje, Juan-Carlos.
Wie Juan-Carlos’ soevereiniteit erkent, wordt duidelijk als we het
lijstje van de huidige ‘Spaanse’ vliesridders onder ogen nemen. Een in-
drukwekkende lijst. Koning Alfons XIII van Spanje (1886-1941), die
in 1931 werd afgezet, ridderde zijn zoon Juan, graaf van Barcelona en
vader van Juan-Carlos, alsook Sjowa (Hirohito), de keizer van Japan.
De huidige grootmeester Juan-Carlos verleende de Orde aan zijn
zoon en troonopvolger Felipe, koning Boudewijn van Belgie, koning-
in-ballingschap Konstantijn van Griekenland, prins Carlos van Bour-
bon-Sicilie, markies van Mondejar, koning Karel XVI-Gustaaf van
Zweden, koning Olav van Noorwegen, koning Hoessein van Jorda-
nie, en de erfprins van Japan. De Spaanse branche van de Orde van
het Gulden Vlies laat ook vrouwen toe. In oktober 1985 werd konin-
gin Beatrix van Nederland geeerd en een maand later was het de beurt
aan koningin Margaretha van Denemarken 24 .
De aanvaarding van de ‘Orde van het Gulden Vlies’ uit de konink-
lijke handeri van Juan-Carlos door de prinselijke, koninklijke of kei-
zerlijke dames en heren is een diplomatiek en politiek feit. Zoveel is
zeker. In hoeverre dat hoge diplomatieke en politieke spel een directe
weerslag heeft op deEuropese en wereldlijke politiek is zeer moeilijk
te zeggen. We bevinden ons hier op glad ijs. Mag ik de lezer vragen
beroep te doen op zijn opmerkingsvermogen, intui'tie en fantasie?
Bekijken we nu de Oostenrijkse tak, Otto’s ‘Ordre Illustrissime et
Souverain de la Toison d’Or’?
Het keizerrijk Europa
Doe me niet lachen, zullen sommigen smalend opwerpen, de Orde
van het Gulden Vlies is slechts een eretitel. Ze straalt, in tegenstelling
tot vroeger, geen macht meer uit: het Ancien Regime heeft reeds lang
afgedaan! Misschien wel. Heeft een koning macht? Uiteraard. Die is
grondwettelijk vastgelegd. Heeft een koning aanzien en invloed op
politiek, economisch en moreel vlak? Zeer zeker, de koning is als het
ware het edel gezicht van een natie. Elke publieke acte uitgaande van
een koning heeft gevolgen. Elke daad, ook het populaire bezoek aan
een fabriek of een sociale instelling, wordt weloverwogen. Ze kadert
in een beleid en is, hoe je het ook draait of keert, een politieke daad.
Als een koning een alliantie aangaat, ook al is die slechts ‘honorair’,
met een andere koning, dan is dat een weloverwogen diplomatieke
zet. Op zo’n hoog vlak lacht men niet met de Orde van het Gulden
153
Vlies. Aanvaarding of weigering: het zijn daden met diplomatieke en
politieke consequenties die ver boven de hoofden van de ‘gewone’
burger uitstijgen. Wat houdt de Orde van het Gulden Vlies anders in
dan een alliantie tussen koningen, prinsen, graven, baronnen, kortom,
tussen de groten van Europa. Wat betekent die alliantie? Enkel een
vriendschapsband? Maar, er moet een keuze gemaakt: Otto von
Habsburg of Juan-Carlos van Spanje. Een keuze met gevolgen.
Otto’s ‘Ordre Illustrissime et Souverain de la Toison d’Or’ heeft
ontegensprekelijk een politieke betekenis. De aartshertog: ‘...ik zou
zeggen dat de Orde de eerste, en ongetwijfeld een der wijste en doel-
treffendste, van de supra-nationale instellingen is, die ooit het licht
zagen in Europa. Natuurlijk, het beeld dat men er zich tegenwoordig
van vormt, is in grote mate afhankelijk van de vernederingen die de
orde heeft ondergaan; in hoofdzaak komt het hierop neer dat na de in-
stallatie van de Bourbons in Madrid en na de Successie-oorlog in
Spanje, de Orde werd gesplitst en nadien aan de andere kant van de
Pyreneeen gedegradeerd. Tegenwoordig wordt in Spanje Het Gulden
Vlies, net als om het even welke medaille, om de hals gehangen van
bepaalde bezoekers, onder andere van de Japanse Keizer, wiens lid-
maatschap van de katholieke kerk nog moet bewezen worden... Want
de Orde was en is nog steeds op de eerste plaats, een katholieke instel-
ling, zonder liefdadig doel zoals die van Malta of van Sint-Jan van Je-
ruzalem, maar begiftigd met een nauwkeurig omschreven doel, nl. de
oprichting van een pan-europese politiek. Vanaf het einde van de
XVde eeuw tot het begin van de XVIIIde eeuw, wanneer de splitsing
gebeurde - tegen een Spanjaard zou ik spreken van afscheuring - be-
tekende dit dat men de Ottomaanse uitbreiding in Europa moest in-
dijken, en dat men het continent moest verenigen onder het teken van
het Kruis; met andere woorden, geen gebieden afstaan aan de Islam,
en geen oorlogvoering tussen christelijke volkeren onderling.’ 25
Otto’s Orde van het Gulden Vlies moet de superstructuur worden
van een Europa, een Europa onder het teken van het kruis. Een ver-
enigd Europa heeft een leider nodig, een ‘keizer’. Die keizer zal een
soeverein zijn met juridische bevoegdheden, terwijl de koningen hun
territoriale soevereiniteit bewaren. De aartshertog: ‘...verre van een
welbepaalde natie aan te voeren, treedt de Keizer op als scheidsrech-
ter in de geschillen die tussen de territoriale soevereinen kunnen rij-
zen; hij is dus de bevelhebber van elke monarch die heerst in eigen
land, en dus ook van elke natie die zij vertegenwoordigen; zijn territo¬
riale oppermacht wordt gemediatiseerd door de koninklijke aanwe-
zigheid, die niet verder kan reiken dan een land tegelijk. Dit wordt
bevestigd door de titels van de nog heersende keizers: Negus Negesti,
Shah in Shah, worden beiden vertaald als Koning der Koningen; met
154
andere woorden, in tegenstelling tot de koninklijke functie die het na-
tionale recht inhoudt, is de keizerlijke functie in wezen supra-natio-
naal, dus is hij de woordvoerder van het volkenrecht 26 .
Wie anders dan een ‘legitieme’ grootmeester van het Gulden Vlies,
een Habsburger, kan deze keizerlijke functie waardiguitoefenen? De
in 1912 te Reichenau geboren aartshertog bereidt aldus de keizerlijke
weg voor zijn nageslacht. Ere aan de voorvaderen. Europa moet een
hecht, sterk blok zijn, niet enkel tegenover het communisme of de
Islam, maar ook ten opzichte van de Verenigde Staten. Amerika is
volgens Otto een in de materialistisch ingestelde samenleving in de
geest van het Oude Testament, wat een godsbeeld impliceert van een
compromisloze, wraakzuchtige - oog om oog, tand om tand - figuur.
Europa -reikend van Portugal tot Polen- daarentegen, zegt Otto, is
spiritueler. Het Christendom is het ‘cement dat het Europese bouw-
werk samenhoudt’ 27 . Immers, of iemand zich in Europa al dan niet
christelijk noemt, doet weinig ter zake. Hij is christelijk. In een conti¬
nent waar de stenen spreken, waar alles christelijke cultuur en be-
schaving uitademt, zit de mens stevig in het Christendom geworteld.
Ook als hij dat zelf liever niet zo zou hebben. Je kan dus gerust zeggen
dat ook de niet-christelijke Europeeers eigenlijk christenen zijn. Is
het trouwens niet typerend dat uitgerekend de heilige Benedictus tot
patroon van Europa werd uitgeroepen? Benedictus was een man van
ideeen, geen politicus, en hij wordt de schutsheilige van een politieke
gemeenschap. Dat verheugt mij.’ 28
Er leven jammer genoeg niet veel wijzen in Sodom. Weinigen zijn
uitverkoren. In de loop der geschiedenis werden slechts een 1500 ede-
len geridderd in de orde 29 . Ook momenteel blijft Europa zeer dun be-
zaaid met ‘wijzen’. De ‘Carnet Mondain’ - een adressenboek van en
voor het VlP-wereldje in dit land - van 1985 vermeldt onder de hoof-
ding ‘Ordre Illustrissime et Souverain de la Toison d’Or’ slechts vier
namen. Niet de minste: graaf Amedee d’Andigne, prins Antoine de
Ligne, burggraaf Raymond de Chabot Tramecourt en graaf Charles
de Limburg Stirum. Daar moet je uiteraard Otto’s broers aan toevoe-
gen, de aartshertogen Robert (°1915), Felix (°1916), Karel-Lodewijk
(°1918) en Rudolf (°1919). Otto’s Orde telt nog meer vliesridders,
maar die wensen om welke reden dan ook onbekend te blijven. Daar-
om niet getreurd. Vanuit de Franse edellieden Amedee d’Andigne en
Raymond de Chabot Tramecourt vertrekken uiterst belangrijke en
logische netwerken. Beide liggen aan de basis van een internationale
traditioneel katholiek ingestelde organisatie, de ‘Office International
des Oeuvres de Formation Civique et d’Action Culturelle selon le
Droit naturel et Chretien’, met hoofdzetel te Parijs. De organisatie
propageert de inbreng van christelijke waarden in het gezinsleven en
155
het werk. De strijd tegen het marxisme, het communisme en het ‘mo¬
rel c verval’ van de Westerse samenleving staat uiteraard centraal. De
‘Office International’ richt zich in eerste instantie naar de jongeren,
de burgers van de maatschappij van de toekomst 30 . De verwantschap,
qua ideologic en actieradius, tussen de ‘Office International’ en het
Opus Dei is opmerkelijk. Trouwens, zowel Amedee d’Andigne als
Raymond de Chabot-Tramecourt worden in Frankrijk beschouwd als
leden van de ‘witte vrijmetselaars’ 31 .
Kan Otto op de discipelen van de ‘Office International’ en andere
organisaties rekenen om, als de tijd rijp is, Europa te verenigen onder
het teken van het kruis? Er wordt alleszins druk aan de weg getim-
merd. De Belgische edelen op het summiere lijstje van vliesridders
staan voor respectabiliteit. Zij zijn pijlers van de Belgische samenle¬
ving en dit reeds sinds lange tijd. De families de Ligne en de Limburg
Stirum zijn even vermogend als internationaal vertakt 32 , bevinden
zich in een geprivilegieerde groep binnen de Belgische noblesse en
hebben of hadden relaties met het Belgische hof. Dat het in dit ver-
band verantwoord is om over de respectievelijke families te spreken,
mag blijken uit het feit dat wel meer de Lignes en de Limburg Stirums
tot vliesridder werden geslagen 33 . Wat meer is: de de Ligne-dynastie
en de Habsburg-dynastie hebben ook familiale banden: de zus van
prins Antoine de Ligne, Yolande, huwde in 1950 met aartshertog Ka-
rel-Lodewijk, broer van Otto. Toeval? Bestaat niet in dit milieu.
Dat herinnert aan het sprookjeshuwelijk dat door kardinaal Dan-
neels ingezegend werd op zaterdag 22 September 1984. Toen werden
prinses Astrid, dochter van prins Albert van Luik, en aartshertog Lo¬
renz van Habsburg, zoon van Robert van Habsburg (broer van Otto),
in de echt verbonden. ‘De Alliantie van twee dynastieen: Habsburg
en Coburg’, stelden heel wat Belgen, toch ontroerd vast. Politieke
waarnemers zagen het huwelijk als een schoolvoorbeeld van een alli-
antie-strategie die huidige vorstenhuizen of ex-vorstenhuizen blijft
verbinden 34 . Een traditie in dit milieu. Vooral de Habsburgers zijn al-
tijd sterk geweest in het arrangeren van huwelijken. Wat betekent die
alliantie? Het is bekend dat aartshertog Lorenz zich politiek het
meest identificeert met de visie van zijn oom en peter, Otto. Hij was
trouwens actief bij een jongerenafdeling van de Pan-europese Unie 35
en werkte op de kanselarij in Wenen van de Orde van het Gulden
Vlies. Betekent dit dat Belgie gekozen heeft voor de visie van Otto?
Merkwaardig: koning Boudewijn is ridder in Juan Carlos’ Orde van
het Gulden Vlies. De koning heeft een keuze gemaakt.
In een brief, gedateerd 22 februari 1963, bevestigt de Belgische am-
bassade in Wenen, waar de kanselarij van Otto’s orde is gevestigd, dat
prins Albert van Luik opgenomen is als ridder van het Gulden Vlies.
Prins Albert ontbreekt op het lijstje gepubliceerd in de ‘Carnet Mon-
dain’. Na Boudewijn komt de troon toe aan prins Albert of aan diens
zoon, prins Filip. Het sprookjeshuwelijk van Astrid en Lorenz brengt
de Habsburg-dynastie dus dichter bij de Belgische kroon. Past de hu-
welijksstrategie van de Habsburgers in de wervingsstrategie van de
Orde van het Gulden Vlies? Het lijkt er sterk op. Ook Groothertog
Jan van Luxemburg kreeg de ridderslag in Otto’s orde. De dochter
van de groothertog, Marie-Astrid, huwde in 1982 met Karel-Christian
van Habsburg, zoon van Karel-Ludwig van Habsburg, broer van Ot¬
to. Het spreekt vanzelf dat je om het keizerschap van Europa te berei-
ken uitermate planmatig te werk moet gaan.
Welke toekomst de Habsburgers voor zichzelf zien weggelegd,
moetinmiddelsduidelijkzijn. Ottowindtergeendoekjesom. Hetin-
strument bij uitstek om dat doel te realiseren heet de ‘Ordre Illustris-
sime et Souverain de la Toison d’Or’. Haar ridders, die de soevereini-
teit van Otto erkennen, zijn de wijzen waarop een sterk katholiek
rechts Europa moet worden gebouwd. Vanuit die superstructuur ver-
trekken allerhande relatie-netwerken die onder het ‘voetvolk’, een
minimum aan mobiliteit moeten verzekeren opdat Otto’s droom eens
werkelijkheid zou worden.
Het koninkrijk Europa
Is het slechts een droom? Herhaalt de geschiedenis zich dan echt?
Een anekdote. Enkele jaren geleden werd aartshertog Otto van
Habsburg verkozen tot ‘koning van Europa’, hoofdman van de Euro-
pese gemeenschap der Schuttersgilden (EGS). Die EGS telt om en bij
het miljoen leden. Ze stoelt historisch op de verenigingen die sedert
de middeleeuwen instonden voor de verdediging van stad of plaats.
Vanaf de 14de eeuw werden ze als gilden erkend, verenigingen van
personen die eenzelfde corporatistisch doel nastreefden. In ons geval
waren de schuttersgilden korpsen van goed uitgeruste kruisboog-
schutters, bezoldigd door de stadsbesturen. Sinds het einde van de
eerste wereldoorlog herleven deze gilden in hun oorspronkelijke
vorm. Het initiele doel, de verdediging van steden en plaatsen is ver-
vangen door de verdediging en beschutting van de tradities. Het sa-
menhorigheidsgevoel, gebaseerd op een gevoel voor etiquette, voor
hierarchie, voor nostalgie voor oude bestuursvormen, staat centraal.
In Belgie kunnen de schuttersgilden rekenen op een zekere maat-
schappelijke elite. Een der topfiguren is graaf Daniel Le Grelle,
spruit van een notoire Antwerpse adellijke familie. De graaf is stevig
met de CVP gelieerd en een van de belangrijkste aandeelhouders van
de conservatief-katholieke ‘Gazet van Xntwerpen’ 37 .
156
157
Funderingen worden gelegd, wegen bereid... Het is slechts een
kleine stap van koning tot keizer...
6. De ridders van Sint-Jan
Ridder, sta recht!
De zon snijdt door het Westvlaamse Moerkerke. Het is bloedheet.
Naast Baljuw-Wapenmeester Bockstal van de ‘Soevereine Orde van
Sint-Jan van Jeruzalem’ stapt minister van Onderwijs Daniel Coens
plechtig, de handen gevouwen, blik eerbiedig ten gronde gericht. De
ceremoniele stoet schrijdt door de straten van Moerkerke. Vooraan
slepen twee middeleeuws uitgedoste figuren zich moeizaam voort.
Daarachter volgt het koor ‘Die Cierlycke’ dat ingetogen zingt. De le-
den van het koor zijn in het zwart gekleed. Minister Coens voert de
stoet van de ridders aan, een twintigtal mannen en een vrouw, geto-
gen in een gevoerde hel-rode mantel met daarop een groot wit Malte-
zer kruis. Het is een anachronistisch schouwspel. ‘De mensen hier be-
grijpen dat allemaal niet’, zegt een inwoner van Moerkerke, ‘dat is
iets dat zich boven hun hoofden afspeelt. Ge zult zien: in de kerk zit-
ten hooguit vijf Moerkerkenaren. Alle anderen zijn vreemden.’
Langzaam slingert de zwart-rode slang zich naar de hoofdingang van
de Sint-Dionysius-kerk, waar enkele pastoors en een verbazend tal-
rijk opgekomen publiek de ridders opwachten. Iedereen veert recht,
verwonderd, eerbiedig wachtend op wat komen gaat.
Het koor, nog steeds zingend, neemt plaats binnen de koorom-
gang. Minister Coens en de ridders lopen door een erehaag, gevormd
door een peloton van de Belgische zeemacht, en nemen de voor hen
gereserveerde plaatsen op de eerste rijen in beslag. Plots wordt het
158
159
160
stil. Muisstil. Dan dondert het orgel. Een schok golft door de menig-
te. Door de erehaag stapt nu graaf Orssich, grootmaarschalk en rech-
terhand van prins Andrej van Joegoslavie, de 74ste grootmeester van
de Soevereine Orde van Sint-Jan van Jerusalem. Graaf Orssich krijgt
een plaats naast Minister Coens toebedeeld.
Als de laatste klanken van de orgelmuziek zijn uitgestorven, stapt
‘Justitie-commandeur-Groot-Kruis’ en ‘Prior voor Vlaanderen’ Ma-
mert Robaeys plechtig naar voren. In vlotte, correcte volzinnen be-
dankt hij de aanwezigen voor hun opkomst en geeft toelichting bij de-
ze bijeenkomst, het feest van Sint-Jan de Doper, de patroon van de
Orde. Nadat hij een zeer summiere geschiedenis van de orde heeft ge-
geven, zegt hij over te zullen gaan tot de ‘ridderlijke investituur en
adoubement’ van ingenieur Eddy Fournier en dokter-medicus Ray¬
mond Koeck, alsook de opname in de orde als donaat, de stap naar
het ridderschap, van ingenieur Etienne Laureys.
‘Nu goed kijken’, fluistert een heer naast mij tot zijn vrouw, ‘het is
het moment’. Het klinkt ietwat cynisch. Inderdaad, de heer lacht wat
oneerbiedig. De kerk biedt een welgekomen koelte. Ook voor de rid-
ders, bedenk ik, die zich onder hun toch wel dikke rode mantels -‘het
symbool van het bloed van Christus’- weinig comfortabel moeten
voelen. Het lijden van Christus?
‘Ingenieur Etienne Laureys, treed naar voren’, gebiedt de prior,
die nu bijgestaan wordt door enkele andere ‘rode’ ridders. Na een
kort moraliserend interludium -‘de orde richt zich naar armen, wezen
en verdrukten, net als Christus’- krijgt de kersverse donaat een erete-
ken om de hals geknoopt. Donaat Laureys neemt opnieuw zijn plaats
in tussen de rode garde. ‘Ingenieur Eddy Fournier, treed naar voren!’
Nu zal de ‘ridderlijke investituur en adoubement’ werkelijk worden
voltrokken. Prior Robaeys drukt op de geeiste trouw aan de Orde, op
de gewenste christelijk-zuivere levenswandel, op de voorbeeldige le-
vensstijl waaraan de nieuwe ridder zich moet houden. Een dignitaris
van de Orde neemt met een plechtig-langzame beweging een zwaard
op, dat heel de tijd op een rood kussen met Wit Maltezer kruis had lig-
gen wachten. ‘Ik zweer trouw aan de Soevereine Orde van Sint-Jan
van Jeruzalem en aan haar grootmeester’, prevelt Fournier ietwat ze-
nuwachtig, terwijl hij knielend het hoofd richt naar de prior.
‘Dat alien hier aanwezig getuigen mogen zijn van uw geloften’, ant-
woordt de prior wat routineus. Robaeys tikt zacht met het plat van het
zwaard op de schouders van Fournier, enkele voor mij onverstaanba-
re woorden debiterend. Stilte. Plots roept een dignitaris: ‘Ridder, sta
recht!’ De ontroerde nieuwbakken soldaat van Christus ontvangt een
accolade van de prior en wordt gelukgewenst door de anderen en ook
door de pastoors, die zich gedurende de plechtigheid afzijdig hadden
161
gehouden. Nadat ook de andere kandidaat geridderd is, neemt de
concelebrant, eerwaarde heer Hugo Moerman, de fakkel over van
Robaeys. De ‘geconcelebreerde eucharistieviering’ begint. Het koor
voert de vierstemmige ‘Deutsche Messe’ van Franz Schubert uit.
‘Mooi, maar met technische foutjes’, merkt een expert op. Ik zou het
nietweten. .
Minister Coens is een van de eersten die de kerk uitloopt. Hij
spoedt zich weg. Regeringswerk? De stoet komt weer op gang, dit-
maal richting kasteel. Inderdaad, het in 1966 gerestaureerde kasteel
van Moerkerke, eigendom van kolonel-op-rust Van den Broecke, rid-
der van de Orde, biedt een prachtig kader voor de uit-de-tijdse bedoe-
ning. Plots klinkt vanop de kantelen trompetgeschal. Boven op het
kasteel wappert de vlag van de Orde in de hete wind. De ridders en
hun gevolg worden gepast verwelkomd. Dit is geen folklore, dit is
echt.
‘Geen foto’s, geen pers’, roept ‘Baljuw-Wapenmeester’ Bockstal
verbolgen naar een fotograaf van een lokaal Brugs blad, terwijl de rid¬
ders plaatsnemen voor een groepsfoto. Ze hebben een eigen foto¬
graaf ingehuurd. De stoet schrijdt nu over de ophaalbrug, die door
een heidere waas van stofwater wordt gezuiverd. Tientalle regen-
boogspuitende fonteinen staan in de slotgracht. Een verfrissend,
wondermooi schouwspel. Enkele dames grijpen wanhopig hun opge-
maakte haren vast, bang voor het water op hun kapsel.
‘Ik ben hier voor de tweede keer’, zegt mijn buurman aan de ban-
kettafel, ‘en, hoewel ik mijn best gedaan heb, weet ik nog altijd niet
wat de Orde nu eigenlijk voorstelt. De mensen die ik erover aan-
spreek weten het niet of antwoorden zeer verwarrend. Ik heb mijn
twijfels. Ik kom hier om die toch wel vreemde bedoening eens van na-
bij mee te maken. Het is eens iets anders! En. . contradictorisch. Ze
doen zogezegd goede werken voor de armen en gehandicapten. Maar
kijk eens hoe sjiek hier alles is, kijk eens naar de luxueuze menukaart.
Dat alleen al, vreemd! ’
Wie van de ruim honderd genodigden weet iets van de Orde? Slui-
ten de pracht en praal de ogen en oren voor de geschiedenis en het feit
dat de Orde, zowel door de officiele instanties als door het Vaticaan,
als fantastisch wordt afgedaan?
‘De mensen staren zich blind op al dat gedoe, ze stellen zich geen
vragen. Ze zijn wat blij mee te mogen vieren met de high-society’,
zucht mijn buurman.
Nadat ‘Le Consomme au Fumet d’estragon’, ‘Les Asperges a la Fla-
mande’ en ‘La Piece de Veau lardee a l’Uylenspiegel’ met ‘Bouque-
tiere’ gulzig zijn verorberd, wordt er om stilte gevraagd. Prior Ro¬
baeys neemt het woord. Een speech. ‘Excellentie, Broeders en Zusters,
162
dames en heren, dierbaren. Ik ga het kort houden dit jaar. Ik ga jullie
een verhaaltje vertellen. Op een dag zei iemand van Wervik tegen
mij: “maar meneer Robaeys, wat heb ik gehoord? U bent ridder, is
dat een mode?” Ik antwoordde met de woorden van Cocteau: “rien
ne se demode plus vite que la mode’” -Robaeys buldert de zinsnede
tot de aanwezigen, als wil hij zeker zijn dat Cocteau’s gezegde door-
dringt- ‘en, ik voegde eraan toe: “la chevalerie n’est pas une mode
mais une tradition!”. De man stond perplex, wist niet meer wat zeg-
gen. Dat had hij nog nooit gehoord. Sindsdien spreekt hij niet meer
met mij!’ Robaeys laat het gelach uitsterven. Een emstige trek op zijn
bruingebrand gelaat verraadt dat het nu -voorlopig althans- gedaan
is met grappen. Inderdaad, hij veroordeelt met klem echtscheiding,
klaagt abortus aan. Kortom, het kwaad, het tegen-christelijke, het
amorele is heden ten dage norm geworden. Die walgelijke evolutie
moet bestreden worden en wie kan beter de strijd voeren dan de rid¬
der van de Orde van Sint-Jan van Jeruzalem. Die heeft immers een
duurzame eed gezworen om de christelijke waarden te verdedigen.
Het ridderschap is een christelijke traditie, bestaat reeds een milleni-
um en is nu, meer dan ooit, noodzakelijk.
Een luidruchtig applaus beaamt Robaeys bedenkingen en versterkt
zijn overtuigingskracht. Robaeys is een autoriteit, zoveel is zeker.
‘Paul en Ingrid, levez-vous!’, beveelt de prior. Het sinds een paar
dagen in de echt verbonden koppel staat gedwee en fier recht. ‘De
jongste ridder in Vlaanderen’, Paul, aanhoort hoe zijn eed ten over-
staan van de orde steeds in zijn achterhoofd moet blijven zitten, ook
nu dat hij is gehuwd en dus nieuwe verantwoordelijkheden heeft
geerfd. ‘Bedenk’, zegt Robaeys plechtig: ‘Mon ame a Dieu/Mon
epee au roi/Mon coeur a Madame/et mon Honneur a moi.’ De zaal is
nu helemaal ingepakt door de prior, die met een staande ovatie wordt
bedacht en duidelijk voldaan met een eerlijk ‘merci’ terug zijn plaats
naast graaf Orssich inneemt.
Met de ‘Dijonnaise Glacee’ komt ook de ‘Champagne Guillaume -
Brut’. Tijd dus om enkele toasts uit te brengen. ‘Op onze grootmees-
ter, Zijne Excellentie prins Andrej van Joegoslavie’, roept Robaeys.
De aanwezigen veren recht en heffen knikkend het glas. Dan neemt
graaf Orssich bezit van de microfoon en prevelt in gebrekkig Frans:
‘Je vous propose un toast pour sa majeste le roi des Beiges’. Even
wordt het stil in de zaal, dan weerklinkt een gedempt gelach. Zelfs wat
wrevelig hier en daar. Vreemd. Sloeg de graaf een flater? Het ant-
woord hierop wordt gegeven door een heer die een tafel verderop zit
en voldoende hoorbaar zegt: ‘en dat op de dag van de ijzerbedevaart!’
De rel wordt echter -beleefdheidshalve?- in de kiem gesmoord.
Graaf Orssich wordt vergeven. Tenslotte kan hij, in de Verenigde
163
Staten wonend, toch niet volledig op de hoogte zijn van de politieke
toestand in ons land, niet? Alsof er niets is gebeurd -er is toch niets
gebeurd?- gaat de feestmaaltijd door. Ik krijg nog een ‘Moka’ met
‘Mignardises’, kleine zoete hapjes, voorgeschoteld. Een waardige af-
sluiter voor het banket.
Het is mi halfacht. De gasten staan recht en beginnen afscheid te
nemen, de ridders bedankend voor dit geweldige feest. Tot volgend
jaar. Na twee uur kerkdienst en vijf uur tafelen aan een goede 300
frank per uur, besluit ook ik huiswaarts te keren. Eens buiten het kas-
teel voel ik me bevrijd van de gedwongen deftige, hautaine sfeer. Ik
knoop opgelucht mijn das los. Op de trein zindert de bevreemdende
ervaring nog na. Hoofdpijn. De trein zit overvol met vakantiegan-
gers, die er wellicht een weekendje zee op hebben zitten. Overal zie ik
roodverbrand vlees. Dat gaat pijn doen, morgen... 1
De sub-elite
Wat betekent het, in dit geval, om ridder te zijn? vraag ik me af. Gaat
het om het gevoel te behoren tot een elite die, zoals prior Robaeys het
uitdrukte op het ‘kapittel’ in Moerkerke, figuurlijk het zwaard op-
neemt en strijdt tegen het ‘immorele’, het ‘tegen-christelijke’? Wel¬
licht spelen ook de vermeende ridderlijke tradities als hoffelijkheid,
eerbaarheid of respectabiliteit een belangrijke rol, hoewel Cervantes
in zijn ‘Don Quijote’ daar nogal radicaal komaf had mee gemaakt.
Een profaan probeert te begrijpen. Wat me opvalt: de ridders van
Sint-Jan slagen erin hun grijze hersenmassa tot een, weliswaar een-
voudig, maar toch coherent, rigied en veilig denksysteem om te tove-
ren. De overtuiging waarmee Vlaanderens prior de wonderbare, ge-
vleugelde zinsneden ‘mon ame a Dieu, mon epee au Roi, mon coeur a
Madame et mon honneur a moi’ introduceerde, is, wat dat betreft,
veelbetekenend. Het - huidige - ridderschap wordt met een merk-
waardige saus overgoten, bestaande uit eerbied voor gezag, trouw en
ijdelheid.
Gerard Simons was ook aanwezig op het kapittel in Moerkerke. Si¬
mons, diensthoofd van het Volkskundemuseum te Antwerpen en rid¬
der in de Soevereine Orde van Sint-Jan van Jeruzalem, Prioratus
Flandriae (de officiele benaming), is een eerlijk ogend, uiterst beleefd
man. Hij denkt diep na. ‘Het zit ook in de vreugde van het geven. Niet
in het keurslijf van het materialisme te worden geprangd. Het ridder¬
schap omvat een soort van dienstbetoon als reactie op de mentaliteit
dat alles moet opbrengen. Zo steunen of steunden wij onder meer de
caritatieve werken van de Kleine Zusters van Nazareth, van Phil Bos¬
nians’ Bond Zonder Naam, van Moeder Theresa die trouwens groot-
dame is in onze orde. Dat dienstbetoon uit zich eveneens op individu-
eel vlak. Zo zal ik iedereen, zo goed als maar kan, helpen op het
Volkskundemuseum. Dat is mijn taak als ridder.’
Simons zucht: ‘het ridderschap omvat een moeilijke taak. Het is
een keuze voor verantwoordelijkheid. Ridderschap betekent ook ge¬
voel voor traditie, respect voor gezag, voor orde in de samenleving.’
En hij voegt er aan toe: ‘daarom richt de Orde zich naar een ze-
kere elite binnen de samenleving: advocaten, dokters, chirurgen, in-
genieurs, professoren. Kortom, mensen met een verantwoordelijke
positie, mensen die gezag en eerbied uitstralen, mensen met een zwak
voor traditie en cultuur, mensen die zich willen inzetten voor een be-
tere samenleving, gebaseerd op christelijke fundamenten. Dergelijke
mensen lopen niet dik. We zijn ook erg selectief. Er zijn momenteel
slechts een kleine 30 ridders in de Vlaamse Priorij.’ 2 .
In welke politieke kringen vind je die, zeg maar, subelite? De idee
van een maatschappij gestoeld op christelijke waarden en tradities
dient uiteraard ook politiek vertaald. Dat politieke partijen soms een
loopje nemen met de ridderidealen, moet dan maar noodgedwongen
over het hoofd worden gezien. De partij die ondanks alles het dichtst
bij de ideologic van de Orde staat, is zonder enige twijfel de Christe¬
lijke Volkspartij (CVP), vooral dan de traditionalistisch ingestelde
fractie ervan. Zijn de volgende heren-ridders niet tekenend? Er was
Frantz Van Dorpe, die in de naoorlogse CVP de ultra-Leopoldisti-
sche lijn vertegenwoordigde. Leopold III moest en zou zijn troon her-
overen. Van Dorpe was een vijand van de linkse ‘rode fascisten’, zoals
hij de tegenstanders van Leopolds terugkeer omschreef. In 1965 werd
Frantz Van Dorpe CVP-burgemeester van Sint-Niklaas en van 1954
tot 1981 was hij beheerder en lid van het directiecomite van de CVP-
gezinde Kredietbank. Bovendien oefende hij nog zeer belangrijke be-
stuursfuncties uit bij het V.E. V., de Vlaamse patroonsorganisatie, en
bij verscheidene bedrijven 3 . Van Dorpe behoorde tot de elite waar-
over Simons sprak. Er is Jozef Dauwe, de huidige kanselier van de Or¬
de. Advocaat Dauwe wordt gezien als een opkomend CVP-promin-
164
165
ent in de streek van Dendermonde, waar hij trouwens arrondissemen-
teel partijsecretaris voor de CVP is en plaatsvervangend lid van de
Kamer van Volksvertegenwoordigers. Hij militeerde tussen 1967 en
1968 nog als voorzitter bij het rechtse Katholiek Vlaams Hoogstuden-
tenverbond te Leuven 4 . Dauwe behoort tot de elite waarover Simons
sprak.
Het ligt niet in mijn bedoelingen te oordelen, wel vast te stellen.
Beide heren zwoeren, tesamen met hun collega-ridders, niet enkel
trouw aan de idealen van het ridderschap. Ze kozen niet alleen voor
een plaats in de hierarchische structuur van de orde: servant - donaat
- ridder - ereridder of j ustitieridder - commandeur - genadecomman-
deur of justitiecommandeur - baljuw - prior. Ze zwoeren ook trouw
aan de grootmeester van de Orde, prins Andrej van Joegoslavie. Ze
deden dat, knielend, in het huis van God. Joegoslavie stelt het reeds
sinds 1946 zonder koning. Wie is die prins Andrej ? Waar haalt hij de
titel ‘grootmeester’ vandaan? Bovendien erkent het Vaticaan de Or¬
de niet. Het wijst prins Andrej’s aanspraken rigoureus af. Nochtans
gebeuren de ridderingen van de Orde in katholieke kerken, onder de
ogen van katholieke priesters. Hoe kan dat?
Interludium I
Zowel prior Robaeys als ridder Simons zijn er heilig van overtuigd:
‘wij zijn de enige echte Orde van sint-Jan van Jeruzalem’. Met andere
woorden, andere orden met die naam zijn uitvindsels. Er blijken in-
derdaad, net als er verscheidene ordes van de Tempel zijn, eveneens
meerdere orden van Sint-Jan van Jeruzalem te bestaan. Als Robaeys
en Simons gelijk hebben, is de paus verkeerd. En de onfeilbaarheid
van Zijne Heiligheid dan? Een historische vergissing?
Rusland-Vaticaan: 1-1
‘Een der eerste deugden van een ridder is de
eerlijkheid, want daaruit volgen de Wijs-
heid, de Gerechtigheid, de Soberheid en de
Kracht’
in: Het ritueel voor de wijding van de rid¬
der 5 .
Jeruzalem (Hebreeuws - Jeroesjalajiem = stad van de vrede), de
Heilige stad: het historisch raakpunt van godsdiensten en culturen.
‘Voor de Joden is Jeruzalem de Heilige Stad waarheen, in 1010 vo6r
Christus, Koning David de Ark des Verbonds bracht. Diens zoon,
Salomon, bouwde op de top van de Morah-heuvel een tempel van on-
166
geevenaarde luister waarvan het ‘Heilige der Heiligen’ de Thora be-
vat, dit is de ‘Wet’ door Jahweh aan Mozes geschonken als symbool
van Gods verbondenheid met Zijn volk. Voor de Muzelmannen is Je¬
ruzalem de stad van Ibrahim, de Eerbiedwaardige Vader van hen die
geloven in de Enige God. Het is trouwens in de Cedronvallei dat de
Muzelmannen na hun dood wensen begraven te worden; daar is het
immers dat, volgens de overlevering, de Heer op het einde der tijden
zal verschijnen voor het Laatste Oordeel. Voor de Christenen is Jeru¬
zalem de stad waar Jezus Zijn leer verkondigde, waar Hij geleden
heeft, waar Hij de kruisdood is gestorven en waar Hij verrezen is.’ 6
Zoals dat met mensen en hun godsdiensten vergaat, werd er -en
wordt er- stevig gebakkeleid om de heerschappij over Jeruzalem. Be-
langrijke gebeurtenissen in de wereldgeschiedenis speelden zich af in
en om de stad. Toen augustus (opperkeizer) Flavius Valerius Con-
stantinus (ca. 280-337) zich rond 312 tot het Christendom bekeerde
(hij zou tijdens een veldslag tegen de troepen van zijn rivaal Maxenti-
us in een visioen een kruisteken aan de hemel hebben gezien met als
onderschrift ‘overwin hiermee’), braken er gouden tijden aan voor de
christenen. Die verkregen met het tolerantie-edict van Milaan (313)
vrijheid van eredienst en verwierven steeds meer invloed binnen het
Romeinse Rijk, ook in Palestina. Met de steun van Constantinus
werd Jeruzalem omgebouwd tot een christelijke bedevaartsplaats.
Van oost en west kwamen de christenen in grote getalen naar de Heili¬
ge Stad. Om gewonde en zieke pelgrims bij te staan liet paus Gregori¬
us de Grote er in 603 een hospitaal bouwen. Dat hospitaal zal uit-
eindelijk aan de basis liggen van de Orde van Sint-Jan van Jeruzalem.
De zevende eeuw kende een bijzonder dramatisch en wervelend
verloop. In 614 werd Jeruzalem door de Perzen onder de voet gelo-
pen. In 638 bezetten de Arabieren de Heilige Stad. Karel de Grote
slaagde er echter in te onderhandelen met de Arabieren zodat de
christelijke bedevaarten konden doorgaan. De keizer vertrouwde het
hospitaal toe aan de Benedictijnen. Het bleef een tijd relatief rustig in
en om Jeruzalem, totdat in 1009 de Egyptische kalief El Hakim de
stad aanviel en alle christelijke bezittingen vemielde, inclusief het
hospitaal. In het midden van de elfde eeuw werd de vroegere situatie
enigszins hersteld. Kooplui uit Italie vestigden zich in de stad en richt-
ten het hospitaal opnieuw op. Als patroonheilige kozen ze Sint-Jan de
Doper. In die tijd trokken reeds zo’n 20.000 christenen per jaar naar
Jeruzalem. Het hospitaal, dat opnieuw onder de leiding van Benedic¬
ts ner-monniken kwam te staan, was uitermate belangrijk want vele
pelgrims kwamen ziek en vermoeid in Jeruzalem toe.
In 1077 veroverden de Turken Jeruzalem en terroriseerden de
christelijke bevolking. Op 27 november 1095 riep paus Urbanus II op
167
de Turken te verdrijven en Jeruzalem opnieuw onder christelijk be-
wind te plaatsen. Urbanus’ oproep had succes. Godfried van Bouillon
verkocht een groot gedeelte van zijn bezittingen en snelde met zowat
1300 ridders en 10.000 voetknechten naar Palestina. De eerste krais-
tocht was begonnen. Op 15 juli 1099 was het zover. De stad viel op¬
nieuw in de handen van de christenen. De gewonde strijders werden
opgevangen in het Sint-Jans-hospitaal dat toen onder de leiding stond
van Breeder Gerard, ‘Hoeder van de Armen van Jezus Christus van
het Hospitaal in Jeruzalem’ 7 . Als wederdienst schonk Godfried aan
de Hospitaalorde zijn heerlijkheid van Montboire in Brabant, het
eerste officiele bezit van de Hospitaalorde. Ook de paus toonde zijn
erkentelijkheid. De bul van paus Pascal II in 1113 verleende de Orde
haar eigen rechtsbevoegdheid, onder de bescherming van de Heilige
Stoel. De opvolgers van Breeder Gerard mochten voortaan vrij ver-
kozen worden, zonder inmenging van kerkelijke of leken-gezagsdra-
gers. Met andere woorden, de Orde genoot een zekere vorm van soe-
vereiniteit. Breeder Gerard, gesterkt door die steunbetuigingen, her-
vormde zijn aanhang in ‘Religieuze Orde van het Hospitaal van Sint-
Jan van Jeruzalem’ en stichtte op verscheidene plaatsen in het Heilig
land afdelingen van de Orde, die zich uitsluitend met verzorgingswerk
bezighield.
In 1120 werd Breeder Gerard ten grave gedragen. Hij zou later ‘ge-
lukzalig’ worden verklaard. Zijn opvolger, breeder Raymond du Puy,
bouwde de Orde verder uit en zag zich genoodzaakt om er een militai-
re vleugel aan toe te voegen. De hospitalen moesten immers verde-
digd worden tegen roversbenden en anti-christenen, die de routes
naar Jeruzalem bijzonder onveilig maakten. De hospitaalridders wa-
ren geboren. Voortaan werd de dienst in de hospitalen uitgemaakt
door monniken-ridders. In 1154 kreeg de Orde krachtens een bul van
paus Anastasius IV een nieuwe, aangepaste benaming: ‘Militaire Or¬
de van Sint-Jan de Doper van het Hospitaal van Jeruzalem’. De mili¬
taire orde verwierf van dan af veel bezittingen, overal in Europa. De
Orde werd rijk.
In het jaar 1187 vielen de legers van sultan Saladin het koninkrijk
Jeruzalem binnen. In tegenstelling tot de ridders van de Tempelorde
die zich veilig in Europa terugtrokken, wilden de Hospitaalridders in
het Heilig land blijven. Ze vonden een voorlopig onderkomen in het
huidige Akko (Saint-Jean d’Acre), gelegen aan de Middellandse Zee.
Akko werd in 1191 door Duitse en Engelse kruisvaarders, onder wie
Richard Leeuwenhart, heroverd. Precies een eeuw later maakten de
Saracenen zich meester van Akko en de Hospitaalridders vluchtten
hals over kop naar Cyprus. Van daaruit trokken ze naar Rhodos, waar
ze vanaf 1310 als soevereine macht optraden. De Orde werd omge-
168
doopt tot ‘Soevereine Orde van Rhodos’. De Orde werd al vlug een
mogendheid. Ze bezat galeien die - varend onder de rode vlag met het
wit achtarmig krais (het symbool van de Orde) - twee doelen dien-
den, het Christendom beschermen en handel drijven. De Orde vergat
echter haar initiele taak niet. Er werd een groot ‘collachium’ van 1200
bedden gebouwd. Uniek voor die tijd was de maatregel ongeneeslijk
zieken te scheiden van anderen.
Rhodos kreeg het bijzonder hard te verduren. In 1440,1444 en 1480
werd het eiland belegerd door de Turken, en in 1512, na een langduri-
ge en bijzonder bloedige strijd, moesten de 600 overgebleven ridders
het eiland ontruimen. Opnieuw zaten ze zonder territorium. Keizer
Karel V schonk de Orde in 1530 het eiland Malta om het Middelland¬
se Zeegebied tegen de aanvallen van de Turken te beschermen. De
hospitaalridders, nu ‘ridders van Malta’ geheten, vormden dus de eer¬
ste internationale politiemacht in de Middellandse Zee. Hun macht
breidde zich ontzettend uit en de Orde stichtte afdelingen in vele
Europese landen. In de zeventiende eeuw telde de Orde 22 groot-pri-
oraten, 19 balijen en zowat 600 commanderijen verspreid over het
Europese continent. Naast de oorspronkelijke taak als ziekenver-
zorgster en de door keizer Karel V uitgevaardigde opdracht om poli¬
tiemacht te spelen in het Middellandse Zeegebied, werd de Orde ook
steeds meer economisch bedrijvig. Ze beheerde wijngaarden in Bour¬
gogne en de Provence, ontgon ijzermijnen en steenkool, ontwikkelde
de houtverwerkende nijverheid en bevorderde de scheepsbouw. Poli¬
tick gezien speelde de Orde het spel van de diplomatic. Ze bleef neu-
traal in de conflicten tussen christelijke prinsen en verwierf hierdoor
heel wat aanzien.
De ridders van Malta staan echter vooral bekend als de ‘redders van
het Christendom en het bolwerk van het westen’. Die reputatie heb-
ben ze te danken aan het heldhaftige verweer tegen de Osmaanse Sul¬
tan Suleyman I (1494-1566). De sultan, vastbesloten heel het Middel¬
landse Zeegebied te onderwerpen, belegerde in 1565 het eiland Mal¬
ta. Daartoe had hij een leger bestaande uit 9000 spahis (miters), 4000
layalaren (henneprokende krijgers) en 6000 janitsaren (iijfwachten)
op de been gebracht. Zijn vloot bestond uit 373 schepen. Slechts 600
ridders en 9000 Maltezers verdedigden de versterkte wallen van Mal¬
ta. Vier maanden hielden de inmiddels uitgehongerde Maltezers
stand, gedirigeerd door de 71-jarige grootmeester Jean de la Valette.
Als de nood het hoogst is, is de redding nabij. Plots dook vanuit Euro¬
pa hulp op en de Turken werden verslagen. Christelijk Europa was
gered. Dankbetuigingen om zo veel moed en opoffering bleven niet
uit: Keizer Rudolf II schonk de grootmeester van de orde in 1607 de
waardigheid van ‘prins van het Heilig Roomse Rijk’, en paus Urbanus
169
VII benoemde in 1630 de grootmeester tot kardinaal. Beide titels
werden erfelijk.
De Franse revolutie zou echter een -voorlopig- einde maken aan
de privileges van de ridders. In 1798 veroverde Napoleon Bonaparte
op zijn tocht naar Egypte het eiland Malta en verdreef de ridders. Hij
sloeg de bezittingen van de Orde aan en plaatste ze onder het gezag
van de Franse staat. Er werd gesproken over verraad vanwege de
toenmalige grootmeester van de Orde, Ferdinand von Hompesch 8 .
Die zou het eiland aan Napoleon hebben ‘verkocht’. Wat er ook van
zij, de inname van het eiland door Napoleon zal uiteindelijk aan de
basis liggen van de quasi-ontelbare organisaties die zich heden ten da-
ge ‘Orde van Sint-Jan van Jeruzalem’ noemen en ieder voor zich be-
weren de enige echte te zijn.
Wat er na de bezetting van Malta door Napoleon nu juist met de
ridders is gebeurd, blijft nog steeds vrij onduidelijk en aanvechtbaar.
De Russische tsaar Paul I, door von Hompesch enkele jaren eerder
tot ‘protecteur’ van de orde benoemd om een tegengewicht te vormen
tegen de Franse revolutionaire dreiging, ving de Russische en de naar
Rusland gevluchte ridders op en liet zich in 1799 tot grootmeester van
de orde verkiezen. Het Vaticaan verzette zich heftig tegen die gang
van zaken, stelde de verkiezing van Paul I voor als onwettelijk -hij
was gehuwd en niet Rooms-katholiek, wat niet kon volgens de statu-
ten- en organiseerde in 1802 nieuwe verkiezingen. Giovanni Tomma-
si werd toen de grootmeester van de ‘paapse’ branche. Ook hier kan
je echter vragen stellen over het wettelijk karakter van het groot-
meesterschap van Tommasi. Stelde de bul van paus Pascal II in 1113
immers niet dat de grootmeesters vrij mogen verkozen worden, zon-
der inmenging van kerkelijke gezagdragers? Toen tsaar Paul I in 1801
werd vermoord en opgevolgd door zijn zoon Alexander I, die de Orde
allesbehalve een warm hart toedroeg, kwam de Russische -oecume-
nische- branche in een ‘tijdelijke slaap’ terecht. Tenminste, zo bewe-
ren de aanhangers van die tak 9 . Totdat...
Het lot der mensheid
Wie heeft er nu gelijk? Ik zie het niet als mijn taak hierop een precies
antwoord te formuleren. Laat ik dat overlaten aan historici en juris-
ten. Mij gaat het erom dat beide branches, of die nu al of niet ‘histo-
risch legaal’ zijn, vandaag nog bestaan. Twee branches? Er zijn er
momenteel tientallen! Laten we eerst de soms ondoorgrondelijke we-
gen van de ‘Russische’ tak volgen...
Een samenzwering van officieren maakte in 1801 een einde aan het
keizerlijke leven van de grillige en tirannieke tsaar Paul I. Diens zoon
170
en opvolger Alexander I bekommerde zich weinig om de ridders. Hij
sloeg zelfs de Russische bezittingen van de Orde aan en verwees de
ridders naar het Vaticaan. De meeste Russische ridders verwierpen
Alexanders voorstel -zo stelt kolonel Thourot-Pichel in zijn ge-
schiedschrijving‘°-en de Orde ‘sluimerde in’. Op het einde van de ne-
gentiende eeuw en het begin van de 20ste eeuw, zo gaat Thourot-Pi¬
chel verder, kwam de draak van het socialisme overal in Europa de
kop opsteken. Rusland werd in 1905 geplaagd door enorme stakings-
golven. Men smeekte om meer vrijheden en democratische hervor-
mingen. Dat waren voortekenen van een revolutie. De Orde was in
Rusland niet meer veilig. ‘Mannen met inzicht, ridders van Malta en
hun afstammelingen uit Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, Rusland,
Italie, Frankrijk, Spanje, Portugal en andere landen realiseerden zich
dat enkel de republiek van het westen, de Verenigde Staten van Ame-
rika, een veilig toevluchtsoord voor de apolitieke idealen van de rid¬
ders van Malta kon bieden - een toevluchtsoord voor de groeiende
onrust en de politieke beroeringen in Europa.’ 11 . De Orde kwam rond
1908 in Amerika terecht. De man aan wie dit te danken -of, naarge-
lang de bron, te wijten- was, heette William Lamb, een Amerikaans
kolonel die beweerde de directe afstammeling te zijn van generaal
Ivan Lamb. Die zou onder tsaar Paul I destijds als ‘bewaarder van de
Orde’ dienst hebben gedaan. Met andere woorden, kolonel William
Lamb baseerde zich op de functie van zijn ‘voorvader’ om de Russi¬
sche branche nieuw leven in te blazen. En hij deed dit met succes. Ve-
le adellijke Russen en ook Amerikaanse burgers uit de high-society
sloten zich aan bij de Orde, die voortaan ‘American Grand Priory of
the Sovereign Order of Saint-John of Jerusalem’ werd geheten.
In 1913 kreeg de Orde na meer dan 100 jaar opnieuw een waardig
leider. Groothertog Alexander Mikhailowitch van Rusland, een af¬
stammeling van tsaar Paul I, werd tot 71ste grootmeester verkozen.
Dat prestige bracht de Orde aanzien en geld. Veel Amerikanen kon-
den immers niet weerstaan aan een ridder-titel. De Orde werd onder
het leiderschap van Alexander ook een toevluchtsoord voor vele Rus¬
sische edellieden die na de Russische revolutie van 1917 vluchtten.
Van dan af zou de kruistocht zich richten tegen het marxisme ter ver-
dediging van het Christendom. Of, zoals Thourot-Pichel, de latere
‘groot-kanselier’ het formuleerde: ‘De fundamenten van het Chris¬
tendom staan op het punt te bezwijken voor de bedreiging die uitgaat
van het marxisme en van Moskou’ 12 .
Na de dood van Alexander in 1933 nam Thourot-Pichel de leiding
van de Orde over. Hij verhuisde de zetel naar Shickshinny, Pennsyl¬
vania, en probeerde hoge personaliteiten te lijmen. Wat hem ook luk-
te. Daarover later meer. De organisatie van Thourot-Pichel spatte
1
171
echter door diens autoritair optreden uit mekaar. Een opeenvolging
van ruzies om belangrijke orde-functies gaf uiteindelijk aanleiding tot
de actuele quasi-ontelbare ordes van Sint-Jan van Jeruzalem. Alle ba-
seren ze zich op de Russische erfenis. In 1965 kwam ex-koning Peter
II van Joegoslavie aan het hoofd van een van die vertakkingen te
staan. Peter II moest in 1941 voor de binnenrukkende Duitse troepen
zijn land verlaten en vormde een regering in ballingschap te Londen.
Toen na de communistische verkiezingsoverwinning in 1945 de repu-
bliek Joegoslavie werd geproclameerd, moest de Karadjordjevic-dy-
nastie haar aanspraken op de troon laten varen. Peter II week uit naar
de Verenigde Staten en aanvaardde er de gracieuze functie van ‘hoog
beschermheer’ en ‘grootmeester’. Ook voor Peter II, die zijn konings-
kroon aan het communisme verspeelde, was de Orde meer dan enkel
een caritatieve instelling. In een van de brochures van de Orde kon je
lezen: ‘Tegenwoordig is de wereld in twee kampen verdeeld: de gelo-
vigen en de athelsten. Het Christelijke Westen, verdeeld als het is,
wordt voor een belangrijke beslissing geplaatst, in verband met zijn
toekomst. De periode van de Europese politieke uitbreiding, die al
enkele eeuwen oud is, behoort tot het verleden; of de geestelijke en
territoriale expansie van het communisme zal gestopt kunnen wor-
den, zal afhangen van de strijdkrachten die het Vrije Westen op de
been zal kunnen brengen... De organisatie van onze Orde heeft ver¬
takkingen in heel de christelijke wereld; ze legt zich toe, steunend op
haar aloude traditie, op de vervulling van haar humanitaire, culturele
en politieke zending. Meer dan welke andere traditie, leent die van de
Orde er zich toe om onder haar vaandel de christelijke krachten van
alle gezindheden te verzamelen... In de XVIIIde eeuw heeft de Orde
haar eerste historische taak volbracht, de dreiging uit het Oosten was
teniet gedaan. Vandaag, bijna twee eeuwen later, staat de Orde voor
een gelijkaardige taak, alleen het opschrift is veranderd. Eens te meer
wordt een beroep gedaan op de traditionele banier van de Orde om te
wapperen aan het hoofd van een kruistocht!’ 13 .
Toen Peter II in 1970 stierf, werd prins Serge Troubetzkoy, die nog
had samengewerkt met Thourot-Pichel, tot luitenant-grootmeester
benoemd. Na een bijzonder woelige periode van afscheuringen en
verzoeningen kwam uiteindelijk prins Andrej van Joegoslavie, broer
van Peter II, aan de top van de ‘Soevereine Orde van Sint-Jan van Je¬
ruzalem, Hospitaalridders OSJ’ te staan. Bankier-prins Andrej diri-
geert momenteel vanuit New York die Orde met ijzeren hand. In vele
Westerse landen erkennen afdelingen, ‘prioraten’ of ‘groot-priora-
ten’ het grootmeesterschap van de prins. De Orde telt duizenden rid-
ders, die jaarlijks zo’n 6500 frank lidgeld betalen. Daarvan wordt een
vijfde rechtstreeks naar de grootmeester doorgestort.
11
De Orde van prins Andrej -er zijn er zoals gezegd nog een paar
tientallen, elk met hun eigen grootmeester en dignitarissen- plaatst
zich ‘onder de bescherming van het Koninklijk Huis van Joegoslavie’.
Merkwaardig, want de oudste zoon van Peter II, prins Alexander,
hoofd van het Koninklijk Huis in ballingschap, verklaarde in 1979 of-
ficieel: ‘De aanspraken die deze genootschappen (die zich onder de
bescherming van het huis van Joegoslavie plaatsen, nota v/d auteur)
maken zijn helemaal vals; in Onze erfelijke hoedanigheid van hoofd
van het koninklijke Huis van Joegoslavie, en als achter-kleinzoon van
keizer Alexander II van Rusland, hebben Wij deze groepen verboden
om deze onbestaande “bescherming” in te roepen en geeist dat ze on-
middellij k zouden stoppen met er prat op te gaan. ’ 14 . Men schij nt zich
evenwel niet te storen aan de uitlatingen van prins Alexander. Ook
niet in Belgie. Zelfs minister Coens vereerde de plechtigheid in Moer-
kerke door zijn aanwezigheid. Hij doet dat al jaren. Ook de plaatselij-
ke katholieke kerk speelt het spel gewillig mee. Is de rode mantel met
het wit Maltees kruis zo oogverblindend? Of zijn, in de strijd tegen
het atheisme en het communisme, alle middelen goed? Wat er ook
van zij, de Orde van prins Andrej straalt aanzien uit en haar idealen
genieten een steeds sterker wordende aantrekkingskracht. Haar rid-
ders keren zich tegen het materialisme -dat vertelde ridder Simons-
ook al hebben ze juist dank zij datzelfde materialisme hun elite-status
in onze samenleving verworven.
De mens heeft behoefte aan erkenning, aanzien. IJdelheid, trots,
eer. Het zijn trekken die de geschiedenis tekenen en het lot van de
mensheid bepalen. Wellicht bieden de structuur en de luister van de
ridderorde efficiente kanaliseringsmogelijkheden voor die menselij-
ke trekjes. De ridderorde creeert een sfeer waarin dromen zijn toege-
laten en waarin grootse idealen tot ontwikkeling kunnen komen, ge-
steund op een traditie die er niet altijd echt is geweest. Maar het kan
gebeuren dat de behoeften van sommige ridders niet meer worden be-
vredigd, of dat geld belangrijker wordt, dat het materialisme opnieuw
domineert, dat de Orde een doorslag wordt van de ‘ordinaire’ samen¬
leving. Dan ontstaan scheuringen. Zo ook in Belgie. Tijdens de plech-
tigheden in Moerkerke waren nog twee Belgische priors aanwezig,
beiden ridders van Sint-Jan en beiden, gek genoeg, het grootmeester¬
schap van prins Andrej erkennend. Een onder hen, prior Roland
Mailliard, dirigeert een bijzonder interessante groep ridders. Wie zijn
die ridders, die zich, net als de volgelingen van prior Robaeys, in alle
nederigheid opwerpen als verdedigers van de moraal, als beschermers
van het westen?
172
173
De biologische revolutie
‘In tegenstelling tot andere takken van de orde -voor zover ons dit he-
den ten dage bekend is- beperken onze activiteiten zich hoegenaamd
niet tot caritatieve arbeid. Wij zijn veeleer -wat kan samenhangen
met het feit dat de hoofdverantwoordelijken van onze orde moesten
emigreren- de mening toegedaan, dat een ridderorde van onze tijd
minstens twee andere opgaven te vervullen heeft: 1. het verkennen en
afweren van atheisme en communisme; 2. helpen bij het opbouwen
van een nieuwe christelijke, verantwoordelijkheidsbewuste, actieve,
anti-corrupte en dus geschikte bovenlaag en leidersklasse. Nog nooit
bevond het Christendom in het avondland zich in een zo gevaarlijke
positie als vandaag. De wetenschap heeft ons met de atoomenergie
een middel tot zelfvemietiging gegeven. De supermachten laten on-
onderbroken -in een periode van ‘wereldvrede’- met atoombommen
geladen bommenwerpers en atoomaangedreven onderzeeers, uitge-
rust met van atoomkoppen voorziene raketten rondkruisen. Een druk
op een knop kan een ons begrip ver overstijgende catastrofe ontkete-
nen. Wie dit alles weet en overdenkt, moet dit keerpunt in ons be-
staan begrijpen. Binnen een naar verhouding beperkte tijdspanne
slaagde de biologie erin onze gemiddelde levensduurverwachting bij-
na te verdubbelen. Utopieen uit het verleden werden realiteit. Men
spreekt reeds over verzorgingskolonies op andere planeten. Gedu-
rende eeuwen hebben eerst groepen en standen, en daama ook de
grote massa, ernaar gestreefd een beter en vrijer bestaan te leiden.
Een steeds grotere vrije mensenmassa, zonder gebrek en met sociale
zorg en bescherming, geniet van een hoge en eisen voortdurend een
nog hogere levensstandaard. Het onderwijsniveau stijgt in dezelfde
mate als het procentuele aantal echt onderwezenen daalt. De massa-
media bepalen ons bestaan, automatisering en ontelbare andere za-
ken vervreemden ervan. Een deel van de jeugd leeft zonder degelijke
voorbeelden in een wazig neoromanticisme en negeert zo ongeveer
alles. Een kleurloze maatschappij ondergaat de tijdsproblematiek
min of meer willoos, en deels ongeinteresseerd. Bezit wordt meestal
niet meer als verplichtend aanzien, en alleen ter bevrediging van de
eigen, dikwijls onwaardige, wensen misbruikt. Een sterke toename
van de criminaliteit, met volledig nieuwe soorten gewelddaden heb¬
ben b.v. in de sector van het luchtverkeer nieuwe vuistrechten in het
leven geroepen, die het bestaan van de openbare burgerlijke wetten
in gevaar brengen. Men kan en mag daarom de huidige situatie niet
afdoen met de verwijzing naar het traditionele conflict tussen vooruit-
gang en traditie. Het gaat hier om iets gans nieuws, om een biologi¬
sche revolutie. Deze maakt van een algemeen conservatieve houding
174
een anachronisme. De beslissing over wat al dan niet het behouden
waard is, zal binnen een beperkte tijdsruimte vallen. De mogelijkhe-
den van de moderne wetenschap zijn even onoverzichtelijk als angst-
aanjagend. Onze tijd verlangt een bewustzijnsverandering van ons.
Wij zijn de mening toegedaan, dat echte vrijheid en prive-bezit in de
toekomst alleen behouden zullen kunnen blijven, wanneer men er in
slaagt een nieuwe ethica voor de techniek uit te werken. Maar dat is
niet voldoende. Er moeten ook opnieuw voldoende integere, moedi-
ge en burgerplichtsbewuste personen in leidende posities gebracht
worden, als voorbeelden voor de massa. Ons voorbeeld uit de tradi¬
tie, de oude orde uit de kruistochten, was een militaire orde van reli-
gieus-caritatieve aard. Ons tijdperk, dat continu nieuwe waardebe-
grippen doet ontstaan, dwingt ons voor alles ook aan de plichten te
denken, welke deze overlevering aan de ridders oplegt. Ondanks het
feit dat we ook met andere wapens kampen, moeten wij toch in de
voorste linies staan, wanneer het gaat om de verdediging van het
christelijke geloof en van alle goederen, die voor ons in deze verande-
rende wereld onontbeerlijk lijken. Met de stand van de ridder is het
begrip militaire leiding nauw verbonden. De ridder heeft daarom de
verplichting, anderen tot handelen en tot een bepaalde houding op te
voeden.’ 15
Dit ontroerend manifest werd in 1973 geschreven door de inmid-
dels overleden ‘prior’ August Homble. Homble is het lichtend voor¬
beeld voor de huidige Maltezerridders van prins Andrej, voor wie hij
een ambassadeursfunctie uitoefende. De Vlaamse rontgen-technicus
August Homble was de eigenlijke stichter van de Vlaamse afdeling
van de orde, die toentertijd onder de supervisie stond van ex-koning
Peter II van Joegoslavie.
De ware geboorte van de toen geheten ‘Kommanderij Vlaanderen’
vond plaats op 25 juni 1967 in de historische abdij van Male, het vroe-
gere kasteel van de graven van Vlaanderen. Een waardig decor voor
een grootse gebeurtenis... ‘Door de wandelgangen van de abdij trok-
ken de ridders-postulanten en de vreemde delegaties, getooid in hun
kleurrijke uniformen, stoetsgewijze naar de nieuwe abdijkerk, in vol-
gorde: drie pages die respectievelijk droegen het Ordeschild, het
zwaard bestemd voor de plechtige ridderslag en een rood kussen
waarop de toekomstige ridders moesten neerknielen. Dan volgden de
wapenheraut, twee Orde-dames-postulanten en zes Ordebroeders-
postulanten, de geinvesteerde en geadoubeerde ridders van de kom¬
manderij (gratieridders), de uitgenodigde ridders van andere orden,
de Kruisdrager en twee dignitarissen van de Kommanderijraad die als
misdienaars optraden. Vervolgens de aalmoezenier der kommanderij
in misgewaad en getooid met de Ordemantel, twee andere dignitaris-
sen van de Kommanderijraad nl. de Kanselier en de Vice-Komman-
deur die de investiteur zouden assisteren; tenslotte volgde de Kom-
mandeur-investiteur. In de Kerk namen Kommandeur A.G. Homble
en zijn twee dignitarissen plaats in het koor. Volgens de oude ridder-
traditie werden voor de Heilige Mis tot ridder gesiagen: de fraters
Mauritius de Wulf; Roland de Brauwere de Collard de Saint-Marthe;
Willem de Meyer; Gilbert Jansseune; Yvan Kockelbergh; Paul Lam¬
bert, als ereridders; en de fraters Valmy de Longueville en Leo Petit
als gratieridders. Ook twee dames werden in de Orde opgenomen,
namelijk: dame Flora Vilain-Biche en dame de Wulf. De postulanten
werden om beurt door de wapenheraut opgehaald en begeleid tot
voor de investiteur die hen de volgende vraag stelde: “wat is uw
wens?”, waarop de postulant antwoordde: “opgenomen te worden in
het Ridderschap. Ik ben bereid met de hulp van God alle verplichtin-
gen, hieraan verbonden, na te komen.” Nadat de Kommandeur de
woorden “ik neem akte van uw verbintenis” had uitgesproken, werd
door hem de gebruikelijke ridderslag gegeven. De ridders werden als-
dan volgens het ritueel met de Ordemantel en het groot-Ordeteken
omhangen, en kregen tevens hun ridderlijke filiatiebrief en diploma
overhandigd. Na de aanstelling hield kommandeur Homble een toe-
spraak tot de nieuw gei'nvesteerde ridders, over het doel en de beteke-
nis van het ridderschap in deze moderne tijd. Nadat de kaarsen -die
voor de plechtigheid van de investituur werden ontstoken- door de
wapenheraut opnieuw werden gedoofd, nam de plechtige dankmis
een aanvang. Na de mis die werd opgedragen door de aalmoezenier
van de Kommanderij, E.P. Flamey, o.p., werd voor alle ridders en
hun genodigden een receptie gehouden in de suites van de abdij.
Door de kommandeur werd een ere-Diploma overhandigd aan de
burgermeester van Slijpe, als gedelegeerde van de oude gemeente
waar de ridders van Malta gedurende meer dan vier eeuwen een kom¬
manderij-zetel hadden. In zijn dankwoord tot de ridders betoogde de
burgervader onder meer dat de wedergeboren ‘Kommanderij Vlaan-
deren’ een grote traditie in ere te houden heeft daar het verleden van
Vlaanderen en inzonderheid dit van de gemeente Slijpe, innig ver¬
bonden is geweest met de historiek van de Orde van Malta. Later op
de dag werd een eerste algemeen Kapittel gehouden in de zaal van de
historische meestertoren der abdij.’ 17 .
De toekomst van de Orde in Vlaanderen lag wijd open. ‘Maar in
1975 liep het mis’, vertelt een ex-ridder, ‘er ontstond ruzie om het lei-
derschap. Toen trdkken enkele ridders zich terug en stichtten een ei¬
gen afdeling van de Orde 18 . Zo komt het dan dat er in Vlaanderen
twee prioraten van de Orde van Sint-Jan van Jeruzalem bestaan, elk
onder patronaat van prins Andrej van Joegoslavie. Momenteei gaat
176
er wel een delegatie van de ene naar de feestelijkheden van de andere,
maar van eenheid is voorlopig nog geen sprake.’
Prins Andrej van Joegoslavie heeft dus twee afdelingen in Vlaande¬
ren: de ‘Prioratus Flandriae’, gedirigeerd door Robaeys, en de ‘Pri-
orij der Lage Landen’, geleid door Mailliard. In tegenstelling tot de
‘Prioratus Flandriae’, die haar ledenaantal bewust beperkt, is de ‘Pri-
orij der Lage Landen’ uitgegroeid tot een organisatie die er mag zijn.
Haar zowat zeventig ridders vind je op sleutelfuncties in het Vlaamse
sociaal-economisch leven. Die ‘moraalridders’ heffen fier het zwaard
als dokter-farmaceut (7), bestuurder-zaakvoerder (9), universiteits-
professor (3), bankdirecteur (4), advocaat-notaris (6), accountant
(2), substituut procureur des Konings (2), rechter (3) of directeur
allerhande (11) om het atheisme in onze samenleving te bestrijden en
de christelijke waarden te doen zegevieren. Die sub-elite kan je zon-
der meer tot de christelijke notabelen van Vlaanderen rekenen. Zij
bezel belangrijke functies in de CVP-gezinde bankwereld, in het ge-
recht, in de media, in patroonsorganisaties en de politiek.
Spiritueel kunnen de ridders beroep doen op ‘justitieridder’ Ste-
faan Flamey, prior van het Dominikanenklooster in Antwerpen, en
‘ereridder’ Omer Tanghe, onder meer directeur van de pauselijke
missiewerken van het bisdom Brugge. Dat de paus de Orde als ‘fan-
tastisch’ kenmerkt, zal de eerwaarde heren een zorg wezen.
Er zijn twee ‘ereridders’ die zeker een speciale vermelding verdie-
nen. Het gaat om Carl Vandekerckhove en Leon Rochtus. Carl Van-
dekerckhove is directeur-generaal van het Belgische Rode Kruis, le-
raar aan de Provinciale School voor politie-officieren te Hasselt en
voorzitter van de Beschutte Werkplaats te Lennik. Een man met aan-
zien en invloed. Leon Rochtus zetelt als directeur in de Parisbas-bank
te Antwerpen en bekleedt verscheidene beheerder- en commissaris-
functies in maatschappijen van de bank. Hij is handelsrechter bij de
Rechtbank van Koophandel te Antwerpen, lid van het Vlaams Eco-
nomisch Verbond en van het verbond van Kristelijke Werkgevers, lid
van vele economische en culturele verenigingen. Kortom, een man
van aanzien. Beide ridders onderschreven tesamen met een twaalftal
andere adepten van prins Andrejs ‘Prioraat der Lage Landen’ inder-
tijd de ‘Keure’ van de ‘Orde van den Prince’ 19 . Die nobele organisatie
wordt door Jan Cappelle in het boek ‘Extreem-rechts en de Staat’ als
volgt omschreven 20 : ‘Met de Prins wordt Willem van Oranje bedoeld,
de leider van de Nederlandse bevrijdingsstrijd tegen Spanje. De Prins
van Oranje werd voor de oorlog reeds aanbeden door het Verdinaso,
wegens zijn verwoed streven naar een Groot-Nederlandse eenheid,
die ook de ‘Romaanse provincies’ ten zuiden van de taalgrens moest
omvatten. Deze Orde is dan ook van zuiver Dietse signatuur, heeft tot
177
doel “de studie, de beleving en de uitbouw van de Nederlandse aard”
en wil werken “trouw aan Oranje’s geest”. De “Nederlandse aard”
van de blanken in Zuid-Afrika wordt binnen de Orde alvast hevig be-
leden. Niet minder dan 38 leden van de Orde van den Prince waren in
1977 stichtend lid van Protea. Het is niet overdreven te zeggen, dat
het in hoofdzaak deze elitaire club is, die in Vlaanderen dienst deed
als uitvalsbasis voor de Zuidafrikaanse lobby vanaf 1975... De Orde
van den Prince wordt vooral bevolkt door de vele managers en be-
heerders van Vlaanderens ondernemingen en financiele instellingen
en verder door politici als Leo Tindemans, Robert Van de Putte, Gas¬
ton Eyskens, Jos Chabert, Jos van Elewyck en Hugo Schiltz’. Pen-
ningmeester van dit uitgelezen gezelschap in 1981, Leon Rochtus, zo
stelt Jan Cappelle verder, kon op belangrijke financiele steungevers
binnen de ‘Orde van den Prince’ rekenen om de extreem-rechtse pri-
ve-militie, de Vlaamse Militanten Orde (VMO), van Armand Eriks¬
son mogelijk te maken.
Het hoeft dan ook geen verbazing te wekken dat een drietal ridders
van de ‘Priorij der Lage Landen’, onder wie andermaal Leon Rochtus
-tussen haakjes ook consul voor Zuid-Afrika- de stichtingsacte van
Protea, de pro-Zuidafrikaanse lobby in Vlaanderen, ondertekenden.
Uit de basistekst van 1977, volgend citaat dat boekdelen spreekt: ‘Na
de jongste gebeurtenissen in Angola, in Zaire en wat zich afspeelt in
de Hoorn van Afrika en na de grote invloed die de Sovjet-Unie ver-
wierf in Mozambique, moet het toch iedereen duidelijk zijn die wil
zien dat het Russisch imperialisme de controle wil over de Kaaproute en
over het rijke grondstoffengebied van Zuidelijk Afrika, om West-
Europa in een moeilijke positie te plaatsen, vermits de grondstoffen-
toevoer voor West-Europa van levensbelang is. Vandaar de groot-
scheepse pogingen van de Sovjet-propaganda om de hersenspoeiing
die in de Sovjet-Unie een gewoon verschijnsel is, ook op West-Euro-
pa en in het bijzonder op onze jeugd toe te passen. Ze wordt daarbij
geholpen door onze nieuwsmedia die vaak klakkeloos en kritiekloos
haar ge'inspireerde informatie overneemt. Dat daardoor een gedeelte
van onze idealistische jongeren in deze propagandaval trapt, is begrij-
pelijk omdat de jeugd al te gemakkelijk alles zwart-wit ziet en gaat
menen dat de blanken in Zuid-Afrika de normale ontwikkeling van de
zwarten in de weg staan.’ 21 .
Bovenstaande visie kadert wonderwel in de beeldvorming die de
ridders willen ophangen. Het communisme en het athelsme tasten
Europa aan. De jeugd moet voorbeelden hebben: ridders van Sint-
Jan van Jeruzalem! Ook in Wallonie heeft prins Andrej een afdeling,
de ‘Prieure d’Avalterre de l’Ordre Souverain de Saint-Jean de Jerusa¬
lem’, gedirigeerd door ‘prior’ Ernest Foucart, die eveneens op de
plechtigheden in Moerkerke aanwezig was. Die afdeling werd in
1969 22 opgericht door Leo Petit en Valmy de Longueville, die beiden
op 25 juni 1967 in de abdij van Male, onder het goedkeurend oog van
August Homble, plechtig tot ‘gratieridders’ werden verheven. De rid¬
ders waken. Het christelij k avondland is nog niet verloren...
De tsarevitsj
Ondanks de vele ruzies en meningsverschillen bleef de organisatie
van ‘groot-kanselier’, kolonel Charles Louis Thourot-Pichel geduren-
de vele jaren een der grootste -niet door het Vaticaan erkende-ordes
van Sint-Jan van Jeruzalem. Sinds de kolonel op dictatoriale wijze het
heft in handen nam, slaagde hij erin zeer vooraanstaande Amerika-
nen tot het ridderschap te bekeren. Werden die heren aangetrokken
door de figuur van de kolonel die zich pompeus ‘baron van Thourot en
Heer van Estagel’ liet noemen en bovendien beweerde afstammeling
te zijn van de 42ste grootmeester van de orde, Philippe de Villiers de
I’lsle-Adam (1521-1534) 23 ? Weinig waarschijnlijk. Er zijn er zoveel
die met dit soort pretenties te koop lopen. Er moeten andere redenen
zijn.
Op kerstdag 1960 arriveert een merkwaardig figuur in de Verenig-
de Staten. Hij is in het bezit van een officieel Pools paspoort en luis-
tert naar de naam Michel Goliniewsky. Goliniewsky stelt zich onmid-
dellijk ter beschikking van de CIA (de Amerikaanse inlichtingen-
dienst belast met het inwinnen van inlichtingen in en over het buiten-
land). Hij heeft een dossier van 5000 bladzijden meegebracht dat de
activiteiten van Russische, Poolse en Oost-Duitse inlichtingsdiensten
in Westerse staten verhaalt. Goliniewsky is, zoals men dat zegt, een
overloper. Tot dan werkte hij voor de Russen als adjunct-directeur
van de Glowny Zarzad Informacji, de Poolse inlichtingsdienst. Er
werd beweerd dat Goliniewsky’s ontboezemingen aanleiding gaven
tot het oprollen van ‘mollennetwerken’ in verscheidene Westerse sta¬
ten. Hij zou bijvoorbeeld George Blake, een van de bazen van de
Britse SIS hebben ontmaskerd, via wie de legendarische Kim Philby
werd gepakt. In Westerse inlichtingsmilieus geldt die ontdekking nog
steeds als het wapenfeit van de eeuw.
Maar wat zijn feiten en wat zijn provocaties in die milieus? Onmo-
gelijk om dat uit te maken. Wat moeten we denken van Goliniewsky’s
bewering als zou Henry Kissinger, de oud-minister van Buitenlandse
Zaken, een KGB-agent zijn? Goliniewsky werd hierin bijgetreden
door een ex-agent van de Amerikaanse militaire inlichtingsdienst,
Frank A. Capell, de man die Thourot-Pichels als ‘grootkanselier’ en
eigenlijk hoofd van de Orde na diens dood zou overnemen.
!
178
179
Er gebeurden nog meer vreemde dingen. Goliniewsky vertelt tot
ieders verbazing dat hij geen Pool is, maar een Rus. En niet de eerste
de beste. Hij beweert de erfgenaam te zijn van de Russische troon, de
tsarevitsj, zoon van de laatste Russische tsaar Nicolaas II, en in
werkelijkheid Alexei Nicholaevitch Romanov te heten. In
tegenstelling tot wat de meeste historici denken, zo vertelt Goliniews¬
ky, werd de Russische keizerlijke familie niet geexecuteerd door de
Bolsjewieken die julidag in 1918. In werkelijkheid ontkwam de fami¬
lie heelhuids en was het hele gedoe een politieke farce. Wat er precies
is gebeurd in het ballingsoord te Iekaterimburg (momenteel: Sverd¬
lovsk) bleef en blijft een van de mysteries van de geschiedenis. En
daar speelde Goliniewsky handig op in.
Goliniewsky’s verbazingwekkende verklaringen werden van dan af
binnen CIA-kringen steeds meer op hoongelach onthaald. Meteen
daalde de geloofwaardigheid van de ‘tsarevitsj ’. Was Goliniewsky een
provocateur? Bleef hij eigenlijk voor de Russen werken? Bestond
zijn opdracht erin paniek te zaaien? Nochtans waren er belangrijke fi-
guren en organisaties die Goliniewsky’s thesis bleven steunen. Zo kon
Goliniewsky rekenen op Herman E. Kimsey, ex-inlichtingsofficier
van het Amerikaans leger, die tussen 1954 en 1962 nog directeur was
van de CIA-afdeling ‘Onderzoek en Analyse’. Niet de eerste de beste,
die Kimsey. Kimsey was ook ridder in de Orde van Thourot-Pichel en
bekleedde er de functie van ‘Associate Chief of International Intelli¬
gence’ 24 ! Zijn collega in dat merkwaardige departement van de orde
was een zekere Kyril de Shismarov, eveneens ex-officier van de mili-
taire inlichtingsdienst. Shismarovs vader stond destijds aan het hoofd
van een regiment van de Russische Keizerlijke Garde. Shismarov-se-
nior beweerde Alexei Romanov toen te hebben gekend en beaamde
Goliniewsky’s thesis... Het vervolg laat zich raden. Thourot-Pichels
Orde erkende de aanspraken van Goliniewsky. Het was mooi geweest.
Uiteindelijk, na al die jaren, hadden de ridders weer een tsarevitsj om
op te steunen. Niet enkel de Orde van Thourot-Pichel stond achter
Goliniewsky, ook de synode van bisschoppen van de Russisch-ortho-
doxe kerk in ballingschap steunde een tijdje de onwaarschijnlijke the¬
sis. In die kerkgemeenschap huwde Goliniewsky in 1964 onder de
naam ‘Alexei Nicholaevitch Romanov’ 25 . Bovendien kreeg Goli¬
niewsky ook de John Birch Society achter zich, via haar krant, de
‘American Opinion’. Dat uiterst rechtse genootschap beschikte toen
zelfs over een para-militaire structuur en stond of staat ideologisch
zeer dicht bij de beruchte Ku Klux Klan 26 . En ronden we het lijstje af.
De dirigenten van de John Birch Society staken hun waardering voor
Sun Myung Moons anti-communistisch-ingestelde sekte evenmin on¬
der stoelen of banken. Trouwens, Moons blad, ‘New World’, erkende
180
in Goliniewsky de tsarevitsj. Blijkbaar hadden al die hevig anti-com-
munistische organisaties nood aan een levend symbool, een tsarevitsj.
Naast het departement ‘International Intelligence’, waar keien als
Kimsey en de Shismarov de leiding hadden, beschikte de Orde van
Thourot-Pichel in de jaren zestig en zeventig ook over een ‘Military
Affairs Committee’ 28 . Dat eigenaardige comite werd bevolkt door
Amerikaanse ex-generaals, ex-luitenant-generaals, ex-majoors, ex-
kolonels, ex-admiraals. Met andere woorden, het ‘Military Affairs
Committee’ was een elite-groep van oud-gedienden van de strijd-
krachten en de inlichtingsdiensten. Zo was Tidder’-majoor-generaal
Charles A. Willoughby destijds chef van de militaire inlichtingsdienst
van Douglas Mac Arthur. Zo was ‘ridder’-admiraal Charles M.
Cooke commandant van de Amerikaanse vloot in het Verre Oosten
voor de strijdkrachten van Nationalistisch China. Zo was ‘ridder’-lui-
tenant-kolonel Philip Corso gedurende twintig jaar werkzaam voor
de militaire inlichtingsdienst. Zo was er ook ‘ridder’-luitenant-gene-
raal P. A. del Valle, die zich aansloot bij de neo-nazistische ‘Liberty
Lobby’ en de racistische ‘National States Rights Party’. En zo zouden
we nog een tijdje kunnen doorgaan. Thourot-Pichels Orde beschikte
verder nog over een klein legertje rechters, advocaten, directeurs,
universiteitsprofessoren, en had afdelingen in Canada, Malta, Frank-
rijk, Duitsland, Engeland, Oostenrijk, Griekenland, Spanje, Portu¬
gal, Italie, Libanon, Singapore, Australia en Japan.
Wat moet je nu besluiten? Dat de Orde een extreem-rechtse mili¬
taire en politieke lobby was? Een uitvalsbasis voor een parallelle in¬
lichtingsdienst? Het ligt alleszins voor de hand.
Er is echter nog een ander opzienbarend verhaal dat wortelt in de
Orde van Thourot-Pichel. Een histone met fameuze consequenties...
Nadat John Fitzgerald Kennedy op 22 november 1963 bij een bezoek
aan Dallas werd doodgeschoten, verklaarde Philip Corso, officier van
de militaire inlichtingsdiensten, dat de vermoedelijke moordenaar,
de sluipschutter Lee Harvey Oswald, gemanipuleerd werd door de
KGB. Herman Kimsey, een ander ‘ridder’ van Thourot-Pichels orde,
was lid van de commissie Warren, die tot taak had de omstandigheden
van de moord op de president op te helderen. Kimsey beweerde over
informatie te beschikken waaruit bleek dat inderdaad de KGB het
scenario voor de moord had opgezet. Oswald zou in Moscou gecon-
tacteerd zijn geweest door agenten van de KGB die, zich uitgevend
voor CIA-correspondenten, het sein tot de actie hebben gegeven.
In 1975 verscheen er een opzienbarend boek, geschreven door een
zekere Hugh Me. Donald, getiteld: ‘Appointment in Dallas’. Daarin
verhaalt Me Donald dat ‘zondebok’ Oswald in de Verenigde Staten
werd gemanipuleerd door de ware verantwoordelijke voor de moord ,
181
een man met de codenaam ‘Troit’. Het blad ‘American Opinion’ van
de John Birch Society stelde later dat ‘Troit’ wel eens George de Moh-
renschildt zou kunnen zijn, een man met uitstekende relaties in Fran-
se en Amerikaanse inlichtingsmilieus. Het blad baseerde zich op de
getuigenissen van Frank Capell, de opvolger van Thourot-Pichel.
Trouwens, Hugh Me Donald baseerde zijn verhaal ook al op een rid-
der, Herman Kimsey, met wie hij rond 1964 nog samenwerkte. Wat
zit daar achter?
Hugh Me Donald was rond 1964 veiligheidschef van de uiterst con-
servatieve presidentskandidaat Barry Goldwater, die, tussen haak-
jes, zeer positief stond ten opzichte van het ideeengoed van de Moon-
sekte. So what? Journalisten hebben geopperd dat het moordverhaal
uitgaande van de ridders van de Orde van Thourot-Pichel, paste in
een uitgekiende desinformatiecampagne om Goldwater aan de macht
te brengen. Als de publieke opinie de Russen als opdrachtgevers voor
de moord op president Kennedy zou bestempelen, zou een democra-
tisch presidentskandidaat als Lyndon Baines Johnson weinig kans
maken. Die wilde immers de ‘progressieve erfenis’ van Kennedy
overnemen en tot een -zij het voorzichtige- dialoog met Moscou ko-
men. Hetpaktenochtansandersuit: in 1964werd Johnsonmet61,l%
van de stemmen verkozen tot president. Waarom moest dan, tien jaar
na de feiten, nogmaals worden bewezeri dat de KGB achter de
moordaanslag zat? Het waren ook deze kringen die destijds Goli-
niewsky’s aansprakensteunden! Waarzit hetverband? Vooreerstbe-
weerde Goliniewsky indertijd ook dat de CIA doordrongen was van
KGB-moilen. Dus, de KGB is een moordapparaat en de CIA her-
bergt een bende verraders. Daarom, zo wordt betoogd, mag de VS in
geen geval afspraken maken met de Sovjet-Unie over wapenbeper-
kingen. Immers, controle hierop vanwege de CIA is onmogelijk, ge-
zien die geinfiltreerd is door dubbelagenten die er enkel op uit zijn te
desinformeren. Die visie had en heeft een doorslaggevende invloed
op het Amerikaans buitenlands beleid, en dus ook op het Europese.
Aanhangers en propagandisten van die visie tref je dus aan in rechtse
tot extreem-rechtse kringen als de Moon-sekte, de John Birch Society,
en niet in het minst de Orde van Sint-Jan van Jeruzalem, die momen-
teel wordt gedirigeerd door Frank Capell, ex-officier van de militaire
inlichtingsdienst en bekend om zijn extreem-rechtse sympathieen.
Wat ook de andere activiteiten van de ridders van de Orde waren of
zijn, je kan rustig stellen dat de Orde in haar anti-communistische
strijd het wapen van de politieke agitatie hanteert. Het netwerk Kim-
seyCapelkMcDonald was het hart van de orde. Is er sinds de dood van
Thourot-Pichel wat veranderd? Capell heeft het zaakje overgeno-
men...
Sommige ridderordes wensen zich blijkbaar op te werpen als het
geweten van een natie. Als je er zeker van bent dat je het gelijk aan je
kant hebt, zijn vele middelen verantwoord. Wie vermoordde presi¬
dent Kennedy? Een gek? Of diende de moord een politiek doel? Ver-
rechtsing, wellicht. Doorgedreven anti-communisme? Het lijkt erop.
Zouden de Russen zo’n klimaatsveranderingen willen uitlokken?
Vrij onwaarschijnlijk. De ene stelling is de andere waard. Trouwens,
beweerde Kimsey niet dat een van zijn opdrachten voor de CIA er in
bestond geschikte huurmoordenaars te engageren? Hij kende het do-
dersmilieu. Dat is zeker. In het hierboven geschetste kader zijn de be-
langen enorm. Dat houdt ook in dat de methodes om een doel te be-
reiken harder worden...
Dat dergelijke scenario’s zich centreren binnen de structuren van
een vrij geheimzinnige ridderorde is angstaanjagend, welke mening
je ook bent toegedaan. Het lijkt wel of de recente wereldgeschiedenis
zich ten dele afspeelt achter dergelijke, op het eerste gezicht, folklo-
ristische organisaties. In de middeleeuwen oefenden de Orde van de
Tempel en de Orde van Sint-Jan enorme macht uit. Later werden de
dynastieke ridderordes belangrijker. Is er wat veranderd? We leven
in een democratic, zegt u, het Ancien Regime bestaat niet meer 9 .
De quiz
En nu we het toch over inlichtingsdiensten hebben. Stel, je bent een
verwoed quiz-liefhebber. De quiz-club wil dit keer een nogal contro-
versieel onderwerp kiezen. Het wordt, na rijp beraad, de Central In¬
telligence Agency, de CIA! Een moeilijke opgave... Maar vermits
deelnemen belangrijker is dan winnen... Maar, om geen al te gek fi-
guur te slaan, zul je een aantal gebeurtenissen in en om de Ameri¬
kaanse inlichtingendienst moeten bestuderen. Als geheugensteuntje
heb ik al een aantal namen en feiten op een rijtje gezet. Het lijstje be-
handelt enkele belangrijke figuren en gebeurtenissen binnen de CIA.
Goed begonnen is half gewonnen. Hier gaan we dan.
Laten we beginnen met generaal Reinhard Gehlen. Gehlen was
Adolf Hitlers voomaamste anti-Sovjet spion en sloot zich na de oor-
log aan bij de CIA. De toen nog jonge en onervaren inlichtingen¬
dienst kon ‘harden’ als Gehlen bijzonder goed gebruiken om haar spi-
onageapparaat nauwkeurig op de marxistische bedreiging af te stel¬
len. Of, zoals een ex-CIA-ambtenaar het zo kernachtig uitdrukte: ‘de
CIA besloot al erg vroeg dat nazi’s waardevoller waren als bondgeno-
ten en agenten dan als oorlogsmisdadigers.’ 30 . Te onthouden: Gehlen
was ook de man van de naar hem genoemde Duitse spionagedienst,
de voorloper van de huidige BND.
182
183
t
Vervolgens moet de naam ‘James Jesus Angleton’ stevig in het ge-
heugen geprent worden. Angleton stond tijdens de tweede wereld-
oorlog aan het hoofd van het OSS-bureau te Rome. De OSS of ‘Office
for Strategic Studies’ was de directe voorloper van de in 1947 officieel
opgerichte CIA. Als ‘vrije staat’ temidden van het door fascisme en
nazisme geteisterde Europa, werd toen aan het Vadcaan een zeer be-
langrijke strategische functie toegekend. Angletons aandacht voor
het Vadcaan nam ook na de oorlog niet af. Hij zette er een spionage-
netwerk op om waardevolle informatie in te winnen voornamelijk van
achter het IJzeren Gordijn. De pauselijke nuntii opererend in het
Oostblok werden voor de CIA veruit de belangrijkste informatieka-
nalen tijdens de Koude Oorlog. In die tijd counterde Angleton, tesa-
men meet Luigi Gedda, chef van de Italiaanse lekenorganisatie ‘Ka-
tholieke Actie’, de opkomende macht van de Italiaanse Communisti-
sche Partij. Die zou, zo werd gevreesd, de verkiezingen van 1948 kun-
nen winnen. Het pakte evenwel anders uit als gevolg van de acties van
Angleton en Gedda, die daarvoor bovendien op steun van het Vati-
caan konden rekenen.
In 1961, na de mislukte invasie op Cuba, werd John A. McCone tot
directeur van de CIA benoemd. Onder zijn be wind trachtte de CIA
zich beter vertrouwd te maken met de interne zaken van het Vaticaan.
Immers, de toenaderingspolitiek van paus Johannes XXIII tot de
Sovjet-Unie werd als zeer bedreigend ervaren voor de Amerikaanse
belangen. Na de dood van paus Johannes XXIII in 1963 gebeurde er
iets merkwaardigs. Niet het feit dat Giovanni Montini tot paus werd
verkozen (Montini werkte tijdens de tweede wereldoorlog ook voor
de OSS en was zeer goed bevriend met verscheidene CIA-medewer-
kers) deed wenkbrauwen fronsen. Vooral het feit dat de CIA de ver-
kiezingsuitslag reeds bekend maakte vooraleer die officieel door het
conclaaf werd vrijgegeven, maakte vele tongen los. Er werd toen ge-
opperd dat de CIA afluisterapparatuur had geplaatst, en dat een van
de kardinalen via een zendertje in verbinding stond met de ‘honorable
correspondents’ 31 . De CIA werkte in elk geval nauw samen met be-
paalde belangrijke elementen binnen het Vaticaan.
Wie het over de CIA heeft, mag J. Peter Grace niet vergeten. Gra¬
ce is een van de rijkste en ongetwijfeld een van de machtigste mannen
van deze aarde. Hij staat aan het hoofd van de firma W.R. Grace &
Company, een multinationaal imperium voor chemische nijverheid,
scheepvaartondememingen, hotelketens en bouwfirma’s. De multi¬
national heeft ook belangen in Latijns-Amerika. Grace is sinds jaar
en dag betrokken bij allerlei CIA-operaties. Hij werkte bijvoorbeeld
mee met CIA-projecten als Radio Liberty, de propagandaradio ge-
richt op de Sovjet-Unie, en Radio Free Europe, gericht op Oost-
184
Europa. Detail: de geestelijke vader van die projecten was Reinhard
Gehlen. Verder bekleedt Grace het voorzitterschap van het ‘Ameri¬
can Institute for Free Labor Development’, het AIFLD, een door de
CIA gecontroleerd vakbondscentrum. Het AIFLD zet programma’s
op voor onderwijs aan volwassenen en stampt sociale projecten uit de
grond in Latijns-Amerika. Hierachter gaan CIA-activiteiten schuil.
Via het AIFLD trachtte Grace zijn werknemers te beletten onafhan-
kelijke ‘communistische’ vakbonden op te richten. Volgens ingewij-
den en ex-medewerkers van het AIFLD zou het ‘vakbondscentrum’
een actieve rol hebben gespeeld in de staatsgrepen in Brazilie 119641
en Chili (1973) 32 .
Voor het geval de quiz-master je parate kennis wil toetsen, kunnen
we volgende mensen met CIA-connecties nog even citeren: de VS-
topdiplomate Claire Boothe Luce, lid van de ‘President’s Foreigne In¬
telligence Advisory Board’ die geheime operaties controleert; James
Buckleyn, een gewezen senator uit New York die nu onderstaatsse-
cretans voor de veiligheid is; generaal Vernon Walters, plaatsvervan-
gend directeur van de CIA (1972-1976), sedert 1985 Reagans nieuwe
ambassadeur bij de Verenigde Naties 33 . In een quiz over de CIA zal
ongetwijfeld iets over de in 1987 overleden William Casey gevraagd
worden. Directeur Casey is wellicht de bekendste CIA-er van de laat-
ste jaren. Niet in het minst wegens zijn aandeel in het beruchte ‘Iran-
Contra-Gate’-schandaal. Eind 1986 bleek dat Casey een actieve rol
speelde bij de verkoop van wapens aan het oorlogvoerende Iran en
het doorsluizen van de opbrengsten ervan naar de contra’s, de rebel-
len die met de steun van de VS de Sandinisten in Nicaragua bevech-
ten. Het schandaal veroorzaakte in Amerika een aardbeving en
schokte Europa.
Ziezo, bovenstaande informatie moet je, tenminste als je vlug ge-
noeg op de knop drukt, al aardig wat punten opleveren. Maar dan
stelt de quiz-master de laatste vraag: ‘wat hebben die figuren -naast
hun CIA-affiliatie- nog meer gemeen?’ Een gok misschien? Allen
werden eervol onderscheiden in een ridderorde. Dat antwoord ligt
voor de hand. Welke ridderorde? Is je antwoord: de ‘Soevereine en
Militaire Orde van Sint-Jan van Jeruzalem, gezegd van Malta’ of ‘Soe¬
vereine en Militaire Orde van Malta’ (SMOM), dan zit je helemaal
juist. Voeg je daar ten bewijze van de diepgang van je kennis, nog aan
toe: de Vaticaanse branche van de ‘Orde van Sint-Jan’, dan krijg je er
nog applaus van je medekandidaten bovenop 34 .
185
Het paard van Troje
Dat die vooraanstaande CIA-figuren eervol in de roemrijke rangen
van de Amerikaanse SMOM werden opgenomen, deed de Ameri-
kaanse journalist Martin A. Lee in zijn artikel ‘Their will be done’ het
volgende besluiten: de Amerikaanse afdeling van de SMOM is een
van de belangrijkste communicatiekanalen tussen de CIA en het Va¬
ticaan 35 . Lee beschikte, om zijn bewering te staven, ook over een be-
voorrechte getuige, de ex-CIA ambtenaar Victor Marchetti. Die zei:
‘ik ben er zeker van dat clandestien echt wel overwogen werd hoe het
Vaticaan kan worden beinvloed, maar binnen de CIA zal je daarvan
nooit een spoor terugvinden. Dit soort geheime operaties zijn erg
complex en gesofisticeerd... Hoeveel druk de CIA zou durven uitoe-
fenen op het Vaticaan is betwistbaar. Het zou indirect moeten gebeu-
ren, op een informele basis.’ Via de SMOM, de Vaticaanse branche
van de ridders van Sint-Jan van Jeruzalem, dus... ‘Ze zij n allemaal lid
van dezelfde club’, vertelt Marchetti verder, ‘de een is directeur van
de CIA, de ander is kardinaal. Als ze samenkomen en verbroederen
op een sociale basis, wisselen ze ideeen en meningen uit als prive-per-
sonen. Maar hoe scheid je prive-aangelegenheden van beroepsza-
ken?’
Er zijn echter nog andere, meer concrete redenen om aan te nemen
dat Lee het bij het rechte eind heeft... De SMOM, een van de meest
elitaire clubs ter wereld, kiest uiteraard zorgvuldig haar leden-rid-
ders. Een onbesproken katholieke levenswandel gecombineerd met
rijkdom zijn de eerste vereisten. Maar ook een anti-communistische
ingesteldheid speelt een belangrijke rol in de selectie. Voor de Ver-
enigde Staten was in de jaren vijftig en de vroege jaren zestig kardi¬
naal Francis Spellman ‘Groot Beschermheer en Geestelijk Raads-
man’ van de SMOM. De kardinaal stond bekend voor zijn ultra-con-
servatieve ideeen. Hij was voorstander van de Amerikaanse militaire
betrokkenheid in de Vietnam-oorlog. Zijn fervent anti-communisti¬
sche opstelling kwam eveneens tot uiting in zijn vriendschap voor
paus Pius XII (1939-1958), wiens rechterarm hij was 36 . Spellmans op-
volger als aartsbisschop van New York en als ‘Groot Beschermheer
en Geestelijk Raadsman’ van de Amerikaanse SMOM was kardinaal
Terence Cooke. Zijn rol was zo mogelijk nog belangrijker. Kardinaal
Cooke reisde in 1976 naar Polen om contact op te nemen met een van
de kardinalen die er in een analyse van de CIA het beste af was geko-
men: kardinaal Karol Wojtyla, aartsbisschop van Krakau. Toen Woj-
tyla nog dat jaar naar de Verenigde Staten ging om er voordrachten te
houden voor de Harvard University en voor door Opus Dei georgani-
seerde bijeenkomsten, werd voor de eerste keer gesteld dat hij een
186
ernstig kandidaat was om de ziekelijke Paulus VI op te volgen 37 .
Zo bereidde -dat stelt Lee- de SMOM tesamen met de CIA en het
Opus Dei de komst van Wojtyla aan het hoofd van Vaticaanstad voor.
Een paus heeft een enorme invloed op het wereldgebeuren. Een anti-
communistische paus, een paus die zich verzet tegen de ‘bevrijdings-
theologie’, bron van veel kwaad in Latijns-Amerikaanse landen, zou
ten zeerste de Amerikaanse belangen dienen. De Reagan-administra-
tie moet zich dan ook enorm hebben verheugd toen Wojtyla als paus
Johannes-Paulus II tijdens een van zijn Zuid-Amerikaanse reizen be-
paalde bevrijdingstheologen vergeleek met ‘rovers en dieven die de
kerk binnensluipen’ en ze veroordeelde als ‘valse profeten die door de
mode of sociaal-politieke visioenen gei'nspireerd worden’ 38 .
Sinds de keuze van kardinaal Wojtyla tot paus lijkt de anti-commu¬
nistische politiek van de VS en het Vaticaan gelijklopend. Ex-woord-
voerder van Reagan, Larry Speakes, zei hierover in 1984: ‘De VS
hebben veel waardering voor paus Johannes-Paulus II. Wij bewonde-
ren zijn moedige houding bij de verdediging van de westerse
waarden.’ 39 . Nog duidelijker was William Wilson, ridder van de
SMOM en Amerikaans ambassadeur bij het Vaticaan: ‘vanuit mijn
standpunt zie ik slechts twee toonaangevende staatslieden die strijd
voeren tegen het communisme: de paus en de president.’ 40 . Dat beide
heren niet zomaar wat uit hun nek sloegen, moet onderhand duidelijk
zijn. Op 10 januari 1984 maakte Reagan bekend dat de VS weer volle-
dige diplomatieke betrekkingen zouden aanknopen met het Vati¬
caan. Sinds 1867 waren die verbroken. En toen de paus en de presi¬
dent elkaar ontmoetten in Alaska op 2 mei 1984 werd nog maar eens
duidelijk hoe goed beide wereldleiders wel op mekaar waren afge-
stemd. Waarnemers plaatsten die ontmoeting in de campagne van de
president voor de verkiezingen van november 1984.
Het lijkt er sterk op dat de Verenigde Staten en het Vaticaan me¬
kaar hebben gevonden door de acties van SMOM-ridders als Casey,
Wilson of Walters. Het lijkt er ook sterk op dat de Verenigde Staten
en het Vaticaan mekaar moesten vinden om op een efficientere ma-
nier strijd te voeren tegen het communisme. En waar anders dan in
Nicaragua moet je momenteel de kern van de anti-communistische
strijd situeren? Nicaragua is een symbool. Slaagt de Sandinistische re-
volutie, dan verliest de vrije wereld een half continent aan de marxis-
ten. Zo stelt Reagan het, volgens de oude domino-theorie.
Op 17 januari 1986 werd in de Saint-Patrick-kathedraal te New
York een eucharistieviering gehouden, geconcelebreerd door de hui-
dige ‘Groot beschermheer en Geestelijk Raadsman’ van de Ameri¬
kaanse SMOM John J. O’Connor. De pas sinds negen maanden tot
het katholicisme bekeerde groot-industrieel Lewis E. Lehrman werd
187
tijdens die viering in de orde opgenomen 41 . Waarom werd Lehrman
tot ridder geslagen? Lewis Lehrman is een republikein in hart en nie-
ren. Na de dood van Nelson Rockefeller voorzag hij de toen lege par-
tijkas van de noodzakelijke fondsen. In 1978 werd hij verkozen in het
comite dat het Republikeins gedachtengoed moest redigeren. Sinds
1982 zetelt Lehrman in de ultra-conservatieve ‘Heritage Foundation’,
een prive-organisatie die de Reagan-administratie zowel op binnen-
lands als buitenlands politiek vlak voorziet van rechts ideologisch
voer. In die organisatie concentreert zich bijvoorbeeld de harde kern
van de Star-Wars-lobby; bindingen met de World Anti-Communist-
League of de Moon-sekte zijn er legio. In 1984 publiceerde de Herita¬
ge Foundation een opzienbarend rapport waarin gepleit werd voor
paramilitaire acties in negen landen: Cambodja, Laos, Vietnam,
Ethiopie, Afghanistan, Iran, Libie, Angola en... Nicaragua.
Dat ook ‘ridder’ Lehrman dat rapport kon onderschrijven, mag
blijken uit zijn reis naar Angola in 1985. Als president van de ‘Citizen
for America’ (CFA), een prive-organisatie die zich inzet voor de
‘strijders van de vrijheid’ overal ter wereld, ontmoette hij te Jumba de
leider van de UNITA, Savimbi. Gevolg: in februari 1986 kwam de
Angolese rebellenleider persoonlijk naar Washington, waar hij door
de Heritage Foundation met open armen werd ontvangen en van Rea¬
gan 15 miljoen dollar loskreeg 42 . Werd Lehrman tot ridder geslagen
wegens zijn voortreffelijk werk in de kruistocht tegen het communis-
me? Zoals gezegd richt de anti-communistische strijd zich vandaag
vooral tegen de Sandinisten. In dit kader is ‘ridder’ Lehrman even-
eens een van de sleutelfiguren.
Begin augustus 1984 berichtte de Mexicaanse krant El Proceso over
een geheim CIA-plan om Nicaragua te destabiliseren om een Ameri-
kaanse interventie mogelijk te maken. Dat plan heette ‘Operation
Horse’, naar het befaamde Paard van Troje. Het steunde op de mede-
werking van rechtse kringen binnen het Vaticaan, de Latijns-Ameri-
kaanse bisschoppenraad en de bisschoppen van Nicaragua. Via het
uitlokken van spanningen tussen de kerk en de Sandinistische revolu-
tie kon een destabiliserend klimaat worden gecreeerd. Tegelijkertijd
moest druk uitgeoefend worden op de Amerikaanse bisschoppen op-
dat die hun kritiek op de Midden-Amerika-politiek van Reagan zou-
den verminderen. Op die wijze kon Reagan dan probleemloos wor¬
den herverkozen. Twee zaken vallen hier op. Ten eerste kon Reagan
tijdens zijn verkiezingscampagne rekenen op aartsbisschop en ‘Groot
Beschermheer en Geestelijk Raadsman’ van de Amerikaanse SMOM
John O’Connor. Die veroordeelde tijdens die periode met klem abor¬
tus en pleitte voor het invoeren van ‘bidden op school’, thema’s die
Reagan met enthousiasme verdedigde. Ten tweede werd de langver-
188
wachte kritiek op Reagans buitenlands beleid pas een week na zijn
herverkiezing gepubliceerd, zogezegd om de verkiezingen niet te
bei'nvloeden 43 . Of de onthullingen in de Mexicaanse krant helemaal
kloppen, valt moeilijk uit te maken. De CIA of de Reagan-admini¬
stratie zal het niet van de daken schreeuwen. Er zijn echter een aantal
ontwikkelingen, ook in Nicaragua, die de doelstellingen van het plan
aardig dienen. Enkele dagen voor paus Johannes-Paulus II naar Mid-
den-Amerika (1983) vertrok, had hij een onderhoud met een delega¬
te van de Amerikaanse Nationale Veiligheidsraad onder leiding van
vice-president George Bush. Enkele maanden eerder, middenin de
planningsfase van de reis, onderhield de paus zich uitvoerig met ‘rid¬
der’ Vernon Walters, voormalig CIA-directeur en sleutelfiguur bij de
organisatie van de door de CIA gefinancierde activiteiten van gewa-
pende groepen aan de noordelijke grens van Nicaragua 44 . Werd tij¬
dens die bijeenkomsten de strategic met betrekking tot Midden-
Amerika vastgelegd? Het lijkt er sterk op. En het vervolg van de ge-
beurtenissen is er dan ook naar.
Op 4 maart 1983 landde paus Johannes-Paulus II op het vliegveld
van Managua. Een historisch bezoek. Hoe zou de paus reageren op de
Sandinistische revolutie en de volkskerk in Nicaragua? Het antwoord
bleef niet lang uit. Toen Johannes-Paulus II op het vliegveld de leiders
van het land begroette en tussen hen pater-minister Ernesto Cardinal
aantrof, gebeurde er iets merkwaardigs. Cardinal knielde neer en wil-
de de ring van de paus kussen. Die trok zijn hand terug en zwaaide
vermanend met zijn vinger. Commentators overal ter wereld wezen
er toen op dat de paus zijn hand wel weigert aan een Sandinistisch pa¬
ter-minister maar niet aan dictators en massamoordenaars, hiermee
doelend op de Pinochets van deze wereld. Ook in zijn toespraken in
Nicaragua liet de paus er niet de minste twijfel over bestaan. Het San-
dinisme was een verwerpelijk iets. Om dat te staven construeerde hij
tegenstellingen: kerk versus Sandinistische staat; katholiek onderwijs
versus athei'sme, marxisme. Die visie werd voorbereid door aartsbis¬
schop Obando Y Bravo die in zijn welkomstwoord tot de paus op het
Plein van de 19de juli te Managua zonder verpinken stelde dat het be¬
zoek van de paus aan Nicaragua leek op het bezoek van Johannes
XXIII aan een Romeinse gevangenis en dat de Nicaraguanen zich be-
vrijd voelen door de komst van Johannes Paulus II.
Aartsbisschop Obando Y Bravo, hoofd van de Nicaraguaanse kerk,
laat er niet de minste twijfel over bestaan hoe hij over de Sandinisti¬
sche revolutie denkt. Tijdens een bezoek aan de VS verkondigde hij
trots dat zijn ‘campagne de best georganiseerde in Nicaragua is’ 45 . Het
is duidelijk: Obando Y Bravo is het ‘Paard van Troje’. Religie is een
wapen. Terwijl de aartsbisschop altijd geweigerd heeft om zelfs een
189
gebed te zeggen voor de door de contra’s vermoorde Nicaraguaanse
vrouwen en kinderen, droeg hij in de Amerikaanse ambassade een
plechtige requiemmis op voor de in Libanon gesneuvelde Amerikaan¬
se mariniers (1983). Nog schrijnender. Toen hem gevraagd werd wat
hij dacht over de overval van contra’s op een kleuterschool, waarbij
zes kinderen werden vermoord, zei de aartsbisschop onomwonden:
‘veel erger dan wanneer het lichaam wordt gedood, is het wanneer de
ziel wordt vergiftigd door de Sandinisten’. 46
Het ‘Paard van Troje’ krijgt royaal steun van de topridders binnen
de Amerikaanse SMOM. In 1984 lekte in de Amerikaanse pers uit dat
Obando Y Bravo 25 tot 30 miljoen dollar had gekregen van Peter Gra¬
ce voor de ‘aanschaf van rozenkransen, bijbels en religieuze films’ 47 .
Grace is voorzitter van de Amerikaanse SMOM en bestuurslid van de
Amerikaanse Opus Dei 48 .
De ridders van de SMOM zijn ook nog op andere vlakken actief in
hun kruistocht tegen de sandinisten. Zoals bekend staat niet heel de
VS achter de Reagan-politiek inzake Nicaragua. Vooral in het Ameri¬
kaanse Huis van Afgevaardigden ondervinden voorstanders van hulp
aan de contra’s veel moeilijkheden. Daarom besloot ‘ridder’ en toen-
malig CIA-directeur William Casey niet-gouvernementele organisa-
ties in te schakelen. Met suces overigens. Zijn broeder-ridders van de
SMOM zorgden tesamen met de stichting ‘Americares’ voor 14 mil¬
joen dollar medische hulp. In de consultatieve raad van ‘Americares’
zetelt William Simon, minister van Financien in de jaren zestig, en
ridder van de SMOM 49 . In 1985 kreeg ‘Americares’ een aanzienlijk
bedrag van de ‘Nicaraguan Freedom Fund’ (NFF), een organisatie
van de Moon-sekte, om de contra’s te steunen. Lid van de beheerraad
van de NFF is niemand minder dan de Amerikaanse topdiplomate
Claire Booth Luce, ‘grande dame’ van de SMOM. Zij zetelt trouwens
ook in de beheerraad van de Washington Times, de krant van de
Moon-sekte. Ridder Casey kon uiteraard ook rekenen op zijn bree¬
der Lewis Lehrman, die met zijn organisatie ‘Citizen for America’ een
financieringscampagne opzette ten voordele van de contra’s. Volgens
de Amerikaanse journalisten Martin A. Lee en Kevin Coogan colla-
boreerde de Amerikaanse SMOM eveneens met de ‘Air Commando’,
gedirigeerd door generaal-op-rust Harry C. Aderholdt. Aderholdt is
redacteur van het magazine ‘Soldier of Fortune’, dat openlijk huurlin-
gen rekruteert voor de strijd in Centraal-Amerika 50 . Aderholdt be-
vestigde onder meer dat zijn commando’s in opdracht van de orde ge-
neesmiddelen brachten naar het dispensarium van de orde in San Sal¬
vador 51 .
De SMOM lijkt niet enkel een voorname rol te spelen in het gelijk-
stemmen van de anti-communistische strategic tussen de Reagan-ad-
ministratie en het Vaticaan. De SMOM mengt zich ook, rechtstreeks
of onrechtstreeks, viade organisaties van haar ridders, actief in de Ni¬
caraguaanse aangelegenheden. Wie had gedacht dat de tijd der kruis-
tochten voorbij was, heeft het verkeerd voor.
Leiden en lijden
Het moet mooi geweest zijn, die avond van de zevende oktober 1985.
De avond kon niet meer stuk. De creme van de Europese aristocratic
was present. De 574 genodigden telden elk 3000 FF neer om in een
van de meest indrukwekkende barokbouwsels een onvergetelijke
avond te beleven. Het in de tweede helft van de zeventiende eeuw in
opdracht van koning Lodewijk XIV gebouwde paleis van Versailles
opende die wonderlijke avond zijn poorten voor de groten van Euro-
pa. Mannen en vrouwen van edel bleed, wier families aanhoudend de
annalen van de wereldgeschiedenis sieren. Families die de fundamen-
ten van het hedendaags katholicisme hebben gelegd. Ze betraden
trots de ontvankelijke luxueuze zalen van het paleis van Versailles: de
gravin van Parijs, prinses Caroline van Monaco, aartshertogin Astrid
en aartshertog Lorenz von Habsburg, aartshertog Simeon von Habs-
b ur §> gravin Evrard de Limburg Stirum, prins Victor-Emmanuel van
Italie, prins Alexander van Joegoslavie, hertog Jacques d’Orleans,
prins Jan van Luxemburg, baron en barones Guy de Rotschildt, en
nog zovele anderen. Ze waren van heinde en verre gekomen om een
galafeest te vereren met hun aanwezigheid. De opbrengsten van dat
feest, georganiseerd door de Franse afdeling van de Soevereine en
Militaire Orde van Malta, zouden ten goede komen aan het hospitaal
van Jezzire in Libanon, dat voordien onder de hoede van de Libanese
regering stond.
Voor de genodigden in de wonderbare ‘Galeries des Batailles’ van
het paleis plaatsnamen voor een luxe-diner, hadden ze in het ‘Palais
des Congres’ te Parijs een concert van Charles Aznavour bijgewoond.
De Franse zanger bespeelde de nobele harten met zijn versie van ‘ Ave
Maria’. Het diner moest de emoties doen verwerken. De organisato-
ren dachten met reden dat volgend menu wel zou helpen: ‘aumoniere
de caviar’, ‘feuillete de saumon au coulis de crustaces’, ‘emince de vo-
laille’ en ‘choupiere avec des champignons sauvages’, waarna als des¬
sert: ‘arlequin fait de mousse a lapistache’.
Naarmate de champagne zijn werk deed, veranderde de sfeer. On¬
der de waakzame ogen van de leiders van de SMOM in Frankrijk,
prins Jean-Louis de Faucigny-Lucinge en graaf Geraud de Pierredon,
en van haar ambassadeur in Libanon, prins Edouard de Lobkowicz,
werd overgegaan tot de trekking van de tombola. Er was wat te win-
190
191
nen: een heen- en terugreis naar New York met de Concorde, een met
diamanten bezet horloge, een jurk van bij ‘Torrente’... Vervolgens
werd de kas van de Orde verder gespekt door een verkoop per opbod.
Een Opel, een saffier en een schilderij van Outrelot vonden nieuwe
eigenaars. Het schilderij, waarop een paard stond afgebeeld, kwam in
handen van een door paarderennen bezeten Amerikaan. Geemotio-
neerd door zoveel good-will vanwege de hoge gasten decoreerde de
ambassadeur van Libanon te Parijs, de emir Farouk Abillama, prin-
ses Edouard de Lobkowicz met de Orde van de Ceder, de hoogste Li-
banese onderscheiding 52 .
Een memorabele avond was ten einde. Een soiree zoals er wel meer
zijn de laatste jaren. De SMOM pleegt immers op die manier finan-
cien te verzamelen voor haar humanitaire werken. En dat zijn er nog-
al wat. Zowel in de westerse Staten als in landen van de derde wereld
beschikt de Orde over hospitalen, dispensaria, vliegtuigen en ambu¬
lances om haar historische opdracht te vervullen: het verzorgen van
zieken. De Orde gaat er prat op het gezegde van Pasteur tot de hare te
rekenen: ‘Ik vraag je niet naar je ras, je nationaliteit of je religie,
maar naar je lijden’ 53 . Moet, met wat we weten uit het vorig stuk, die
leuze enigszins gerelativeerd? Misschien niet. Oorlogsslachtoffers
kan men bijvoorbeeld helpen onafhankelijk van de visie op de struc-
turele achtergronden van de oorlog. Bovendien kan die hulp een gun-
stig klimaat creeren, de visie dienend. Wie draagt zijn helper-in-nood
geen warm hart toe? De visie van de ridders is sterk katholiek en fer¬
vent anti-communistisch gekruid. Dat heeft zijn consequenties. Ze-
ker als de ridders daarbij ook nog economische en politieke belangen
te verdedigen hebben. Moet volgend citaat in bovenstaand kader
worden begrepen? ‘De behoeftigen die door bepaalde SMOM-leden
werden geholpen in de late jaren ’40 waren enkele van de 50.000 nazi-
misdadigers die, met de hulp van het Internationale Rode Krais wer¬
den voorzien van een vals Vaticaans paspoort en, in sommige geval-
len, van priesterkleren, waama zij via de “ondergrondse spoorlijn
van bisschop Alois Hudal naar Zuid-Amerika werden gesmokkeld.
Onder hen bevond zich Klaus Barbie, de ‘slachter van Lyon’.’ 54 .
192
Een wereldrijk voor rnijn orde
Wat moet hij tevreden geweest zijn, die 27ste oktober 1799. De keizer
van Rusland begeerde het grootmeesterschap van de Orde van Sint-
Jan van Jerazalem niet alleen ‘om den brode’. De functie streelde zijn
ijdelheid en paste in zijn politiek spel met de Franse revolutionairen.
Nadat voornamelijk Russische maar ook enkele uit Malta gevluchte
ridders hem die oktoberdag tot grootmeester hadden verkozen, liet
tsaar Paul I zich onmiddellijk voor de eeuwigheid vastleggen. Het
schilderij waarop hij in grootmeesterstenue staat afgebeeld, spookte
door de gangen van het immense paleis. Zo werd verteld. Wellicht lag
de even tirannieke als psychopathologische persoonlijkheid van de
tsaar aan de basis van dit vreemd verhaal. Paus Pius VI (paus van 1775
tot 1799) protesteerde met klem tegen Pauls verkiezing. Hoe kon een
orthodox grootmeester zijn van een puur katholieke ridderorde? Bo¬
vendien was de tsaar gehuwd en werd hij nooit tot ridder geslagen in
de orde. De statuten op hun kop! Maar Pius VI had weinig macht. Na¬
poleon beroofde hem van zijn soevereiniteitsrechten en sloot hem op
in een gevangenis te Valence. Pauls andere tegenstander, Ferdinand
van Hompesch, kon er evenmin wat aan veranderen. Hem werd, als
71ste grootmeester, verraad in de schoenen geschoven. Hij zou in het
geheim het eiland Malta aan de Franse revolutionaire hebben ‘ver-
kocht’. De situatie van de ridders werd met de dag onduidelijker.
Ondanks al dat gebakkelei verwierf Paul I meer en meer aanhang,
ook buiten de Russische grenzen. Hij stelde zich tot doel het eiland
Malta aan de Orde terug te bezorgen tijdens zijn grootmeesterschap.
Daarmee wou de tsaar twee vliegen in een klap slaan. Enerzijds kon
hij zijn nieuwe glorieuze titel wat meer glans geven, en anderzijds zou
Malta een soort vazalstaat van Rusland worden. Want de tsaar had
het, ondanks zijn wispelturig karakter, goed begrepen. Malta was en
bleef een strategisch bastion tegen de gevaren uit het Midden-Oosten.
Op 5 September 1800 veroverde Nelson het eiland op de Fransen.
193
Malta kwarn onder Brits bewind. Toen de Britten weigerden Malta
aan de Orde af te staan -ook zij zagen het strategisch belang ervan in-
besloot Paul I zijn bondgenootschap met de Engelsen te verbreken.
Hij speelde daarmee in de kaart van de Franse revolutionairen. Intus-
sen werd in Venetie kardinaal Chiaromonti tot paus Pius VII verko-
zen. Ook de nieuwe paus verzette zich tegen het grootmeesterschap
van de tsaar. Om dezelfde redenen. Maar Paul I wou niet buigen. Aan
de schijnbaar onoverkomelijke patstelling kwam abrupt een einde
toen de tsaar op 23 maart 1801 werd gewurgd. Dat Paul I zijn houding
wijzigde ten opzichte van Frankrijk werd hem in de machtige adellij-
ke kringen al niet in dank afgenomen. Maar toen hij bovendien zijn
zoon uitsloot van de troonopvolging, ontstond een addellijke samen-
zwering, waarin ook Pauls zoon Alexander was betrokken. Tegen een
dergelij ke coalitie had de tsaar geen verhaal.
De nieuwe tsaar, Alexander I, zich ervan bewust dat de strubbelin-
gen rond de Orde hem enkel narigheden konden bezorgen, wou nog
wel beschermheer spelen, maar weigerde het grootmeesterschap. Zo
maakte hij de weg vrij voor statutaire verkiezingen. Lijsten van kan-
didaat-grootmeesters gingen rond. In strijd met de statutaire bepalin-
gen, die voorzagen dat de paus zich niet met verkiezingen had te
moeien, benoemde paus Pius VII na veel politiek gemanoeuvreer in
1803 uiteindelijk Giovanni Tommasi tot 73ste grootmeester. De Vati-
caanse branche was geboren!
Intussen bepaalde de ‘Vrede van Amiens’ in 1802 dat Malta toe-
kwam aan de Orde. Maar de Britten weigerden. Toen Tommasi in
1805 stierf, zag de toekomst van de Orde er opnieuw bijzonder grauw
uit. De Orde had nog steeds geen territorium en bovendien rezen er
opnieuw problemen omtrent de opvolging. Het vereiste quorum om
een nieuwe grootmeester te verkiezen werd niet bereikt en de paus
benoemde dan maar een luitenant-generaal. De Orde verloor onder
invloed van al die ontwikkelingen veel van haar glorie en macht en
kwam vrij wel op non-actief te staan. Vele ridders hidden het voor be-
keken, verzaakten aan de drie geloften - gehoorzaamheid, zuiverheid
en armoede - en begonnen een burgerlijk bestaan. Het Verdrag van
Parijs’ in 1814 bracht de Orde ook al geen stap verder. Het eiland
Malta werd erkend als Brits bezit. De rol van de Orde leek totaal uit-
gespeeld. In 1815 echter, stipuleerde het ‘Congres van Wenen’ de soe-
vereiniteit van de Orde. Een vreemde situatie: soevereiniteit zonder
territorium.
In 1834 vestigde de Orde, of wat daar van overbleef, zich definitief
in een paleis aan de Via Condotti in een aristocratische wijk van Ro¬
me. De vroegere ambassade van de Orde bij de Heilige Stoel was er ge-
vestigd. Tot op vandaag geniet het paleis diplomatieke onschendbaar-
194
heid. In 1935 bijvoorbeeld stelde het Itaiiaanse Hof van Cassatie dat
de ‘Soevereine en Militaire Orde van Jeruzalem buiten de soevereini¬
teit van de Itaiiaanse Republiek staat’. Met andere woorden, het pa¬
leis van de Orde wordt als soeverein territorium erkend.
Tot 1879 regeerden luitenant-generaals de Orde. In dat jaar kozen
de ridders opnieuw een volwaardig grootmeester: Giovanni Battista
Ceshi a Santa Croce. Rond die tijd ging de Orde aan belang winnen,
hoewel ze haar militaire macht reeds lang was verloren. Ze concen-
treerde zich meer en meer op de ziekenverzorging.
In 1879 werd de titel ‘Allerverhevendste Hoogheid, de Vorst-Groot-
meester’ in ere hersteld, alsook de kardinaalsrang van de grootmees¬
ter. De Orde floreerde, niet in het minst dank zij de rijkelijke bijdra-
gen van de Amerikanen die in hun land in 1932 de eerste vereniging
van de Orde buiten Europa stichtten. Rond die tijd ontstonden in vele
westerse landen afdelingen. De soeverein-grootmeester sloot verdra-
gen met heel wat landen, wisselde ambassadeurs uit en bestuurde zijn
Orde als een koninkrijk, met de daaraan verbonden privileges als het
-ook nu nog- in omloop brengen van postzegels, het uitreiken van
paspoorten, het uitvaardigen van wetten, enzomeer. Opnieuw groei-
de Orde uit tot een macht, gebaseerd op caritas en financiele slag-
kracht. Die laatste factor was de aanleiding tot een nieuw conflict dat
binnen de Vaticaanse muren uitdeinde tot een strijd op leven en
dood.
Na de tweede wereldoorlog stond de Orde onder de leiding van
prins Ludovico Chigi Albani della Rovere. Kardinaal Canali, groot-
prior van de Orde voor Rome en sterke man in het Vaticaan, liet zijn
begerige ogen vallen op het fortuin van de Orde. Om zijn slag thuis te
halen wilde hij de Orde integreren in de ‘Ridderlijke Orde van het
Heilig Graf van Jeruzalem’, waarvan hij door de paus tot grootmees¬
ter was benoemd. Die ridderorde gaat eveneens terug tot de kruis-
tochten maar staat onder de directe controle van het Vaticaan. Wat er
toen allemaal is gebeurd, blijft ook nog vandaag zeer onduidelijk en
behoort wellicht tot de goed bewaarde Vaticaanse geheimen. Wel is
geweten dat Canali hemel en aarde, het Vaticaan dus, bewoog om
Chigi tot andere gedachten te brengen. Hij dreigde hem zelfs te zullen
excommuniceren. Chigi, niet opgewassen tegen die enorme druk,
stierf in 1951 aan een hartaanval. De zaak zat, mede omwille van de
hevige readies van de ridders van de Orde van Sint-Jan, muurvast.
Paus Pius XII (paus van 1939 tot 1958) stelde, om uit de impasse te ra-
ken, een commissie van vijf kardinalen aan. De voorzitter ervan was
de Franse kardinaal Tisserant, de beschermeling en latere opvolger
van Canali als ‘grootmeester van de Ridderlijke Orde van het Heilig
Graf van Jeruzalem’. Die benoeming was niet van aard om een vlugge
195
oplossing te forceren. De zaak sleepte aan. Intussen werd het de rid-
ders verboden een nieuwe grootmeester te verkiezen. Pas op het
einde van de jaren vijftig werd een uitweg gevonden. De ridders be-
hielden het recht hun eigen grootmeesters te verkiezen maar het Vati-
caan zou inzage krijgen in de financien van de Orde. Ze bleef dus soe-
verein maar bond zich nauwer aan de pauselijke autoriteit.
In 1961 bracht de Orde haar statu ten in overeenstemming met de
eisen van de moderne tijd. Een reeds lang bestaande onmogelijke si-
tuatie werd toen rechtgezet. Tot dan hadden enkel de ‘profes-rid-
ders’, diegenen die de geloften hadden afgelegd, het recht om de
grootmeester te verkiezen en het beleid van de Orde te bepalen. Dat
waren er niet meer dan vijftien, terwijl het eerder genomen besluit
ook het ridderschap zonder aflegging van de geloften toe te laten, het
aantal manschappen van de Orde op meer dan 5000 had gebracht. De
Orde liet ook de ridders-zonder-geloften toe tot de ‘Raad van State’,
de regering van de Orde, en stipuleerde het bestaan van drie klassen.
De eerste klasse omvat de ‘rechtsridders’. Die hebben de godsdienstge-
loften afgelegd. Ze vervullen de hoogste ambten in de orde en krijgen
de titel ‘Fra’. Een grootmeester kan enkel onder hen worden verko-
zen. De tweede klasse bestaat uit de ‘obedientieridders’ en ‘Donaten
rechtsridders’. Ze beloven de ‘volmaaktheid van het christelijk leven
te betrachten’. Beide klassen moeten bovendien voldoen aan bepaal-
de voorwaarden wat hun afstamming betreft. Het komt er op neer dat
enkel telgen uit oude aristocratische families tot de eerste of de
tweede klasse kunnen behoren. De derde klasse wordt opgedeeld in
vier categorieen. De ‘Ridders en Dames van Eer en Devotie’ en de
‘Ridders en Dames van Gratie en Devotie’ moeten eveneens aan de
vereiste voorwaarden van afstamming voldoen en bijzondere ver-
diensten jegens kerk, Orde en evennaaste kunnen voorleggen. De ca-
tegorie ‘Ridders en Dames van Magistrate Gratie’ werd in het leven
geroepen om ook niet-edelen tot de Orde toe te laten. Zo kunnen bij-
voorbeeld ook rijke en machtige Amerikanen een ridder-titel be-
machtigen. Zij leggen verdiensten jegens kerk, Orde en evennaaste
voor. Tenslotte zijn er de ‘Donaten Ridders van Devotie’. Die heb¬
ben zich verdienstelijk gemaakt in de werken van de Orde. In elke
klasse bestaan er ook vier graden, van laag naar hoog: ridder, com-
mandeur, ridder grootkruis, baljuw.
Eens die klassen en categorieen vastgelegd, konden de ridders uit-
eindelijk overgaan tot de verkiezing van een nieuwe grootmeester.
De keuze van de ‘Raad van State’ viel in 1962 op ‘Fra’ Angelo de Mo-
jana di Cologna. De 77ste ‘Vorst-Grootmeester en Zijne
Allerverhevenste Grootheid’ stamt uiteraard uit een oude adellijke
familie en was een beroemd advocaat aan de balie van Milaan. Sinds
196
tijd dirigeert hij de Orde met ijzeren hand.
Momenteel telt de Orde over de hele wereld zo’n 10.000 ridders. Ze
onderhoudt met heel wat staten diplomatieke betrekkingen 55 en be-
noemt in andere landen en bij internationale verenigingen vertegen-
woordigers of afgevaardigden 56 .
Het kleinste ‘vorstendom’ ter wereld heeft machtige onderdanen.
Vele kathoheke, huidige of ex-presidenten en koningen sloten en slui-
ten zich met graagte bij de SMOM aan. Zo zijn de Habsburgers zeer
goed vertegenwoordigd naast bijvoorbeeld lieden als koning Juan-
Carlos van Spanje, ex-president Valery Giscard d’Estaing van Frank-
njk of de vroegere Argentijnse president Juan Peron. Ook invloedrij-
ke Amenkanen zijn lid van de Orde. Nog enkele tot de verbeelding
sprekende namen: ex-staatssecretaris Alexander Haig, Lee Iacocca
van Chrysler, scheepsmagnaat Spyros Skouras, Barron Hilton van de
gelijknamige hotelketen, ereburgemeester van New York Robert
Wagner, en nog zovele anderen.
Dat de Orde er geen punt van maakt om ook innige contacten met-
katholieke- dictatoriale regimes te onderhouden, wordt geillustreerd
door volgend verhaal. Op 15 September 1984 celebreerde de toenma-
lige ‘cardinal* patronus’ van de SMOM en bekend sympathisant van
net Opus Dei, kardinaal Sebastiano Baggio, een huwelijksmis in de
Notre Dame de la Chapelle aan de Brusselse Zavel. Die kerk is de
thuishaven van de Belgische afdeling van de Orde. Baggio werd speci¬
al uit Rome overgevlogen om aartshertogin Alexandra van Habs-
burg, dochter van Karel, met Hector Riesle plechtig in de echt te ver-
binden. Het koor Nativitas putte uit het werk van Purcell, Mozart en
Beethoven. Onder die aanwezigen bevond zich de hele Habsburg-
clan. Er was echter iets eigenaardigs rond het huwelijk. De plechtig-
heid werd uit de publiciteit weggedrukt. De bruidegom, Hector Ries¬
le, was immers Pinochets ambassadeur bij de Heilige Stoel. Een di-
recte connectie met het dictatoriale regime in Chili kon Belgie missen.
Maar Hector Riesle staat nog voor andere dingen. Naast ridder van de
SMOM, bekleedt hij ook de functie van decaan van het diplomatiek
corps geaccrediteerd bij de Orde te Rome. Een belangrijke functie.
Dit verklaart Baggio’s aanwezigheid 57 . Je hoort wel eens fluisteren:
de Soevereine en Militaire Orde van Malta is een wereldregering.
Sacerdotium et imperium Belgarum
Je zou het niet vermoeden als je voor de grijsgrauwe muren van het
statige burgerhuis in de Rue Souveraine te Elsene staat, maar toch
herbergt het nummer 69 de Belgische afdeling van de roemrijke
SMOM. Afdeling, geen ambassade, dit in tegenstelling tot vele ande-
197
re westerse landen. Want in een officiele brief stelde Buitenlandse
Zaken nog in 1984: ‘niettegenstaande de eretekens door de burgers
en de militairen mogen worden gedragen, geniet de Orde van Malta
(SMOM) niet van een Belgische gouvernementele erkenning. De be-
voegde Belgische overheden hebben slechts een officieus contact met
de soevereiniteit van de bedoelde orde.’ 58 .
‘De Glorie van God bevorderen door middel van de heiliging van
haar leden, van de diensten die het geloof en de Heilige Stoel worden
bewezen, en van ue hulp aan de naaste, in overeenstemming met haar
wereldlijke tradities’ is, zo zeggen de ridders, het objectief 59 . Daartoe
vertrekken vanachter die vage muren belangrijke lijnen naar het Bel-
gisch koningshuis, de Belgische Katholieke Kerk en de nog steeds
machtige prinselijke en grafelijke ‘huizen’. Het lijkt er op dat binnen
de kringen der ridders de oude tradities en principes van het Ancien
Regime de tand des tijds hebben doorstaan. Meer nog, schijnbaar
wordt de precaire relatie tussen ‘sacerdotium’ en ‘imperium’, bis-
schoppen en vorsten, via die kringen opnieuw aangescherpt. De een-
heid tussen kerk en staat, tot glorie van God. Gaat het daarom?
De grafelijke en prinselijke ‘huizen’ waarvan sprake zijn de pijlers
van de Belgische staat. Ze zijn steeds nauw verbonden geweest met
het vorstenhuis en ze stonden aan de wieg van het koninkrijk Belgie
en controleren nog altijd in belangrijke mate deze natie 60 . Denk maar
aan de families de Merode, de Liedekerke, de Ligne, de Croy, de
Limburg-Stirum, d’Oultremont, de Jonghe d’Ardoye. Hun patriar-
chen worden steevast tot ridders geslagen. Die families symboliseren
de creme de la creme van de Belgische katholieke topadel. Hoewel
hun sympathieen vooral uitgaan naar de rechtervleugel van de PSC,
stellen de nobele telgen uit die families zich heden ten dage boven het
politieke gebakkelei. Vanuit hun magistrale kastelen overschouwen
ze hun jachtgebied Belgie en via verregaande familierelaties zelfs het
jachtgebied Europa. Zij zijn de dames en heren achter de schermen die
via hun financiele macht in Belgies topholdings aan de touwtjes van
de sociaal-economisch-politieke staat trekken 61 . Dat subtiele werk
gebeurt via een weliswaar broze maatschappelijke constructie, demo¬
cratic genaamd.
Op 15 november 1950 werd koning Boudewijn geinvesteerd tot
‘bailli Grand-Croix d’honneur et de devotion’ en op 2 juli 1959 viel die
eer te beurt aan prins Albert. Zo waren de lijnen naar het vorstenhuis
verstevigd. Ook de relaties met de Belgische Katholieke Kerk vor-
men uiteraard prioriteit nummer een. Op 4 juni 1962 werd kardinaal
Suenens, oud-primaat van Belgie, ‘bailli Grand-Croix d’honneur et
de devotion’. Kardinaal Danneels, huidig hoofd, kreeg die onder-
scheiding op 25 maart 1983. ‘Kortom’, schreef journalist Walter De
198
Bock, ‘ook in ons land functioneert de Orde van Malta volgens het re-
cept dat al eeuwenlang in alle landen opgeld doet. Ook hier functio¬
neert de Orde als een discrete doch invloedrijke heilige drievuldigheid
die bestaat uit koningshuis, kerkleiding en grootadel, precies de drie
bestanddelen uit de goeie roomse tijd toen kerk en staat nog een wa¬
ren.’ 62 . Onmogelijk, zal je zeggen, het Heilig Roomse Rijk, het An¬
cien Regime, dat zijn structuren uit de voltooid verleden tijd.
Tot slot van dit hoofdstuk wil ik nog enkele merkwaardige citaten
weergeven. We gaan terug naar de periode juist voor de tweede we-
reldoorlog. In het interne, internationale blad van de SMOM van de-
cember 1937, verspreid vanuit de Palazzo di Malta te Rome, staat een
bijzonder interessant stukje proza. Dat gaat over een gelofte, afge-
legd door de ‘baljuw-president’ van de Spaanse afdeling van de
199
SMOM, de graaf van Vallellano. De graaf had namelijk beloofd ter
bedevaart te trekken naar Santiago de Compostela, waar volgens de
overlevering het lichaam van de apostel Jacobus was gevonden. Be-
langrijk om weten is dat generaal Franco zich in September 1936 tot
staatshoofd had laten uitroepen. Hij was de leider van de door fascis-
me gei'nspireerde Falange-Partij. Pas in 1939, na drie jaren burger-
oorlog, zou Franco alle tegenstanders tot opgave dwingen.
‘In deze jaren van geestdrift en hoop... deed ik de gelofte met als
getuige een andere grote Spanjaard, de makries Luca de Tena, dat ik,
wanneer Madrid zou zijn bevrijd van wezens erger dan barbaren of
kudden apocalyptische beesten of satanische geesten, gei'ncarneerd in
onmenselijke creaturen,... een pelgrimstocht zou ondernemen naar
uw heilige basiliek-kathedraal om neer te knielen aan uw voeten en u
te danken dat u ons geholpen heeft om Spanje te bevrijden van die
kwade soort van joden, vrijmetselaars en marxisten. Daarvoor kom
ik vandaag hier om mijn gelofte te herhalen...’
‘Maar ik wil die gelofte niet bekrachtigen, heilige apostel, voora-
leer we kunnen zeggen: dank u Sint-Jacobus om me te hebben toege-
laten deze heilige verrijzenis van ons aanbeden Spanje... niet alleen te
aanschouwen maar ook nog als akteur te kunnen beleven...’
‘Nu geloof ik in haar en in haar geschiedenis... Ik geloof in het mili-
taire genie van Franco... Ik geloof in de vijf nationale milities, de Fa-
langes, Requetes, Accion Popular, Renovacion Espanola en Naci-
onalistas legionaros...’
‘Ik zal te voet komen als bedelaar, maar tegelijkertijd als een ridder
en edelman, met het witte kruis met de acht punten van Sint-Jan, sym-
bool van de acht zaligheden. Ter verdediging van mezelf kan ik zeg¬
gen: ik ben een groot zondaar maar ik heb een gerust geweten als bur¬
ger, als politicus en als Spanjaard, omdat ik mijn plicht tegenover
God, Vaderland en Koning gedaan heb.’
‘Zondaar, ja, voor wat betreft alle zonden die gij vergeeft, maar
niet voor wat betreft die tegenover God, Vaderland en Koning, ver-
mits u in dit driedubbel ideaal, dat zovele duizenden Spanjaarden ver-
enigt, het hoogste en mooiste symbool vindt... Bescherm ons, heilige
apostel, help ons tot op het einde de Spaanse grond te ontdoen van al
het onkruid dat haar nu bedekt. Dat ze niet uiterlijk maar ook inner-
lijk bevrijd zou zijn van occasionele patriotten, autoritairen of monar-
chisten van de 18de juli, pre-republikeinen van de 14de april en zovele
figuranten, ..., eeuwige profiteurs en woekeraars, ..., van dezen die
zich in de tijdspanne van vijf jaar van hun laffe zijde lieten zien. U wil
ze niet, net zoals niemandze wil hebben...’
Ook rond die tijd waren de groten van Europa - net als Franco trou-
wens - ridders in de SMOM...
7. De wegen van de macht
Sottobosco
Half Garibaldi, half Cagliostro, zo ben ik’, vertelde de ‘Venerabile
Maestro aan wie het horen wou. Als ‘incarnatie’ van die twee contro¬
versies historische figuren zou het hem uiteraard voor de wind gaan.
Dat had de Maestro goed bekeken. Een ideale, goed gedoseerde
combinatie van geheimzinnigheid en occultisme was de sleutel tot het
succes. Succes? Macht en invloed! Van de Italiaanse vrijheidsstrijder
generaal Garibaldi (1807-1882) zou hij diens nooit aflatende strijdlust
overnemen. Stap voor stap naar de top, de ultieme zelfstandigheid; de
ultieme manipulate. De Maestro begeerde macht... Van ‘graaf Ca¬
gliostro (1743-1795), door velen aanbeden en door anderen verguisd,
leerde hij de finesses om mysteries uit te bouwen tot een onvoorwaar-
delijk geloofssysteem. De Italiaanse avonturier maakte in zijn tijd fu¬
rore in adellijke en hofkringen met verjongingskuren, goudmakerij
en allerlei oplichtingstruukjes. Hij draaide de machtigen om zijn vin-
ger. Hij had zijn ‘oplichtersgaven’ tot kunst verheven. Beiden waren
meesters in hun vak. Niet in het minst hadden ze elk hun mondaine
status te danken aan door hun voorgezeten zeer geheimzinnige orga-
nisaties, van waaruit ze hun invloedsnetwerken opbouwden. Cagli¬
ostro stichtte overal in Europa zijn Egyptische vrijmetselaarsloges en
stond zo mee aan de basis van de huidige Memphis-Misrai'm-Ioges.
Die werden in 1881 door Garibaldi geiinifieerd!
‘Een geheime organisatie, dat is het instrument’, besloot Licio Gelli
op het einde van de jaren zestig. De kastanje-bruin ogende rijzige Ita-
liaan doorzag zijn wereld. Vooral in een land als Italie, waar regerin-
200
201
gen om de haverklap vallen, ligt de werkelijke macht in de verscholen
wegen in de ‘sottobosco’ het ‘onderhout’ van het Italiaanse politieke
leven. Daar worden cruciale allianties gesloten en beslissingen geno-
men die onttrokken zijn aan de democratische regels. Het kwam er
bijgevolg op aan de echte bewakers van de wegen in de ‘sottobosco’ in
een occulte organisatie te verenigen. Alleen een vereniging, geba-
seerd op zowel externe als interne geheimdoenerij, zou zoiets moge-
lijk maken.
De kracht en macht van vrijmetselaarsloges waren in het verleden
al voldoende aangetoond. Waarom had paus Clemens XII in 1738 de
vrijmetselarij omschreven als ‘de synagogen van Satan’? Waarom
verbood Mussolini in 1929 de vrij metselarij ? Waarom schreef Italie in
zijn grondwet van 1948 het verbod in op geheime genootschappen?
Omdat van de vrijmetselarij een ‘occulte’ aantrekkingskracht kan uit-
stralen, waaruit geheime, vertrouwelijke allianties tussen individuen
ontstaan.
Was het niet onvoorstelbaar dat een dergelijk instrument reeds ter
beschikking stond? De macht lag voor het grijpen. Het instrument
heette Propaganda 2 (P2). Die loge ontstond op het einde van de ne-
gentiende eeuw uit de ‘Propaganda-loge’ van Turijn. Ze telde van
meet af aan belangrijke personen in haar rangen en breidde de mach-
ten van de ‘Venerabile Maestro’ gevoelig uit. Enkel hij zou beslissen
wie opgenomen werd en enkel hij zou de volledige lijst van aangeslo-
tenen beheren 1 . Welke ‘occulte’ invloed de P2 toen had, is niet be-
kend. Toen Mussolini de vrijmetselarij verbood en haar volgelingen
vervolgde, kwijnde de P2 weg, of beter, ‘sluimerde in’. De loge ver-
dween immers niet helemaal. Zonder veel overtuigingskracht werden
de grootmeesterfuncties stelselmatig doorgegeven.
Het moet geen moeite hebben gekost om de weinig actieve loge te
infiltreren. Rond 1971 werd Licio Gelli secretaris van P2. Gelli had
het instrument bijna onder controle. Hij was een man die reeds heel
wat watertjes had doorzwommen. Op 16-jarige leeftijd sloot hij zich
aan bij Mussolini’s fascistische brigade die Franco steun verleende in
de Spaanse burgeroorlog. In de tweede wereldoorlog vocht hij als lid
van de SS-Tedesche, de pantser-divisie van Hermann Goering, tegen
de geallieerden. Hij veranderde juist op tijd van kamp en redde hier-
door zijn huid. Na de oorlog wist hij op korte tijd een aanzienlijk for-
tuin op te bouwen met zakenactiviteiten in Italie en Latijns-Amerika.
Er werd gefluisterd dat Gelli de duistere wegen van de inlichtings-
diensten bewandelde. De CIA, de Italiaanse geheime diensten, zelfs
de KGB rekende men tot zijn opdrachtgevers. Vast staat dat Gelli in
oktober 1944 opdrachten vervulde voor het ‘Counter Intelligence
Corps’, de contra-spionagedienst van het Amerikaanse leger 2 . Gelli’s
202
radicale ommezwaai tijdens de tweede wereldoorlog (hij sloot zich
zelfs aan bij de communisten) was eerder ingegeven uit lijfsbehoud.
Hij zou de fascistische ideologic niet verloochenen.
In 1975 werd Gelli tot ‘Venerabile Maestro’ van P2 benoemd. De
Cagliostro-Garibaldi adept kon uiteindelijk echt van start gaan. Nie-
mand zat nog op zijn vingers te kijken. Om de echt machtigen te lij-
men, speelde hij het gevaarlijke spel van de intriges. Geheimen uit
het prive-leven: daar bind je mensen mee. En geheimen zijn er te
over. ‘Venerabile Maestro’ Licio Gelli huurde drie kamers in het Ex¬
celsior Hotel aan de Via Veneto te Rome. Gedurende drie dagen per
week ontving hij de door hem aangeduide kandidaten. De suites had-
den twee aparte ingangen zodat de kandidaten mekaar niet tegen het
lijf konden lopen. Geheimhouding was verzekerd! De kandidaten be-
traden de suites in donker pak. Gelli droeg een zwarte mantel, een
blauwe schort, en een magonnieke driehoek op de borst. De kandi-
daat stroopte zijn broek op tot zijn knieen en knielde voor de ‘Ma¬
estro’, die hem met het plat van het zwaard tot ma§onnieke ridder
sloeg. Vele heren die sleutelposities bekleedden in de Italiaanse sa-
menleving kwamen op die manier onder Gelli’s autoritair blikveld.
De ‘Maestro’ wist waar de wegen van de ‘sottobosco’ lagen. Hij zorg-
de voor ondergrondse lijnen naar de politiek, het leger, de inlichtings-
diensten, de bankwereld, het Vaticaan... P2 werd op korte tijd een
machtig genootschap. Sterker, P2 werd een staat in de staat...
Wat een staat lijden kan
De Italiaanse Parlementaire Commissie, bevoegd in het onderzoek
naar de organisatie, liet er niet de minste twijfel over bestaan. P2 was
een staat in de staat, opgericht met de bedoeling de macht over te ne-
men 3 . Blijkbaar kaderden ook terroristische activiteiten in dat plan.
De ontwrichting van de Italiaanse staat moest psychologische voor-
waarden scheppen om een gepaste verrechtsing mogelijk te maken.
Gelli’s contacten met de beruchte neo-fascistische terrorist Stefano
della Chiaie logen er niet om. Stond della Chiae niet mee aan de basis
van de ‘strategic van de spanning’?
Op 2 maart 1987 begon het proces tegen de daders van de verschrik-
kelijke aanslag op het station van Bologna, waarbij toen 85 doden en
meer dan 200 gewonden vielen 4 . De onderzoeksrechters schreven:
‘wij hebben de hoop dat deze keer-voor het eerst in de Italiaanse ge-
schiedenis- de daders van dit soort aanslagen werkelijk veroordeeld
zullen worden.... Deze keer hebben we namelijk niet alleen de fascis-
ten te pakken gekregen die de bom lijfelijk hebben neergezet, en de
timer in werking hebben gesteld. Wij hebben ook de opdrachtgevers
gepakt, de mensen achter de schermen, diegenen die de explosieven
leverden, en de mensen die de plannen in elkaar zetten!’-. Die op-
drachtgevers, de mensen achter de schermen, behoorden, zo blijkt uit
het onderzoek, tot de top van P2. Enkele topfiguren zijn aangehou-
den. Maar Gelli zelf wist na een miraculeuze ontsnapping uit een
Zwitserse gevangenis te ontkomen. In September 1987 meldde hij
zich plots bij de Zwitserse autoriteiten. Heimwee?
Interludium
Toen ik eraan begon had ik er geen idee van dat dit onderzoek mij
weer naar P2 zou leiden. Waarom opnieuw P2? De antwoorden zul-
len velen verbazen. Ik zal voor de duidelijkheid de elementen een
voor een weergeven. Wei ben ik er me van bewust dat de werkehjk-
heid veel ingewikkelder is. Maar ik heb me neergelegd bij de vaststel-
ling dat een modale burger als ik toch niet alles kan doorgronden. Ik
herinner me, als was het gisteren, de anonieme stem, die me glashard
aanmaande: ‘de zaken waar u zich mee bezighoudt, verdragen geen
licht. Dat begrijpt u wel’. Dat kan ik inderdaad begrijpen. De docu-
menten die voor me liggen, vertellen een angstaanjagend verhaal. Ze
lijken de ‘occulte’ wereldgeschiedenis van de laatste jaren te verkla-
ren! En die is niet geruststellend.
Ik had me al vragen gesteld over Gelli’s mogelijke relatie met de
‘Internationale Luciferienne’. Er waren immers contacten tussen die
organisatie en Gelli’s P2-adept, de Argentijnse magier Lopez Rega.
Bekeken vanuit Gelli’s interesse voor het ‘occultisme’ a la Cagliostro
is die relatie niet onwaarschijnlijk. De mogelijke terronstische achvi-
teiten die uitgaan van, of gepatroneerd worden door P2 zouden dus
over die ‘Internationale’ kunnen lopen. Onder meer via Rega’s waan-
zinnige doodseskaders. Of via Rega’s vriend, de Italiaanse terrorist
Stefano della Chiaie kind aan huis bij verscheidene Latijns-Amen-
kaanse dictators. Werd er in 1975 te Madrid, toen de ‘Internationale
Luciferienne’ krijgsraad hield met Lopez Rega, een plan uitgedok-
terd om de ‘strategic van de spanning’, zoals della Chiaie zijn onder-
mijningsproject voor democratieen noemde, te ondersteunen. Het
zou kunnen. Het kadert in het P2-verhaal. Op die vraag moet ik -he-
laas- het antwoord schuldig blijven. De documenten die voor me lg-
gen vertellen een niet gekend verhaal. Ik ben bang voor de conse-
quenties. Ik weet dat ik op het hart trap van duistere internationale
machten. Mijn zelfzekerheid wankelt.
Vatican connection
‘Venerabile Maestro’ Licio Gelli was uiteraard niet moederziel alleen
om zijn diabolische plannen te ontwikkelen. In de verbazingwekken-
de conclusies van de Italiaanse Parlementaire Commissie duiken al
twee fervente P2-medestanders op: Roberto Calvi en Michele Sindo-
na. Die hebben in de jaren zeventig en het begin van de jaren tachtig
de financiele politiek van het Vaticaan een nieuw gezicht gegeven. P2
en haar leden kregen hierdoor een bijzonder machtig en tegelijkertijd
discreet financieel wapen in handen. De Vaticaanse bank, het ‘Insti¬
tute per le Opere di Religione’ (IOR), werkte immers, buiten de con-
trole van de Italiaanse staat om, als sluis voor ‘illegale transacties van
deviezen tussen Italie en het buitenland’ en als ‘centrum van het “wit
wassen” van zwart geld.’ 6 . Daartoe, schrijft journalist Frederic Ha-
court, heeft het in 1942 opgerichte IOR ‘enkele anonieme loketten in
Vaticaanstad, een hellebaardier aan de ingang, een 15-tal boekhou-
ders verplicht tot staatsgeheim en rigoureus uitgesloten van de be-
diendenvakbond.’ 7 . Wat kon je nog meer wensen?
Toen de onfrisse praktijken van het IOR eind 1982 via de pers ook
tot de onwetende ‘gewone burger’ begonnen door te dringen, stelde
paus Johannes-Paulus II vermanend: ‘het geloof moet sterker zijn
dan wat men in kranten leest en op televisie ziet, vooral in deze moei-
lijke tijden.’ 8 . Een cynische uitspraak, achteraf bekeken. Want een
oppermachtig instrument als het IOR maakte voor Gelli en kornuiten
de wildste dromen werkelijkheid. En dit alles onder het mom van de
strijd tegen het communisme! Journalist Adalbert Krims schreef bij-
voorbeeld dat een in Calvi’s Banco Ambrosiano (die onder controle
van het IOR stond) verdwenen bedrag ter grootte van een miljard
dollar ‘blijkbaar gedeeltelijk heeft gediend voor de financiering van
wapenaankopen in Latijns-Amerika en de ondersteuning van rechtse
politieke groeperingen en verschillende media en politici zowel in La¬
tijns-Amerika als Italie en Polen.’ 9
Waarom deed het Vaticaan indertijd beroep op mannen als Sindo-
na en Calvi? Het antwoord op die vraag leidt ons naar aartsbisschop
Marcinkus, vertrouweling van zowel paus Paulus VI als Johannes-
Paulus II. De aartsbisschop kreeg op het eind van de jaren zestig de
opdracht, binnen zijn functie als directeur van het IOR, ervoor te zor-
gen dat de financiele situatie van het Vaticaan solieder werd, aange-
paster aan de neo-kapitalistische eisen. De projecten van de Heilige
Stoel werden immers steeds internationaler en kostten meer en meer
geld. Met andere woorden, Marcinkus moest zich toeleggen op ren-
derende internationale beursspeculaties en de weinig rendabele aan-
delen die het IOR bezat van de hand doen. Om een dergelijke inge-
wikkelde operatie tot een goed einde te brengen, heb je de bijstand
van een ‘financieel genie’ nodig. En hier schoof Michele Sindona zich
naar voren. De in 1920 geboren Siciliaan was toen al een bekend en
berucht figuur. Tijdens de tweede wereldoorlog zat hij, in samenwer-
king met het Amerikaans militair bestuur en de maffia, in de illegale
graanhandel 10 . Na de oorlog vertrok hij als belastingsdeskundige naar
Milaan, waar hij via zijn contacten met de maffia invloedrijke handels-
partners kreeg. In 1962 verschafte hij 2,5 miljoen dollar voor de
bouw van een bejaardentehuis aan kardinaal Montini, in die tijd
aartsbisschop van Milaan. Hiermee was de vriendschap tussen beiden
bezegeld. Op het eind van de jaren zestig tenslotte haalde Montini, in-
tussen beter bekend als paus Paulus VI, Michele Sindona binnen om
aan de zijde van Marcinkus de financien van het IOR te beheren en te
internationaliseren. De aartsbisschop en ‘het financieel genie’ trans-
fereerden in die jaren honderden miljoenen dollars naar de Verenig-
de Staten. Het geld werd in hoofdzaak belegd via de Continental Illi¬
nois, de grootste bank van Chicago. De voorzitter van die bank was
toen Sindona’s vriend David Kennedy, bekend als sympathisant van
het Opus Dei 11 . Kennedy werd later nog ‘treasury secretary’ onder
president Richard Nixon.
Maar in 1974 kwam er een kink in de kabel. De Amerikaanse bank
van Sindona, de ‘Franklin National Bank’ (twintigste op de ranglijst
van financiele instellingen in de VS), werd na een onderzoek fraudu-
leus failliet verklaard. De onderzoekers ontdekten tot hun niet gerin-
ge verbazing een put van 40 miljoen dollar. ‘Het IOR moest aandelen
en kredieten ten belope van ongeveer 30 miljoen dollar afschrijven,
maar dat bedrag verbleekte bij de winsten die de Vaticaanse bank had
overgehouden aan de illegale transacties van Sindona.’ 12 Die illegale
transacties liepen ook over de Cosa Nostra, de Amerikaanse maffia-
organisatie, waarmee Sindona uiterst nauwe contacten onderhield.
Martin A. Lee: ‘hij (Sindona) was een topfinancier voor de inter-
nationale maffia; hij waste de winst van de drughandel wit voor de
Gambino broeders en hun Siciliaanse tegenhangers. Terzelfdertijd
trad hij op als financieel kanaal voor verschillende CIA operaties; hij
gaf zo bijvoorbeeld geld door aan de Griekse kolonels voor zij de
macht overnamen in 1967. Later sluisde hij miljoenen CIA-dollars
door naar centrum en rechtse politieke partijen in Italie, waaronder
de regerende Christen-Democraten.’ 13
Sindona probeerde tevergeefs zijn Amerikaanse bank alsnog te
redden. Rechter Guido Viola verklaarde: ‘de steun aan het reddings-
plan (voorgesteld door Sindona), een echte zwendel ten laste van de
Banca d’ltalia en de nationale gemeenschap, werd door hoge politie¬
ke personaliteiten verleend, in de eerste plaats door de eerste minister
206
uit die tijd, Giulio Andreotti.’ 14 Dat christen-democratische politie¬
ke zwaargewicht zou Sindona trouwens steeds door dik en dun verde-
digen en figureerde bovendien in de invloedssfeer van zowel P2 als
Opus Dei.
In 1976 wordt Sindona in Italie veroordeeld tot drie jaar opsluiting
voor overtreding van de bankreglementen. In oktober 1979 moest
Sindona in New York terechtstaan. Enkele maanden daarvoor ge-
beurde er iets merkwaardigs. In augustus van dat jaar werd het ‘genie’
zogezegd gekidnapt door een duistere organisatie, de ‘Proletarian
Committee for Better Justice’. Toen hij elf weken later weer boven
water kwam, verklaarde hij aan de FBI dat hijzelf, in samenwerking
met de Amerikaanse maffia-baas John Gambino en andere ‘Siciliaan¬
se patriotten’, de kidnapping had opgezet om in Italie uiterst bezwa-
rende documenten over al zijn vroegere zakenpartners op te halen
Uit zelfverdediging. Het mocht niet baten. In maart 1980 werd hij ver¬
oordeeld tot 25 jaar gevangenschap wegens frauduleus bankroet.
Daarna wachtte hem in Italie nog een proces. Hij werd er beticht van
fraude, drugtrafiek en moord. In 1986 overleed Sindona in de ge-
vangenis aan een cyaankali-vergiftiging. Of het moord of zelfmoord
was, is nog steeds onduidelijk.
( . In het be 8 in van de jaren zeventig introduceerde Sindona een ander
financieel genie’ in de Vaticaanse financiele kringen: Roberto Calvi,
de latere bankier van P2. Calvi zou zich opwerken via de Milanese
Banco Ambrosiano, waar hij vanaf 1975 voorzitter werd. Na ‘il crac
Sindona’ in 1974 nam Calvi diens vertrouwensfunctie bij het Vaticaan
met waardigheid over. Dank zij ‘leermeester’ Sindona had hij zich de
trues van het zeer gesloten financiele wereldje al vlug eigen gemaakt.
Massa’s geld verdwenen via fictieve firma’s naar duistere kanalen.
Calvi s vreemde praktijken trokken echter de aandacht van de Banca
d Italia, die er in 1978 een vernietigend rapport over maakte en het
doorstuurde naar de gerechtelijke autoriteiten in Milaan. Rechter
Emilio Alessandrini overwoog toen Calvi en het hele Ambrosiano-
bestuur te arresteren. Maar de rechter werd in januari 1979 op weg
naar zijn kantoor vermoord 15 . Ondanks de zich opstapelende proces-
sen tegen Calvi -hij was op borgtocht vrij - handhaafde de Banco Am¬
brosiano hem als president. Maar in 1982 was de financiele put al op-
gelopen tot 1,4 miljard dollar. De toestand werd uiterst hachelijk.
Hoe zou dat gat worden gedicht? De druk op de bankier werd almaar
groter. Ook het Vaticaan zag het gevaar in en gebood hem een oplos-
smg uit te werken. Wat er daarna precies is gebeurd, blijft bijzonder
onduidelijk. Feit is, dat Calvi begin juni 1982 onderdook en op de
18de van die maand dood werd aangetroffen, bengelend aan een
koord onder de Londense Blackfriars Bridge. Zelfmoord? Zo luidde
207
de officiele thesis. Een andere theorie stelt dat Calvi, in geval van ar-
restatie, nogal wat namen en transacties van de Banco Ambrosiano en
het IOR had kunnen noemen, wat bijzonder ongelegen zou komen
voor groten uit de politiek, de industrie en de kerk... De weduwe van
Calvi vertelde nog een ander, zo mogelijk nog onrustwekkender ver-
haal. Zij verklaarde dat de dood van haar man verband hield met de
laatste operatie waaraan hij werkte. De overname van de schulden
van het IOR door het Opus Dei!
Ook tegen aartsbisschop Marcinkus werd door de Italiaanse justitie
een proces aanhangig gemaakt, maar die verhuisde net op tijd van
Rome naar Vaticaanstad, waar de Italiaanse autoriteiten hem niet
konden vatten. Het Vaticaan is namelijk een soevereine staat.
Eind augustus 1982 ging de Banco Ambrosiano officieel failliet.
Het Vaticaan kwam uiteraard onder felle druk te staan en verklaarde
zich in mei 1984 tenslotte bereid om vorderingen van andere banken
ten bedrage van 250 miljoen dollar te honoreren. Die betalingen - al-
dus het Vaticaan - gebeurden vrijwillig en hielden geen schuldbeken-
tenissen in... 16
Om zijn duistere financiele operaties uit te voeren, beschikte Calvi
-en via Calvi ook Gelli en zij n P2-adepten- ook over buitenlandse fili-
alen van de Banco Ambrosiano. Zo onder meer te Nassau op de Ba¬
hama’s, waar Paul Marcinkus zetelde in het bestuur van de Banco
Ambrosiano Overseas. In Uruguay kon Calvi een beroep doen op de
Banco Financeiro Sudamericano, kortweg Bafisud 17 . Eigenaar van
die bank was Umberto Ortolani, zeer waarschijnlijk de naaste mede-
werker van Licio Gelli in P2. En Ortolani brengt ons uiteindelijk bij
een eerste conclusie. De relaties van P2 met het Vaticaan liepen niet
uitsluitend via ‘financiele genieen’ als Sindona of Calvi, maar ook, en
misschien vooral via sommige ridders van de SMOM. Want Ortolani
was in die tijd ere-ambassadeur van de Orde te Montevideo. Trou-
wens, ook eerste minister Andreotti behoorde tot de elitaire kring van
de ridders. Er is echter nog meer...
Maar laten we eerst even de persoon van Ortolani belichten. De
vriend van Sindona, Calvi, en Gelli, verdient immers wat meer uitleg.
Hij brengt ons in die kringen waar politiek met grote P wordt bedre-
ven. De momenteel 75-jarige advocaat en zakenman was reeds lang
de beste maatjes met de groten van het Vaticaan. In 1963 werd hij
voor bewezen diensten nog tot ‘Edelman van Zijne Heiligheid’ be-
noemd, een eretitel die nog steeds zwaar doorweegt in het machtscen-
trum van de Kerk 18 . Van dan af werd de Kerk -zoals journalist Ha-
court het uitdrukte- voor Ortolani een ‘observatiepost - een plaats
waarop hij zijn invalshoek kon bepalen’ 19 . De ambitieuze advocaat
verwierf zich inmiddels een uiterst belangrijke plaats in de Italiaanse
208
zakenwereld en ook in de Zuid-Amerikaanse business, niet in het
minst via zijn latere Uruguayaanse bank Bafisud. Het moet in 1973
geweest zijn toen hij met Licio Gelli in contact trad, nadat hij met de
dood was bedreigd. In dat jaar bracht een Italiaans persagentschap
een document aan het licht dat onverbloemd stelde dat de ‘problemen
van Argentina slechts kunnen worden geregeld als enkele belangrij¬
ke Italiaanse financiers worden geelimineerd’. In het bijgevoegde lijs-
tje pnjkten de namen van vader en zoon Ortolani 20 . Wellicht zocht en
vond Ortolani bescherming bij Licio Gelli’s P2. Van dan af zou Orto¬
lani zich met al zijn gewicht inzetten voor de uitbouw van P2. Hij
wordt coordinator en werft voor de loge 21 .
Op hoog politiek vlak had de advocaat uiterst goede relaties met
uiteraard Andreotti, maar ook met Frans-Joseph Strauss -toen als het
symbool aanzien van de alliantie tussen de kerk en rechts tegen links-
en met generaal Stroessner, dictator van Paraguay. Ortolani heeft
ook een dubieuze rol gespeeld in de planning van de staatsgreep in
Italic door generaal Borghese. Op het laatste nippertje werd die in
1974 verijdeld. Met de kern van P2, Gelli en Calvi, slaagde hij er in op
het einde van de jaren zeventig de grootste Italiaanse uitgeverij ‘Riz-
z°li’ onder controle te krijgen. Daarmee kreeg P2 een bepalende
greep op de Italiaanse media. Zorgde Sindona indertijd voor de Ame-
rikaanse contacten, dan kreeg Gelli’s P2 dank zij Ortolani een La-
tijns-Amerikaanse dimensie. En die zou later nuttig blijken toen Gelli
in augustus 1983 uit de gevangenis van Lausanne ontsnapte. Richting
Latijns-Amerika!
Zoals gemeld behoorde ook de SMOM tot Ortolani’s directe in-
vloedssfeer. Betekent dit dat de Orde contacten onderhield met P2?
Moeiiijk uit te maken. Hoe dan ook, er was een samenwerking tussen
P2 en een bepaalde groep ridders van de Italiaanse SMOM. En de in-
vloed van die groep valt niet te onderschatten. Ze vertegenwoordigt,
zoals de Italiaanse Parlementaire Commissie het stelde, Gelli’s con-
tactinstrument met de Italiaanse geheime diensten 22 . Journalist Jo¬
nathan Marshall van de ‘Inquiry’ citeerde volgende namen van perso-
nen die tegelijkertijd vrijmetselaars van P2 en ridders van de SMOM
waren: admiraal Giovanni Torrisi, chef van de generale staf van
landsverdediging; generaal Giulio Grassini, chef van de binnenlandse
inlichtingsdienst SISDE; generaal Giuseppe Santovito, chef van de
militaire spionage en contra-spionage SISME; generaal Giovanni Al-
lavena, officier van de oude inlichtingsdienst SIFAR.’ 23
Wat moet je hier van maken? Een samenwerkingsverband tussen
P2, de staat in de staat’, en een uiterste belangrijke groep van Itali¬
aanse ridders lijkt buiten kijf te staan. Met welk doel? Het ontwrich-
ten van de —wankele— Italiaanse democratic? Wat vertegenwoordigt
209
de SMOM eigenlijk ? Wie beveelt wie? Is Gelli werkelijk de ‘pa¬
tron’? Dat lijkt, gezien de invloed en het aureool van de andere be-
trokken personen bijzonder onwaarschijnlijk. De voor de hand lig-
gende conclusie is, dat Gelli en zijn P2 ‘toevallig’ pasten in een we-
reldomvattende strategic van strijd tegen het communisme 24 . Voor
het behoud en de verbreiding van de christelijk-westerse waarden. En
daar hebben vooral de ‘groten dezer aarde’ belang bij. Die hoog in het
vaandel geschreven ‘westerse waarden’ verdoezelen noch min noch
meer, enorme eigenbelangen. De ‘groten dezer aarde’ zijn te vinden
in de SMOM. En, als het doel de middelen heiligt, waarom zou een al-
liantie - zelfs - met de vrijmetselarij niet kunnen van pas komen? Ik
weet het. Dit is een interpretatie van de feiten. Maar wie zal de waar-
heid vertellen? Die zou heel pijnlijk zijn voor sommigen. Er zijn ech-
ter zekerheden, hierboven opgesomd, die op zijn minst opzienbarend
zijn, en die een ‘gewone burger’ als ik de haren ten berge doen rijzen.
In welk soort wereld leven wij eigenlijk? Zijn er nog mensen die
echt de waarheid willen weten? Die is niet mooi. Ze vertelt je dat je
een hoopje lucht bent. Een marionet. Dat wisten we al wel, maar
toch. Zegt een spreekwoord niet: hoop doet leven. Dat is nog niet
alles. Er zweeft nog een andere, zeer geheimzinnige organisatie rond
de geheime loge P2. De schaduw ervan dook reeds in een ander ver-
band op. De Amerikaanse contacten van P2 werden niet enkel door
Michele Sindona gearrangeerd, maar vooral door zijn vriend Philip
Guarino, ook van Siciliaanse origine. Die man, een uitgetreden pries-
ter, was verbonden aan de geheime diensten van het Pentagon en
stond in contact met de Cosa Nostra 25 . Guarino was, zo meldt het rap¬
port van de Italiaanse Parlementaire Commissie, ook een intieme
vriend van Licio Gelli 26 . ‘Gelli stelde zich in 1979 ter beschikking van
Guarino’, schreef de commissie 27 . Waarom? Om Reagan te helpen
verkiezen! Guarino was immers nationaal voorzitter van de Italo-
Amerikaanse afdeling van het ‘Republican National Committee’ dat
de electorale campagne van Reagan moest organiseren. Hij werd
eveneens voorzitter van de ‘Americans for a Democratic Italy’, een
organisatie die het communisme wou indijken en financiele steun ver-
leende aan christen-democratische verkiezingskandidaten in Italie 28 .
Maar Guarino heeft nog meer connecties. Over volgende informa-
tie beschikte de Italiaanse Parlementaire Commissie niet. Guarino
was ‘conseiller’ voor de Verenigde Staten van een zeer duistere inter-
nationale organisatie: de ‘Ordre Souverain et Militaire du Temple de
Jerusalem’. Tussen de bergen in beslag genomen documenten tijdens
de huiszoekingen in 1981 bij Licio Gelli hadden de speurders wel een
geheim dossier op die naam ontdekt. Ze gaven er weinig of geen ge-
volg aan. In 1981 meldde een journalist via het Milanese blad Panora-
210
SenaujJdla Hcptihbih
Co =:,r ti - ,,y;
IX LEGtSLATL'RA — DISEGNI DI LEGGE E RELAZIONI - DOCUMENT!
Arc/./.o, 3 Novtrinbrc I960
Caro Philip,
negli ultimi giorni dello scorso Ottobre avrei de-
siderato venire a trovarti, ma considerando il fatto che
saresti stato notevolmente impegnato per la campagna elet-
toraie e che ti avrei sottratto molto tempo prezioso, ho
prefento rinviare la mia visita alia fine di questo me-
se di Novembre.
E' inutile che ti dica che tutto il Mondo e in granda. ^tte-
sa per le imminent! elezioni e particolarmente pe^rtfei
mina di Reagan a Presidente. S’ ... y«\
A Roma, all'Hotel Excelsior ed al Grand'Hotel sono state te-
nute alcune conferenze in favore di Reagan organizzate dal-
la Associazione Europea "AMICI DI REAGAN" per illustrare le
quailta dell'uomo ed i vantaggi che gli Stati Unit! avreb-
bero tratto dalla sua nomina alia Presidenza.
Oggi, alia vigilia delle elezioni, ti faccio i miei piu ca¬
rl ed affettuosi auguri per l’evento di domani, anche se questa
lettera, al memento dell'esito definitive, si trovera ancera
in volo.
Ti prego di ricordarmi alia tua gentile Signora e di accoglie-
re, con un arrivederci a presto, le mie immutate cordialita
X- --
(Licio Gelli)
Preg/mo Signor
PHILIP A. GUARINO TRlBUNf -
Dwight D. Eisenhower Republican Center ~ " L I
310 First Street Suotheat i „ rriy ‘ IJ ISt.Vt
*-3 pres - -•••-.
WASHINGTON. D.C. 2000.1 ( n S . A . ) di t'c •' ' / V : 6 r :
•Milano
WASHINGTON, D.C. 20003
FO -. n . c .
confer-
£:li Cel pr( ,
" ’■ C p. V,
e'il 17 3 ,
: “:rjtv c “ 7 ep2rii /f , . a I
d6 ' 1SSi y en " ca ^ rep,
Milano, |j .
r\ '
211
\
Signor Presidente,
nell'approssimarsi delle ricorrenze natali-
mi sono preso la liberta di offrxrLe ana copia della
Sacra Bibbia, in lingua latina. illustrata da Salvator
Dali, facente parte della pregiatissima ed umca edizio-
ne stampata nel 1950 in soli 950 esemplara dxvenuti. og-
gi , introvabili.
L'immediatezza di due grandi eventi, - il Santa Natale
ed il Sue insediamento alia suprema guida degli Stati
Uniti d'America mi ha fatto ritenere che quests Ope
ra sia il mezzo piu idoneo per presentarLe la sincera
espressione della mia profonda stima e del mxo pxu fervx
do ougurio per le massime responsabilita che Ella e s a
ta chiamata ad assolvere.
Mi permetto. con la circostanza, di consegnarLe anche una
raced ta di servizi Stampa pubblicati, - per la maggxor
parte dietro mia indicazione in Italia, volti ad tnfor-
mare 1'opinione pubblica italiana sulle Sue elevate doti
di statists e sulla Sue indubbie capacita xntellettualx
e morali per ricondurre gli Stati Uniti d'America al li-
vello della passata grandezza sulla scena mondxale.
j_a prego di accogliere. con i migliori auguri di Buon Na¬
tale e di Felice Anno Nuovo, 1.' espressione del mo vivo
e sincero saluto
<Licio Gelli)
Preg/mo Signor
RONALD REAGAN
T.ilEUK/
UFFIC CHeglii'.lSi'itMtUniti d'America
La present! fct.-ttpi: $ -"pie co nfefaft NGTON . d.c
d. doeutto-a ' i-' ■ '-Hi derprSo
- i T - I. (P- V. di
xx'jus 10 dsl I"//3 19..1
pot. r. ...
r p. v. di aperture o ycriflca di repent
del 18 e 19/3/1S01) _
9,1981 " r -^
IL O,
Milano, li
ma dat Gelli te Marseille de Franse tempeliers ontmoette. Er werd
nooit achterhaald om welke tempeliersorde het in feite ging... 29
Na de moord op inspecteur Massie en zijn familie publiceerde de
Franse journalist Paul Tesseire een vrij onwaarschijnlijk verhaal. Een
getuige beweerde dat de moorden in verband moesten worden ge-
bracht met geheime wapentransacties waarbij de SAC, P2 en de Tem¬
peliers waren betrokken 30 . Amper een dag na de publikatie van dit ar-
tikel ontkende ene Alfred Zappelli, die beweerde te spreken namens
‘de’ Tempeliers, ook maar iets met de affaire te maken te hebben. Er
werd niet achterhaald namens welke tempeliersorde Zappelli sprak.
Alfred Zappelli is de chef van de ‘Ordre Souverain et Militaire du
Temple de Jerusalem’, waarin Guarino tot ridder werd geslagen...
De initiatie
‘Broeder, vandaag ben je gestorven: voor jou is de ijdelheid van deze
wereld verdwenen. Je overlijden stelt je nu in staat de deuren van de
kennis te openen. Je hebt zojuist deelgenomen aan het oorspronke-
lijk wonder. Je maakt deel uit van de mythe van het begin. Je bent ver-
rezen na onderdompeling in de bron van het heilige, je bent voor eeu-
wig in het licht.’ Nu daalt het ridderzwaard neder. ‘Zoon van de on-
sterfelijke, jij bent onsterfelijk!’ Een Tempel-ridder is geboren.
De schaduw
Republican
National
Committee
Philip A. Cuirino
Director, Senior Citiiene Division
Laten we voorlopig even in Italie blijven. P2-hoofdman Licio Gelli
wijdde -zo verklaarde hij zelf 31 - zijn hele leven aan de anti-commu-
nistische strijd. Italie, vond Gelli, was in groot gevaar. Overal dron-
gen de verfoeilijke communisten door tot de hoogste regionen van het
staatsapparaat. Gelli stond duidelijk niet alleen. Hij kon beroep doen
op machtige bondgenoten in politieke, militaire en economische krin-
gen. Hij had contacten met topfiguren van de Italiaanse en ook bui-
212
213
tenlandse inlichtingsdiensten. Het rapport van de Italiaanse Parle-
mentaire Commissie wees bovendien op Gelli’s banden met ronduit
terroristische organisaties als de Ordino Nero, opvolger van de mee-
dogenloze Ordino Nuovo 32 .
Maar er was nog meer. Gelli kon ook op uiterst belangrijke ridders
uit Zappelli’s Tempelorde rekenen. Neem nu Guarino. Toch niet de
eerste de beste. Gelli kende ook Pasquale Gugliotta, in 1979 ‘Groot-
Baljuw’ van Italie voor Zappelli’s Orde. Gelli stond eveneens in con¬
tact met de naar Italie geemigreerde Pool Karol Klesczynski, minister
van de Poolse regering in ballingschap, waarover later meer. Klesc¬
zynski was in 1977 ‘charge de mission’ voor de Orde 33 .
Zappelli’s tempelorde hing als een schaduw boven P2, de staat in de
staat... Enkel boven P2? De Orde heeft of had eveneens stevige en¬
trees in andere Italiaanse vrijmetselaarskringen. Twee namen zijn
hierbij van belang: Pietro Muscolo en Luigi Savona. De eerste is een
advocaat uit de havenstad Genua. Hij was, volgens de mij beschikba-
re gegevens, zeker in 1975 ‘Groot-Baijuw’ van Liguria voor Zappelli’s
Orde. In dat jaar werd Muscolo verkozen tot ‘Gran Maestro van de
‘Massoneria Universale di Rito Scorzese Antico ed Accettato , de
tweede grootste vrijmetselaarsorganisatie in Italie met om en bij de
drieduizend leden verdeeld over 150 loges... De Turijnse uitgever
Luigi Savona, tot 1979 ‘Groot-Baijuw’ van Italie voor Zappelli’s orde,
stond aan het hoofd van enkele loges die afhingen van de ‘Massoneria
Universale’. In 1975 dirigeerde Savona de ‘Rito Filosofico Italiano’,
die er van verdacht werd banden te hebben met Duitse neo-nazisti-
sche kringen. In Savona’s loges liepen trouwens nogal wat extreem-
rechtse en neo-nazistische figuren rond. Tijdens de tweede wereld-
oorlog lijfde Savona zich in, net als Gelli, bij de Italiaanse SS. .. 34
Zappelli’s Tempelorde blijkt bovendien goed vertegenwoordigd in
de Italiaanse magistratuur, het leger, de economic, de bankwereld,...
Ze heeft in Italie niet minder dan 19 afdelingen! Een vraag dringt zich
meer en meer op. Wat is het doel van de Orde?
Bericht van de Groot-Prior
In het ‘Bulletin d’lnformation’ van Zappelli’s Tempelorde kan je het
volgende lezen: ‘Ter gelegenheid van het 4de Internationale Convent
van de Orde, te Venetie, op 25 September 1976, in het jaar van de Or¬
de 858. “Non nobis domine, non nobis, sed nomini tuo da gloriam”.
Het is mij een waar genoegen dat ik hier de hoge personaliteiten van
de stad Venetie en van de Azienda Autonoma di Turismo e Soggione
mag bedanken dat zij dit prachtige paleis ter onzer beschikking heb¬
ben gesteld, en dat zij ons zo hartelij k hebben ontvangen. Ik dank ook
214
de Grootmeesters van de verschillende Ridderordes die vandaag on-
der ons waren met een delegatie van hun Broeders en Zusters, om ons
hun broederlijke steun te betuigen, namelijk: Onze Breeder de Ar-
chimandriet Gregorio Baccolini, grootmeester van de Poveri Cavalie-
ri di Cristo del tempio di Salome; Onze Breeder Julien Origas, Groot¬
meester van de Ordre Renove du Temple.’ Getekend: Z.E. de Groot
Prior, A. Zappelli 33 .
Intussen stegen vanuit verscheidene geheime plaatsen in Frankrijk
niet-alledaagse gebeden ten hemel: ‘Sint-Germanus, Jezus, Johannes
de Geliefde, Marie Nada, Godfre, Lotus, MeesterBancano-en Gij,
Grote Goddelijke Leider, gij alien, ten hemel gestegen Meesters, En-
gelen, Aartsengelen, kosmische wezens en natuurkrachten - Angela,
Angela, Angela, Julien, Julien, Julien, gij alien kinderen van het
licht, die de Krachtige Aanwezigheid A.Y.A.M. dienen,
Dat God U zegene (x3)
Wij houden van U (x3)
Wij danken U (x3)
Julien Origas, alias ‘Humbert de Frankenbourg’, ‘keizer van Jeru-
zalem’, grootmeester van de ‘Ordre Renove du Temple’, hoogstwaar-
schijnlijk lid van de ‘Internationale Luciferienne’ -waarin de Argen-
tijnse magier en P2-lid Lopez Rega een niet te onderschatten rol
speelde- genoot duidelijk het vertrouwen van Alfred Zappelli. ‘Bree¬
der’ Julien Origas was toentertijd immers ook lid van Zappelli’s ‘Cen¬
tre Templier d’Etudes Historiques, Philosophiques et Esoteriques’!
Dit aan de orde verbonden centrum rekruteert Tempeliers voor de
‘Haut Magistere’ van de Orde, of nog genoemd, de ‘Geheime Orde’.
Want Zappelli’s OSMTJ beschikt zowel over een zichtbare structuur
als over een onzichtbare, geheime superstructuur. Volgens de offi-
ciele ‘Charte de 1’Ordre’ bestudeert de geheime Orde onder meer ‘po¬
litick, in de meest verheven zin’ 36 . Politiek?
Het deus ex machina
Of ik meneer C. kan spreken? Het duurt wel even vooraleer de
‘Groot-Baijuw’ voor Brussel en Wallonie van zich laat horen. Uit-
eindelijk klinkt een vrij neutrale stem door de telefoon: ‘Hallo?’ Als
ik de naam ‘Ordre Souveraiiret Militaire du Temple de Jerusalem -
Grand Prieure de Suisse’- zo heet de Orde officieel - laat vallen,
wordt het even akelig stil. De neutraliteit is voelbaar doorbroken. Het
wantrouwen groeit. ‘De orde is geen geheim genootschap, maar is wel
een discrete organisatie’, herpakt C. zich, ‘ik zie dus niet in waarom ik
met u zou spreken.’ Aandringen helpt niet. De relatie met P2 oprake-
len, nog veel minder. ‘U kan een brief schrijven, misschien antwoor-
215
den we wel’, zegt C. De ‘Groot-Baljuw’ excuseert zich dan. Tijdsge-
brek, te veel werk...
C. staat aan het hoofd van de in Elsene gevestigde ‘Mutuelle du
Bailli’, een heuse mutualiteit. In de bestuursraad zetelen enkel Tem-
peliers. Die Belgische ridders stichtten ook firma’s. Het intussen fail-
liet verklaarde Sobelcredit en de makelaarsfirma Publicredit.
Zoals ik verwachtte, haalde ook de brief niets uit. Mijn bevindin-
gen over Zappelli’s Orde zullen wellicht nooit door ‘ingewijden’ be-
commentarieerd wOrden, dacht ik. Op een ‘deus ex machina’ rekende
ik zeker niet. Die zijn alleen voor Amerikaanse soap-opera’s. Noch-
tans... Plots kreeg ik contact met een ex-tempelier.
Je zou het hem niet aangeven. De man die voor me zit, heeft al heel
wat wegen bewandeld. ‘Ik heb steeds de behoefte gevoeld om me in
occulte zaken te verdiepen’, zegt hij eerlijk, ‘parapsychologie, magie,
esoterisme. Ik ben steeds op zoek.’ Die zoektocht naar de geheimen
des levens leidde hem naar merkwaardige, soms zeer duistere organi-
saties. ‘Eerst had ik contact met een Rozenkruisersgenootschap, later
ontdekte ik het bestaan van ridders. Ik werd ridder in een Orde van
Sint-Jan. Via die Orde kwam ik in contact met Tempelridders. Ik had
veel gelezen over de geheime leringen van de middeleeuwse Tempe-
liers. Het boeide me enorm. Je kan je dan wel voorstellen wat het
voor mij betekende toen ik aan een van hen werd voorgesteld. Ik had
het bestaan ontdekt van echte Tempelridders. Tenminste, dat dacht
ik toen toch’. Hij zucht. De ontgoocheling is blijkbaar groot.
216
Terwijl de stilte valt, wenk ik de ober. Pas nu voel ik de gemoedelij-
ke, ontspannen sfeer van het kroegje. Een eindje verderop staat een
joch van een jaar of zes aan een speelkast. Hij lijkt goed op weg om
het tot ‘pinball wizzard’ te brengen, hierbij hartstochtelijk aangemoe-
digd door zijn grijze grootvader.
‘Ik weet het niet helemaal zeker’, mijmert mijn contactman, ‘maar
achteraf gezien denk ik dat ik me heb laten verblinden door de “pump
and circumstance”, zoals je het zou kunnen noemen. En ook... Ik be-
vond me, als Tempelridder, plotseling in een elite-milieu van dokters,
industrielen. Ik voelde me belangrijk worden. Wellicht zouden deze
contacten me nog van pas komen, dacht ik. Perspectieven waren er
genoeg. Ik behoorde tot een machtige internationale organisatie.
Toen had ik evenwel geen idee waar de Orde zich mee bezighield.’
De ober brengt whisky en koffie. Hij grapt met de ex-Tempelier.
De grootvader even verderop klapt enthousiast in zijn handen en
zoekt nieuwe geldstukken in zijn jaszakken. Mijn contactman schar-
relt tussen de papieren in zijn zwarte attache-case. Ostentatief - en
ietwat verbitterd? — legt hij een brochure met witte kaft, waarop een
tempeliersvlag is aangebracht, voor me op het tafeltje. ‘Hier, lees
eerst dit , gebiedt hij, ‘het gaat over de Haut Magistere, de geheime
Orde. Enkel vertrouwelingen worden daarin toegelaten.’ Zal ik het
nuweten?
Gagnons la guerre etfaisons la paix
Een zaak is zeker. De nati-communistische strijd van Gelli’s P2 speel-
de in de kaart van de Templeiers. Want in het marxistisch-leninistisch
concept, aldus de Tempeliers, ‘is vrede slechts duurzaam na de alge-
hele overwinning van het communisme op het kapitalisme en het im-
perialisme... Lenin sprak van onvermijdelijke oorlogen, Stalin van
rechtvaardige en onrechtvaardige oorlogen. Dit immoreel, totalitair,
oorlogszuchtig en destructief concept behoeft geen verder commen-
taar.’ 37
Wat willen de Tempeliers dan? Een nieuwe kruistocht? Om wat te
bereiken? Waarvoor ijvert de ‘Geheime Orde'? Op de tiende bladzij-
de van de brochure staat onder de titel ‘Projectie van het concept der
Tempeliers van de internationale betrekkingen in de modeme tijden’
wat volgt: ‘Een parallel tussen deze periode (toen de Tempeliers een
hoofdrol speelden), de moderne tijden en de toekomst dringt zich
voortdurend op. De tijden waar de eerste Tempeliers zo naar uitke-
ken, en waar hun erfgenamen met zoveel geduld op wachten zijn mis-
schien eindelijk in zicht; het zijn de Tijden waarin de economische en
politieke solidariteit der Tempeliers zal bewerkstelligd worden door
217
alle Europeanen, in afwachting dat de volkeren van Noordelijk Afri-
ka en van Klein-Azie hun voorbeeld volgen. En wie weet, later...’
‘Net als de organisatoren van de U.N.O., begrepen de Tempeliers
vroeger al dat er nood was aan een internationaal politie-leger, dat de
taak heeft de aanvallers te dwingen hun wapens neer te leggen, con-
flicten te voorkomen, de orde tussen de naties te handhaven. De
Tempeliers overtroefden ons in stoutmoedigheid, want ze dachten er
niet alleen aan om de Staten van Europa te federaliseren, maar zo
gauw hun macht het hen toeliet, werkten ze aan de afschaffing van de
erfelijkheid van het koningschap door in volkse milieus de overtui-
ging toegang te doen vinden dat men zijn rechten het best laat verde-
digen door verkozenen. Die begrippen politiek en staat van de Tem¬
peliers zijn iets superieurs en staan ver af van de huidige ouderwetse
ideeen. Ze hebben betrekking op een federatie van autonome Staten
onder de dubbele leiding van een geestelijk en een politiek aanvoer-
der, in een woord, een cooperatie van volkeren, welke voortspruit uit
geen enkele partijpolitieke doctrine, en met geen enkele gehoor-
zaamheid aan ordewoorden. Men moet merkwaardig genoeg vast-
stellen, dat alle pogingen om dit grootse doel te bereiken tot nog toe
bijna altijd krachtig verijdeld werden. Het is best mogelijk dat de on-
gelukken waarmee de hele Mensheid wordt overstelpt, voortkomen
uit de ongehoorzaamheid aan de grote Wet van de Eenheid. Wij heb¬
ben in andere werken ons concept van overdracht van idealen en idee¬
en onderzocht, welke ontwikkeld werden naar gelang de territoriale
en sociaal-politieke omstandigheden van een welbepaalde plaats en
periode. Deze analyse kan ook toegepast worden op ons thema. Het
politieke en staatsconcept van de Orde van de Tempel, is niet uitslui-
tend een “uitvinding” van de Tempeliers, maar een gezuiverde en uit-
gebreide herziening van het werk van Keizer Karel, dat gei'nspireerd
en ontketend werd door de Meesters van de Geest, dienaars van de
Eenheid. Het plan van de Tempeliers steeg uit zowel boven de natio-
nale Staten als boven de Godsdiensten, zowel in het Westen als in het
Oosten, aangezien zij een Unie der Federaties op het oog hadden, de
ene Europees en Christelijk, de andere Aziatisch en Islamitisch.’
Het instellen van de theocratie Europa. Een hele opdracht... Hoe?
Via het voeren van een ideologische oorlog! ‘De ideologische oorlog
is de moderne versie van de heilige oorlog. Het doel is het tot stand
brengen van de theocratische vrede. Laten we de oorlog winnen en
vrede brengen...’
218
Het nieuwe Jeruzalem
‘Dat de Tempelorde inderdaad in contact stond met P2 was wel gewe-
ten. Ook in Belgie. Hoewel Zappelli dat ontkende. Enkele ridders
hebben toen, omwille van de betrokkenheid van de Orde met vrijmet-
selaarskringen, ontslag genomen. Maar het ontbrak wel aan concrete
bewijzen, aan namen. Als ik nu je analyse zie... jammer dat we het
niet vroeger wisten.’ Mijn contactman schudt vertwijfeld het hoofd.
Hij zucht: ‘je weet niet waar je aan toe bent in die kringen. Alles
wordt overdekt met een dikke laag mysteries en geheimen. Eerst
denk je dat die mysteries echt bestaan. Occulte, verborgen zaken.
Over het leven. En dat die te vinden zijn in de Tempelorde en haar
overleveringen. Na een tijdje ga je beseffen dat de zogenaamde occul¬
te leringen weinig voorstellen. Je kan onderwerpen als ‘gnose’ of ‘al-
chemie’ immers niet ten gronde behandelen door er een paar populai-
re werken over te lezen. En dan was er het van bovenuit opgelegde
autoritaire optreden van de plaatselijke leider, de commandeur. Die
bepaalt eigenmachtig de gespreksonderwerpen tijdens de bijeenkom-
sten. Er wordt over zeer persoonlijke zaken gesproken, over eigen te-
kortkomingen. Net als in een therapiegroep... Over de relatie met je
vrouw, over buitenechtelijke relaties, over je politieke of religieuze
overtuiging, enzomeer... Ik moet wel toegeven dat het me initieel
goed deed om daarover te praten. Achteraf bekeken is het een beetje
griezelig dat men zoveel over je weet.’
De ober brengt de bestelling. Ik merk plots dat het jongetje en zijn
grootvader zijn verdwenen. Het wordt laat. De sfeer in de kroeg
groeit voelbaar naarmate de avond valt. Mensen praten en lachen, ge-
borgen in het gezelschap.
‘Mysteries...’, mijmert de ex-Tempelier, ‘die waren er zeer zeker,
maar niet zoals ik ze me voorstelde. Boven mijn hoofd gebeurden er
vreemde zaken... Ik hoorde over pogingen om bijvoorbeeld in Mar-
rokko belastingvrije zones te creeren... Maar wat denk je hiervan?’
Uit zijn aktentas diept de ex-Tempelier een brief op, geschreven door
‘Graaf Sousa-Fontes, de regent van ‘een’ Tempelorde. Sousa-Fontes
219
richt zich tot ‘Zijne Excellentie’ Zappelli. Hij waarschuwt Zappelli
voor de ‘valse aanspraken’ van mannen als Zdrojewski of Grau Moc-
tezuma, de vermeende Azteek. Sousa Fontes erkent Zappelli. ‘Uwe
Excellentie zal begrijpen dat ik belang hecht aan de verdediging van
uw titel van Groot Prior omdat wij dan een geldige hierarchie zouden
hebben...’ 38
Zdrojewski? Dat was toch de man die tot over zijn oren betrokken
was in het SAC-schandaal! Op 10 december 1972 viel de ‘anti-gang’-
brigade van de Franse gerechtelijke politie de lokalen van S.E.T.E.C.
en de Tempelorde binnen. Toen werd duidelijk dat de Orde in feite
een rookgordijn was voor zeer duistere inlichtingsactiviteiten en fi¬
nancier acties. Als gevolg van dit schandaal, dat in Frankrijk nogal
wat beroering veroorzaakte, ontbond de toenmalige ‘grootmeester’,
Antoine Zdrojewski -die zijn titel te danken had aan manipulaties ten
nadele van Sousa-Fontes- het Franse ‘Groot-Prioraat’ 39 . De Franse
Tempeliers leken van de aardbodem verdwenen, totdat in juli 1981
een Franse journalist in het communistische dagblad ‘La Marseillaise’
met een getuige op de proppen kwam. Die vertelde dat de slachtpartij
in Auriol in verband moest worden gebracht met de SAC, P2 en de
Franse Tempeliers. Verwarring alom. Wie waren die Franse Tempe¬
liers waartoe, volgens de getuige, de vermoorde stagiair-politie-in-
specteur Massie behoorde, en ook een mysterieuze Meneer M....?
M., lid van de SAC - aldus de getuige - werd naar Marseille gestuurd
om er een ‘Tempelgordijn’ te construeren... M. werd door de getuige
als een der ‘zuiveraars’ van de SAC omschreven. Wie was die myste¬
rieuze meneer M.?
Ik heb eerder geopperd dat het wellicht gaat om Georges Michelon,
SAC-verantwoordelike rond 1968 voor Exterieure Relaties, en ‘bal-
juw’ van de Marseillaise Commanderij van de Tempelorde onder
Zdrojewski. Het toeval is te groot: alle elementen kloppen. Ik heb
ook gesteld dat, indien M. inderdaad Michelon is, de getuigenis in ‘La
Marseillaise’ spectaculair aan geloofwaardigheid wint. Een feit is en
blijft: Michelon was een hoog dignitaris van zowel Zdrojewski’s Tem¬
pelorde als van de SAC.
Michelons rol in de Franse afdeling van de Tempelorde bleek ech-
ter niet uitgespeeld toen Zdrojewski als gevolg van het SAC-schan-
daal moest aftreden. Dat was in 1973. Want in 1974 was dezelfde Geor¬
ges Michelon ‘groot baljuw’ voor Marseille en voor Frankrijk van
de Tempelorde van... Zappelli! Volgens mijn documentatie was Mi¬
chelon in 1977 trouwens nog steeds chef van de Marseillaise afdeling.
Later verdween hij van de ‘baljuw’-lijsten.
Wat betekent dat nu allemaal? Het lijkt er sterk op dat Zappelli,
ver van de perikelen rond de SAC, onder het goedkeurend oog van
220
Sousa Fontes, de door Zdrojewski nagelaten puinhoop heeft opge-
ruimd. Tenminste een gedeelte van Zdrojewski’s Tempeliers kwa-
men onder de leiding van Zappelli te staan. En daar behoorde Geor¬
ges Michelon zeker toe. Indien de mysterieuze meneer M. niemand
anders is dan Georges Michelon, krijgt het verhaal in ‘La Marseillais-
se’ een ruggegraat. Via de Tempelorde van Zappelli kom je immers
bij de SAC en P2 terecht. De relaties waren er. Dat staat buiten kijf,
hoewel Zappelli bij hoog en bij laag beweerde dat Massie geen lid was
van de Tempelorde. Nochtans wordt momenteel in goed ingelichte
Marseillaise kringen het tegendeel beweerd. Er was, zegt men daar,
ook de figuur van een Marcel Rossi, die de Marseillaise SAC dirigeer-
de van 1969 tot 1971. Die was ook betrokken bij de Tempelorde. In¬
derdaad. In 1974 stond Rossi als commandeur voor Marseille ver-
meld, onder het ‘groot-baljuwschap’ van Michelon, voor de Tempe¬
lorde van Zappelli... In dit kader is dan ook de ‘off-screen’ verklaring
van meester Collard, advocaat van de zuster van een der slachtoffers
van de slachtpartij in Aurioal, verbijsterend. Die vertelde dat een ob¬
scure organisatie regelmatig in zijn dossiers opdook: ‘de Ordre Sou-
verain et Militaire du Temple de Jerusalem’...
Men heeft me wel eens verweten dat ik overal komplotten zie. Er
zijn echter feiten. Hoge dignitarissen van de Orde van Zappelli zijn of
waren betrokken bij Origas’ duistere ‘Ordre Renove du Temple’, bij
officieel als staatsgevaarlijk bestempelde organisaties als P2 en de
SAC... Welke rol de Tempelorde precies speelde - of nog speelt? - is
niet uit te maken. Er hangt een mysterieuze schaduw... Het leek me
ook niet verantwoord dieper in deze affaires verzeild te raken. Dat
telefoontje miste zijn effect niet.
Net als in Italie rekruteert de Orde in Frankrijk advocaten, legerof-
ficieren, industrielen, directeurs, dokters, bankiers... In totaal telde
de Orde er in 1979 niet minder dan 26 afdelignen of commanderijen!
Laten we nog even samenvatten. Zappelli’s Ordre Souverain et Mi¬
litaire du Temple de Jerusalem’ stond of staat via topfiguren van de
Orde -nationale ‘groot-baljuws’- in contact met een extreem-rechtse
sektenleider als Julien Origas die wellicht een der contactmannen was
van de ‘Internationale Luciferienne’, met anti-communistische mis-
dadige organisaties als de SAC in Frankrijk en P2 in Italie, met offi-
ciele en gerespecteerde vrijmetselaarskringen in Italie, met reactio-
naire republikeinse krachten in de Verenigde Staten via - destijds - Phi¬
lip Guarino. En natuurlijk heeft de OSMTJ eveneens een voet in huis
bij verscheidene andere -folkloristisch aandoende- ‘ridderorden’ en
‘occulte organisaties’... Bovendien blijkt dat de topfiguren van de Or¬
de, de ‘groot-baljuws’, de ‘baljuws’ en ‘commandeurs’ -in alle landen
waar de Orde aanwezig is- gerekend moeten worden tot een leidende
221
klasse in de financiele wereid, de magistratuur en in militaire kringen.
Naar onderen bindt de Orde vele mensen. Dat gebeurt niet enkel
door de aantrekkingskracht van occultisme en ‘ridderschap’. Mijn
contactman maakte duidelijk hoe de ‘therapeutische’ aanpak ook als
psychologisch bindmiddel kan werken. Er waren nog meer ex-ridders
die me dat -in alle anonimiteit- bevestigden.
Als ik dat alles aan ‘mijn’ ex-Tempelier voorleg, huivert hij. ‘Daar
komt nog bijzegt hij nu zichtbaar opgewonden, ‘dat de Orde over de
hele wereid op z’n minst 3000 leden telt. Dat cijfer heb ik meermaals
gehoord. Ik denk dat je analyse, en ik heb al wat meegemaakt in zoge-
heten ‘occulte’ kringen, geenszins overdreven is. Ik weet waarover ik
spreek. Al wat jij hebt gedaan... Het komt in feite neer op het leggen
van relatiepatronen via topfiguren van de Orde. Die topfiguren be-
hoorden - uiteraard - tot de geheime orde, totaal afgesloten voor bui-
tenstaanders en gewone ridders. In de geheime Orde werden de poli-
tieke lijnen en acties vastgelegd. En daar heb je het raden naar. Een
ding staat vast. De Orde is rijk, ze beschikt over veel geld. De Orde
heeft een internationaal financieel circuit uitgebouwd. Daarover heb-
ben we nog niet gesproken.’
De klok in de kroeg wijst elf uur aan. Tijd om op te stappen, wil ik
nog, afhankelijk als ik ben van het openbaar vervoer, thuis raken. De
bus schudt me grondig dooreen. En dat doet goed. Toen ik een tijdje
geleden de beslissing nam om me op het onderwerp ridderorden te
storten, had ik geen flauw vermoeden waar ik terecht zou komen. Nu
lijkt het wel dat sommige van die orden, zoals de OSMTJ, waarvan
weinigen zelfs het bestaan kennen, een belangrijke rol speelden of
spelen in ondergrondse internationale politieke acties. En dat is een
huiveringwekkende vaststelling. Het zijn organisaties die zich omge-
ven met een waas van geheimzinnigheid, die buitenstaanders be-
schouwen als onwetenden, nai'evelingen... Profanen kennen de ge-
heimen des levens niet en weten niet hoe het ‘occulte’ machtsspel
wordt gespeeld. Of, zoals Zappelli het zelf zegt: ‘het geheim is niet
mededeelbaar aan onkundige leken.’ Temeer: ‘de studies die er wor-
den verricht liggen niet binnen het bereik van iedereen. Er zouden
misverstanden kunnen ontstaan als het resultaat van deze studies ver-
klapt zou worden aan niet bevoegden of aan personen die niet goed
werden voorbereid om deze lering te ontvangen...’ 40 .
In een van de brochures van de Tempelorde die de ex-Tempelier
me gaf, staat volgende passage: ‘Wij hopen dat wij de wereid kunnen
helpen om de Vrede, het Beloofde Land, het Nieuwe Jeruzalem terug
te vinden... Dit omdat het werd voorspeld, geschreven, overgeleverd,
en omdat de ORDE HERLEEFT!’ 41
Het ‘Nieuwe Jeruzalem’! In mijn hoofd zwelt de bombastische mu-
222
ziek van de Engelse songschrijver Chris de Burgh. Ik herinner me een
vers:
‘De dwaas zei toen “Och wijzen, laat me toch niet lachen, met uw
Praat over ‘diep geloof’ en ‘zoeken in de tijd’, Er is enkel kwaad en
hebzucht in wie vecht vandaag, Het lied van de Kruisvaarder is allang
voorbij, Jeruzalem is verloren, (x3) Jeruzalem.” 42 ’
De bus hotst verder. En dat doet goed. Het leidt me af. Hoe meer ik
weet, des te minder ik begrijp... Morgen zie ik de ex-Tempelier terug.
We gaan praten over geld. Door de aangedampte ruiten flitsen de
straatlichten voorbij. Ik kijk om me heen. Ik ben de enigepassagierin
de bus.
Het slijk der aarde
‘In mijn tijd betaalde je voor het ridderschap rond de 15000 F. De
jaarlijkse bijdrage lag om en bij de 4000 F. Daarin was dan wel de
mantel begrepen en ook de adelbrief, het document waarop je als rid-
der wordt bevestigd. Er werd bovendien verwacht dat je je ook ten
minste de kleine tempeliersvlag aanschafte om op je bureau te zetten.
Die kostte 3000 F. De grote tempeliersvlag kon je hebben voor 25000
F.’ De ex-Tempelier vindt het nu zonde van het mooie geld. ‘En als je
je jaarlijkse bijdrage niet betaalde’, zegt hij, ‘werd je naam als te mij-
den persoon zichtbaar voor iedereen uitgehangen tijdens de jaarlijkse
internationale bijeenkomsten. De deelname hieraan kostte trouwens
ook een pak geld.’ Hij zucht: ‘Zappelli runt de orde als een Zwitser.
Je weet wat dat betekent. Je kent Zwitserland en zijn statuut als belas-
tingparadijs...’.
Zappelli meldt zich in de brochures van de Orde als ‘conseiller fi¬
nancier . Het lijkt er sterk op dat de ‘Groot-Prior’ via zijn ‘Centre
Templier d’Information Economiques et Financiers’, een afdeling
van de Orde, de eenszo geduchte financiele slagkracht van de middel-
eeuwse Tempeliers wil evenaren. Waren de Tempeliers immers niet
de ‘bankiers van de middeleeuwen’?
Geld. Het slijk der aarde? Niet als je de financien, de commerciele
en industries activiteiten symbolisch gaat benaderen. Er zijn lijnen te
trekken naar de goden en de godinnen via de Tempelierstriade.
Goud, zilver en kwik! De alchemisten van Zappelli’s Tempelorde
verwoorden het zo: ‘Goud, symbool van de perfectie, uiting van het
Grote Werk op hetzelfde niveau als de steen der wijzen, staat recht-
streeks, via de zon, in verband met het astrologische teken van de
Leeuw. Het is het symbool dus van de transmutatie van de bescha-
ving, maar ook van Moeder Aarde (door het teken van de Leeuw),
deze grote godin die we ook ‘Magna Mater’ noemen. Welnu, was de
223
Tempelorde niet toegewijd aan de Maagd Maria, de christelijke vorm
van de Zwaite Maagd, godin van de vruchtbaarheid in de oudheid?
Heeft Sint Bernard, onze eerste geheime Grootmeester, niet een visi-
oen gehad van deze Zwarte Maagd die, om haar vruchtbaarheid te be-
wijzen, drie druppeltjes melk uit haar borst op zijn lippen liet vallen?
Het goud roept dus de Leeuw op ; in de alchemie is een van de uitingen
ervan de Groene Leeuw, die een allegorische voorstelling is van
V.I.T.R.I.O.O.L., symbool van transmutatie. Zilver daarentegen
wordt gekoppeld aan de Maan en aan het Water, door oppositie met
het vuurteken van de Leeuw. Een nieuwe Maagd, ditmaal de Maan-
godin, verschijnt ten tonele. Meer nog. Zilver in verbinding met
Goud laat ons toe terug te vallen op het principe van de transmutatie.
Kwik tenslotte, is voor de echte alchemist niet alleen de Geest die de
band vormt tussen de ziel of het Zelf (Zwavel) en het Ego (Zout),
maar ook de oorsprong en de bemiddelaar in het Grote Werk. Be-
sluit: we moeten dus de oprichting van een Societe Mutuelle door Zij-
ne Excellentie de Grootprior goedkeuren; eenmaal dat ze een bank
geworden is, moeten we ze een volkomen welslagen toewensen. De
belanghebbende en tendentieuze critici bewijzen dat ze niets begre-
pen hebben van de geest van de Orde; hun verwijten treffen in feite
onze voorgangers, die goed wisten dat niets belangrijks gedaan kon
worden zonder ‘infrastructuur’, en dat om een kathedraal met de to-
renspits hoog in de lucht te bouwen, men zeer stevige fundamenten
nodig heeft... en men de werklieden moet betalen.’ 43
Zappelli wil een heuse Tempeliersbank, de Societe Mutuelle. De
Tempeliers kunnen intekenen op de aandelen ter waarde van 1000,
5000 of 10000 Zwitserse franken. Een Franse Tempelier verklaarde
me dat hij voor 6.000.000 Belgische franken had onderschreven.
Zwart geld!
Maar er is nog meer. In de omzendbrief van 24 augustus 1978
schrijft Zappelli: ‘het centrum verzoekt ons alle BroedersTempeliers
eraan te willen herinneren dat ze de plicht hebben 10% van hun winst,
indien ze een zaak gesloten hebben dankzij de contacten via de Orde,
als gift te storten in de kas van de Grootprior om zijn financieel beheer
te vergemakkelijken.’ Als je weet dat de orde wereldwijd is ingeplant
(ze is minstens in 14 landen actief) en ze een hoge sociale positie van
de ridders eist, dan besef je dat dergelijke verplichting heel wat moet
opleveren aan de schatkist. De Tempelorde beschikt dus over een ei¬
gen belastingsysteem. De Orde van Zappelli lijkt op een soliede fi-
nanciele basis gebouwd. Inzicht in de rekeningen komt toe aan de rid¬
ders en dames van de ‘Haut-Magistere’, de geheime Orde. De identi-
teit van haar leden-ridders mag niet bekend gemaakt worden.
De Orde is alleszins geen democratische instelling. ‘Zoals gezegd
224
werd, is de tempel gebaseerd op een hierarchische, soevereine en mi-
litaire structuur, die nodig is om de Zending te vervullen zonder onno-
dig uitstel of oponthoud. Historisch gezien steunde de Orde trouwens
op dezelfde principes.’ 44
‘Zou het in de vrijmetselarij net zo gaan?’, vraagt de ex-Tempelier
zich af. ‘Dat zou me interesseren: de leringen in de vrijmetselarij.
Ridderordes boeien me niet meer. Ik heb al veel te veel narigheid
meegemaakt. Mijn interesse voor het occulte en de mystiek blijft ech-
ter bestaan.
Ik neem afscheid. Hij drukt er nogmaals op anoniem te willen blij-
ven. Wat ik garandeer. Ik beloof hem een aantal passages in de tekst
in te lassen waardoor zijn identiteit niet te achterhalen is. ‘Als ik eer-
der wist wat jij over de Orde hebt ontdekt, dan had ik geen interview
toegestaan’, bedenkt hij wat bangelijk. ‘Ik meng in je antwoorden en-
kele uitspraken van andere ex-Tempeliers die ik heb ontmoet’, stel ik
hem gerust, ‘zo kunnen noch taalgebruik, noch bepaalde verklarin-
gen naar jou leiden.’ Of hij de tekst eventueel nog mag wijzigen?
V anzelfsprekend.
Hij heeft me zijn hele leven verteld, tot in de intiemste details. ‘Het
doet goed om met iemand te praten die weet waarover het gaat en die
er buiten staat’, heeft hij me meermaals gezegd. We hadden een rela-
tie met inhoud. De gesprekken waren niet zomaar afstandelijke inter¬
views. Het waren ontboezemingen, ook van mijnentwege. Toen de
materie over Zappelli’s Tempeliers uiteindelijk doorgenomen was,
viel er plotseling een leegte. We hadden mekaar blijkbaar niets meer
te vertellen. Vreemd. Het leek alsof Zappelli onze relatie bepaalde.
Dat was natuurlijk initieel wel zo. Maar toch, er groeide iets meer.
Tenminste, dat dachten we. Misschien ligt het aan mij.
8. Van grootmeesters en
ministers
Koopjesdag
®rbrt
be
&ainl- Jtan-JSaptintt
•'*>»« JVilrrisr It ■il|i|ar
♦
Ondanks de aanhoudende druilregen en de bijtende wind ziet de
Brusselse Nieuwstraat zwart van het volk. Het is koopjestijd. Weinig
kooplustigen hebben oog voor de vrij vreemde combinatie van klas-
sieke renaissance en Vlaamse barok aan de voorgevel van de Finister-
rae. De gezichten zijn naar de andere richting gekeerd, waar fors af-
geprijsde artikelen in helverlichte uitstalramen de aandacht trekken.
Enkelen verlaten haastig de slenterende massa en stappen resoluut de
kerk binnen. Donkere regenjas of—mantel over de arm, pakje of atta¬
che-case in de hand, stappen de dames en heren plechtig naar de eer-
ste rijen stoelen van de Finisterrae. Mevrouw van H., ‘Grande Visi-
teuse’ ontvangt de ‘Gentes Dames’ en ‘Messires Chevaliers’ van de
Ordre de Saint-Jean-Baptiste, Milice Templiere des Hos pitaliers’
227
hartelijk. Ze wijst hun gereserveerde plaatsen aan. Een vijftiental le-
den-ridders of grootdames van de Orde wacht op wat gaat gebeuren.
Plotseling vult een gedempte woordenwisseling de eerste rijen. Een
van de ridders wordt kordaat aangemaand zijn kersrode riddermantel
vlug op te bergen in zijn aktentas. ‘Pas ici -Niet hier’, wordt er gefluis-
terd. Inderhaast voegt een grijs en gedrongen mannetje, alpinopet
nog op het hoofd, zich bij het vreemde gezelschap. Met de vrije hand
- ook hij draagt een pakje - houdt hij zijn sjaal strak op de borst,
waardoor de vele decoraties niet zichtbaar worden. Het doffe gerin-
kel bij elke tred verraadt echter de aanwezigheid van metaal. Waar-
om die geheimzinnigheid?
Ik tel een veertigtal aanwezigen in de kerk. Vooraan links zitten de
Orde-leden. Vooraan rechts wachten zeven Egyptenaren. Enkele an-
deren zijn gekomen om een niet alledaags schouwspel bij te wonen.
Klokslag 10u30 treden drie Koptische geestelij ken naar voren. Ze
verzorgen een anderhalf uur durende Koptische eredienst, de sterk ri-
tuele cultus der Oud-Egyptenaren. De Kopten belijden het monofysi-
tisme (Christus was geen menselijk wezen, enkel een godheid) en
worden daarvoor reeds sinds 451 door Rome als ketters beschouwd.
De huidige eredienst in de katholieke kerk der Fimsterrae past in het
kader van de toenadering tussen de christelijke gemeenschappen.
‘De Koptische eredienst omvat veel meer spiritualiteit en houdt
vast aan de oude tradities van ons geloof. Nogal wat anders dan die
moderne katholieke priesters, die hun missen afhaspelen als was het
routinewerk’, verklaart een ridder achteraf. De traditie en de oude ri-
ten passen in een vermeend beeld van het ‘roemrijke’ verleden. ‘Even
viucht je weg uit de decadentie van onze moderne samenleving met
zijn geweld en zijn gebrek aan ordening.’ Bovendien knopen de ‘rid-
ders’ en de ‘grootdames’ van de ‘Ordre de Saint-Jean-Baptiste aan
met een andere traditie: het voorspel van de riddering.
Nadat de leidinggevende Koptische monseigneur Marcos het af-
scheid heeft gezongen, trekken de leden van de Orde zich via de sa-
cristie in een kamertje terug. Daar worden de kersrode mantels bo-
vengehaald. Links bovenaan op de mantels prijkt een groot wit Mal-
tezer kruis met in het centrum een heraldische helm. Het symbool van
de Orde. Tijdens een zeer korte, overhaaste ceremome worden per-
kamenten certificaten afgeleverd aan de aanwezigen. Voor 500 frank
is men ridder in de ‘Ordre de St int-Antoine du Desert’, die, zoals in
een document te lezen staat, na Marseille, Parijs, Damartin en Goel-
le, Zurich, Venetie, Wenen eindelijk een afdeling heeft in Brussel.
Baas van die Orde is Monseigneur Marcos, de hoofdcelebrant van de
Koptische erdienst.
Het grijs mannetje, nu zonder alpinopet maar met rode mantel,
toont trots zijn medailles en insignes. Ook hij is ontroerd als hem het
certificaat plechtig wordt aangeboden. Hij mompelt een dankwoord
en neemt zijn plaats in tussen de rode colonne. De ceremonie is ten
einde. De ‘ridders’ en ‘grootdames’ van de ‘Ordre de Saint-Jean-Bap¬
tiste’ en sinds kort ook van de ‘Ordre de Saint-Antoine du Desert’ ne-
men afscheid nadat hun mantels weer veilig opgeborgen zijn in hun
koffertje of zakje. Ze verlaten het gebouw van de Finisterrae langs de
dienstingang aan de Nieuwbrug en verdwijnen in de regen.
Een paar minuten later tref ik in de sacristie van de kerk een rooms-
katholiek priester en de koster van de kerk. ‘Oh ja, die ridders’ vertelt
de koster ontwijkend, ‘die waren hier vroeger wel eens, maar we heb-
ben dat onlangs verboden. Die ridders worden niet erkend door het
Vaticaan, vandaar.’ ‘Maar, ze waren vandaag nog aanwezig. Ze zijn
zelfseenzaaltje van dit gebouw ingetrokken!’, opperik. ‘Neen, neen,
daar vergist u zich in.’ Ik haal de uitnodiging van de ‘Grande Maitrise
de Belgique’ boven. Daarop staat zeer duidelijk waar het vandaag om
te doen was. Verveeld zegt de koster: ‘het spijt me, ik moet de sacris¬
tie sluiten.’ Ook de priester wijst resoluut naar de uitgang van de sa¬
cristie.
Buiten regent het nog steeds en de wind wakkert nog aan. Het is zo-
wat halftwee. Ik ben een vreemde ervaring en een valse getuigenis rij-
ker. Een kop koffie zal deugd doen 1 .
Net als vroeger!
De ‘Ordre de Saint-Jean Baptiste’ wordt inderdaad niet erkend door
het Vaticaan. Dat had de koster helemaal juist. Nochtans lieten en la-
ten rooms-katholieke priesters dergelijke niet officiele ridderorden
blijkbaar zonder moeilijkheden in hun kerken toe. Hiermee gecon-
fronteerd reageren die priesters echter zeer verward en verschillend.
‘Het zijn goede katholieken’, verantwoordt de ene. ‘Moeten we ze
naar de concurrentie sturen?’, fluistert een ander. ‘Niet gezien’, liegt
een derde. Waarom? Wellicht omdat vele van de ridders zich - ook nu
nog - opwerpen als soldaten van Christus. De kerk kan er eventueel
beroep op doen. Dat, zoals later nog zal blijken, onderkende ook kar-
dinaal Suenens. Dus...
Zijn de ridders van de ‘Ordre de Saint-Jean Baptiste’ belangrijk ge-
noeg om hypokriet uit de hoek te komen? Maar vooral : in welk mi¬
lieu ben ik nu terechtgekomen? Dat zijn de vragen die me bezighou-
den. Mijn interesse voor de Orde werd gewekt nadat iemand me had
toegefluisterd dat ene Zdrojewski in contact staat met de Orde. Zdro-
jewski? Die was toch uitgeteld sinds het schandaal van de SAC-tem-
peliers losbarstte? Of niet? Mijn besluit stond vast. Ik zou Mevrouw
Van H., ‘Grande Visiteuse’ van de ‘Ordre de Saint-Jean Baptiste’
contacteren en opheldering vragen. In de telefoon zegt de ‘Grande
Visiteuse’ dat ze ten zeerste bereid is me te ontvangen en dat ik bin-
nenkort zal uitgenodigd worden voor een gezellige samenkomst van
de ridders, vermits mijn naam op de lijst van gei'nteresseerde perso-
nen prijkt. Ik schrik. Hoe kan mijn naam daar zijn terechtgekomen?
Ze vertelt me verder dat die samenkomst evenwel niet voor morgen
zal zijn, want ze wacht op nieuws van Mgr. Marcos de koptische mon¬
seigneur en grootmeester van de ‘Ordre de Saint-Antoine du Desert’.
‘Bel me over veertien dagen nog eens terug’, besluit ze vriendelijk.
Enkele dagen later krijg ik een brief van ‘La Grande Visiteuse’ in
de bus. Hierin tref ik een formulier aan om de ‘Croix de Saint-Antoi¬
ne du Desert’ te bekomen. Dat zou me dan vijfhonderd frank kosten.
Ik zie echter niet goed in welke diensten ik de ‘Eparchie Copte Ortho-
doxe de France’ heb bewezen. Trouwens, ik heb helemaal geen be-
hoefte aan onderscheidingen, ik wil weten in welk wereldje ik ben te¬
rechtgekomen. Een bizar wereldje, dat staat vast. Neem nu Mgr.
Marcos’ ‘Ordre de Saint-Antoine du Desert’. Waarop baseert die
man zich om zich ‘grootmeester’ te noemen? Een in de brief bijgeslo-
ten uittreksel uit de ‘Atlas du Mystere’ van ‘esoterisch’ vorser markies
de St-Hilaire, alias Paul Meurice, brengt al evenmin uitkomst 2 . Daar-
uit blijkt immers dat de Orde reeds sinds eeuwen niet meer bestaat. In
1382 stichtte graaf Albert van Beieren, nakomeling van koning Lode-
wijk van Beieren, te Bergen een ridderorde ter verdediging van het
katholieke geloof. Die ridderorde trok edellieden aan uit Henegou-
wen, Holland en Zeeland, toen verenigd in een vorstenhuis onder
graaf Alberts gezag. De Orde kreeg de naam van Sint-Antonius naar
de Weense Benedictijner-monniken, die, zo verhaalt de St-Hilaire,
de Orde al rond 1095 hadden opgericht. Graaf Albert van Beieren be-
weerde opvolger te zijn van hun grootmeesters. Vandaar. De Orde
verwierf roem toen ze op kruistocht trok om - tevergeefs - het Heilig
Land te bevrijden. Nadat graaf Willem IV, de tweede grootmeester
en opvolger van graaf Albert, in 1416 in mysterieuze omstandigheden
om het leven kwam, bleek de rol van de Orde echter uitgespeeld. Wil¬
lems dochter, Jacoba van Beieren, moest immers haar erfgoed aan de
Bourgondische hertog Filips de Goede afstaan. En daarmee was de
kous af. Bezittingen en goederen werden overgemaakt aan Filips’
prestigieuze ‘Orde van het Gulden Vlies’ alsook aan de Weense mon-
niken van Sint-Antonius die over een uitgebreid netwerk van com-
manderijen beschikten, van Egypte, over Engeland tot Denemarken.
Waarom richt de koptische monseigneur precies die Orde opnieuw
op? De Orde was immers rooms-katholiek. En bovendien ‘Hollands’
van oorsprong. Vreemd. Tenzij je in aanmerking neemt dat Mgr.
230
Marcos een Nederlander is en zich vroeger Johannes-Maria Bloom
van Assendelft liet noemen. Onder die naam was hij afgevaardigde
voor Nederland van de Tempelorde van Zdrojewski ten tijde van de
SAC-affaire 3 ! Toeval? Iemand vertelde me dat Zdrojewski zelf in
verband moet gebracht met de ‘Orde de Saint-Jean Baptiste’ waar-
mee Marcos’ ‘Ordre de Saint-Antoine du Desert’ duidelijk geaffili-
eerd is. Toeval? En er komt nog wat bij. Op een rondschrijven, geda-
teerd 23 September 1980, waarin de ridders van de ‘Ordre de Saint-
Jean-Baptiste’ dringend worden opgeroepen om een conferentie van
Mgr. Marcos over de koptische wereld bij te wonen, staat te lezen:
‘een promotie in de “Ordre Souverain et Militaire de Temple de Jeru¬
salem” wordt voorzien voor de trouwe broeders. ’.... De Belgische af-
deling van die Tempelorde staat onder de leiding van generaal De
Bruyn. Die was Belgisch afgevaardigde van Zdrojewski’s Orde ten
tijde van de SAC-perikelen 4 . Toeval?
In een brief, gedateerd 9 mei 1983 bericht Zdrojewski over de uit-
stekende relaties met de ‘Ordre de Saint-Jean Baptiste’ en bevestigt
hij generaal De Bruyn als diens Belgisch afgevaardigde. Zdrojewski
omschrijft zichzelf als ‘Grand Prieur General pour l’Europe’ van de
‘Ordre Souverain et Militaire du Temple de Jerusalem’. In 1983! Dat
betekent dat Zdrojewski helemaal niet was uitgeteld toen de betrok-
kenheid van de SAC in de Tempelorde voor iedereen duidelijk werd.
Integendeel. Naast Zappelli blijkt ook Zdrojewski zijn deel van de
tempelierskoek op te eisen. Die aanspraken worden duidelijk ge-
steund door Johannes Maria Bloom van Assendelft, alias Mgr. Mar¬
cos, en generaal De Bruyn. Net als vroeger!
De kopt
Mgr. Marcos dwingt ontzag af. Niemand ontsnapt aan zijn wijze en in-
nemende blik, die je vanonder lange grijze wenkbrauwen opneemt.
Maar vooral de lange golvende grijze haren vallen op. Mgr. Marcos is,
met zijn zeventig jaren een mooie man. Het was imponerend hoe hij,
getooid met een tulband, de serene rituelen in de Finisterrae opvoer-
de. Het leek alsof je plots in een andere tijd was beland, ver weg van
het gedruis van de beschaving. Toen ik de kerk na de eredienst verliet,
liet ik met elke stap een eeuw achter mij. De confrontatie met de dich-
te massa in de Nieuwstraat beroerde me en maakte me zelfs agressief.
Misschien is het de honger naar de tot de verbeelding sprekende
zelfs wat bombastische ceremonieen uit lang vervlogen tijden waaruit
Mgr. Macos zijn motivatie put. Tijden van echte patriarchen, konin-
gen en... keizers. Dat zou je immers kunnen afleiden uit de roemrijke
daad die hij stelde op 18 november 1956 in een crypte van een metho-
distische kerk te Rome. ‘Zijne Heilige Zaligheid Monseigneur Johan¬
nes Maria, prins van Theopolis en prins van het Heilig Roomse Kei-
zerrijk van het Oosten, bij de gratie Gods Patriarch van de Primitieve
Katholieke Apostolische Kerk van Antiochie, Orthodoks en van Sy-
ro-Byzanthijnse Traditie, 147ste opvolger van de Apostel Sint-Pieter
op de troon van Antiochie kroonde toen ‘Zijne Keizerlijke Majesteit
Marziano II Lavarello Lascaris, Basileus van Constantinopel en van
heel het Kristelijke Oosten’ tot 269ste Romeinse Keizer, opvolger
van Augustus en Constantinus” 5 ! Er bestaan dus nog Romeinse Kei¬
zers in onze koele, materialistische twintigste eeuw. De menselijke
verbeeldingskracht staat voor niets. De Azteekse keizer Moctezuma
krijgt gezelschap.
De kersverse Romeinse Keizer stichtte, zoals dat in die kringen ge-
bruikelijk is, zijn ridderordes. Vooral nostalgisch ingestelde Ameri-
kanen blijken graag fikse bedragen, gaande van 1000 tot 5000 dollar,
over te maken aan Zijne Majesteit om ridder te worden in de ordes.
Enkele van Marziano’s creaties: ‘Ordre Dynastiques Supreme de
Saint-Lazare’, ‘Ordre Souverain de l’Aigle Blanc de Yougoslavie’,
‘Ordre Celeste, Souverain, Imperial et Militaire de Constantin le
Grand’, ‘Ordre Dynastique de Milos le Grand’ 6 . Het lijkt wel een
droom...
Op 1 november 1957 werd de huidige Koptische monseigneur effec-
def bevestigd als eerste patriarch van de ‘Eglise Orthodoxe Autoce-
phale Antiochienne en Europe’, onder de naam Mar Joannes-Maria I .
Dit patriarchaat is in feite een van de vele kleine kerkjes die naast gro-
te broer Rome een plaats onder de zon probeert te verwerven. Mar
Joannes Maria I oefende die functie uit tot 1972 en werd opgevolgd
door Boris I, die in Belgie vertegenwoordigd is door Monseigneur Co¬
lin, een der witte magiers van de ‘Ordre du Verseau’ 8 . Sindsdien stelt
Joannes Maria zich in dienst van de ‘koptisch-orthodoxe kerk , vol-
gens de overlevering door de apostel Marcus gesticht in 42 na Christus
te Alexandria. Dit vroeger geheten ‘patriarchaat van Alexandria
werd in feite heropgericht in 1824 en vormt een onafhankelijk kerkje
232
in de koptische tradities. Ze zou om en bij de 40.000 gelovigen tellen.
Aan het hoofd van die afdeling van de op christelijke leest geschoeide
koptische wereld staat de - zo genoemde -117de paus Amba Shenou-
da III. Die onderstreepte tijdens een onderhoud op 10 mei 1973 met
paus Paulus VI de verwantschap tussen beide christelijke geloofsge-
meenschappen. In die tijd voelde de koptische minderheid in Egypte,
waar de zetel van Amba Shenouda III was gevestigd, opnieuw zeer
duidelijk de hete adem van de Islamitische expansiedrift in de nek. De
kopten zijn de bloedige conflicten met de Islamieten door de eeuwen
heen immers nog niet vergeten.
In 1974 stelde Amba Shenouda III Mgr. Marcos aan tot koptisch
bisschop voor Frankrijk. Vanuit Toulon poogt Marcos dan de kopti¬
sche tradities over het Europese vasteland te verspreiden. Of, zoals
een ridder in de ‘Ordre de Saint-Jean Baptiste’ me later zou verkla-
ren: ‘500 F om de koptische kerk te steunen tegen de oprukkende Isla¬
mitische barbaren is geen geld.'
De kleine man
Hij wil er graag over praten, de kleine man. ‘Mijn verhaal toont goed
aan hoe je als kleine man in het riddermilieu terechtkomt’, zegt hij,
‘mensen hebben zwakheden als ijdelheid en de drang om te zoeken
naar diepere dingen in het leven. Daar staan of vallen vele ridderor¬
des mee’. De ex-ridder in de ‘Ordre de Saint-Jean-Baptiste’ staat voor
een psychologisch proces. Hoe kwam hij - als kleine man - in contact
met de Orde? Wat waren zijn verwachtingen? Werden die ingelost?
De ex-ridder is bereid in alle openheid die vragen te beantwoorden.
‘In februari 1974 kwam ik per toeval in het bezit van een brochure
van het reisagentschap General Car, waarin een reis van zes dagen
werd aangeprezen: ‘sur les traces de Jeanne d’Arc’. Tijdens die reis,
zo stelde de brochure, zou worden ingegaan op de parallelle geschie-
denis, de geschiedenis die je niet op school leert. De gids voor die reis
was een zekere Paul de St. Hilaire, van wie ik nog nooit had gehoord.
Ik interesseerde me voor occulte geschiedenis, onverklaarbare ge-
schiedkundige feiten. Bepaalde vreemde zaken in het oude Egypte,
bijvoorbeeld. Het reisaanbod leek me wel wat. Jammer genoeg was
de reis reeds voorbij. Ik besloot dan maar naar General Car te bellen
om iets meer te vernemen over Paul de St. Hilaire. Daar vertelde men
me dat hij boeken schreef en historicus was en dat hij zich vooral be-
zighield met symbolisme, het opsporen van verborgen boodschappen
en dies meer. Naarmate ik meer vernam, steeg mijn interesse. Ik ben
schorpioen, het mysterieuze ligt in mijn aard. Om een lang verhaal
kort te maken. De bediende bij General Car gaf me het telefoonnum-
233
mer door van de St. Hilaire.’
‘Een tijdje later gaf de St. Hilaire een conferentie in Brussel over het
thema ‘Christoffel Colombus heeft niet als eerste Amerika ont-
dekt! ’ Dat was de eerste maal dat ik zo iets hoorde. Ik was onder de in-
druk. Na de voordracht sprak ik met de St. Hilaire. Het klikte met-
een. Een maand later ging ik met de St. Hilaire reeds op excursies. Ik
herinner me een zeer mooie en interessante reis. Die was georgani-
seerd door het reisbureau Brabant Voyage. Het thema was ‘Tempe-
liers in het land van Luik’. We stopten in Corswarem, Warnant, Metz,
Stree,plaatsen waar de Tempeliersindertijdbases hadden. DeSt. Hi¬
laire sprak ons over symboliek, heraldiek, alchemie, occulte bood-
schappen. Enorm! In 1975 maakte ik nogmeerdergelijkereizenmee,
soms van 5 tot 6 dagen, steeds met de St. Hilaire als gids. De thema’s
waren steeds even boeiend: ‘Paris-mysterieux’, ‘L’Elzas-mysterieux’,
enzomeer. Ik was begeesterd.’
‘In die tijd werkte ik als bediende in een bedrijf in het Brusselse. Op
kantoor vertelde ik uiteraard over mijn eerder ongewone interesses.
Ik stond er bekend als een mysterieus figuur. Op een bepaald ogen-
blik werd ik benaderd door een interessant persoon. Die vroeg me of
ik er iets voor zou voelen om toe te treden tot een ridderorde. Mijn
kennis over geschiedenis sprak in mijn voordeel, zei die persoon. Ik
schrok. Ik wist helemaal niet dat er nog ridderordes bestonden. Ik had
er nog nooit van gehoord. Het was een openbaring. Het leek of ik
plots was doorgedrongen tot de kern van het leven. Ooit had ik eens
iets over Rozenkruisers gelezen: “probeer niet met ons in contact te
komen; als je waardig wordt bevonden, contacteren wij jou”. Het
leek er dus op dat ik uitverkoren werd om te behoren tot die kring van
mensen die de verborgen waarheden over het leven kenden. Zo dacht
ik er toen over. Ik leefde in een euforie... Een paar dagen later werd
ik uitgenodigd voor een samenkomst van de Orde. Er ging een confe¬
rentie door over ‘Thistorique de la chevalerie dans les ordres tern-
pliers”. Zeer interessant. Ik liet me opmerken door mijn vragen ach-
teraf. Enkele dagen later kreeg ik een brief van de groot-prior in de
bus. Die schreef me dat ik voldeed aan de verwachtingen en dat ik - in-
dien ik dat wenste - binnenkort geridderd en bewapend kon worden.
Omdat ik reeds zoveel wist, schreef hi j, mocht ik de fase van aspirant
overspringen. Ik zou dus onmiddellijk ridder worden. Ik was enorm
gelukkig met dat aanbod. Eindelijk kreeg mijn leven zin. Ik leefde
echt. Eindelijk!’
‘Op 26 juni 1976 was het dan zover. Ik werd ritueel geridderd door
een religieuze instantie, Mgr. Witucki, aartsbisschop van Warschau,
tijdens de oorlog generaal. Mijn geluk was intens, onbeschrijflijk. Ik
voelde me een echte ridder, nakomeling van de middeleeuwse wach-
234
ters van de waarheid. Ik wilde van dan af het echte ridderideaal bele-
ven. Eerlijkheid, mensen helpen, doordringen tot de ware mysteries
van het leven. De riddering opende de poorten naar het ware leven,
dat voelde ik toen. Ik behoorde plots tot de geestelijke elite van deze
wereld. Ik weende... Tij dens die ridderingsceremonie werd ik ook be-
dacht met een Poolse onderscheiding voor bewezen diensten tijdens
de oorlog. Ik nam die met dank in ontvangst, hoewel ik tijdens de oor¬
log nog een klein kind was. Pas later begon ik me vragen te stellen.’
‘Ik leefde een hele tijd in die euforie. Het ridderschap verblindde
mij. Ik voelde me verheven boven de massa, het plebs, de onweten-
den, de profanen. Tot ik stilaan twijfels kreeg. Er gebeurde eigenlijk
weinig boeiends tijdens de orde-bijeenkomsten. De etentjes en de in-
derhaast georganiseerde lezingen werden saai en niet leerzaam. Van
de zo hoog geprezen ridderidealen was ook al niet veel te merken. Ik
begon me vragen te stellen. Hoe meer vragen en twijfels er in me op-
welden, hoe meer ik me voelde beetgenomen. Wat deed de Orde ei¬
genlijk, naast het sporadisch organiseren van oppervlakkige activitei-
ten ? Geen idee. Toen ik ging beseffen dat mijn voornaamste taak erin
bestond om aspirant-ridders te rekruteren, hoefde het voor mij niet
meer. Ik was een crisis nabij. Ik dacht de ware zin van het leven te
hebben ontdekt en dat bleek slechts een mistgordijn. De ontgooche-
ling was zeer groot. Het enige wat me te doen stond was ontslag te ne-
men!’
Nu, na al die jaren, kan hij er om lachen, de kleine man. Hij is over
zijn ontgoocheling heen. ‘Maar toch kan ik het ze nog altijd niet ver-
geven dat ze me indertijd een rad voor de ogen hebben gedraaid’,
zucht hij, ‘alles was fake. Waarom?’
Toujours vaincre, jamais vaincu
Boodschap van de Grootprior van de Orde.
‘ Op deze dag dat nieuwe Ridders de investituur zullen ontvangen, groet
ik broederlijk de Ridders, de Dames Patronessen en de kandi-
daat Ridders, aanwezig op deze schone Ceremonie. In mijn hoeda-
nigheid van Groot-Prior zal ik mij in het bijzonder richten tot de kan-
didaten die over enkele ogenblikken geridderd zullen worden; zij zijn
doordrongen van het ideaal van het ridderschap en van het verlangen
deel te hebben aan de geest van eenheid in de broederschap, die al de
leden van de Orde van Sint-Jan-Baptist bezielt. Ik acht het nuttig U
stof tot nadenken aan te bieden, vooraleer wij overgaan tot uw opna-
me in de Orde met de graad van Ridder.
‘Ons Groot-Prioraat staat open voor alle mensen van goede wil, uit
235
(fDrtor nf ^atnt Jfnlnt Haptiat
rtf Arnmra
^DDt, (5mmor (Sencrat
j 5 g oiraie ef the Charter granted 'Che 0rdcr ol Saint John Iftic Baptist o[ amcrica in
accordance tuith the provisions of Citle ? of Chapter 5 of the Code of Laois of the Biatrict
of Columbia as enacted bn the congress of the United States of amcrica do hercbg Bcdarc
that the ©rand Council of the ©rder, at a meeting held on
has conferred, and does confer upon
Jfts Excellency
the TUnh and Bignitg of
CO V. " 4 v 3 '£ tt 3
In Witness tuhereof this Certificate is issued bg Us tuith ©ur Signature and Seal,
©iuen at the Scat of the ©rder this dag of in the gear ig
3tt roitiwaa mljfrfof tljla
Olrrttftratr \a &taltb
mitf; tiff (Srral fcral of
tip ®rbrr and tiiHrrtbfb
tn Arrlytofa uitbrr
Number
tirin ban nf
Che ffiouemor ©eneral
236
alle sociale klassen, opdat de mythe zou verdwijnen die het Ridder-
schap afdoet als decoratief en nutteloos, voorbehouden aan mensen
die over een fortuin of over een zogenaamde hoge rang beschikken.
Men treedt toe tot het Ridderschap zoals sommigen toetreden tot een
godsdienst; men komt niet om medailles te verzamelen. Keer in tot
uzelf en bezin u over uw nieuwe toestand. Het uur is geslagen dat ge
moet nadenken over de plichten die gepaard gaan met de waardigheid
die u binnenkort wordt verleend, want daar begint de zending die elke
Ridder van onze Orde opgedragen wordt.
‘U zult met waardigheid uw mantel omslaan, omringd door uw
Broeder-Ridders. U zult de stelregel hebben hoffelijk te zijn tegen
iedereen, en in het bijzonder tegen de Orde en haar Ridders. Het is
niet mogelijk dat ge uw leven als Ridder op verschillende manieren
zoudt kunnen interpreteren, er is er maar een. Het is het geven van
zichzelf zonder fout, een voortdurende aanwezigheid van de Geest,
een waakzaam plichtsbesef, een edelmoedige doeltreffendheid. Het
is niet mogelijk uzelf te geven door passief te blijven: de Ridder is
geen toeschouwer. U zult ijveren voor de gerechtigheid en voor een
wereld in Vrede en harmonie. U zult ijveren voor een wereld van
Eenheid en Recht. Toon de mensen aan dat men moet geloven in de
LIEFDE.
‘Het decorum waarmee u omringd wordt is slechts een symbolische
bevestiging, een esoterische voorstelling van wat in de ziel van een
Ridder ligt; alleen de ogen en de oren van de ingewijde kunnen dit
vatten. U zult een strijd moeten leveren en een dapperheid moeten
opbrengen die alledaags en banaal zijn, maar die vaak meer moeite
kosten dan een verblindende eenmalige actie zou doen. Een Ridder
bekijkt het leven niet meer met dezelfde ogen als .de leek. Ik hoop
voor u, zoals voor ons alien, dat het Ridderschap meer betekent dan
een plechtig ritueel op Sint-Martinus, de vespers op Sint-Joris, en een
kruis op uw borst.
‘Het Ridderschap van onze voorouders, van de kruistochten naar
het Verre Oosten in het Heilige Land, vond haar edel karakter in de
strijd tegen de ketterij. Tegenwoordig is de ketterij vanuit de tijd der
kruistochten voorbijgestreefd, de moderne Ridders hebben wel ande-
re ketterijen te overwinnen. Het Zwaard dat wij dragen is een sym-
bool, een levend zinnebeeld in de strijd tegen het onrecht in onze mo¬
derne wereld. Wij trekken dat zwaard tegen de morele en fysieke ver-
drukking, tegen de armoede. Wij leven niet meer in de eeuwen van de
kruistochten naar het Heilige Land, maar in het tijdperk van het Mo¬
rele Ridderschap. Zijn zending is mensen die overladen zijn met fy-
siek en moreel lijden, te redden van wanhoop en twijfel, en dit uit
naastenliefde. Het Ridderschap van het altruisme moet zich verzetten
237
tegen de materialistische egoi'sten, en uit alle macht de zwakken, de
zieken en de verdrukten steunen.
‘Is dit geen edele taak voor een Ridder van Sint-Jan-Baptist? Broe-
ders-postulanten, maak er een erezaak van de regels van de Orde over
te nemen; de ouderen zullen u hierbij raad geven en bescherming bie-
den, in de zuiverste geest van ridderlijkheid. Maak u geen zorgen over
glorie, maar ijver voor onze Ridderschap die door de oudste tradities
van eer werd geinspireerd; wees bereid om uw zending van menselijke
solidariteit te volbrengen. Ziehier wat uw Groot-Prior u vandaag toe-
wenst, trouw aan ons devies: ALTIJD WINNEN, NOOIT OVER-
WONNEN.
BroederRolland.’
Interludium 1
Contradicties ten top! Wat drijft de ridders van de ‘Ordre de Saint-Je-
an-Baptiste’, of, voluit, de ‘Ordre de Saint-Jean-Baptiste d’Ameri-
que’? Via welke historische gegevens legitimeren de ridders hun be-
staan? Dat ze zichzelf als ‘echte ridders’ zien, is een feit. In een offici-
eel werkje, geschreven door ‘Dona’ B. Lambre van de Orde, komt
dat duidelijk tot uiting: ‘Wij moeten vechten om onze rechtmatige af-
stamming staande te houden te midden van dit mantel-en-degen-festi-
val. Laten we hier even opmerken, ter intentie van diegenen die nog
twijfelen aan onze waarachtigheid, dat Zijne Majesteit Koning Bou-
dewijn, Koning der Belgen, de functie van Ere-Baljuw Grootkruis
van de Soevereine en Militaire Orde van Malta vervult, en een titel
van hoge dignitaris draagt in talrijke Ridderorden.’ 9
Bewijs uit het (on)gerijmde? Maar de Soevereine en Militaire Orde
van Malta (SMOM), waarin koning Boudewijn inderdaad de vermel-
de functie bekleedt, heeft helemaal niets te maken met de ‘Ordre de
Saint-Jean-Baptiste d’Amerique’. Hoewel de ‘Ordre de Saint-Jean-
Baptiste d’Amerique’ zichzelf als een onafhankelijke tak van de
SMOM beschouwt, ontstaan kort na het debacle van Malta ten tijde
van de Napoleontische veroveringen. Heel wat Spaanse ridders
vluchtten toen hals over kop naar het relatief veilige Spanje en stichtten
er in 1802 een Spaanse branche onder de naam ‘Ordre de Saint-Jean-
Baptiste’. De branche kon op de steun van de Spaanse Bourbon-
dynastie rekenen. Tot zover gaan historici akkoord. Minder zeker
lijkt de bewering dat, als gevolg van de onstabiele politieke situatie in
Spanje, de Spaanse tak in 1923 in de Verenigde Staten terechtkomt,
wat de naam ‘Ordre de Saint-Jean-Baptiste d’Amerique’ zou wetti-
gen. Historici en vorsers houden zich liever aan de thesis dat toen de
238
Spanjaard Giovanni Battista Ceschi a Santa Croce in 1879 tot groot-
meester van de SMOM werd verkozen, de Spaanse branche gewoon-
weg opging in de moederorganisatie 10 . Hoedanook, in 1923 zag de or-
ganisatie ‘Ordre de Saint-Jean-Baptiste d’Amerique’ bij notariele ac-
te het daglicht. De initiatiefnemers waren Amerikaanse legerofficie-
ren. Zo nam ‘Fire Esquadron’-generaal Dimas Aruti tot zijn dood in
1982 de functie van grootmeester waar. Een militaire aangelegen-
heid, zo lijkt het. En Zdrojewski?
Het obscurantisme
‘Vous voulez attendre un peu’, zegt de assistent van dokter-radioloog
Van Rossum beleefd. En hij voegt er even beleefd aan toe, met een
hevig Frans accent: ‘even wakten asteblief. Ik heb medelijden met de
mensen die hier, in de wachtzaal, hun tijd moeten doorbrengen voor
ze bij de dokter worden toegelaten. Deze kamer verdraagt geen le-
ven. Er hangt een vreselijke grijsheid. Een depressie-kuur? Een ver-
val in de leegte, waarna alles zonniger moet lijken, ook de ergste
kwaal? Het Christus-kruis boven de deur behoedt de aanwezigen
voor het ter plaatse sterven, denk ik. Ik wil hier weg. Ontsnappen
kan... als je je lang genoeg concentreert op de - hij lijkt wel eeuwe-
noud - poster van Air France, waarop de ‘reseaux aerien mondial’
staat afgebeeld. Een tweede en laatste ontsnappingsmedium is de
viermaster in miniatuur, de Santa Gabriel, die weinig oordeelkundig
op een net niet antieke kast werd gedeponeerd.
Gelukkig haalt de dokter me tijdig weg uit dit oord. Ik volg hem de
trappen op en neem plaats aan een grote eiken tafel in de leefkamer.
Tegen een muur staat een zwaard. ‘Gekocht in Spanje’, zegt de dok¬
ter. Dokter Van Rossum is achteraan in de zestig. Een vitaal man. Hij
luistert aandachtig naar mijn vragen en antwoordt zeer behoedzaam.
Hij is hoog dignitaris van de ‘Ordre de Saint-Jean-Baptiste d’Ameri¬
que’, heeft belangrijke relaties in legerkringen. Bovendien is zijn
broer prive-arts bij de koning.
‘De “Ordre de Saint-Jean-Baptiste” is in Belgie rond 1976 van de
grond gekomen. Eigenlijk met de ridderwijding op zaterdag 26 juni
1976 in het “Breukelhof” te Eizeringen, dichtbij St. Kwintens-Len-
nik. Toen werd een veertigtal mensen geridderd in de Orde door de
Poolse monseigneur-generaal Witucki, een belangrijk figuur in de
weerstand tijdens de tweede wereldoorlog. De volgende ridderings-
ceremonie greep plaats in 1980, op 7 juni, in de kerk van St. Nicolas,
achter de Beurs. De eredienst werd er opgedragen door onze aalmoe-
zenier. Opnieuw werd er een veertigtal mensen geridderd. De derde
en laatste ridderingsceremonie van de Orde totnogtoe geschiedde in
239
1982 in de ‘Trinite’-kerk te Elsene. Dat betekent dat er nu zo’n hon-
derdtwintig ridders zijn in de Orde, naast een kleine tachtig aspirant-
ridders of schildknapen. Momenteel zijn we aan reorganisatie toe.’
De dokter schenkt een whisky in. ‘Goed voor de gezondheid’, zegt
hij, ‘en, het helpt bij het spreken. Momenteel staat generaal Omer
Van Houtte aan het hoofd van de Belgische afdeling. Hij vervangt on-
ze “grand prieur” Jean-Marie Rolland die wegens ziekte niet meer in
staat is die functie uit te oefenen. Generaal Van Houtte, momenteel
gepensioneerd, was hoofd van alle militaire hospitalen van de Bel¬
gische strijdkrachten, zowel in Belgie als in Duitsland. Een zeer be-
langrijk man. Sinds de dood van luchtmachtgeneraal Dimas-Aruti, de
voormalige grootmeester van de Orde, neemt maarschalk Zdrojews-
ki het grootmeesterschap waar. De maarschalk is negentig jaar en
wordt bijgestaan door generaal Thadee Jago, een afkorting van Jago-
zewski.’
Zdrojewski! Jagozewski? Die was ‘maitre’ van de ‘commission de
recrutement’ van de ‘Ordre Souverain et Militaire du Temple de Jeru¬
salem’ van grootmeester Zdrojewski tijdens de SAC-perikelen 1 !
Toeval?
Over de inmenging van de SAC in de Tempelorde wil Van Rossum
wel wat kwijt: ‘dat is inderdaad gebeurd. Het was een publiek schan-
daal. Maar die elementen werden geweerd.’ Behalve Zdrojewski en
Jagozewski! Van Rossum draait wat zenuwachtig op de punt van zijn
stoel. ‘Wat heeft dat te maken met de ridderordes!’, houdt hij me
geergerd tegen.
Het gesprek loopt dood. Het wederzijdse wantrouwen stijgt. Even
denk ik dat dit het einde is. Plots, met een autoritaire zwaai, als wil hij
voorgaande bedenkingen voorgoed wegwuiven, snijdt de dignitaris in
de ‘Ordre de Saint-Jean Baptiste’ een nieuw onderwerp aan. Een ver-
antwoording, lijkt het. De doelstelling van de Orde.
‘De bedoeling van de Orde is een elite te creeren, een elite van be-
langrijke mensen in de samenleving, die bereid zijn een nieuwe kruis-
tocht te beginnen tegen het obscurantisme, tegen de mens zonderziel
en geweten. Kortom tegen het marxisme of het communisme. Wij
weigeren de mens te zien als een zielloze machine, die door geweten-
loze technocraten wordt gemanipuleerd. Het COLLECTIVISME,
het socialisme, zijn kwalen. De oorzaken zijn te vinden in het gebrek
aan religie. Belgie is in de loop van de geschiedenis op systematische
wijze naar het obscurantisme gevoerd. Dat heeft de miskende Ant-
werpse historicus Roger Van Avermaet duidelijk aangetoond in zijn
werken over de Belgische geschiedenis. Bijvoorbeeld: de graven Eg-
mond en Hoorne verrieden Filips en het Christendom om de vrije
hand te laten aan de ketter Willem de Zwijger. Zo liet men later het
240
goddeloze Frankrijk regeren over Belgie. Er zijn voorbeelden te over
die aantonen hoe wij ons op systematische wijze afwendden van het
ware geloof, van onszelf... En je merkt het resultaat. Een maatschap-
pij in verval, geen toekomst meer voor de jeugd, een regering die het
individu geen ruimte meer laat, een regering die beveelt en wij moe-
ten knikken of verdwijnen. Kijk naar Europa: Europa sterftf Europa
is ten dode opgeschreven als gevolg van het obscurantisme en het ge¬
brek aan religie. De losbandigheid die daarmee samenhangt heeft van
ons een ondergeschikt ras gemaakt. Wie zijn er nu in opgang? De Ja-
panners, de moslims. Superieure rassen in vergelijking met de onze.
De kruistocht die Hitler - pas op, ik ben tegen het nazisme - aanbond
ter zuivering van het Westerse ras was niet zo dom als de meesten
dachten. We bevinden ons in een impasse.’
Dokter Van Rossum lijkt niet meer te stoppen. Hij vertelt zijn ver-
haal met diepe ontgoocheling, een diep misprijzen voor de heden-
daagse mens. ‘Kijk maar naar wat de vakbonden uitrichten. Stakin-
gen in het openbaar vervoer, stakingen in de mijnen. Het verval is zeer
nabij. De macht van de vakbonden is daar een zeer belangrijk teken
van... Dus rest er ons niets anders dan te strijden tegen het morele
verval. Dat is dan ook de uitgangspositie van onze grootmeester
Zdrojewski. Binnen onze Belgische afdeling pogen we diep-religieu-
ze gevoelens aan te kweken door middel van leringen en erediensten.
De aanwezige elite moet dan de religiositeit verspreiden in haar in-
vloedssfeer. Want elke ridder heeft een zeer belangrijke maatschap-
pelijke positie van waaruit hij vele mensen kan bei'nvloeden. Dat is
ons uitgangspunt.’
Buiten wacht de avond me op. Ik spoed rne langs vuile Brusselse
straten naar de bus. Weg van de waanzin? Aan een dame die me toe-
vallig kruist, vraag ik hoe laat het is. Ze vlucht angstig weg. Het more¬
le verval? Er schiet me iets te binnen. Toen ik aan de dignitaris van de
‘Ordre de Saint-Jean-Baptiste’ uitleg vroeg over een organisatie,
I.M.O.S. geheten, antwoordde die andermaal met een wedervraag:
‘wat heeft dat met ridderordes te maken?’. Veel dacht ik, want de
heren achter de Orde dirigeren eveneens I.M.O.S. I.M.O.S. is een
vrij vreemde oudstrijdersorganisatie, quasi-onbekend bij de Bel¬
gische nationale oudstrijdersbonden. Waar staat I.M.O.S. voor 12 ?
Vragen, vragert, vragen
‘Volgens inlichtingen die ik heb ingewonnen, zou de hogergenoemde
organisatie (Interallied Military Organisation Sphinx -I.M.O.S., no-
ta van de auteur) een intergeallieerde groepering zijn van gewezen
weerstanders, inlichtings- en actieagenten en oudstrijders, die on-
241
langs in Belgie werd gesticht, en vooral actief blijkt te zijn in de pro-
vincie West-Vlaanderen. ’ Dat schreef de minister van Ontwikkelings-
samenwerking, in afwezigheid van de minister van Buitenlandse Za-
ken, reeds in 1970 aan de toenmalige senator Hilaire Lahaye. En hij
voegde er aan toe: ‘Deze vereniging zou aan zijn meest verdienstelij-
ke leden het “Interallied Distinguished Service Cross” verlenen. De¬
ze onderscheiding heeft evenwel geen enkel officieel karakter.’ 13
Een merkwaardige organisatie, I.M.O.S— Dat is ook de bekende
Franse schrijver Roger Peyrefitte opgevallen. Peyrefitte schreef een
schitterend verhaal over het wellicht meest controversies personage
- althans in Frankrij k - van de j aren zestig en zeventig: de avonturier
Fernand Legros. Legros was een van de rijkste mannen van zijn tijd
en bouwde die rijkdom op met het verkopen van schilderijen van de
meest geprezen meesters aan de machtigen dezer aarde. Staatshoof-
den en groot-industrielen verwelkomden Legros als de mecenas van
deze eeuw. Totdat Legros er plots van beticht werd ook vervalste doe-
ken te verpatsen. Frankrijk stond op zijn kop. Later kwam ook aan
het licht dat de avonturier samenwerkte met inlichtingsdiensten en
zich stortte in de wapenhandel. Secretaris van Fernand Legros was ge-
durende lange tijd de Fransman Moreau de Ferraz, voorzitter van de
‘Commission de recrutement’ van de tempelorde van Zdrojewski ten
tijde van de SAC-affaire... 14 Die hielp Legros aan interessante - zij
het nep - certificaten. Peyrefitte schreef: ‘Tien jaar later (1965, nota
van de auteur), verkocht Fernand een schilderij in Belgie, aan een
chef van de I.M.O.S. (Interallied Military Organisation Sphinx), die
diploma’s en eretekens afleverde voor wapenfeiten die bij de weer-
stand onbekend waren, afleverde. Fernand liet zijn titels van student
in Cairo graag gelden en zag ze gewettigd door twee decreten, geanti-
dateerd op 24 december 1948, waarbij hij - nog steeds onder zijn gra-
felij ke identiteit - achtereenvolgens officier bij de generale staf en ka-
pitein werd benoemd; hij kreeg “wegens dapperheid tegenover de vij-
and” de medaille van generaal Eisenhower en het kruis eerste klasse
“wegens uitmuntende geallieerde diensten”. Op de datum van het de¬
creet hield hij zich meer bezig met voetbal en met galanterieen
tegenover het achterste van de seminaristen, dan met “gallantry befo¬
re the enemy”. Het is komisch dat dit diploma, dat geacht wordt afge-
leverd te zijn “in de troepenkwartieren van de geallieerde strijdkrach-
ten van de weerstand aan het front”, vergat dat Fernand in 1948 ze-
ventien j aar was, en dat er nergens meer een front was. ’ 15
Een vreemde organisatie, I.M.O.S.... Dat vond ook een ex-ridder
in de ‘Ordre de Saint-Jean-Baptiste’, die nog in 1982 het ‘Croix de la
Victoire 4045’ van I.M.O.S. kreeg. De man was tijdens de tweede
wereldoorlog amper negen jaar. I.M.O.S., die naast ontelbare deco-
242
raties 16 ook nog - zo schrijft journalist Chaffanjon 17 - identiteitskaar-
ten aflevert, wordt momenteel vanuit Frankrijk gedirigeerd door
Zdrojewski en zijn rechterhand Thadee Jago. De organisatie werd
reeds in 1939 gesticht (tenminste, zo vermelden de documenten van
I.M.O.S.) door generaal Conrad Strzelczyk. Opnieuw een Pool. Die
schreef: ‘De I.M.O.S. als een gevechtseenheid en weerstanderorga-
nisatie, gesticht in november 1943 (?, nota van de auteur), hoort bij
de Grote Familie van Broederlijk Geallieerde Naties; de I.M.O.S. is
werkzaam in bezet gebied, achter de vijandelijke linies, en in gebie-
den die bezet zijn door de Grote Oorlogsfamilie van het Geallieerde
Leger, en heeft als enig doel de vernietiging van het duivelse Hitler-
Nazi-Kamp en de Duitse Oorlogsorkaan.’ 18
Vreemd. In kringen van weerstanders is I.M.O.S., als gevechtseen¬
heid of als latere groepering van weerstanders, volkomen onbe¬
kend. .. Dat meldde mij de voorzitter van het zeer officiele actiecomi-
te van de weerstand. De organisatie heeft inderdaad een afdeling in
Belgie, zoals de minister van Ontwikkelingssamenwerking in 1970 of¬
ficieel meldde. Die werd later tot vereniging zonder winstoogmerk
omgevormd en is sinds 1981 gevestigd te leper, met afdelingen in
Brugge, Herseaux en Kortrijk 19 . Stichter-erevoorzitter is Georges
Debruyn, vertegenwoordiger van Zdrojewski in Belgie. Stichter-se-
cretaris is Roland Maillard, prior van de ‘Orde van Sint-Jan van Jeru-
zalem, Priorij der Lage Landen’, waarin uiterst belangrijke aan de
rechtse zuil aanleunende Vlamingen tot ridder worden geslagen 20 .
Wat stelt I.M.O.S. in ’s hemelsnaam voor? Waarom verleent
I.M.O.S. te pas en te onpas talloze niet-officiele decoraties? Is dit
slechts een bliksemafleider? Gaat het alleen om misplaatste of folklo-
ristische toestanden? Of is I.M.O.S. misschien een van die ‘gordijn-
organisaties’ voor officiele of parallelle inlichtingsdiensten ? Tenslotte
duikt een persoon steeds opnieuw op: Zdrojewski. En die, zo schre-
ven Ferrand en Lecavalier 21 , was zeer goed gei'ntroduceerd in het
Europese milieu van inlichtingsdiensten. Bovendien was Zdrojewski
uiterst nauw betrokken bij de geheime en gewelddadige operaties van
de SAC in het begin van de jaren zeventig. Er ontbreekt houvast. Een
zaak is zeker. I.M.O.S. is zeer nauw gelieerd met de ‘Ordre de Saint-
Jean-Baptiste’ en met een ‘Ordre Souverain et Militaire du Temple de
Jerusalem’. De drie organisaties hebben immers dezelfde leiders! Zo-
wel in Belgie als elders. Er is echter nog een vierde gelieerde organisa¬
tie. Een superstructuur, zo blijkt. Misschien biedt die meer inzicht.
Misschien vormt die vereniging het ontbrekende deel van de puzzel.
243
Zelfoverschatting?
‘In Parijs regeren de Tempeliers, in de V.S. de Ordre van Sint-Jan-
Baptist, en in bepaalde Franse kringen is het de ‘Rose-Croix Martinez
de PasquallyDit eigenzinnig stukje proza staat te lezen in het
tijdschrift van 15 januari 1982 van de ‘Federation des Combattants
Allies d’Europe’ (FCAE), of nog, de ‘Allied Combattants of Euro¬
pe’. De F.C. A.E. is een organisatie die de relaties tussen oudstrijders
uit beide wereldoorlogen en uit de oorlogen in Indochina en Noord-
Afrika wil aanscherpen. De leiding van de F.C. A.E. berust op inter-
nationaal niveau bij Zdrojewski en Jago. Op Belgisch niveau bij Van
Rossum, de generaals Van Houtte en de Bruyn. De ‘Federation’ is de
vierde organisatie op het lijstje. Ze deelt eveneens niet-officiele ere-
tekens uit, zoals de ‘Medaille d’Europe’, de ‘Medaille de Combattants
Allies d’Europe’, de ‘Medaille Sikorski’. Eveneens gelieerd aan de
F.C. A.E. is de ‘Zwiazku Uczestnikow Polskieg Ruchu Opuru’ (Z.U.
P.R.O.), een associatie van Poolse oudstrijders in ballingschap die
vanuit verscheidene westerse staten nog steeds strijd voeren tegen de
communistische staatsvorm in Polen.
Toen in 1980 het 150-jarig bestaan van Belgie werd gevierd, wou
ook de F.C. A.E. niet ontbreken. Op zondag 7 december konden de
leden en de sympathisanten van de Federation na een eredienst in de
Brusselse Eglise Notre-Dame Mediatrice zich tegoed doen aan een
stevig banket in het Hotel Europa. Dat staat op de uitnodigingskaart.
Op die kaart staat ook het ‘comite d’Honneur International’ van de
F.C.A.E. vermeld. Een verbazingwekkend lijstje! Naast de namen
van illustere generaals en kolonels 22 prijken de Belgische politic! ex¬
premier Paul Vanden Boeynants en de liberale minister Herman De
Croo... Heeft die steun een zuiver symbolisch karakter? Zijn de poli-
tici bij de neus genomen? Of...?
Ik kon me niet inbeelden dat beide politici met dergelijke organisa¬
tie collaboreerden. Een brief mijnentwege aan Herman De Croo,
waarin ik om opheldering vroeg, bleef echter onbeantwoord. Bete-
kent dit dat de liberale eminentie de zaak te onbelangrijk vindt? Of
wil hij niet dat zijn patroonschap in de openbaarheid komt? Feit is,
dat bevestigden me later enkele leden van de F.C.A.E., dat zowel
Vanden Boeynants als De Croo inderdaad toestemden om deel uit
maken van het ‘Comite d’Honneur International’ van de F.C. A.E.
Laat ik nogmaals citeren uit het tijdschrift van de F.C. A.E.: ‘In Pa¬
rijs regeren de Tempeliers, in de V.S. de Orde van Sint-Jan-Baptist
en in bepaalde Franse kringen de Rose-Croix Martinez de Pasqually.
Uiteindelijk werd in 1964 beslist om de oudstrijders te verzamelen on-
der het letterwoord van onze F.C. A.E.’. Alle geciteerde organisaties
- op de Rose-Croix na - hebben dezelfde leiders, zowel op internatio-
naal als op nationaal niveau. Ze stralen alle vier eerder ongeloofwaar-
digheid uit. Ze worden niet erkend door officiele instanties. En
toch... ‘Het antwoord op je vragen moet je zoeken in de schoot van de
Bilderberggroep’, vertelde de persoon die me het tijdschrift door-
speelde, en hij voegde er ernstig aan toe: ‘het heeft te maken met syn-
archie’.
Interludium II
Het grote voorbeeld voor Zdrojewski en aanhangers is zonder enige
twijfel de Poolse militair en politicus Wladyslaw Sikorski (1881-1943).
Generaal Sikorski was een belangrijk man in de Poolse vooroorlogse
geschiedenis en verwierf ook tijdens de tweede wereldoorlog aanzien.
Na een klassieke militaire carriere werd de generaal in 1923 minister-
president en zetelde de volgende twee jaar als minister van oorlog in
de Poolse regering. Nadien, en dit tot 1929, werd Sikorski legerbevel-
hebber. Daarna trok hij zich uit het politieke leven terug.
Toen in 1939 zowel Hitlers troepen als het Sovjet-Unie-leger Polen
binnenrukten, vluchtten vele Poolse prominenten naar Londen. Via
Teheran bereikte ook Sikorski de Engelse hoofdstad, waar hij aan het
hoofd stond van de Poolse regering in ballingschap en de Poolse
strijdkrachten. Die waren zowel actief in Polen zelf als aan de zijde
van de geallieerden. In Frankrijk was Zdrojewski (vriend van de
Gaulle) een van de kopstukken van het Pools verzet dat door Sikorski
werd gecoordineerd. In 1943 kwam Sikorski om in een vliegtuigonge-
luk nabij Gibraltar. De Duitsers beweerden dat de Britten schuldig
waren aan zijn dood omdat hij een vredesregeling tussen Groot-Brit-
tannie en de Sovjet-Unie inzake Polen in de weg stond.
Met Sikorski kwam in 1934 ook de Poolse politicus Joseph Retinger
in Londen aan. Die zou trouwens in de troebele oorlogsjaren een van
de naaste medewerkers van de generaal worden. Maar Retinger was
vooral de spirituele vader van een latere groep van wereldheersers, de
Bilderberggroep.
Toen Churchill, Roosevelt en Stalin tijdens de Conferentie van Jal-
ta (4-11 febr. 1945) de wereld herverdeelden, werd Polen tot vazal-
staat van de Sovjet-Unie herdoopt, zeer tegen de zin van de anti-com-
munistische groeperingen. ‘De belediging die Polen werd aangedaan
ten tijde van de overeenkomsten die met de ogen dicht werden geslo-
ten door een seniel demente president Roosevelt’, zo stelt de
F.C.A.E. 23 , deed de Amerikanen schuldgevoelens krijgen. Wellicht
werd Polen destijds in anti-communistische kringen aanzien als het
244
symbool en het voorbeeld van het Russisch imperialisme. De koude
oorlog brak in alle hevigheid los.
Vanuit de nog steeds actieve Poolse regering in ballingschap te
Londen werd de hoop op een Westers (zeg maar Amerikaans-gezind)
Polen nog niet opgegeven. Toen ontpopte Joseph Retinger zich als
een invloedrijk politiek denker. Hij baseerde zich op de filosofie van
de synarchie om zijn droom te verwezenlijken.
Synarchie
‘Wij worden door sommigen ervan beschuldigd duivels te zijn, door
anderen geestelijken, door het publiek zwarte magiers of krankzinni-
gen; toch blijven wij eenvoudigweg ridders van Christus, vijanden
van geweld en wraak, vastbesloten synarchisten, gekant tegen elke
anarchie, aande top ofaan de basis, in een woord: Martinisten.”-Pa-
74
pus .
Het principe van de synarchie werd in de 19de-eeuwse Rozenkrui-
sers- en Martinistenkringen geconcipieerd. De vader van deze filoso¬
fie was Saint Yves d’Alveydre (1842-1909) die een enorme invloed
zou hebben op latere belangrijke occultisten als Papus, Sedir, Guaita
en ook Steiner. Vandaag weegt d’Alveydre’s invloed nog steeds sterk
door op Martinistenkringen die aanleunen bij de occulte vrijmetsela-
rij zoals de Memphis-Misraim-loges.
Wat is synarchie? In tegenstelling tot de anarchie stelt de synarchie
een regeringsvorm voor met principes. Belangrijk is de scheiding tus-
sen Autoriteit en Macht, beide gebaseerd op een trinitarisch principe.
De drie essentiele maatschappelijke functies - onderwijs, justitie,
economic - worden gerepresenteerd in drie niet-politieke sociale ka-
mers, gekozen volgens het principe van het algemeen stemrecht. Ze
vormen de Autoriteit, belast met het ontwerpen van wetten. Met de
drie sociale kamers corresponderen drie politieke lichamen die samen
de Macht uitmaken. Die lichamen hebben de taak de door de sociale
kamers ontworpen wetten uit te vaardigen en te doen naleven.
Volgens Saint Yves d’Alveydre leidt het parlementaire bestel aan
twee - op termijn - dodelijke kwalen. Enerzijds is er zijn oligarchi-
sche instelling: ‘U geeft uzelf een meester die uw deel van nationale
oppermacht in handen neemt, en die het dan ook gebruikt, in zijn
voordeel of in het uwe.’ Anderzijds is er zijn incompetentie: ‘diegene
die gij gekozen hebt zal wetten maken zoals een blinde schilderijen
maakt. ’ Daarom moet het parlementarisme afgeschaft en de beslissin-
gen aan de Autoriteit overgedragen.
246
De Martinisten, met op kop hun frontman Papus, namen de princi¬
pes van d’Alveydre over en plaatsten ze in de context van een theocra-
tisch bestel. Zij stelden dat de natuur, de mens en ook de samenleving
dezelfde trinitaristische wet volgden (hoofd = autoriteit = onderwijs-
functie; thorax = macht = juridische functie; abdomen = economic
= economische functie). Vooral in Frankrijk kreeg de synarchische fi¬
losofie in het begin van de twintigste eeuw voet aan de grond in hogere
kringen. Zelfs Paul Deschanel (1856-1922), president van de repu-
bliek in 1920, stond bekend als aanhanger van de zienswijze van d’Al¬
veydre. In 1922 werd in Frankrijk een geheim politiek genootschap
opgezet, de ‘Mouvement Synarchique d’Empire’ (MSE) die later zou
worden beticht van mysterieuze en onopgehelderde moordaanslagen.
De commando’s van de MSE werden verantwoordelijk gesteld voor
de moord op de bankier Navachine (1937), op de onderzoeker Jean
Coutrot (1941) en zijn twee secretarissen, op de grootmeester van de
Memphis-Misrai'm-loge Constant Chevillon.... ‘Deze vijf geheimzin-
nige overlijdens hebben een gemeenschappelijk punt, of beter ge-
zegd, een gemeenschappelijke verklaring: Novachine, Jean Coutrot,
Chevillon en op de tweede plaats Theallet en Moreau (de secretaris¬
sen van Coutrot, nota van de auteur) hadden kennis van een geheim
document afkomstig van een occult politiek en inwijdingsgenoot-
schap. Het droeg de titel: “Synarchisch revolutionair pakt voor het
Franse Keizerrijk”.’ Dat schreef Pierre Mariel in 1973 25 . Het docu¬
ment waarvan sprake werd ingeleid door de volgende verwittiging:
‘Het ongeoorloofde bezit van dit document stelt bloot aan sancties
zonder te voorziene beperking, om het even hoe het verkregen werd.
Het beste in dergelijk geval, is het document te verbranden en er niet
over te spreken. De Revolutie is geen grap maar een onverbiddellijke
actie, geleid door een ijzeren wet.’ 26
De ware activiteiten van de MSE zijn nog steeds niet bekend. De
MSE baadde in een sfeer van geheimzinnigheid. Enkel de bevindin-
gen van het rapport Chavin (1941), opgesteld en verspreid tijdens de
Duitse bezetting, lijken enkele meer concrete gegevens te verschaf-
fen 27 . Daarin wordt gesteld dat Eugene Deloncle lid was van de MSE.
Deloncle was vooral de bezieler van een in de jaren dertig bijzonder
actieve samenzweerdersorganisatie, de ‘Comite Secret d’Action Re-
volutionnaire’ (CSAR), waarvan de leden Cagoulards werden gehe-
ten en die een volledig militair georganiseerde ondergrondse bewe-
ging vormde, gericht tegen de Derde Republiek 28 . De Cagoulards wa-
ren gekenmerkt door monarchistische en ook ten dele fascistische
tendensen. Ze onderhielden nauwe contacten met het Italiaans fascis-
me. Op 11 September 1937 kwam de samenzwering aan het licht. Pas
na de oorlog, in 1948, werd tegen de Cagoulards een groots proces ge-
247
voerd. Waarnemers stelden zonder veel harde bewijzen dat de CSAR
in feite de militaire vleugel van de MSE was.
Wellicht had de MSE geen uitstaans met de eerder opgerichte ‘Or-
dre Martiniste Synarchique’, waarvan de grote bezieler Victor Blan¬
chard was. Die werd in 1918 tot bisschop geconsacreerd van de ‘Eglise
Gnostique Universelle’, zeer nauw aanleunend bij de Rozenkruisers-
tradities. Blanchard stond indertijd ook aan de wieg van
A.M.O.R.C. 29 Tot de ‘Eglise Gnostique Universelle’ behoorden
trouwens ook de vermoorde grootmeester van de Memphis-Misrai'm-
loge Constant Chevillon en haar voorlaatste grootmeester Robert
Ambelain.
Het mag verondersteld dat de ‘Ordre Martiniste Synarchique’ van-
uit de Memphis-Misra'im-traditie wed geconcipieerd, net als de ‘Ro-
se-Croix Martinez de Pasqually’, de mysterieuze organisatie die naast
de Tempeliers en de ‘Ordre de Saint-Jean-Baptiste’ wordt geciteerd
door de F.C.A.E. Is de Memphis-Misraim-loge de spirituele super-
organisatie? De loge heeft in ieder geval een belangrijke geestelijke
stempel gedrukt op occulte en ridderlijke kringen. Het staat vrijwel
vast dat de synarchische ideologie zich binnen de Memphis-Misraim-
loges en haar creaties (zoals de Papus-lijn) verderzet. Die ideologie is
dan vooral gebaseerd op Saint Yves d’Alveydre en het Martinistische
gedachtengoed.
Op een dag in Oosterbeek...
In 1979 maakte Luis Maria Gonzalez-Mata, een lid van diverse wes-
terse inlichtingsdiensten zijn ervaringen wereldbekend. Die werden
geboekstaafd in ‘Les Vrais Maitres du Monde’ 30 . Daarin stelt Gonza¬
lez-Mata dat aan de meetings van de Bilderberggroep eminente leden
van vrijmetselaarsioges deelnamen. Gonzalez-Mata preciseerde ech-
ter niet om welke loges het ging. Een lid van de Memphis-Misrai'm lo¬
ge vertelde me met de daver op het lijf dat Joseph Retinger connecties
had met groeperingen binnen Memphis-Misraim-loges en mede daar-
door de synarchie-gedachte propageerde. Bluf? Het klinkt logisch,
want Retinger was de spirituele vader van de Bilderberggroep, die in
feite op een modeme vorm van de synarchische filosofie is geent. Ro¬
ger Facon en Jean-Marie Parent omschreven het als volgt: ‘De heden-
daagse Synarchie is een discrete verzameling van een aantal hoge per-
sonaliteiten van het Groot Kapitaal en van de Hoge administratie, die
de controle over de politieke macht willen overnemen, om haar te
rich ten volgens hun eigen autoritaire entechnocratische inzichten.’ 31 .
Precies dat is ook de bedoeling van de Bilderberggroep, het geestes-
kind van de door de synarchische gedachte gei'nspireerde Retinger.
248
De groep organiseerde in het geheim meetings tussen westerse top-
politici, top-militairen, top-industrielen, academici, topfiguren uit
vakverenigingen, topfunctionarissen van internationale lichamen en
van inlichtingsdiensten om prive en vertrouwelijk de grote lijnen te
bepalen van de westerse politieke, militaire en economische ontwik-
keling. De Bilderbergmeetings waren niet alleen een antwoord op de
communistische dreiging. Ze staan vooral een Westerse wereldrege-
ring voor, oncontroleerbaar door het publiek. Zelfs ‘Europe Magazi¬
ne’, een Belgisch blad dat een zeer strakke anti-communistische trend
volgde, maakte zich zorgen: ‘Deze half heimelijke wereldregering (de
Bilderberggroep, nota van de auteur) is samengesteld uit spelleiders,
nl. de vertegenwoordigers van de hoge internationale fancien, en uit
spelers, nl. politiekers van verschillende landen, die de opdracht
hebben om de instructies van hogerhand uit te voeren op hun eigen
gewestelijk werkterrein... Het schijnt dat de financiele groepen die
werkelijk aan de touwtjes trekken Rockefeller, Wartburg, Kuhn,
Loeb, Carnegie heten... Allen streven openlijk wereldwijde doelen
na.’ 32
Initiatiefnemer van de Bilderberggroep was prins Bernhard der Ne-
derlanden die de meetings, waaraan jaarlijks gemiddeld zo’n 80 a 90
personen deelnamen, voorzat. De eerste samenkomst van de ‘wester¬
se wereldregering’ vond plaats in 1954 in het Hotel de Bilderberg
(vandaar de naam) in het Nederlandse Oosterbeek. In 1957 doken
117 participanten op, onder wie Amerikaanse bankiers als een
Rockefeller en Europese machtigen als een Antoine Pinay, een Ha¬
rold Wilson, een Paul-Henri Spaak... Eveneens aanwezig was Dimas-
Arutti, tot 1982 grootmeester van de ‘Ordre de Saint-Jean-Baptiste’.
Dat meldt het tijdschrift van de F.C.A.E.. En dat is interessant. De
historiek van de F.C.A.E. zoals voorgesteld in haar tijdschrift, is min
noch meer de historiek van de Bilderberggroep.
Zijn de organisaties van Zdrojewski, een man die zeer goed gei'n-
troduceerd is in Westerse inlichtingsmilieus en wiens creaties wel eens
benut werden door die milieus, constructies die kaderen binnen de
politieke opties van de Bilderberggroep. Dat lijkt een verklaring.
Misschien moet je dan toch volgende zinsnede binnen die hypothese
beoordelen: ‘In Parijs regeren de Tempeliers, in de V.S. de Orde van
Sint-Jan-Baptist, en in bepaalde Franse kringen, is het de “Rose-
Croix Martinez de Pasqually’”...’. Speculatief ? Vast staat dat niet on-
belangrijke figuren achter die schijnbaar folkloristische organisaties
post vatten. mannen die, zoals Europe Magazine destijds schreef, ge-
acht worden ‘de instructies van hogerhand uit te voeren op hun eigen
gewestelijk werkterrein’. Vast staat ook dat de F.C.A.E. zeer hoog
oploopt met de synarchische idee achter de Bilderberggroep. Boven-
249
dien blijken zeer occulte sekte-achtige groepen in relatie te staan met
de heren achter de schermen van onbelangrijk lijkende en in mis-
plaatste nostalgie badende organisaties. Lijden de ridders en oud-
strijders (?) aan zelfoverschatting? Wie zal het zeggen?
Nostalgie en...
the hetherius societv
Ik ontmoet hem tussen aftands oorlogsmateriaal, honderde achter
glas vastgepinde decoraties en enkele maquettes, fasen uit de strijd
voorstellende. Misschien zal hij wat meer licht kunnen werpen op die
beklemmende zaken die mijn geest teisteren. De aankomst in Ant¬
werpen had iets vertederends. Het leek of ik, die mezelf nochtans be-
schouw als niet-gebonden, een verre emotie voelde opwellen toen de
trein krakend halt hield in het Centraal Station. In deze stad heb ik ge-
leefd. Toen de mensenmassa op De Keizerlei me in haar greep kreeg,
verdwaasde dat gevoel in iets anoniems, koels, afstandelijks, onwe-
zenlijks. Jammer. De weg naar de Antwerpse Handelsbeurs, waar
een tentoonstelling uitgaande van de Belgische Vereniging van Pool-
se oudstrijders werd georganiseerd, had dan ook niets aantrekkelijks
meer. Mijn hoofd was ergens anders.
De voorzitter van de Belgische Vereniging van Poolse oudstrijders
straalt eerlijkheid uit. Een innemend man. ‘Deze tentoonstelling
heeft een nostalgisch karakter’, zegt hij, ‘ik weet wel, we leven nu,
maar het blijft belangrijk de mensen eraan te herinneren wat er een
goede 45 jaar geleden is gebeurd.’ Edmund Kaczynski doelt op de na-
zistische terreur, want ‘wat de Russen met Polen hebben gedaan, is
niet mooi maar daar staat tegenover dat het vroegere dictatorial regi¬
me in Polen ook niet door iedereen werd gewaardeerd. Er was toen
veel armoede...’
Zdrojewski?
‘Zdrojewski heb ik een paar keer gezien op oudstrijdersbijeenkom-
sten. Hij is een man van de harde anti-communistische lijn. Hij was
250
steeds in gezelschap van graaf Nowina Sokolnicki, die momenteel
president is van een Poolse regering in ballingschap te Londen. Trou-
wens, Zdrojewski heeft er een ministerportefeuille, net als enkele an-
dere bekenden. Er zijn zelfs drie Poolse regeringen in ballingschap te
Londen. Die bestrijden mekaar en beweren ieder voor zich de enige
echte te zijn. Typisch Pools. Zet twee Polen bij mekaar en je hebt drie
meningen! Die regeringen kunnen echter op weinig of geen steun re-
kenen in Polen zelf, waar men niet echt happig is om mensen die de
structuren van het vooroorlogse Polen aanhangen te steunen. Maar ze
zijn hevig anti-communistisch en symboliseren de “Vrije Polen”. Ze
hebben nogal wat aanhang in Frankrijk en Engeland via vrijmetse-
laarskringen.’
En inlichtingsdiensten?
‘Die zijn zeker gebruikt geweest en vice versa. Dat weet ik. Hoe de
toestand vandaag is, is mij onbekend.’
Zdrojewski is dus ‘minister zonder portefeuille’ in de ‘regering’ van
graaf Juliusz Nowina Sokolnicki die hem in 1982 trouwens tot ‘maar-
schalk’ bevorderde. Een ander minister in die regering en speciaal
raadgever van de president is George King, een Engelsman...
..en science fiction
In zijn boek ‘Jezus leeft en woont op Venus’ beschrijft Christopher
Evans op prachtige en cynische wijze ‘Operatie Karmalicht’ 33 : ‘Daar
Lubek een van de voomaamste wetenschappelijke adviseurs was van
niemand anders dan Satan zelf, stelde hij zich tot taak op de hoogte te
blijven van alle nieuwste ontwikkelingen in wetenschap en techniek
en had hij een enorm computercomplex ontworpen dat Egog heette
en een terrein van vijftien vierkante km. besloeg - in het lagere ster-
renrijk natuurlijk. In dit indrukwekkende instrument had de boosaar-
dige geleerde geleidelijk alle occulte gegevens van het heelal inge-
voerd; hij was ook bezig de erbij passende software te ontwikkelen.’
‘Het bezit van deze reusachtige databank, die na verloop van tijd in
handen van Satan zou vallen, betekende een werkelijke bedreiging
voor de krachten van het goede, zoals de vijf ingewijden plus de
“meester Babaji” (een soort geestelijke president van de aarde) al
spoedig beseften. Gelukkig ging Lubek, als zovele aardse geleerden
van zijn slag, zo op in de ingewikkeldheden van de manier waarop zijn
computer functioneerde en in de spectaculaire problemen die het pro-
grammeren opleverde, dat hij zijn doel uit het oog begon te verliezen.
Zoals het in het mededelingenblad van het Aetherius-genootschap
251
van juli 1969 wordt gesteld, hij “werd steeds meer de onvervalste ge-
leerde en maakte zich steeds minder druk om de politiek van eigenbe-
lang van de lagere astrale koninkrijken. Zijn hele geest was gericht op
het verbeteren van zijn computersysteem”.’
‘Het duurde niet lang voor Lubek werd uitgedaagd door de feodale
leenmannen van het sterrenrijk die gebruik maakten van zijn aan-
dacht voor de Egog en trachtten hem van Satans gunst te beroven.
Het was op dit punt, toen hun vijanden verdeeld waren door intern
gekibbel, dat de ingewijden besloten toe te slaan. Geruggesteund
door het gezamenlijke ‘geduw’ en andere metafysische inspanningen
van de leden van het Aetherius-genootschap op aarde, en tairijke
spoedvergaderingen in hun hoofdkwartieren in Londen, Los Angeles
en elders, begonnen de ingewijden aan een James Bond-missie om de
computer van Lubek op te sporen en te vernietigen. Het was een
grimmige, maar veelbewogen tijd. Op 24 mei 1969 gaf dr. King om
twee uur’s och tends opdracht de uitstraler van geestelijke energie op
de ‘wederkerige wijze’ aan te zetten, in een poging een aanval van Lu¬
bek op zijn hoofdkwartier af te wenden. Dit prachtige toestel-er zijn
er ongelukkig genoeg maar al te weinig van op deze planeet - bestaat
uit een reeks eenvoudige ronddraaiende delen die door een electro¬
motor worden aangedreven en zogenaamd prana of een soortgelijke
vitale kracht uitzenden voor het nut van het algemeen. Niemand op
de basis van het Aetherius-genootschap in Londen, waar men een
stuk of twee van deze machines heeft, schijnt volledig te kunnen uit-
leggen volgens welke beginselen ze werken, zodat het moeilijk is de
algemene doelmatigheid ervan te beoordelen. Hoe dan ook, het toe-
stel bezorgde Lubek kennelijk het geestelijke equivalent van een
blauw oog, maar hij kon zich er met zijn altijd nieuwsgierige geest van
de geleerde niet van weerhouden rond te blijven hangen om het gede-
tailleerd te onderzoeken. Dat was een fatale vergissing, want terwijl
hij op die manier in beslag werd genomen, werd hij aangevallen door
ingewijden nummer een en drie, buiten bewustzijn gebracht en door
hen heel verstandig verwijderd naar een speciale satelliet, die ze als
een gevangenisstation in een baan in de ruimte hadden gebracht. Ver-
volgens werden er op geschikte plaatsen explosieve ladingen aange-
bracht en de computer, “die in de loop der jaren met zoveel moeite
was gebouwd en onderwezen sprang in enkele seconden uiteen tot
een massa verwrongen draden en gebroken kristal”.’
‘“Lubek zelf’, krijgen we van het mededelingenblad te horen,
“wacht nu op de karmische terugslag” voor zijn vroegere daden. En is
dit dan het einde van de duivelse geleerde? Het ziet er misschien naar
uit, maar het wordt enthousiaste lezers van Amerikaanse stripverha-
len vergeven wanneer ze zich afvragen of Lubek, net als Joker en de
krankzinige Luthor, die onverzoenlijke vijanden van Batman en Su¬
perman, er niet op de een of andere manier in zal slagen uit zijn ge-
vangenis te ontsnappen om de wereld eens te meer schrik aan te ja-
gen.’
George King, of beter, ‘Zijne Doorluchtigheid Prins George King
de Santorini, graaf van Fiorina, prins Grootmeester van de Mystieke
Orde van Sint-Pieter’ (neen - u kan blijven zitten) is, behalve minister
in de Poolse regering in ballingschap van Nowina Sokolnicki, ook nog
stichter-leider van het fantastische Aetherius-genootschap dat over
de hele wereld verspreid zo’n 50.000 aanhangers zou tellen. Volgens
eigen zeggen kreeg George King in 1954 het verbazingwekkende be-
richt zich voor te bereiden om de stem te worden van het ‘interplane-
taire parlement’ met zetel op Saturnus, de woonplaats van de intussen
bijna 3500 jaar oude Aetherius en ook van andere meesters als bij-
voorbeeld Krishna. Enkele tijd later ving hij door yoga-beoefening
telepatisch-gestuurde boodschappen op van bewoners van de planeet
Mars, waar een hoog-intelligent volkje leeft. Jezus en Boeddha blij-
ken op de rode planeet hun thuishaven te hebben. Kortom, George
King werd de zegsman van het ‘Interplanetaire Parlement’ en richtte
afdelingen op in Engeland, de Verenigde Staten, Nieuw-Zeeland en
Canada (om de aarde te redden van de onophoudelijke bedreigingen
van de zich in vliegende schotels verplaatsende zwarte krachten).
Daarmee behoort King tot de ‘Spirituele Hierarchie’ op aarde, be-
kend als de ‘Grate Witte Broederschap’ - de keuze van de kleur refe-
reert naar de aard van de gebruikte magie. De meesters van de Grote
Witte Broederschap kunnen zich zomaar van de ene naar de andere
plaats op aarde verplaatsen, hoeven zelfs niet te eten en hebben de
merkwaardige gave door muren te kunnen wandelen. Je zou voor
minder....
De riddering
Het is stipt kwart voor elf. Op het Brusselse Koningsplein is het, in
tegenstelling tot weekdagen, vrij kalm. Een paar toeristen bewonde-
ren, fototoestel in aanslag, hoe de witte gebouwen de tand des tijds
hebben doorstaan. Wellicht voert hun weg naar het Koninklijk Paleis
dat vlak om de hoek ligt te pronken in een overheerlijke najaarszon.
Op de trappen van de kerk St-Jacques sur Coudenberg is een vreemd
schouwspel aan de gang. Heren en dames in lange mantels vangen
gretig de verwonderde blikken van de luttele voorbijgangers op. ‘Is er
een folkloristisch spektakel vandaag?’, vraagt een nette Nederlandse
dame. Als ik haar vertel dat het daarboven ernst is, trekt ze haar
schouders op. ‘Die Belgen toch’, hoor ik haar mompelen.
252
253
Op de trappen van de kerk herken ik de zwarte mantels met rood
dubbelkruis van de 'Ordre Capitulaire de St Gereon’, aangevoerd
door grootmeester Mgr. De Vent; de witte mantels met rood kruis
van de ‘Ordre Souverain et Militaire du Temple de Jerusalem’, met op
kop Jose Bodart, afgevaardigde van regent Sousa Fontes; en tenslotte
de rode mantels met wit Maltezer kruis van de ‘Ordre de Saint-Jean-
Baptiste’, vertegenwoordigd door groot-prior Jean-Marie Rolland,
grootofficier Roger Van Rossum en Grande Visiteuse Marie Van H.
Vandaag wordt het ‘Herfstkapittel’ van de ‘Ordre de Saint-Jean-Bap-
tiste’ gehouden, waarbij de ‘rites traditionnels’ zullen worden uitge-
voerd. Met andere woorden, aan enkele uitverkorenen wordt de gro-
te eer gegund de rangen van de Orde te vervoegen.
Als de eerste tonen van de orgelmuziek weerklinken (‘Volk van ge-
doopten stap op naar uw licht, de Christus is verrezen, Halleluja, Hal-
leluja’) stappen de ridders en eredames plechtig door de middengang
van de kerk naar voren. Ze nemen plaats op de voor hen gereserveer-
de plaatsen naast een enorm schilderij van Portaels, gedateerd 1886.
Pijn, smart, armoede druipen van het meesterwerk. Een schril con¬
trast met het pracht en praal uitstralend gezelschap. Het is het gevoel
voor traditie dat de ridders tot deze kerk moet hebben aangetrokken,
vermoed ik. Een ijverige parochiane vertelt me dat de oorspronkelij-
ke kapel, waarrond de huidige kerk werd gebouwd, reeds in 1134 be-
stond. Ze diende als opvang voor pelgrims die onderweg waren naar
het Spaanse Santiago de Compostella, waar volgens de overlevering
in de negende eeuw het lichaam werd gevonden van de apostel Jako-
bus, leerling van Christus. ‘Vandaar de naam van de kerk: St. Jac¬
ques’, zegt de dame fier.
Het geschuifel van stoelen haalt me uit mijn dromen. De kerkgan-
gers staan recht. De celebrant heft een kelk in de lucht, terwijl hij en¬
kele voor mij totaal onverstaanbare zinnen mompelt. Het is tijd voor
de communie. De aanwezigen verlaten hun plaatsen en ontvangen de
Heilige Hostie in de mond. Zo ook de Tempeliers voor wie de ban-
vloek destijds uitgesproken door paus Clemens V nochtans nog steeds
geldt. De nieuwe verdraagzaamheid? ‘Tempeliers? Weetik niets van
af’, vertelt een der priesters later.
Nadat de celebrant en de assisterende priesters een einde hebben ge-
maakt aan de eucharistieviering - ‘Ga heen in vrede’ - en de meeste gelo-
vigen de kerk hebben verlaten, begint de ceremonie van de ‘Ordre de
Saint-Jean-Baptiste’. Jean-Marie Rolland, de groot-prior, Dr. Roger
Van Rossum, de grootofficier en Marie Van H., de Grande Visiteuse,
plaatsen zich voor het altaar. ‘Het ridderschap in onze tijd is een morele
kruistocht’, zegt de groot-prior, ‘tegen de verloedering van de christelijke
waarden, tegen het overheersende materialisme in onze samenleving.’
Een vieretal postulanten - drie vrouwen en een man - wordt naar
voor geleid. Ze knielen en krijgen na het afleggen van geloftes van ge-
hoorzaamheid en opoffering en na het kussen van het kruis de
zwaardslagen op het hoofd en beide schouders. De ‘Grande Visiteu¬
se’ haast zich dan om de neo-ridders met de rode mantels van de Orde
te draperen. De nieuwbakken Kruisvaarders kunnen nu plaatsnemen
in de rangen van hun collega’s. Daar worden ze hartelijk gefelici-
teerd. Tenslotte weerklinkt de afscheidsspeech van de groot-prior,
waarin hij streng de nadruk legt op de plichten van de neo-ridders -
‘het bijwonen van de plechtigheden van de Orde is noodzakelijk’, ’de
strijd moet dagelijks gestreden’ - en de breeders en zusters, hooghe-
den en Monseigneur dankt voor hun aanwezigheid. Twintig minuten
heeft de plechtigheid geduurd. Het ‘herfstkapittel’ van de Orde is ten
einde. De ridders en eredames verlaten de kerk. Buiten, op de trap-
pen, plaatsen ze zich opnieuw in formatie.
Het is nu druk op het Koningsplein. Auto’s rijden af en aan en, zo’n
honderd mensen kuieren genoegzaam rond. Hoofden gaan plots om-
hoog als de wit-zwart-rode colonne zich in beweging zet en met veel
gevoel voor theater het halve plein oversteekt om halt te houden bij
het standbeeld van Godfried van Bouillon, de bevrijder van Jeruza-
lem en vader van het ridderschap volgens christelijke traditie. Te zij-
ner ere leggen de huidige kruisvaarders plechtig bloemen neer. Zo
herdenken ze hun geestelijke vader. De plechtigheid wordt afgeslo-
ten met een sessie groepsfoto’s rondom het standbeeld. Daarna rijden
de ridders en eredames, onder de verwonderde blikken van de om-
staanders, per auto naar het restaurant ‘Les Armes de Bruxelles’ in de
Beenhouwersstraat, op naar het banket 34 .
Esoterie
Ik ben er uiteindelijk dan toch in geslaagd een afspraak te versieren
met ‘La Grande Visiteuse’ van de ‘Ordre de Saint-Jean-Baptiste’, me-
vrouw Van H.
‘Toch beter dan elke namiddag koffie met taartjes te consumeren in
de stad, niet waar?’. Mevrouw Van H. doelt op haar bedrijvigheid in
een aantal ridderordes. Ze is 72 en een van de motors achter een paar
van die ordes. ‘Je moet een bezigheid hebben. Kijk, mijn man en ik,
we zijn al een dagje ouder. Als ik alleen kom te vallen, moet ik iets
hebben om naar uit te kijken.’ Mevrouw Van H. is de eerlijkheid zel-
ve. Daar ben ik zeker van. Ze vertelt dat dokter Van Rossum haar had
gevraagd de ‘Ordre de Saint-Jean-Baptiste’ te reorganiseren, iets wat
ze ‘met hart en ziel’ wil doen. ‘Veel weet ik niet over die Orde’, zegt
ze, ‘ik hou me het liefst bezig met de esoterische aspecten.’
254
255
De ‘parchemins’ worden nu bovengehaald. Zeer officieel aandoen-
de documenten vande ‘Ordre de Saint-Jean-Baptiste , de Ordre Sou-
verain et Militaire du Temple de Jerusalem’, branche Zdrojewski, De
Bruyn en de ‘Ordre de Saint-Antoine du Desert’ bevestigen haar be-
trokkenheid.
Mevrouw Van H. wijst naar de muur rechts van het grote raam.
‘Dat is de mooiste van al’, zegt ze voldaan. Inderdaad, de adelbrief
uitgeschreven door de ‘Ordre du Saint-Sauveur de Mont-Real is in-
drukwekkend. Gothische letters, geflankeerd door stoer-ogende rid-
derfiguren, versieren het document. ‘Die orde wordt gepatroneerd
door het huis Mora y Aragon, je weet wel, daar komt onze koningin
vandaan.’ Mevrouw Van H. is zichtbaar opgezet met zoveel eer. Zelf
was ze tot voor kort - ‘ik heb moeten ontslag nemen wegens te veel be-
zigheden’ - ‘hospitaliere’ voor die Orde. Ze hield zich bezig met de ca-
ritatieve werking — ‘bezoeken brengen in ziekenhuizen . Die Orde is
voornamelijk afgestemd op het esoterisme, mijn stokpaardje. In Luik
hielden wij maandelijkse bijeenkomsten, waar steeds bepaalde esote-
rische aspecten en alchemistische overleveringen, in de traditie van de
Tempeliers werden uitgediept. Hierop waren meermaals afgevaar-
digden van andere Ordes aanwezig: de ‘Ordre Dynastique d’Alibert’,
de ‘Fraternite Michaelite’, de ‘Milice de Livonie’, enzomeer. Al die
Ordes hebben een tempelierstraditie, hoewel ze niet van de tempe¬
liers als dusdanig afstammen.’
Mevrouw Van H. wordt plots stil. Ze zucht. ‘Ons grote voorbeeld is
Raoul Alibert de la Vallee, de man die de esoterische aspecten ingang
deed vinden en velen inspireerde. Hij is de grootmeester van de Or¬
dre Dynastique d’Alibert”.’
Naast die functie oefende de in 1986 overleden Raoul Alibert de la
Vallee ook nog de functie van secretaris-schatbewaarder uit in Zap-
pelli’s ‘Federation Internationale des Ordres de Chevalerie’. Hij werd
hierin bijgestaan door... Julien Origas. Hij was toen, net als Origas
trouwens, ook lid van het ‘Centre Templier d’etudes Historiques, Phi-
losophiques et Esoteriques’, ook al een constructie van Zappelli s
‘Ordre Souverain et Militaire du Temple de Jerusalem . Hoe een dub-
beltje rollen kan...
256
9. De kinderen van de
opperridder
De eredienst
In de provincie Namen, op een tiental kilometer van Gembloux, ligt
het onooglijk landbouwdorpje Petit-Leez. Niet ver van de rivier Or-
neau staat het voormalige hoevekasteel van Livoux, omgebouwd tot
restaurant en herdoopt tot Chateau de Petit-leez. Het is nu 3u45. Op
de oude met oneffen stenen bezaaide binnenplaats van het kasteeltje
staan de delegaties van de ridderordes netjes op een rij. Vooraan
pronken de in witte mantels gehulde ridders van de Fraternite Cheva-
leresque Michaelite, de gastheren van vandaag. Even verderop staat
de afvaardiging van de Ordre Souverain et Militaire du Temple de Je¬
rusalem, branche Sousa Fontes, in beige mantels met rood tempe-
lierskruis te wachten op wat gaat gebeuren. Daarnaast prijken figuren
in beige capes met rode boorden en dito kruis, de Duitse ridders van
de Orde van Constantijn De Grote. Naast de Duitse gasten keuvelen
enkele ridders van de Ordre du Verseau met de Luxemburgse ridders
van de Ordre de l’Etoile. Tenslotte sluiten een tweetal ridders van de
Ordre Dynastique d’Alibert de magistrale rij. Sommigen zijn omgord
met zwaarden. Allemaal zijn ze gekomen voor een vreemd schouw-
spel. Een ridderingsceremonie volgens aloude middeleeuwse tradi-
ties.
Het leek wel alsof ik bij het betreden van de binnenplaats in een fol-
kloristisch feest was terechtgekomen. Niets is minder waar. Dit is
ernst, dodelijke ernst. Immers, straks wordt iemand tot ridder verhe-
257
ven, tot strijder tegen de bedenkelijke materialistische verloedering,
tot ‘voorvechter van de ontluiking der hoogste spirituele waarden in
de mens’, zoals de grootmeester der Michaelieters het zou zeggen. Ik
word plechtig begroet door de ceremoniemeester en geleid naar de
rangen van de Fraternite Chevaleresque Michaelite. Inspelend op
mijn -zo duidelijke?- sceptische houding zegt de ceremoniemeester:
‘als u straks terug buiten komt, zult u veranderd zijn. U zult een ander
mens zijn geworden, ridder widen zijn.’ Afwachten maar...
Er lijkt uiteindelijk toch schot in de zaak te komen. Een tiental
geinviteerden, onder wie ik, mag naar binnen om plaats te nemen in
een prachtig antieke zaal van het kasteel. Hier zal de ceremonie zich
dus afspelen. Vooraan in de zaal staat een soort altaar opgesteld, ge-
vormd met drie spreekgestoelten. De middenste is bestemd voor de
grootmeester van de Fraternite Chevaleresque Michaelite, Jean-Bap-
tiste Sornin. Aan beide zijden zullen twee hoge dignitarissen van de
Fraternite staan om de ceremonie mee in goede banen te leiden.
Links van het altaar werden enkele stoelen geplaatst. Hier zullen de
dignitarissen van de andere Ordes plaatsnemen. Wij profanen mogen
gebruik maken van de achterste der drie rijen stoelen, aan weerskan-
ten van de zaal, dwars op het altaar opgesteld. De andere plaatsen zijn
gereserveerd voor de ridders en eredames van de Ordes. In de vrije
ruimte in het midden van de zaal staan twee kleine versierde tafeltjes.
Het ene bevat het van drie kaarsen voorziene kruis der Michaelieters,
het symbool van de Orde. Op het andere prijken enkele kleine voor-
werpen: naast een kruik met water, een pannetje en een doek.
Plechtig treden de ridders van de Fraternite het vertrek binnen en
plaatsen zich kaarsrecht voor hun stoelen. Twee onder hen, de digni¬
tarissen, stappen naar het altaar en verdwijnen achter hun spreekge¬
stoelten. Een dame van de Fraternite houdt halt bij de ingang van de
zaal en kondigt met plechtig-luide stem de intrede van de excellenties
aan. Zo verschijnen achtereenvolgens: ‘Son Excellence le grand
prieur et le delegue magistral de l’Ordre Souverain et Militaire du
Temple de Jerusalem’, ‘Son Excellence, le Grand Maitre de l’Ordre
de Constantin le Grand’, ‘Son Excellence le Grand Maitre de l’Ordre
de l’Etoile’, ‘Son Excellence le Venerable Maitre de l’Ordre du Ver-
seau’. Nadien worden de diverse delegaties aangekondigd.
Iedereen is binnen. Stilte. De ceremoniemeester slaat driemaal met
een stok op de vloer en dondert: ‘Son Excellence le Serenissime
Grand Maitre de la Fraternite Chevaleresque Michaelite, Jean-Bap-
tiste Sornin’. Sornin treedt binnen, in aangepast tenue enomgord met
een zwaard. Dat zwaard zal later wonderen doen. Hij gaat achter zijn
spreekgestoelte staan en begroet de genodigden. Hij opent officieel
het 22ste kapittel van de Orde en beveelt dan de deur te sluiten. Nu
258
komt het ernstige werk. ‘Niemand mag de zaal in noch uit tijdens de
werken’, buldert Sornin. Er wordt een korte speech over het ridder-
schap afgestoken. De lof van de eens zo roemrijke Tempeliers wordt
bezongen en de kwaliteiten van hun negen stichters geprezen. Terwijl
Sornin die namen debiteert, steekt de ceremoniemeester aangepast
de negen kaarsen aan die op een enorme kandelaar achter het altaar
staat. Zo zijn de eerste Tempeliers in geest aanwezig. Dan bezingt
Sornin het legaal karakter van de ‘fontaine d’honneur’, de ‘fontein
van eer’. Hij mag ridderslagen uitdelen vermits hijzelf werd geridderd
door een op even wettige wijze tot ridder geslagen man: de baron du
Geniebre, vader van het moderne ridderschap.
De kaarsen op het eerste tafeltje worden aangestoken. Zij symboli-
seren wijsheid en zelfopoffering, de hoog in het hart gedragen deug-
den der ridders. Plots verstoren enkele harde bonken op de deur de
plechtigestilte. Sornin: ‘Wie klopt daar?’De‘VisiteurGeneral’komt
met de niet-alledaagse mededeling dat buiten twee postulanten wach-
ten, een man en een vrouw, om respectievelijk ridder en grootdame te
worden.
‘Weten ze wel wat het ridderschap inhoudt?’, vraagt Sornin.
‘Dat weten ze, grootmeester’, beaamt de Visiteur General.
‘Hebben ze de proeven doorstaan?’
‘Dat hebben ze, grootmeester!’
Sornin richt zich nu tot het publiek: ‘Heren ridders en dames, u
hebt het gehoord. Twee nieuwelingen wensen onze rangen te vervoe-
gen. De namen zijn welbekend, de prestaties ook. Beiden zijn drie
jaar lang beproefd geweest. Met succes. Vooraleer ze binnen treden,
wil ik het volgende vragen: is er iemand die bezwaren heeft tegen de
riddering? Het is beter het nu te zeggen dan later, want dan is het te
laat.’
Stilte. De ceremoniemeester stapt traag en statig de zaal rond, met
een vorsende blik. Geen reactie.
‘De zaal blijft stil, grootmeester’, zegt hij dan.
‘Dat ze binnenkomen’, buldert Sornin.
De twee stappen binnen en houden halt achter het tweede tafeltje.
‘Dat ze de proeven doorstaan’, beveelt Sornin. Hij kijkt naar zijn
luitenant links van hem en vraag hem na te kijken of de handen van de
nieuwgekomenen voldoende zuiver zijn.
De dignitaris controleert. ‘Ze lijken me zuiver’, zegt hij, ‘maar ik
ben niet helemaal zeker’.
‘Dat men ze wasse’, zegt Sornin. Wat gebeurt. ‘De proef met het
vuur, ten teken van moed en zelfopoffering’, kondigt de grootmeester
aan.
Een dame neemt het pannetje, giet er wat alcohol in uit een klein
259
glazen flesje, en steekt er de vlam in. Zowel de man als de vrouw die-
nen tot driemaal toe met hun handen over de vlammen te gaan. Wat
aardig lijkt te lukken.
‘De zuivering van de ziel’, commandeert Sornin.
De Visiteur-General stelt zich voor de beproefden op en blaast in
hun gezicht. ‘Ze zijn gezuiverd, grootmeester’, roept die.
Nu stapt de grootmeester zelf naar het tweetal toe om het verbod
tot spreken, dat hun deze morgen was opgelegd, op te heffen. Dat ge-
beurt door de mond aan te raken. De twee worden nu, de armen voor
het lichaam gekruist, naar voren geleid. De grootmeester herhaalt
nog eens hoe ernstig de zaak wel is, en vraagt ze te beloven als een rid-
der te leven, nooit een ander ridder als vij and te zien zelfs al strij dt die
voor een andere zaak en steeds trouw te blijven aan de Orde en haar
grootmeester. Dat beloven ze.
De man knielt. De ceremoniemeester reikt Sornin het zwaard aan.
Die slaat op de beide schouders en het hoofd van de postulant, in
naam van Hugo de Payns en de anderen. Een harde droge klap met de
hand op een schouder beeindigt de riddering. Een nieuwe ridder is ge-
boren. Voor mij staat een Michaelieter recht, neemt zijn mantel af en
stapt naar de nieuwe ridder. Hij omkleedt hem met de mantel en zegt:
‘Gij zult nooit meer kou hebben’. Dan is het de beurt aan de vrouw.
Zij wordt niet door middel van het zwaard maar met een roos in de
Orde opgenomen. Ook zij zal nooit meer kou hebben. Beiden krijgen
vervolgens hun erediploma’s toegestopt en nemen plaats in de rangen
van hun broeders-Michaelieters. Vervolgens komen de pages aan de
beurt. Vijf kinderen, tussen de acht en de twaalf jaar, beloven trouw
aan de Orde en gehoorzaamheid aan haar grootmeester. De nieuwe
pages worden door hun fiere ouders verwelkomd en omhelsd. De ei-
genlijke ceremonie is nu ten einde. Sornin bezingt de lof van de on-
langs overleden Raoul Alibert de la Vallee, voorvechter van het mo-
derne ridderschap. De twee ridders van de Ordre Dynastique d’Ali¬
bert, waarvan Raoul grootmeester was, kunnen hun tranen amper be-
dwingen.
‘Wij vereren hem niet, maar hij was onze spirituele leider’, zegt de
grootmeester van de Ordre de l’Etoile me achteraf, zichtbaar bewo-
gen. Raoul Alibert de la Vallee was hun ‘beschermheer’. Terwijl Sor¬
nin die eer betuigt, delen enkele heren en dames brood en wijn rond.
Zo wordt symbolisch een vriendschapspact tussen de ordes gesmeed.
De grootmeester fluistert zijn ceremoniemeester in het oor. Die
vist enkele papierrollen op en plaatst zich naast zijn meerdere. Ik
wens enkele dignitarissen tot ere-prior van onze Orde te benoemen’,
zegt Sornin. Zo krijgen de aanwezige grootmeesters of groot-priors
een certificaat toegestop. Dit gaat gepaard met omhelzingen. Applaus.
260
‘Vooraleer ik het 22ste kapittel afsluit, wens ik te vragen of er nog
iemand het woord wil nemen’. De grootmeester kijkt gewichtig rond.
Zou ik iets zeggen? Neen, het is tijd om de leiders van de andere Or¬
des de gelegenheid te geven de grootmeester van de Fraternite Che-
valeresque Michaelite op zijn beurt te eren met groot-kruisen en ti-
tels. Eerbetuigingen die de grootmeester in dank aanvaardt. Zo be-
sluit het 22ste kapittel. Het is bijna acht uur. De ceremonie is ten
einde. De deuren worden opengegooid. Buiten poseren de respectie-
velijke delegaties voor de camera’s. Nadien wordt de ‘vin d’honneur’
geschonken en de contacten aangescherpt. Iedereen is het erover
eens. ‘Dit was een mooie ceremonie’.
Ik voel nog steeds geen behoefte om ridder te worden. Maar de ere-
dienst heeft me wel geraakt. Volwassen mannen en vrouwen die knie-
lend trouw beloven aan een Orde en haar grootmeester... Ik zou het
niet kunnen. Mannen die zich dan pompeus ridder noemen en, met
eretekens behangen, plechtig ten strijd trekken tegen het materialis-
me om de spiritualiteit in de mens te doen zegevieren. Zijn dergelijke
bizarre ceremonieen essentieel voor het vlot functioneren van onze
complexe samenleving? Wellicht. Waarom voel ik de behoefte dan
niet? Ik moet ophouden met denken en me op de weg concentreren.
Deze straat heb ik al tweemaal genomen. Het helpt. Na enige tijd ligt
de weg naar Brussel voor me open.
Defontein van eer
Toen de ‘Grand Visiteur’ van de ‘Fraternite Chevaleresque Michaeli¬
te’ me opbelde om een afspraak vast te leggen -‘ook de grootmeester
zal er zijn’- was ik eerder verrast. ‘We zullen al uw vragen in alle eer-
lijkheid beantwoorden’, zei die, ‘ook over de historiek van de Orde.’
Dapper, vond ik. Want hun historische referenties zijn zeer aanvecht-
baar. Ook deze Orde wordt als totaal fantastisch afgedaan. De enige
erkende ‘Ordre de Saint-Michel’ is die, gesticht in 1469 door de Fran-
se koning Lodewijk XI, als tegenzet voor de prestigieuze ‘Orde van
het Gulden Vlies’. De ‘Ordre de Saint-Michel’ is een dynastieke Orde
261
en komt historisch toe aan het Huis van Frankrijk. Het huidige hoofd
van het Huis van Frankrijk is de graaf van Parijs, eerder karig in het
uitdelen van ridderslagen.
Tram 90 zwiert door Schaarbeek. Ik neem nog maar eens de gege-
vens door die ik over de Orde heb kunnen verzamelen. Drie data blij-
ken garant te staan voor de geloofwaardigheid van de Michaelieters:
1210, 1937 en 1964. Waarom die data? Opvallend is het ontbreken
van het jaar 1469. Toen werd de Orde officieel gesticht. Of moet dat
jaartal net angstvallig worden vermeden? De eerste vragen zullen
gaan over de historiek van de Orde, besluit ik. Van de halte aan het
Etterbeek-station tot de zetel van de Fraternite in de De Becolaan is
het tien minuten stappen. Op het nummer 47 blijkt ook het ‘Centre
Culturel Saint-Michel’ gevestigd. ‘Een kind van de Orde’, zal groot-
meester Jean-Baptiste Somin later verklaren, ‘vanaf 18 jaar kan ieder
die het wil hier met keramiek werken of houtsnij kunst, boekbinden of
weven beoefenen. Het uiteindelijke doel is niet de produktie op zich-
zelf, maar mensen sensibiliseren voor een zeer speciaal contact met
anderen die zich ook willen realiseren op creatief vlak. Die idee geldt
niet enkel voor het kind, het ‘Centre Culturel Saint-Michel’, maar
ook voor de vader, de ‘Fraternite Chevaleresque Michaelite’. De Or¬
de heeft spirituele ambities.’
Het is bijna drie uur. De grootmeester en de Grand Visiteur, een
protestants dominee, wachten me op bovenaan de trap. Ze leiden me
via een atelier, waar her en der onafgewerkte houten brouwsels staan,
naar een klein bureel. Ik mag plaatsnemen. ‘Met de stiptheid van de
Hoogheden’, begroet de grootmeester me. Hij toont me zijn horloge.
Inderdaad, het is stipt drie uur.
Sornin moet zowat 60 jaar oud zijn. Hij is onderhoudend. Achter-
over leunend op zijn stoel, sigaar in de hand, vertelt hij op een bijna
lyrische wijze over zijn obsessie, de ‘Fraternite’. De Grand Visiteur
preciseert af en toe een en ander en brengt hem meermaals terug op
het goede spoor. ‘Ik vertel en mijn broeder spreekt.’ Sornin is zelfbe-
wust. De toon is bijzonder vriendelijk, uitnodigend zelfs. Een verade-
ming. Tijd dus om de geschiedenis in te duiken.
Volgens de legende zou de aartsengel Michael in 709 zijn versche-
nen aan Aubert, de toenmalige bisschop van Avranches. De aartsen¬
gel beval de bisschop een kapel te bouwen op de Tombe, een graniet-
rots in de baai voor Avranches. Van dan af moest de Mont Saint-Mi¬
chel (want zo werd de Tombe herdoopt) het symbool worden van
Frankrijks goddelijke kracht. Telkens de Engelsen Frankrijk op die
plaats aanvielen, maakte de aartsengel zich boos en deed het tij keren
in het voordeel van de Fransen. Niet te verwonderen dat de Mont
Saint-Michel vlug een pelgrimsoord werd. In 1210 ontstond dan onder
262
de hoge bescherming van koning Philippe-Auguste van Frankrijk de
‘Confrerie de Saint-Michel’. ‘De Confrerie was eigenlijk een soort
prive-politie, opgericht ter verdediging van de pelgrims die in groten
getale naar de Mont-Saint-Michel trokken’, preciseert Sornin, ‘maar
tegelijkertijd stond de Confrerie voor een centrum van onderzoek. In
een tijd waarin het hermetisme hoogtij vierde over heel Europa, was
de Mont-Saint-Michel inderdaad een centrum waar onderzoek werd
verricht met betrekking tot de alchemie, astrologie en de astronomie.
Dat betekent dus dat de activiteiten verder gingen dan de devotie tot
de aartsengel en essentieel steunden op een alchemistische en prome-
thei'sche symboliek. Dat is nog steeds de basis van de Orde. De be-
roemde alchemist Nicolas Flamel werd later lid van de Confrerie.’ De
‘Grand Visiteur’ neemt verontschuldigend over: ‘er zijn voldoende
aanwijzingen die dit staven. Zo is er een boek van Morand uit 1790
waarin afdoende wordt bewezen dat de Confrerie wel wat meer was
dan een prive-militie.’ ‘Jammer dat er over de Confrerie geen archie-
ven meer bestaan’, mijmert Sornin. De bijna nostalgische sfeer wordt
plots onderbroken door een beleefd geklop op de deur. Of meneer
Sornin zijn wagen zou willen verplaatsen?
De eerste augustus 1469 transformeerde koning Lodewijk XI de
oude Confrerie in een Koninklijke Orde. Lodewijk XI had met zijn
‘Ordre Royal de Saint-Michel’ (devies: ‘Immensi Tremor Oceani’)
duidelijk politieke bedoelingen. Ten eerste moest de Orde het patriot-
tisme aanwakkeren en zou de figuur van aartsengel Michael als pa-
troon van Frankrijk hiervoor garant staan. Ten tweede wilde Lode¬
wijk XI met zijn Orde het prestige evenaren van de Orde van het Gul¬
den Vlies, opgericht in 1430 door Filips de Goede. Diens zoon Filips
de Stoute, hertog van Bourgondie, was indertijd de aartsrivaal van
Lodewijk XI en grootmeester van de Orde van het Gulden Vlies. Bo-
vendien zou Lodewijks nieuwe instelling de mogelijkheid scheppen
de adel nauwer aan zich te binden om zo zijn eigen invloed te vergro-
ten.
In het kasteel van Amboise, eeuwenlang de koninklijke residentie,
werden die eerste augustus volgende belangrijke nobelen tot ridder in
de Ordre Royal de Saint-Michel geslagen: Charles, due de Cuyenne,
frere du Roi; Jean, due de Bourbon et d’Auvergne; Louis de Luxem¬
bourg, comte de Saint-Paul, Connetable de France; Andre de Laval,
Seigneur de Loheac, marechal de France; Jean, comte de Sancerre,
Seigneur de Rueil; Louis de Beaumont, Seigneur de la Forest et du
Plessis Mace; Jean d’Estouteville, Seigneur de Torcy; Louis de Laval,
Seigneur de Chastillon; Louis, batard de Bourbon, comte de Roussil¬
lon, Amiral de France; Antoine de Chabannes, Comte de Demmar-
tin, grand-maitre d’Hotel de France; Jean, batard d’Armagnac, corn-
263
te de Comminges, Marechal de France, gouverneur de Dauphine;
Georges de la Tremouille, Seigneur de Craon; Gilbert de Chabanne,
Seigneur de Custon, Senechal de Guyenne; Louis, Seigneur de Crus-
sol, Senechal du Poitau; Tanneguy du Chaste, gouverneur du Roussi-
lon et de la Cerdagne.
In 1661 wijzigde koning Lodewijk XIV de statuten van de illustere
ridderorde. Ze werd een decoratie-instelling ten voordele van men-
sen die zich onderscheidden in de Kunsten en de Letteren. Tijdens de
Franse revolutie werd de Orde, net als alle andere, verboden. Mo-
menteel is ze het erfdeel van het Huis van Frankrijk.
‘De Orde had sinds Lodewijk XI eigenlijk niets meer van doen met
het initierend karakter van de oude Confrerie. Eigenlijk was ze in de
loop der tijden tot een politiek prestige-apparaat verworden. Niets
meer en niets minder’, zegt Somin. De ‘Grand Visiteur’ knikt bevesti-
gend. ‘En het is daarom dat de Confrerie in de jaren dertig is gereno-
veerd, om de oude activiteiten en waarden van de Confrerie in ere te
herstellen.’ We duiken de twintigste eeuw in. Even heerst er stilte.
Sornin laat zich peinzend achteruit zakken, sigaar in de mond. Is hij
de draad van het verhaal kwijt? ‘De Geniebre’, fluistert de ‘Grand Vi¬
siteur’.
Sornin herpakt zich vlug: ‘De baron du Geniebre! Een zeer mar-
kant figuur! Hij wordt de vader van het moderne ridderschap ge-
noemd. En met reden! In 1935 was de baron du Geniebre secretaris-
generaal van een organisatie ter recompensatie van mensen die zich in
de eerste wereldoorlog verdienstelijk hadden gemaakt. Die instel-
ling, met aan het hoofd Maurice d’Hartoy, heette de ‘Ordre des Croix
de Sang’. Rond die tijd ontvluchtte prins Francois de Bourbon, hertog
van Seville, de Spaanse burgeroorlog, om zich definitief te vestigen in
Parijs. Hij werd bijgestaan door zijn secretaris, de markies Portafax
de Oria. Deze was door de prins tot ridder geslagen. Prins Francois de
Bourbon was immers grootmeester van de ‘Ordre Militaire et Hospi-
talier de Saint-Lazare de Jerusalem’, een oude ridderorde.’ 1
‘Op een of andere manier kwam de prins in contact met de organi¬
satie waarin de baron du Geniebre zich inzette. En op 4 november
1937 was het dan zover. Markies Portafax de Oria ridderde baron
Paul Neveux du Geniebre. Zo werd de baron een schakel in de ‘fon-
taine d’honneur’. Een ridder, geridderd door een ridder, geridderd
door een ridder, enzoverder, teruggaande tot de middeleeuwen...’
Streng beklemtoont Somin het belang van de ‘fontaine d’honneur’.
‘Zogeheten ridders, die mij hun fontaine d’honneur niet kunnen
voorleggen, zijn voor mij oplichters... Belgie loopt er vol van. De ba¬
ron du Geniebre, als royalist, restaureerde in 1937 de vergeten “Or¬
dre de Saint-Michel” en vond in prins Henry de Bourbon een waardig
264
grootmeester.’ Een publikatie van de Orde vermeldt inderdaad:
‘Mgr. Prins Henry van Bourbon, hertog van Bourgondie, afstamme-
ling van Z.H. Lodewijk XVII vernieuwde in augustus 1937 de ‘Ordre
de Saint-Michel”.’ Hiermee lijkt de zaak gewettigd. Een afstamme-
ling van het Franse koningshuis renoveert de Orde en neemt het
grootmeesterschap waar, volgens de traditie. Maar, als Henry van
Bourbon de rechtstreekse afstammeling is van Lodewijk XVII, waar-
om staat een andere Henri, graaf van Parijs, momenteel aan het
hoofd van het Huis van Frankrijk? Er klopt iets niet. Bij het overlo-
pen van de genealogie van het Huis van Frankrijk vind ik trouwens
nergens een prins Henry van Bourbon. Er blijkt ook uit dat Lodewijk
XVII, op wie de prins zich beroept, op de leeftijd van amper tien jaar
is gestorven! De raadsels stapelen zich op.
Tijd dus voor een boeiend verhaal, gegrepen uit een turbulente en
belangrijke periode van de Franse geschiedenis. Mysteries zijn niet
van de lucht. Lodewijk XVII, geboren in Versailles op 27 maart 1785,
werd in augustus 1792 samen met zijn ouders en zijn zusje, hertogin
van Angouleme, in de Temple gevangen gezet. De Fransen maakten
toen definitief komaf met het Ancien Regime en brachten in januari
1793 Lodewijk XVI naar de guillotine. Meteen daarna riepen de roya-
listen Lodewijk XVII tot koning uit. Deze bleef echter in gevangen-
schap. Op 8 juni 1795 overleed in de Temple een kind dat in de overlij-
densakte Louis Charles Capet wordt genoemd. Lodewijk XVII dus.
Historici nemen echter aan dat de overlijdensakte vals was en dat het
jongetje ofwe! reeds dood was, ofwel ontvlucht.
Het mysterie rond Lodewijk XVII zal wellicht nooit worden opge-
helderd. En hier schuift onze prins Henry de Bourbon zich naar vo-
ren. Deze is afstammeling van een zekere Karl Wilhelm Naundorff,
een van de velen die indertijd beweerden niemand minder dan de ont-
vluchte Lodewijk XVII te zijn. Naundorff, van beroep horlogema-
ker, verdedigde eerst zijn nogal wankele stelling vanuit Berlijn. Van
1833 tot 1836 verbleef hij in Frankrijk, waar hij werd uitgewezen toen
hij ‘zijn’ zuster, de hertogin van Angouleme, een proces aandeed. In
Engeland aangekomen, gaf hij zich uit voor ‘messias’ en verwierf
eveneens bekendheid door zijn uitvindingen. In januari 1845 kwam
hij in Nederland toe, waar hij, beschermd door de kroon, met de rege-
ring een contract afsloot in verband met een van zijn militair-techni-
sche uitvindingen. Een maand later overleed hij. In de overlijdensak¬
te werd hij Charles-Louis de Bourbon genoemd en in een nogal ge-
heim Koninklijk Besluit van 1846 noemde Willem II Naundorffs zoon
Charles Eduard de Bourbon! De Nederlandse kroon had duidelijk
vertrouwen in Naundorff.
Via langdurige prccessen (1926, 1954) hebben Naundorffs na-
265
komelingen hun aanspraken proberen te bewijzen. Zonder succes
echter. Pikant detail. Bij een grafopening in 1950 werd vastgesteld dat
Naundorff ongeveer 60 jaar oud was geworden. Hij zou dus, net zoals
Lodewijk XVII, in 1785 kunnengeborenzijn. Waterook vanzij, Sor-
nin en zijn Michaelieters hechten wel waarde aan het verhaal. ‘Die
processen konden zij niet winnen. Uiteindelijk ging het niet enkel om
de aanspraken, maar om een heleboel geld en bezittingen. Het was
opboksen tegen het machtige Huis van Frankrijk.’
Ook de rechterhand van ‘prins’ Henry, de baron du Geniebre, was,
zoals Sornin al zei, een markant figuur. De in 1965 overleden baron-
of hertog van Pauver, een titel die hij van de ‘prins’ cadeau kreeg- liet
zich als volgt kennen:
Geniebre, Baron van, Paul, Pierre, Jean Neveux,
Hertog van Pauver, zegelbewaarder van de
Mgr. de Hertog van Bourgondie (Sevilla).
Familienaam afkomstig van het oude geslacht van een chef van Mes-
nie de Neustrie.
Commandeur in de ‘Ordre du Saint-Esprit’.
Kapittel Ridder - profes van de ‘Ordre de Saint Michel’.
Commandeur in de ‘Ordre de Saint-Sebastien’.
Als Ridder gewapend op 4 november 1937.
Ridder gewijd volgens de Rooms Pauselijke liturgie op 16 april 1944 2 .
Du Geniebre heeft ook nog andere verdiensten. Zo wordt hij inder-
daad erkend als de vader van het moderne ridderschap. Zijn discipe-
len gingen hun eigen weg en richtten jaar na jaar nieuwe ridderordes
op. ‘De baron kende nogal wat succes met de Orde’, verhaalt Sornin,
‘in vele Europese landen ontstonden kernen van de Orde, die, dat
moet gezegd, gestoeld was op zuiver rooms-katholieke waarden.
Maar velen gebruikten hun verworven titel om hogerop te komen op
de maatschappelijke ladder. Daarenboven werd de Orde op een ty-
pisch Franse wijze bestuurd. Geen structuur, geen duidelijke afspra-
ken. Uiteindelijk ontbond prins Henry de Bourbon de Orde. Dat ge-
beurde in 1952. Maar de baron du Geniebre liet de zaak niet zomaar
liggen en stichtte nog datzelfde jaar de ‘Archicompagnie de Saint-Mi-
chel’. Hij benoemde zichzelf tot regent, afgezant van Michael op aar-
de. De Archicompagnie telde toen ongeveer 400 leden, onder wie 200
ridders, verdeeld over een negental Europese landen. In Belgie werd
de zetel eerst gevestigd te Namen, later te Luik. Ikzelf werd schild-
knaap in 1961 en ridder in 1964. In dat jaar werd de baron ernstig ziek.
Hij wees de historicus Rene Feugey aan als opvolger. Die leefde in
een Capucijnerklooster en had weinig contact met de buitenwereld.
De Archicompagnie dutte in.’
Sornin pauseert even, neemt een laatste trek aan zijn sigaar en duwt
266
ze zorgvuldig uit in de metalen asbak. ‘Vele Belgische ridders zijn dan
in andere ridderordes getreden. Uitgezonderd drie. Die hebben de
hoofden bij mekaar gestoken en tekenden op 29 September 1964 op
de feestdag van Michael de ‘Acte de Restauration’. Toen ontstond de
‘Compagnie Chevaleresque de Saint-Michel’. We kozen onze eigen
grootmeester en werden onafhankelijk. In 1970 werd Michel Swysen
tot grootmeester uitgeroepen. Toen trad er een radicale verandering
op. De titel ‘ridder’ kreeg een nieuwe inhoud, een trend die ik mo-
menteel doorzet. We zetten ons toen af tegen het caritatieve karakter
van het ridderschap -daar wordt tenslotte niemand beter van- en gre-
pen resoluut terug naar de oude idealen van de Confrerie, zoals ze
golden in 1210.’
Sornin wordt heel ernstig. De Grand Visiteur kijkt nauwlettend
toe, af en toe knikkend. We komen bij de kern van de zaak, voel ik.
Er heerst heel even een gespannen rust in het bureeltje. Links achter
Sornin wachten een vijftal hellebaarden op een ceremonie. De groot¬
meester schuift zijn stoel achteruit en haalt diep adem. ‘Vanaf de
komst van Swysen kreeg de “fontaine d’honneur” een diepere, be-
wustere betekenis. Het ridderschap werd verinnerlijkt, dit in
tegenstelling tot de periode voor Swysen, toen vooral het uiterlijke
vertoon belangrijk was. Sommigen wilden echter een soort pseudo-
vrijmetselarij creeren en dit veroorzaakte een scheuring. Er kwam
een paleisrevolutie. De “Compagnie” werd een zuivere “association
initiatique”, zonder een echt ridderlijke inslag. Dat kon ik niet ne-
men. Zo ontstond uiteindelijk in 1982 de “Fratemite Chevaleresque
Michaelite”. We willende mens helpen zichzelf te ontwikkelen. Dat is
ons doel! Hoe? Door een verhoogd bewustzijn aan te scherpen, zodat
de mens een dieper spiritueel leven heeft. We beschouwen ons als de
spirituele erfgenamen van de Tempelorde en helpen elk lid om zijn ei¬
gen tempel op te bouwen, zijn evenwicht te verwerven. Via een door-
gedreven opleiding krijgt hij een levensstijl mee en leefregels. Die op-
leiding is georganiseerd in etappes.’
Ik voel aan dat we nu op een punt zijn aanbeland waar de hele orga-
nisatie mee staat of valt. Het is een punt waar het ridicule en het bloed-
ernstige mekaar raken. De balans weegt door naar de ene of de an¬
dere kant volgens je eigen geloof. Met andere woorden, de rest is ge-
heim en behoort tot het terrein van de ‘gei'nitieerden’. De Grand Visi¬
teur knikt. Hij lijkt mijn bedenkingen te raden. ‘De Fraternite is geen
geheim genootschap’, zegt hij, ‘maar een besloten genootschap. Wat
er gebeurt tijdens de verplichte maandelijkse sessies is enkel bedoeld
voor de ogen en oren van ingewijden. Enkel het jaarlijks ridderings-
ceremonieel staat open voor vrienden en familieleden.’ Sornin lijkt
echter wel een toegeving te willen doen. ‘De drie basisgroepen van de
267
Don Guijote...
Fraternite zijn de volgende, in volgorde van belang: de “Milice de
Stride Observance”, de “Milice Capitulaire” en tenslotte de “Milice
d’Honneur”. Iemand die wenst ridder te worden, moet die drie groe-
pen hebben doorlopen. Het zijn spirituele etappes. Bijvoorbeeld: het
samen eten terwijl bepaalde plechtige woorden worden gezegd, cre-
eert een speciale sfeer, nodig voor een diepe observatie. Dat moet een
idee geven. Meer zeg ik niet.’
De Grand Visiteur vult getrouw de ontstane stilte. Hij mijmert:
‘ridder zijn, dat voel je, dat merk je in alledaagse dingen. Als je een
plaats betreedt, waar een ander ridder aanwezig is, dan voel je onmid-
dellijk de band. Je bent niet alleen. Er is een gemeenschappelijke
kennis die anderen niet hebben. Het ridderschap staat voor waardig-
heid... Deze morgen nogzagik op straat een tasje liggen. Vroeger zou
ik er tegen geschopt hebben, want ik had wel andere zaken in mijn
hoofd. Maar nu denk ik: “ik ben ridder”. Dus nam ik die tas op en
bracht ze dadelijk naar het politiebureau. Dat is een aspect van het
ridderschap. Onmiddellijk de consequenties van je handelen door-
zien en van wat er rond je gebeurt.’
Sornin lijkt uiterst tevreden met de goede daad van zijn broeder en
knikt uit de hoogte. ‘Zo is het!’ De grootmeester steekt een nieuwesi-
gaar op. Het laatste statement. ‘God betekent voor ons het opperste
bewustzijn. Maar let op, de Fraternite is soeverein. Dat wil zeggen,
we zijn onafhankelijk van elk geloof, elke overtuiging of elke politie-
ke partij. Michael is geen religieuze patroon, maar symboliseert de
triomf van goed over kwaad en de domesticatie van het Vuur -de
draak- door de Uebermensch -Michael. Die symboliek is alchemis-
tisch.’ Het wordt tijd om op te stappen. De ridders staan recht. De
Grand Visiteur schudt me de hand en fluistert me toe: ‘meneer, ik
hoop dat we u ooit Andre mogen noemen.’ Ridder van de twintigste
eeuw...
71R
___!
Paul Neveux, alias de baron du Geniebre, creeerde een heuse twintig-
ste-eeuwse ridderbeweging. De man voorzag velen van een ‘Fontein
van Eer’, de trots van elke ridder. Over de hele wereld trekken dui-
zenden mensen nu hun ridderlijke afstamming door tot de baron en
via hem tot de middeleeuwse tijden. Paul Neveux lag meteen aan de
basis van een heel web van ridderorden. Een van zijn discipelen was
‘baron’ Jean Christini die in 1947 de integristisch ingestelde ‘Ordre de
Chevalerie du Christ-Roi’ oprichtte. Christini ridderde op zijn beurt
op 29 September 1954 in de Saint-Vincent-kapel te Biarritz. ‘Raoul
Alibert de la Vallee, Oudste zoon van Z.H. Ex. de Ridder Alibert de
Brandicourt, Eerstgeboren Erfgenaam van de verschillende Takken
van de Familie Alibert, Stichter-door Ons Huwelijk met Onze Zeer
Dierbare Dame en Echtgenote Gilberte Marie-Anne Richard, inge-
zegend in de Kerk van Sint-Nikolaas in Juvisy, op 18 april 1933-van
het Huis en de Takken der Alibert de la Vallee...’ Waanzin 3 ? Hoe dan
ook, de ‘chef van het Huis Alibert de la Vallee’ ontpopte zich tot de
voorvechter van het spirituele of esoterische ridderschap. Via zijn
tijdschrift ‘La Croix de Gueules’, dat voor het eerst in 1957 verscheen,
slaagde Alibert erin dit soort ridderordes uit heel Europa te bewegen
tot het sluiten van een samenwerkingsverbond. Dat was het ‘pacte
d’amitie’. Die ordes kregen van Alibert het noodzakelijke spirituele
voer voorgeschoteld. Gedichten over de diepgang des levens, lyrische
ontboezemingen over het verleden, het heden en de toekomst van het
ridderschap, romantische uitweidingen over bijbelteksten...
Maar laat ik de in 1986 overleden spirituele leider zelf aan het
woord. Onder de hoofding ‘Trouw, Heldenmoed, Barmhartigheid’
staat: ‘En hier verloopt, zoals sinds het begin van de wereld, de strijd
van de dag tegen de nacht, van het goede tegen het kwade, van de he-
mel tegen de hel. Het gaat maar steeds door, maar op het hoogtepunt
van deze eeuwige strijd zijn er DE RIDDERS! Toen de zwarte enge-
len zich tegen GOD keerden en LUCIFER als hun leider kozen,
richtte de Aartsengel Michael -kampioen van het Strijdperk Daarbo-
A,
268
269
ven- gehuld in zijn Trouw aan GOD, zich op en liet SATAN in het
zand bijten. Toen de symbolische DRAAK verwoesting zaaide in
CAPPADOCIE, pantserde de Soldaat JORIS -kampioen van het
Strijdperk Hieronder- zich met Heldenmoed, richtte zich op en ver-
sloeg de Draak. Toen de Romeinse soldaat MARTINUS, te Amiens,
de ARME ontmoette die naakt was en bibberde van de kou, werd hij
overvallen door medelijden en ontdekte plots de Barmhartigheid. Hij
nam zijn mantel, trok zijn zwaard, sneed het kledingstuk in twee, en
bedekte de ongelukkige met een helft ervan. Hij maakte rechtsom-
keer en ging, in een nog grootser gebaar, de andere helft naar Caesar
brengen, want dat deel behoorde de staat toe. De Ridders van ons
Nieuwe Ridderschap, net als dezen van het Ridderschap uit het Ver-
leden, en zij die het Ridderschap van de Toekomst zullen uitmaken,
de Ridders van ons huidige Ridderschap dus, ontvangen, in naam van
volgende drie Ridders: Sint-Michael, Ridder van de Hemel, Sint-Jo-
ris, Ridder van de Aarde, en Sint-Martinus, ridder van de Christelijke
Liefde, en onder de Bescherming van ONZE-LIEVE-VROUW
OVERWINNARES, ontvangen, zeiden wij, een Ridderschap dat
hun wordt overgedragen door bemiddeling van het Zwaard van hun
Consacrant, zoals hij dat zelf heeft doorgekregen en zoals dat al ge-
beurt sinds het begin van de middeleeuwen; deze traditie is zo oud als
de wereld en verwierf haar definitieve en zeer symbolische vorm in
het diepste hart van de Germaanse wouden. Het voortbestaan van de¬
ze TRADITIE, in deze vorm en in deze geest, wordt vandaag verze-
kerd door de Ridders van ons Nieuwe Ridderschap. En wanneer ons
de mogelijkheid geboden wordt om het Ridderschap door te geven,
dat aan onszelf werd doorgegeven, dan zetten wij diegenen die ons
komen vervoegen in onze grote legerschare, aan om hun drie indruk-
wekkende patronen niet te vergeten: SINT-MICHAEL, de Hemel en
de TROUW, SINT-JORIS, de Aarde en de HELDENMOED,
SINT-MARTINUS wiens LIEFDE deze Hemel en deze Aarde met
elkaar verzoent; dan sporen wij hen aan om vastberaden, onvervaard
en medelijdend te zijn zoals deze drie patronen; dan sporen wij hen
aan om, zoals zij, geen andere beloning te verwachten dan deze die
voorzien is voor hen die hun leven edel geleefd hebben -dit wil zeg-
gen, dat geen enkel materieel loon de ‘TOTALE GAVE’ kan vergoe-
den die ze gedaan hebben aan de Mensen en aan GOD, want kan een
‘gave’ anders zijn dan gratis?-een beloning waarvan hun ‘Levensstijl’
die zij in elke minuut van elk hunner dagen gevolgd hebben, de meest
overtuigende waarborg is. De Ridders zijn ‘GETUIGEN’, ‘MISSI-
ONARISSEN’, en indien nodig, ‘SOLDATEN’. Een ‘GETUIGE’
zet zijn diepste eer op het spel om niet te falen; een ‘MISSIONARIS’
stelt al zijn vurige ijver in dienst van zijn overtuiging; een ‘SOL-
DAAT weet, indien nodig, te sterven, om met zijn opperste offer de
dageraad van de ‘OVERWINNING’ stralend te laten aantreden.’ 4
Die verheerlijking van het ridderschap en het alledaagse leven kan
aanleiding geven tot zeer fanatieke denkpatronen. Het gevoel te be-
horen tot een spirituele elite staat dan voor het gevoel verheven te zijn
boven de onwetende massa. Sommigen zien zich dan verplicht een
boodschap uit te dragen om de mensheid te redden van het kwaad. In
die kringen viert het integrisme veelal hoogtij, wordt tot de kruistocht
opgeroepen tegen het materialisme, marxisme of communisme en
voor het eeuwigdurend rijk van Christus-koning. Sommige van die re-
ligieus-fanatieke ridderorden passen wonderwel in het politieke
steekspel om de macht over Europa... In 1945 stichtte een discipel van
de ‘baron du Geniebre’ de ‘Ordre des Chevaliers de Notre-Dame’...
Het rode gevaar
‘Ontvoeringen, misdaden, sociale onrust, schokken tegenwoordig de
landen van West-Europa, overeenkomstig een nauwkeurig plan dat
opgesteld werd door een echte “terroristische internationale”. Het
plan bestaat erin om door terreur een verharding uit te lokken, nadien
een fascisering of een nazificatie van de democratische Staten, waar-
door, als reaclie, de rode revolutie door opstand van de massa wordt
verwekt. Men kan zich afvragen in welke mate bepaalde neo-Nazisti-
sche groepen het spel meespelen om het eerste deel van het program-
ma te helpen verwezenlijken, en het daarbij dan te houden.’ 5 Zo
werkt de rode revolutie, schreef ‘Magistere Information’, het blad
van de Franse ‘Chevaliers de Notre-Dame’ of nog de ‘Militia Sanctae
Manae’. En die moet tot elke prijs gestopt om Christus-koning te
doen zegevieren. De kruistocht dient gestreden op twee vlakken.
‘Wij, broeders van de Militia, moeten onze actiemiddelen organise-
ren om er aangepaste instrumenten van te maken voor de strijd op
cultured , psychologisch, politiek en sociaal vlak in de wereld, waar de
voorzienigheid ons leven geeft.’ Anderzijds moet contact gezocht met
270
271
groeperingen die dezelfde atnbities koesteren: Europa eenmaken on-
der het teken van het kruis. Dat is tevens het grote doel van aartsher-
tog Otto van Habsburg, met wie de Militia dan ook bijzondere contac-
ten onderhoudt. Twee van haar leiders zetelen in Otto’s ‘Academie
Europeenne des Sciences Politiques’, een van de pijlers in de quasi-
geheime constructies van de aartshertog 6 . De Militia volgt ten andere
getrouw de ideologische lijn van Marcel Clement, een van de sleutel-
figuren van de mysterieuze ‘Cercle Violet’, waarin Otto’s invloed zeer
voelbaar is.
Nog merkwaardiger zijn de Italiaanse contacten van de Militia, met
name met de organisatie ‘Pro Deo’ van pater Felix Morlion 7 . De te
Diksmuide in 1904 geboren Dominikaan ontvluchtte als gevolg van
zijn relaties met de Britse Inlichtingendienst, de nazistische terreur
tijdens de tweede wereldoorlog. Hij vestigde zich definitief te Rome.
Daar stichtte hij na de oorlog de internationale universiteit Pro Deo
die in feite een dekmantel was voor grootscheepse CIA-operaties, zo-
wel in Italie als in Latijns-Amerikaanse landen. Journalist Walter De
Bock schreef in 1982: ‘In februari 1976 publiceerde de Italiaanse pers
een groot aantal vertrouwelijke documenten uit de toen vrijgegeven
CIA-archieven in Washington waaruit overduidelijk blijkt dat Morli¬
on gedurende de ganse naoorlogse periode de CIA-correspondent in
Rome was. In tandem met Mgr. Carlo Ferrero bouwde hij een inlich-
tingennet uit van waaruit jarenlang informatie werd gestuurd naar de
CIA en het Witte Huis over de Italiaanse politiek, vooral over socia-
listen en communisten maar ook over de industrie en de staatsbedrij-
ven. Topfiguren van de Britse Intelligence Service, zoals de specialis-
ten inzake anti-communisme Anthony Graham en Leslie Boas (oud-
collega’s van Morlion uit zijn diensttijd bij de Britse geheime dienst),
kregen een betaalde baan als lesgevers aan zijn Pro Deo universiteit te
Rome naast tal van andere prominenten uit de katholieke wereld.
Maar Morlion ontplooide zijn activiteiten ook in verschillende La¬
tijns-Amerikaanse landen zoals Brazilie en Venezuela, waar dan
weer multinationals zoals Standard Oil op hem een beroep deden om
b.v. in 1962 gegevens in te zamelen over de activiteiten van ‘commu¬
nisten’. In Italie ficheerde Morlion voor de CIA gegevens over dui-
zenden priesters met linkse sympathieen... .
De ‘Militia Sanctae Mariae’ past als gegoten in een enorm uitge-
bouwd anti-communistisch netwerk. Ze roept op tot een kruistocht
voor de uitbouw van een christelijk Europa. Steeds ontwaar ik de
schaduw van aartshertog Otto van Habsburg. Een man van een Bel-
gische inlichtingendienst, die uiteraard onbekend wenst te blijven,
verklaarde me: ‘Van Habsburg is de man achter de schermen van tal
272
van in het geheim opererende organisaties met als doel een rechts-
katholiek regime in Europa. Opvallend is de manier waarop gewerkt
wordt. Men stampt een organisatie uit de grond om een bepaalde ac-
tie te ondernemen zonder dat het publiek weet wie juist achter de or¬
ganisatie zit. Dat is de taktiek van de “Mouvances”. Van Habsburg
werkt nauw samen met zeer belangrijke personaliteiten in Europa en
de Verenigde Staten. In Belgie reikt zijn invloed tot in het Koninklijk
Paleis. Het gaat om Prins Albert. Alle geheime rapporten waarin de
prins met name wordt genoemd, worden verscheurd.’ Toen de man
me dit vertelde, was ik vastbesloten zijn getuigenis niet te publiceren.
Hij had er immers aan toegevoegd: ‘grasduinen in die affaires is bij-
zonder gevaarlijk’. Maar zijn getuigenis, mij ook bevestigd door een
ander Belgisch inlichtingsagent, klopt volledig met mijn bevindingen.
Wat moest ik doen? Zwijgen?
Maar nu nog even terug naar de Militia. In 1975 verscheen in ‘Che¬
valiers’, haar politiek-religieus trimestrieel blad, een interessant ex¬
pose over de ontwikkelingen in de schoot van de Verenigde Naties
(UNO) en de verklaring van de Rechten van de Mens. De gedachten-
gang in dit expose is zo interessant omdat die vandaag door vele geln-
dustrialiseerde -westerse- landen wordt aangewend. Die visie lag
trouwens in 1986 aan de basis van de Amerikaanse beslissing om de fi-
nanciele bijdragen aan de UNO te verminderen. Rechtstreekse aan-
leiding was de veroordeling door het Internationale Gerechtshof in
Den Haag van de Amerikaanse operaties in Nicaragua 9 . Sinds 1960 -
zo meldde de auteur van het stuk- veranderde het gezicht van de
UNO stelselmatig. De onafhankelijkheidsgolf in de Derde Wereld
zorgde ervoor dat meer en meer ontwikkelingslanden in de UNO een
plaats en vooral een stem kregen. De UNO werd geiiniversaliseerd.
De waarden en belangen verdedigd door de Derde-Wereld-landen
waren en zijn echter niet steeds gelijklopend met die van de gei'ndus-
trialiseerde landen, die voor 1960 het gezicht van de UNO bepaalden.
De auteur: ‘Is deze universaliteit -een produkt van de liberale en so-
ciale filosofie van de Europese juristen, en tot in de jaren 60 benut
door politiekers en diplomaten van het Westen- niet bezig zich tegen
haar uitvinders te keren als een helse machine? Op gevaar af de ma¬
chine te stuiten door veel onbegrip, zou het niet beter zijn ootmoedig
de mislukking te erkennen van deze nobele utopie? Want de uit-
werking van een concept van de mensenrechten, aanvaardbaar voor
iedereen, door een politieke vergadering van Staten met tegenstrijdi-
ge vitale belangen, is toch wel een utopie? Van dat ogenblik af zal
men zich, wat deze materie betreft, moeten wenden tot regionale ak-
koorden.’ En de auteur besluit: ‘Ook hier weer is de Europese vorm-
geving voor ons een dringende behoefte en een vanzelfsprekende ur-
273
gentie.’ De man die dit neerschreef, is niemand minder dan Jean Gol,
toentertijd staatssecretaris voor Waalse Streekeconomie voor het
Rassemblement Wallon (RW). Het is duidelijk dat de kritische be-
denkingen en het alternatief, zoals geformuleerd door Gol, bijzonder
goed passen in de visies van de Militia en aanverwanten 10 . Om de ac-
ties te coordineren, sloot de Militia op het einde van de jaren zestig
een pakt met twee andere ridderorden: de ‘Ordre du Rouvre’ en de
‘Milice de Jesus-Christ’. Een logische samenwerking...
Mouvances
Wat met de taktiek der ‘Mouvances’ precies wordt bedoeld, vertelt de
vroegere grootmeester van de ‘Ordre du Rouvre’, Richard Van
Wyck, zelf wel: ‘Het meest doeltreffende middel om dit doel te berei-
ken (dat de Orde erkend wordt als “een natuurlijk gezagsorgaan met
grote verdienste en met hoogstaand geweten (...) in het bijzonder op
het niveau van de hoge sociale directie en onder de leidinggevende ka-
derleden”) is de oprichting door ieder van ons van MOUVANCES,
dit wil zeggen van gebieden van beinvloeding, toezicht of leiding, die
persoonlijk of gemeenschappelijk zijn, die officieel of officieus of
zelfs geheim zijn, die geinstitutionaliseerd of informed zijn, in de
meest uiteenlopende sectoren van het politieke, sociale, academi-
sche, economische, culturele of caritatieve leven.’ 11
Een voorbeeldje van de taktiek van de ‘mouvances’, zo uit het le¬
ven gegrepen. In het kader van de strijd tegen het morele verval richt-
te de Orde zich in 1974 tot het bisdom Mechelen-Brussel om een actie
tegen de vrijheid van abortus op gang te brengen. De actie werd ‘Sain-
te-Elizabeth’ genoemd. Bij schrijven van zijn secretaris W. Brieven liet
toenmalig primaat van Belgie, kardinaal Suenens, verstaan akkoord
te gaan met het project van de ridders van de ‘Ordre du Rouvre’. Hij
voegde er wat schijnheilig aan toe: ‘Deze actie moet gevoerd worden
in overleg met alien die dezelfde essentiele waarden verdedigen, om
te vermijden dat bepaalde kringen de zaak zo zouden voorstellen als-
of de katholieken hun kijk op deze materie zouden willen opdringen
aan de andere inwoners van het land.’ 12 . Er zijn meer, indringender,
voorbeelden van de taktiek der ‘Mouvances’. Maar eerst lijkt het op-
portuun de Ordre du Rouvre in een breder kader te situeren. Haar
pact met de ‘Militia Sanctae Mariae’ laat al vermoeden dat de strijd
voor de instelling van een rechts-katholiek Europa voorop staat.
Maar laat ik voormalig grootmeester Richard Van Wyck zelf aan het
woord.
‘De zending van het Ridderschap omvat de constructie van het
TIJDELIJKE in functie van de GEEST en het hervormen van de we-
275
reld in functie van het doel dat de Schepper aller dingen voor ogen
had. De activiteiten van het Ridderschap moeten gericht worden, ze-
ker als de leden vastbesloten zijn trouw te blijven aan hun geloften te
strijden voor de Waarheid, de Rechtvaardigheid en het Schone, zo-
wel op intellectueel als op materieel vlak. Beide zijn immers nauw
verweven. Dit gezegd zijnde, laten we overgaan tot de beschrijving
van het type van onderbouw dat het best lijkt aangepast aan de moge-
lijkheden en karakteristieken eigen aan onze Orde, rekening hou-
dend met haar traditie, haar ledenwerving, en tenslotte de huidige
omstandigheden. Indien men zich beroept op bepaalde economische
analyses -meer specifiek op die van Colin Clark en van zijn discipel
Fourastie, zonder daar overigens dogma’s aan vast te koppelen- lijkt
het erop dat de zogeheten tertiaire sector een groei tegemoet gaat, in
elk geval in die landen die economisch het verst gevorderd zijn. Het
lijkt ons interessant de bepaling van de structurele en technische sec¬
tor van de Orde voor te stellen vanuit de gezichtshoek van de voor-
spellende analyses van de economische wetenschap en, als dat nodig
mocht blijken, er argumenten uit te halen om de actualiteit van het
Ridderschap te bewijzen.
‘Zonder dat we bang hoeven te zijn de traditie te verloochenen of
dat we het risico lopen functioneel onaangepast te zijn, denk ik dat we
van dat ogenblik af kunnen verklaren dat de roeping van de Orde is
een zo volledig mogelijke tertiaire sector uit te bouwen en tebeheren,
in’t bijzonder in belangrijke gebieden zoals opvoeding, gezondheid,
informatie, financien, cultuur en vrije tijd. Het is overigens van kapi-
taal belang te beseffen dat juist deze sectoren het meest bedreigd wor¬
den door de subversie en dat onze tegenstrevers er al een te grote con-
trole over hebben. Uiteraard zou die tertiaire structuur voor de Orde
een financieel onafhankelijke hefboom moeten vormen om de Orde
in staat te stellen doeltreffend tussen te komen in het sociaal rader-
werk. Tegelijkertijd moet ze de Orde de middelen geven om via haar
eigen raderwerken een deel van haar politieke, caritatieve ofpedago-
gische roeping ten dienste van de gemeenschap te vervullen. De terti¬
aire structuur moet ook dienen om die leden exclusief aan zich te bin-
den, van wie de trouw, de toewijding en de bekwaamheid uitgebreid
getest konden worden. Het mag hier nog eens beklemtoond worden
dat de militaire en de caritatieve roeping van de Orde -de tweede is
ondergeschikt aan de eerste in de missie van de Rouvre— zich ook, en
in de toekomst misschien vooral, situeren in de landen die in de eerste
lijn liggen van de confrontaties met mogelijk zware gevolgen voor de
toekomst van de mensheid.’
‘Wij willen in de eerste plaats praten over de christelijke landen van
Latijns-Amerika, die het voorwerp zijn van de vaderlijke bezorgd-
heid van de Paus maar tegelijk ook het slachtoffer van de ontwikkelin-
gen aan de basis en een gedroomde prooi voor de perversiteiten van
de revolutionaire bevrijdingsbewegingen. Aangezien het lot van het
Christendom zich daar voltrekt, moeten de Ridders er aanwezig zijn
en zich, gezien de omstandigheden, niet alleen bezighouden met de
tertiaire sector maar ook met de landbouwkundige en industriele on¬
derbouw. Wij denken ook aan die volkeren van Europa die zich zo
vaak lieten verpletteren, en nu zuchten onder de laars van een barba-
rendom dat zo raw is dat zijn filosofie totaal vreemd is aan onze be-
schaving en wezenlijk pervers in structuren, middelen en doel. Slechts
op enkele honderde kilometers van hier, en meer dan elders, lijkt de
zaak voor de mensheid verloren. Enkel het Geloof, en vooral mis¬
schien dat van de Christelijke soldaten, zal op een dag een vleugje
hoop kunnen brengen. Na de omschrijving van het werkterrein van
onze Orde moeten we de principes van de opbouw en de interne rege-
lingen belichten van de ‘mouvances’ en van de structuren. Het Princi¬
pe blijft de DOELTREFFENDHEID in de strijd. Bijgevolgzullen de
gebraikte formules eindeloos veranderen en soepel zijn, aangepast
aan de omstandigheden van de tijd en de plaats, en in functie van de
taktische en de strategische gegevens. Om het organisatorische empi-
risme te beschrijven, hebben we de Orde vergeleken met een ijsberg,
waarvan het zichtbare gedeelte slechts de top is, weliswaar schitte-
rend maar ook veel kwetsbaarder dan de onderbouw, die verscholen
ligt in het water, en waarvan het mysterie en de omvang min of meer
ontsluierd worden naar gelang de gebeurtenissen.’
Ik dacht dat het nuttig was deze tekst in zijn geheel weer te geven, ge-
let op de consequenties die later duidelijk zullen worden. De lange
tekst verraadt waar het de ridders om te doen is. De macht. De Franse
journalist Pierre Pean schreef dat de ‘Ordre du Rouvre’ een van de
groeperingen is waar de ‘Cercle Violet’ op steunde 13 . En wie ‘Cercle Vi¬
olet’ zegt, denkt vooral aan aartshertog Otto von Habsburg en kompa-
nen, en aan verscheidene Westerse inlichtingsdiensten. Wellicht was de
belangrijkste contactpersoon tussen de ridders van de ‘Ordre du Rou¬
vre’ en de aartshertog de Brusselse advocaat Jacques Jonet, zowel rid-
der van de Orde als politiek secretaris van Otto van Habsburg... Er zijn
trouwens nog meer sprekende convergenties. Zo behoren prominenten
van de ‘Ordre du Rouvre’ als Paul Vankerkhoven en Vincent Van Den
Bosch tot de leiding van de Belgische afdelingen van de belangrijkste
politieke organisaties van de aartshertog. Het is duidelijk dat de ‘Ordre
du Rouvre’ bepaalde Belgische invloedslijnen van Otto van Habsburg
en medestanders projecteert. Dit al in het kader van de kraisvaart
tegen het athelsme, het materialisme, het communisme. Vraag is nu
wat de taktiek der ‘Mouvances’ heeft opgeleverd.
276
277
Tot glorie van god
tF
Wie er geweest is, zal het grif toegeven. De universiteit is vooral een
vormingsinstelling. Niet alleen de seminaries of onderwezen materies
hebben een belangrijke invloed op de ontwikkeling van de persoon-
lijkheid. Vooral wat er rondom het zuiver pedagogische gebeurt, de
contacten die je legt, de vrijheid, de zelfstandigheid, stimuleert de on-
ervaren, nai'eve jonge student tot nadenken over de grote mysteries
van het leven, over wie hij is en wat hij wil bereiken. Moeilijke ogen-
blikken zijn het, maar de moeite waard.
In het academiejaar 1959-1960 kregen enkele jonge studenten -
katholiek gelnspireerd en uit zeer vermogende milieus- van de toen
nog unitaire Katholieke Universiteit te Leuven een tekst onder ogen
die hen sterk zou beinvloeden. De tekst was van de hand van de Bene-
dictijnse monnik Dom Marie-Gerard Lafond, stichter van de ‘Militia
Sanctae Mariae' en luidde als volgt: ‘Wij denken dat de doelen van
het Ridderschap, de promotie van de christelijke orde en de vrede in
het Rijk van Christus, meer dan ooit actueel zijn. Wij geloven dat de
strijd voor God en de Mensen in deze tijd een echte Ridderlijke strijd
is. Ze is als enige in staat zich doeltreffend op te stellen tegenover het
verborgen materialisme en het revolutionaire geweld, op alle gebie-
den waar dat losbarst en in de eerste plaats op het geestelijke.’ Een
ridderorde als strijdeenheid voor God en tegen het materialisme, net
als vroeger! Het leek wel wat. Met de onderrichtingen van Dom La-
fond in het achterhoofd, stond het besluit al vlug vast. Er zou en moest
een ridderorde worden gesticht. De naam: Ordre du Rouvre. De eik
staat als symbolisch bindteken tussen hemel en aarde. Een hierarchi-
sche structuur werd uitgebouwd, initiatieriten ontworpen en gespeci-
ficeerd voor de drie klassen in de Orde, schildknaap, donaat en uit-
eindelijk ridder. Tenslotte ontwierpen de initiatiefnemers een aange-
past tenue.
Die initiatiefnemers, onder wie vooral Richard van Wyck en Jac¬
ques Jonet 14 , konden al vlug rekenen op de onmisbare steun van de
toenmalige rector magnificus van de universiteit, Mgr. Van Waeyen-
berg. Die vermakkelijkte uiteraard de contacten met de Belgische
kerkelijke hierarchie. In zoverre zelfs dat enige tijd later de hoofd-
aalmoezenier van het Belgisch leger, Mgr. Cammaert, zich tot ‘Capel-
lanus ad honorem O.R.’ liet benoemen en meermaals de erediensten
voor de Orde zou verzorgen. Soms gebeurde dat in samenwerking
met de integristisch ingestelde Mgr. Lefebvre die dan vanuit Frank-
rijk naar Belgie reisde om de ridders bij te staan. Ook met het bisdom
Mechelen-Brussel ontstonden vertrouwelijke contacten. Kortom, de
Orde kon al zeer vlug, zij het niet officieel, steunen op de rechtse top
van de Belgische katholieke clerus. Op mijn vraag of die geprivilegie-
erde contacten zich ook tot de fervent anti-communistisch ingestelde
Opus Dei-beweging uitstrekten, werd steeds met een kort en krachtig
‘rieen!’ geantwoord. Het zij zo.
In de jaren zestig groeide de Orde onder het grootmeesterschap
van Richard van Wyck langzaam maar efficient uit tot een strijdbare
organisatie. Er ontstond een harde, zeer vertrouwelijke kern van
mensen die via de taktiek der ‘mouvances‘ macht wilden verwerven
tot glorie van God. Elke ridder was gebonden door een eed. Bepalen
de statuten van de Orde immers niet dat hij er zich toe verbindt ‘de
perfectie na te streven in zijn leven als christelijk soldaat, overeen-
komstig de plichten van zijn stand, naar de geest van de Orde; de
Kerk en het Vaderland te verdedigen, indien nodig met zijn leven,
tegen de interne en externe gevaren; de Orde, haar idealen en haar in-
stellingen te dienen en eeuwig trouw te zijn ; hulp en bijstand te bie-
den aan haar leden; altijd, overal en met alle wettelijk toegelaten
middelen haar Grootmeester te gehoorzamen.’ 15 . De basis was ge-
legd. Het eigenlijke werk, de ‘Mouvances 1 , kon van start gaan...
Het werkt, en hoe!
‘Door een aantrekkelijke ontmoetingsplaats te zijn, door vriend-
schappelijke verhoudingen aan te moedigen, door aangename avond-
feesten en culturele activiteiten in te richten, door politieke, diploma-
tieke en economische contacten te stimuleren, biedt de CERCLE
DES NATIONS haar gasten een intellectueel en humaan avontuur
dat bij onze tijd past: een dagelijkse werkelijkheid van brede uitwis-
seling die bezield wordt door het besef van een gemeenschappelijk
einddoel.’ Dat schreef‘ridder’ in de ‘Ordre du Rouvre’ Paul Vankerk-
hoven in 1969 naar aanleiding van de oprichting te Brussel van de Cer-
cle des Nations, ontsproten uit de breinen van de ridders van de Orde.
Het opzet was tegelijkertijd gedurfd en ambitieus. Men wilde een ont-
moetingscentrum scheppen voor de groten van Europa! Was Brussel
immers geen strategische stad? Maar de invloed van de ridders bleek
278
279
toen al ver te gaan. Onnoemelijk veel Belgische personaliteiten uit de
politiek, de industrie, het leger en de rijkswacht zegden het initiatief
hun steun toe. Onder die prominenten waren prins Francois de Mero-
de, prins Albert de Croy, graaf Nicolas de Kerckhove d’Ousselghem,
prins Antoine de Ligne, baron Villenfagne de Vogelsanck, Adelin
van Ypersele de Strihou, alien behorende tot de creme van de rechtse
Belgische adel, de meesten onder hen ridder in de Soevereine en Mili-
taire Orde van Malta (SMOM). Ook eminente politieke figuren als de
latere PRL-europarlementarier Luc Beyer de Rijke, Henri Simonet
en Paul Vanden Boeynants achtten het initiatief lovenswaardig. In in-
dustriele kringen bleken de relaties te reiken tot topfiguren als Ado
Blaton, Charlie De Pauw, baron Kronacker en Michel Relecom...
Kortom, de ridders van de ‘Ordre du Rouvre’ hadden op pakweg 10
jaar tijd een echte elite bei'nvloed. De taktiek van de ‘Mouvances’
werkte echt. En hoe! De wereld lag aan hun voeten. Het ernstige
werk kon beginnen.
Alle belangrijke leiders van de ‘Ordre du Rouvre’ namen beheers-
functies waar in de Cercle des Nations 16 . Paul Vankerkhoven werd
zelfs voorzitter-directeur. De ‘Cercle des Nations’, gevestigd aan de
residentiele Franklin-Rooseveltlaan te Brussel, groeide op korte tijd
uit tot een werkelijk interessante mondaine ontmoetingsplaats. De
Cercle zou het Belgisch politiek leven beinvloeden. Ze zou tevens de
high-society-club worden, waar rechtse tot extreem-rechtse en zelfs
neo-nazistische denkbeelden een spreekbuis vonden, tot glorie van
God. Er werden bijvoorbeeld feestelijkheden georganiseerd om het
Griekse kolonelsregime en het dictatoriale regime van Papa Doc Du-
valier in Haiti te eren. ,. 17 . De Cercle sympathiseerde openlijk met het
Spanje van Franco, het Portugal van Salazar, het Chili van Pino¬
chet... 18 . En de Cercle, zij groeide en groeide. Ze sloot samenwer-
kingsverbanden af met elitaire clubs in Belgie 19 , Canada 20 , Formosa 21 ,
Frankrijk 22 , de Verenigde Staten 23 , Ierland 24 , Italie 25 , Monte-Carlo 26 ,
Portugal 27 , Rhodesie 28 , Zweden 29 , Groot-Brittannie 30 . Een wilde jon-
gensdroom werd werkelijkheid. In 1980 waren niet minder dan 44 am-
bassadeurs, geaccrediteerd bij de Belgische staat of bij de E.G., lid
van de Cercle. Het totale ledenaantal liep toen al op tot 491... indus-
trielen, politici, diplomaten, academici, militairen... Een staat in de
staat? Of, een ander Europa in Europa?
Je zou je kunnen afvragen hoe het zover is kunnen komen, hoe de
jonge universitairen van de ‘Ordre du Rouvre’ op zo’n korte tijd door
hebben kunnen dringen tot het milieu van de macht. Voorzitter-direc¬
teur van de Cercle, Paul Vankerkhoven bijvoorbeeld, was in 1969,
toen de Cercle is gesticht, amper 28 jaar! Raadsels! Tenzij je in aan-
merking neemt dat de ‘ridders’ van de ‘Ordre du Rouvre’ steun kre-
280
gen van hogere instanties. De steun vanwege de top van de Belgische
katholieke kerk is een. Maar wat dan nog? Een gok. In 1969 waren
graaf Amedee d’Andigne -als stichter- en prins Antoine de Ligne -
als lid van het erecomite- van de partij. Beiden zijn zeer invloedrijke
ridders in Otto’s ‘Orde van het Gulden Vlies’. Je zou kunnen stellen
dat de Cercle een taak te vervullen had die bijzonder goed paste in de
plannen van zowel de ridders van de ‘Ordre du Rouvre’ als die van de
ridders in de ‘Ordre de la Toison d’Or’. Sindsdien blijkt trouwens dat
er een soort coexistentie van beide ridderorden ontstaan is. Paul Van¬
kerkhoven wordt actief aan de Belgische top van de meeste politieke
organisaties van de aartshertog; Jacques Jonet wordt zelfs prive-se-
cretaris van Otto. En, er zijn nog meer voorbeelden. Ook Richard
van Wyck en Vincent Van den Bosch zetelen in Otto’s organisaties.
Omgekeerd betreden vele eminente leden van Otto’s Europese ver-
enigingen de luxueuze salons van de Cercle des Nations. Bovendien is
ook de Franse advocaat Jean Violet van de ‘Cercle Violet’ lid van de
Cercle des Nations. Een gok? Het enorm succes van de jonge univer¬
sitairen van de ‘Ordre du Rouvre’ is te danken aan het feit dat zowel
hun denkbeelden als hun acties bijzonder goed overeenstemden met
de plannen van de aartshertog en zijn medestanders. Daardoor geno-
ten de Rouvre-ridders onmiddellijk de noodzakelijke steun vanwege
een Belgische katholieke elite en werkte de taktiek van de ‘Mouvan¬
ces’ uitstekend. Binnen de Cercle des Nations ontstond na verloop
van tijd een clubje, vastbesloten om de Belgische politiek grondig te
beinvloeden. Dat perspectief kaderde uiteraard in de taktiek van de
‘Mouvances’. Een stukje Belgische politieke geschiedenis.
Heksenjacht?
Rond 1970 rommelde het ook in de Franstalige christen-democrati-
sche Partij, de PSC. De stijgende invloed van de politieke vertegen-
woordigers van de christelijke arbeidersbeweging 31 in de partij zorgde
voor heel wat moeilijkheden. Die politici stonden immers een meer
travaillistisch -‘links’- beleid voor en waren bovendien voorstander
van een voorzichtige federalisering. In 1971 was het dan zover. De
‘Democratic Chretienne’ zag het levenslicht. In de salons van de Cer¬
cle des Nations werden die ontwikkelingen uiteraard met lede ogen
aanzien. Een ruk naar links! Een anti-unitaire opstelling! Onaan-
vaardbaar, vonden de heren van de Cercle.
Intussen had zich binnen de Cercle een politiek clubje gevormd
rondom de Brusselse politicus Paul Vanden Boeynants. De namen:
Paul Vankerkhoven; ‘de zwarte baron’ Benoit de Bonvoisin wiens va-
der niet alleen directeur is geweest van de Societe Generate tussen
281
1951 en 1962 maar bovendien ook jarenlang deel uitmaakte van de
Bilderberggroep; Edmond Nerincx, een contactman van extreem-
rechts; en tenslotte ridder Jean Breydel, ook al stevig verbonden met
extreem-rechtse militanten. Het ‘klavertje van vier’ zou er samen met
Paul Vanden Boeynants wel over waken dat de ‘Democratic Chre-
tienne’ gas moest terugnemen.
In 1972 kwam de reactie op gang. De ‘Centre Politique des Inde¬
pendants et Cadres Chretiens’ (CEPIC) werd gesticht en opgenomen
in de PSC. Vanaf 1974 begon het ‘klavertje’ echt efficient te werken.
Ridder Jean Breydel werd secretaris-generaal van de CEPIC, Paul
Vankerkhoven ondervoorzitter, Edmond Nerincx administrateur-ge-
neraal en baron Benoit de Bonvoisin schatbewaarder. Dit alles onder
het voorzitterschap van eerst Andre Saint-Remy 32 , tijdens de ko-
ningskwestie een vurig voorstander van Leopold III. Vanaf 1977 werd
Paul Vanden Boeynants voorzitter. De strijd om de macht binnen de
PSC kon beginnen. Daartoe had de CEPIC enkele prangende eisen in
haar programma geschreven. Een anti-syndicale aanpak, verdediging
van het prive-initiatief en de vrije onderneming en verzet tegen staats-
inmenging. Natuurlijk stond ook de eenheid van de Belgische staat
hoog in het vaandel geschreven.
De acties van de CEPIC wierpen vruchten af. Het boegbeeld Paul
Vanden Boeynants werd achtereenvolgens minister van Landsverde-
diging en Brusselse Zaken (1974), vice-premier en minister van
Landsverdediging (1977), eerste minister en minister van Landsver-
dediging (1978), vice-premier en minister van Landsverdediging
(1979), en tenslotte nationaal voorzitter van de PSC van 1979 tot
1981. Een mooi palmares. Tussen haakjes, ook Paul Vanden Boey¬
nants is terug te vinden op de lijst van de ‘membres perpetuels’ van
Otto van Habsburgs AESP.
In het begin van de j aren tachtig gebeurde er iets merkwaardigs. De
CEPIC ging ten onder, werd zelfs ontbonden, als gevolg van een aan-
tal onverkwikkelijke politieke en financiele schandalen waarin haar
leiders waren betrokken. Het leek wel op een heksenjacht, een geor-
chestreerde aanval op de gespierde rechterzijde van de PSC. Zowel
Edmond Nerincx als baron Benoit de Bonvoisin kwamen in opspraak.
Onthullingen in de pers, onder meer via een -opzettelijk?- doorge-
lekte nota van de Belgische Staatsveiligheid, wezen op de extreem-
rechtse relaties van beide heren, en, in het geval van Nerincx, op zijn
rol als vertrouwensman van diverse inlichtingsdiensten, zoals de
CIA 33 . Baron Benoit de Bonvoisin werd bovendien in 1984 veroor-
deeld wegens medeplichtigheid aan frauduleus bankroet. Dat is ook
de beschuldiging waarvoor de vroegere grootmeester van de ‘Ordre
du Rouvre’, Richard Van Wyck, zich nog zal moeten verantwoorden
282
voor de rechtbank. Ook de schoonbroer van de Bonvoisin en stichter
' van de Cercle des Nations, graaf Herve d’Ursel, werd officieel beticht
van fraude. Paul Vanden Boeynants werd in 1986 veroordeeld wegens
fraude en schriftvervalsing 34 .
Om in ‘schoonheid’ te eindigen. In 1981, toen de controverse rond
de CEPIC in alle hevigheid oplaaide, werden in Brussel een reeks in-
braken gepleegd bij verscheidene CEPIC-prominenten en mandata-
rissen... 35 . Een heksenjacht? Moest de CEPIC opgedoekt? Nog
merkwaardiger was dat de PRL, de franstalige liberale partij, stelsel-
matig oud-gedienden van de CEPIC opviste en achter haar partij-pro-
gramma wist te plaatsen. Dat legde inderdaad grotendeels dezelfde
klemtonen als dat van de CEPIC destijds 36 . Was die schijnbaar geor-
chestreerde afrekening met enkele te rechtlijnigen binnen de CEPIC
ingegeven door diegenen die een lange, consequente regeringsdeel-
name voor ogen hadden ? Wilde men de coalitie PSC-PRL verzekeren
vanaf 1981, precies het jaar waarin de CEPIC in opspraak kwam?
Was het een afrekening met diegenen die niet van plan waren de cru-
ciale stap tot deze coalitie te zetten? Vragen die wellicht pas over een
tiental jaren een antwoord zullen vinden, of misschien nooit. Feit is,
dat de wel zeer merkwaardige obsessie van justitieminister en PRL-
boegbeeld Jean Gol -het uitschakelen van het parlement-zeker in de
kaart moet spelen van wat de ridders van de ‘Ordre du Rouvre’ op het
oog hadden en hebben. Tot dusver geen problemen. Misschien kon-
den sommigen niet akkoord gaan met bepaalde niet-christelijke ten-
densen binnen de PRL, zoals bijvoorbeeld de benadering van de
abortusproblematiek, en werd hierdoor de hindernis CEPIC-PRL
onoverkomelijk, en de nakende coalitie onmogelijk.
Gissingen... Hoe dan ook, het lijkt erop dat de ridders van de ‘Ordre
du Rouvre’ politiek zijn uitgeschakeld. Het einde van de taktiek der
‘Mouvances’? Of is dat slechts schijn? Is Otto van Habsburg zijn poli¬
tieke achterban in Belgie kwijt? Er zijn feiten die dat tegenspreken. Er
zijn harde gegevens die aantonen dat vandaag de dag vooral in Gols
PRL een stevige van Habsburg-lobby aanwezig is. Er is niet alleen het
ideeengoed van sommigen binnen de PRL. Er is meer. Er bestaat een
politieke organisatie waarin zowel van Habsburgs achterban als be¬
paalde PRL-tenoren zij aan zij de militaire problematiek van Europa
ter harte nemen. Die organisatie pleit voor het Star Wars-project van
Reagan en voor een uitbreiding van vooral de conventionele bewape-
ning in Europa. Ze wil Europa tot een hecht militair blok maken om
een tegengewicht te vormen voor de communistische dreiging. Dat
plan past in de visie van de aartshertog en in de politieke overtuiging
van bepaalde harden binnen de PW-PRL en de CVP-PSC. In 1981
werden de kaarten opnieuw geschud. Een nieuwe coexistentie?
283
Co-existenties
Om maar meteen met de deur in huis te vallen. Op 19 april 1984 ver-
schenen in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad de oprichtingssta-
tuten van het ‘Institut Europeen pour la Paix et la Securite’ (IEPS) 37 .
Tussen de acht stichters vallen twee namen op die ook in de beheer-
raad van het IEPS zullen zetelen: ‘Rouvre’-ridder Jacques Jonet, ver-
trouwensman van Otto van Elabsburg en Nicolas de Kerckhove
d’Ousselghem, eveneens actief in Otto’s Europese organisaties. Uit
een ledenlijst van het IEPS blijkt trouwens dat velen ook behoren tot
de Cercle des Nations. Anderzijds valt op dat de Amerikaanse Star
Wars-promotors en leiders van de nauw aan de Reagan-administratie
verbonden ultra-conservatieve ‘Heritage Foundation’ (luitenant-ge-
neraal Daniel O’Graham en brigadier-generaal Robert Richardson)
op de ledenlijst staan. Ook een machtig man als Alexander Haig ont-
breekt niet. We bevinden ons in hogere regionen, zoveel is zeker.
Ook van de partij is de Engelse inlichtingsagent Brian Crozier die
steeds nauw verbonden is geweest met de ‘Cercle Violet’... Waaruit
blijkt dan de nieuwe coexistentie? Laat ik volstaan met volgende le-
den van het IEPS te vermelden: Jean Gol, EG-commissaris Willy De
Clercq, PRL-minister van het Brussels Gewest Paul Hatry, PRL-mi-
nister van Openbare Werken Louis Olivier, PRL-voorzitter Louis
Michel, PSC-ondervoorzitter Fernand Herman, en niet te vergeten,
PSC-volksvertegenwoordiger Jose Desmarets, in 1981 nog vice-pre¬
mier. Om volledig te zijn. Het Belgische IEPS is in feite de zusteror-
ganisatie van het reeds in 1982 te Luxemburg gestichte ‘Europaisches
Institut fur Sicherheitsfragen’. Oprichters waren onder meer minister
van Buitenlandse Betrekkingen Leo Tindemans en... Otto van Habs-
burg 38 !
Wat moet je daaruit afleiden? Dat de coexistentie bestaat! Het is
duidelijk dat de mensen die het politieke gezicht van Belgie bepalen
in een zo cruciale materie als de veiligheid van Europa samenwerken
met de kringen rond aartshertog Otto van Habsburg. Die samenwer-
king zet zich natuurlijk door in de Belgische binnenlandse politiek.
Wellicht zijn in dit verband de woorden van Bernard de Closset, die in
1981 de overstap maakte van de CEPIC naar de PRL, illustratief: ‘wij
moeten infiltreren in de grote traditionele partijen om beter de socia-
listische machtsposities te kunnen bestrijden’.,. 39 . Die kruistocht is de
kern van de coexistentie.
De bezieler en voorzitter van het Belgische IEPS is echter PRL-se-
nator en ex-generaal Robert Close. Die stond tot voor kort aan het
hoofd van de World Anti-Communist League (WACL). In 1986 werd
hij er afgelost door een ander IEPS-lid, PSC-bons Jose Desmarets.
Die internationale anti-communistische organisatie, opgericht in
1966 en initieel financieel gesteund door de regeringen van Zuid-Ko-
rea en Taiwan, stelt zich tot doel het communisme wereldwijd te be¬
strijden. In de praktijk komt het er op neer steun te verlenen aan om
het even wie die het aan de stok heeft met bevrijdingsbewegingen in
de Derde Wereld of met linkse regimes 40 . De WACL opende haar
deuren voor dictators als Somoza, Stroessner, voor neo-fascistische
en neo-nazistische groeperingen, zelfs voor oud-nazi’s, en voor rond-
uit terroristische groepen als de Argentijnse doodseskaders van Lo¬
pez Rega 41 .
De WACL is een duistere, internationale macht. Vele anti-commu¬
nistische groeperingen zijn er lid van, zoals bijvoorbeeld de Anti Bol-
chevik Bloc of Nations, bestaande uit vluchtelingen uit de Oostblok-
landen. Uiteraard krioelt het er ook van inlichtingsagenten. Sinds
1981 liet de WACL de nazi-groet diplomatisch achterwege. Zo kon-
den de relaties met de Reagan-administratie steviger worden gelegd.
Toen nam een wel zeer bijzonder man de Amerikaanse vleugel van de
WACL in handen 42 : John K. Singlaub, een geboren strijder. Sin-
glaubs carriere gaat van start met de ‘operatie Jedburgh’. Tesamen
met een vijftigtal mannen, onder wie de latere CIA-directeur William
Colby en de latere raadgever van Margaret Thatcher, Tommy Mac
Pherson, werd hij in het door Hitler bezette Frankrijk gedropt om er
contacten te leggen met de weerstand. Daama treedt hij in dienst van
de OSS, de voorloper van de CIA, vecht in Korea en Vietnam, en
trekt zich uiteindelijk in 1977 terug in de bergen van Colorado. Gene-
raal Singlaub laat het daarbij niet zitten. Hij stampt een huurlingen-
magazine uit de grond, de ‘Soldier of Fortune’. Zo ronselt hij, ge¬
steund door de CIA, ‘vrijheidsstrijders’ voor onder meer de Contra’s
die de Sandinisten in Nicaragua bevechten. In 1981 kwam hij dan aan
het hoofd van de Amerikaanse vleugel van de WACL te staan. On-
dervoorzitter werd luitenant-generaal Daniel O’Graham van het
IEPS.
De Belgische vleugel van de WACL werd in 1967 opgebouwd op
initiatief van niemand minder dan ‘Rouvre’-ridder Paul Vankerkho-
ven. Ze noemt zichzelf ‘Ligue International de la Liberte’. De taktiek
van de ‘Mouvances’! Binnen de salons van de Cercle des Nations
kreeg de ‘Ligue’ haar werkelijke gestalte. Vankerkhoven werd lange
tijd bijgestaan door baron Adelin van Ypersele de Strihou, lid van de
Cercle, ridder in de Soevereine en Militaire Orde van Malta
(SMOM), lid van Otto’s Europese organisaties, en destijds nog per-
soonlijk raadgever van prins Albert... Paul Vankerkhoven, tussen
1982 en 1984 nog Europarlementarier voor de PSC, gaf op 29 septem-
784
285
w
ber 1980 in het franstalige weekblad ‘Pourquoi Pas?’ toe dat de
WACL geinfiltreerd was door neo-nazi-groepen.
Maar de motor achter de WACL is ongetwijfeld de ‘Vereniging
voor het Wereldchristendom’ van Sun Myung Moon, ook bekend als
de Moon-sekte. De Moon-sekte staat voor een heuse multinational
met een enorme financiele slagkracht. De jaarlijkse winst van het
Moon-concern, met belangen in zowat alle economische sectoren,
wordt geschat op minstens 700 miljoen dollar, of 42 miljard Belgische ■
franken 43 . De religie van vader Moon is een ‘mengelmoes van anti-
communisme en hoop op eeuwige vrede via de eenwording van de we-
reld.’ Ze steunt op de totale devotie en onderwerping aan de leider, ■
Sun Myung Moon 44 . Ze roept op tot de ware kruistocht tegen Mos-
kou, ondubbelzinnig omschreven als de satan. Ze ijvert voor een theo-
cratische wereldregering. Moons invloed is, vooral in de Verenigde
Staten, enorm, en reikt tot in de kemen van de Reagan-administratie.
Knack schreef in 1985 dat Moons kerk ‘een gevaarlijke octopus’ is.
“Geld, macht en devotie verward tot een politiek doel.’ 45
Het spreekt vanzelf dat de Moon-sekte stevig verankerd zit in de
WACL. Close’s directe voorganger als voorzitter van de WACL was j.
Osami Kuboki, eveneens leider van de Japanse Moon-afdeling. De
WACL en Moon: een strijd! Generaal Close zelf staat bekend als een
van de belangrijkste contactmannen van de Moon-sekte in Belgie. Hij
werd opgemerkt tijdens bijeenkomsten georganiseerd door de sek-
te 46 . Via mannen als Close wil de Moon-sekte ook Europa veroveren.
Welke rol speelt een van de huidige topmannen van de PRL dan ? Kan
de PRL dat dulden? Blijkbaar wel. En er bestaan, hoe onwaarschijn-
lijk dat ook moge klinken, zeer duistere relaties tussen de Moon-sekte
en aartshertog Otto van Habsburg. Van Habsburg weigerde in 1984
het bekende anti-sekten rapport te stemmen in het Europees parle-
ment omdat ook de kerk van Moon erin werd veroordeeld. Moons
sekte kwam in dat rapport terecht als gevolg van de vele getuigenissen
van ex-leden en ouders van leden over de indoctrinatie methodes ge-
hanteerd door de sekte. Waarom verdedigt de rooms-katholiek Van
Habsburg die religieuze multinational? Tenslotte werd Moons kerk
reeds in 1977 door de Amerikaanse Raad van Kerken veroordeeld op
grand van haar leer, die zogenaamd christelijk is, maar ‘onverenig-
baar met de christelijke godsdienst en leerstellingen.’ 47
Besluit. Het doel heiligt de middelen. De coexistentie dringt zich
dus op. De kruistochten van zowel Moon als Van Habsburg richten
zich naar dezelfde gemeenschappelijke vijand: het communisme. Dat
laat de aartshertog trouwens zelf uitschijnen in een interview in ‘Une
Famille’, het Franse tijdschrift van... de Moon-sekte. Op de vraag of
het Christendom de basis moet leggen voor een ‘vrij Europa’, ant-
woordt de aartshertog onomwonden: ‘Ik zal niet uitsluitend over het
Christendom praten, maar over godsdienst in het algemeen. Europa
is gevormd door en doordrongen van het Christendom. Ik denk dat de
tijd is aangebroken dat alle religieuze krachten zich moeten verenigen
om te vechten tegen de afbraakpolitiek van het materialisme. De tijd
van de godsdienstoorlogen tussen de gemeenschappen met verschil-
lende strekking is voorbij. Vandaag hebben wij grate behoefte aan de
eensgezindheid van alien die in God, het bovennatuurlijke en de on-
sterfelijkheid van de ziel geloven. Wij hebben de samenwerking no¬
dig van alle religieuze krachten om het materialisme het hoofd te kun-
nen bieden. Er zou meer solidariteit moeten zijn op dit gebied. Een
verbond van alle gelovigen kan een einde brengen aan het materialis¬
me.’ Co-existenties...
En de ridders, zij...
(lees brief volgend blad)
Op 12 december 1978 werd dokter Philippe Schepens in opvolging
van Richard Van Wyck ingehaald als nieuwe grootmeester van de
‘Ordre du Rouvre’. Schepens is ook secretaris van de ‘World federati¬
on of Doctors who respect Human Life’, de intemationale doktersas-
sociatie achter de in vele westerse landen opererende Pro Vita of Pro
Life bewegingen. Die zijn in de jaren tachtig uitgegroeid tot zeer in-
vloedrijke anti-abortus lobby’s. Tijdens de congressen van de inter-
nationale doktersassociatie treedt ook aartshertog Otto van Habs¬
burg regelmatig op als verdediger van het ongeboren leven. Dat de
anti-abortusbeweging wel degelijk past in de strijd voor een katholiek
rechts Europa blijkt uit volgend citaat uit ‘Vox Vitae’, het blad van
Pro Vita: ‘Abortus (net als euthanasie, sterilisering, contraceptie) is
een middel om de levenskracht van het Westen te ondermijnen ten
voordele van het communisme, het liberalisme en de vrijmetselarij. ,48
Sint-Benedictus
Een katholiek rechts Europa... de grate droom. Weerwraak. Otto’s
vader werd immers uit zijn keizerlijk ambt ontzet. Maar de weg naar
de macht is lang en hard. Je ontmoet er intemationale organisaties als
de Moon-sekte, als het Opus Dei. Je moet compromissen sluiten om
je voordeel te halen. Dat doen ook je tijdelijke medestanders.
De aartshertog heeft een kluwen van Europese verenigingen tot
zijn beschikking. Die verenigingen tellen vele sub-organisaties. De
taktiek van de ‘Mouvances’. Tegelijkertijd efficient en onoverzichte-
ORDRE DCS CHEVALIERS DU ROUVRE
Le 13 d&cembre 1978.
LE CE REM ONI AIRE
Notre Grand Maftre ayant decide pour dee raisons qui
lui sont personnelles, de renoncer a sa charge, un chapitre d 1 election s'est reu¬
ni hier au BOir, selon leB terraes de nos consitutions.
Au courB de ce chapitre a ete elu comme nouveau Grand
Maftre, notre frere Philippe SchepenB, chevalier de l'Ordre.
Ses obligations professionnelles (il est medecin) le
sollicitant beaucoup pour le moment, il m'a demande de vous pre-wenir au plufe t8t
de son election et en m8me temps de vous renouveler I'expression de Bee sentiments
de filiale deference.
Au cas oti vous desireriez vous raettre directement en
rapport avec lui, son adresse privee est "Ouardye", 10, Cervanteslaan, 8420 De Haan.
J'espere avoir le plaisir de vous revoir bientSt et
profits de 1*occasion qui m*est donnee pour vous presenter, au nom de tous mes
freres et au mien, nos voeux lee plus sinceres et les plus vifs de joyeux NoSl
et de bonne et sainte annee 1979. il£ulVI(2 *W*VO*?
I 1ft TKR LE-Jci’KKt '
A
Honseigneur F.Cammert,
Prelat de Sa Saintfcti.
Ujk, ondoorgrondelijk. Het spel der groten. Wie enigszins een zicht
wil krijgen op het minutieuze werk van de aartshertog en zijn me-
destanders, moet nogal wat doorbijten. De taktiek van de ‘Mouvan-
ces’ is enorm ingewikkeld om volgen. Maar het loont de moeite. Voor
mij ligt het programma van het ‘Vde Congres; 5,6 en 7 oktober 1973’
van de ‘Associatio Benedictus Patronus Europae’. Dat is een vrij on-
bekende organisatie. Dat Vde congres vond plaats te Madrid onder
het voorzitterschap van de primaat van Spanje, kardinaal Marcelo
Gonzalez Martin. Sprekers waren, naast enkele andere geestelijken,
288
Marcel Clement, lid van de ‘Cercle Violet’, Paul Vankerkhoven, en
‘S. A.I. et R. l’Archiduc Otto de Habsbourg’. Helemaal in de lijn van
Otto’s ideeengoed stelde Vankerkhoven toen: ‘Op het kruispunt van
wegen waar wij ons nu bevinden, is de tijd aangebroken dat wij op de
grote vragen van vandaag het licht werpen van ons geloof in Jezus-
Christus, waarlijk God en waarlijk Mens. De tijd is aangebroken van
bidden en handelen in de christelijke hoop, in de serene zekerheid dat
de harmonie tussen de menselijke gemeenschappen niet zal worden
hersteld zolang de zonen van de aarde de eerbetuigingen weigeren die
de vrije mensen knielend brengen: de hulde van de mens aan GOD.’
In het jaar 1973 was de wereld nog jong. Toen kon je nog oproepen tot
de kruistocht!
Carmina Burana
Ridders... Tot waar leidt dit onderzoek? Ik ben moe, uitgeput. Het
schemert voor mijn ogen. Machiavelli, Cervantes... de combinatie
voor verdoken macht. En als je daaraan raakt... Waarom doe ik dit?
Ik zal tenslotte toch mijn vingers verbranden. Gisteren nog meldde
men mij dat ik in de gaten wordt gehouden door de staatsveiligheid.
Ach, wie niet? Waarom doe ik dit? Ik zie uiteindelijk maar een ant-
woord. Voor mezelf. In alle eerlijkheid. Ik wil, over pakweg tien of
vijftien jaar, mijn kinderen nog recht in de ogen durven kijken. Daar-
om doe ik het. Een illusie? Een levensdrang? Ik heb rust nodig. Mu-
ziek. De ‘Carmina Burana’! De contradicties. Cynisme. Het ingre¬
dient voor het behoud van gezond verstand. Mijn besluit staat vast.
Morgen begin ik met de Teutonen.
289
10. De Teutonen
Pruisen
De geschiedenis van de Teutoonse ridderorde kan je in acht woorden
samenvatten: ‘bloed, moord en brand, tot glorie van God’! De Teu¬
toonse ridderorde, die net als de Tempelorde en de Orde van Sint-Jan
van Jeruzalem ontstond tijdens de kruistochten, was eertijds inder-
daad een niets ontziende, wreedaardige militaire organisatie. De
overwegend van Duitse adel afkomstige witte ridders met het zwarte
krais beschikten, erkend en gesteund door de pausen, over een ‘god-
delijke’ volmacht om alles wat hun in de weg stond te vernietigen. Na
het debacle van Jeruzalem voerde vooral ‘hochmeister’ Herman von
Salza (1210-1239) de Teutoonse Orde tot een werkelijk belangrijke
militaire macht in Oost-Europa. Hij predikte de kraistocht tegen de
heidense Pruisen en Litouwers. Nog voor 1300 was geheel Pruisen
veroverd en de Orde kreeg het karakter van een ridderstaat met we-
reldlijke macht. In Pruisen zelf oefende zij de volledige soevereiniteit
uit. De Orde had ‘balijen’ in vele Europese landen.
In 1410 leed de Teutoonse Orde bij Tannenberg echter een verplet-
terende nederlaag tegen een leger van Polen, Tataren en Litouwers.
Enige tijd later werd zelfs het Teutoonse slot Marienberg, de hoofd-
zetel van de Orde, aan de Polen overgegeven en in 1466 moest de
‘hochmeister’ de Poolse koning als leenheer erkennen. Het Teutoon¬
se rijk was in verval 1 . Dat zette zich verder toen in 1525 hochmeister
Albrecht von Brandenburg zich tot de Lutherse leer bekeerde en door
291
T
de Poolse koning als erfelijk hertog van Pruisen werd benoemd. Hier-
door werd de Orde in Pruisen opgeheven. In haar rangen won de Re-
formatie vlug veld en slechts een klein gedeelte van de ridders bleef
trouw aan Rome. De rooms-katholieken zochten een nieuw onderko-
men en kwamen tenslotte terecht bij de keizerlijke familie van Oos-
tenrijk, de Habsburgers.
Tot 1923 kreeg een aartshertog dan ook de titel van ‘hochmeister’.
Toen aartshertog Eugene van Oostenrijk in dat jaar stierf, werd be-
sloten de Orde een religieuzer karakter te geven. Daardoor kwam
sindsdien steeds een ‘abbe mitre’ aan het hoofd van de Orde te staan.
Momenteel is dat Ildefons Pauler, die vanuit de hoofdresidentie van
de Orde in Wenen de ‘provincien’ in Italie, West-Duitsland en Oos¬
tenrijk bestuurt. De huidige Orde omvat een honderdtal religieuzen
en een vijfhonderdtal religieuses. Sinds de jaren zestig worden echter
opnieuw meer en meer leken toegelaten tot de Orde. Ze krijgen de ti¬
tel ‘Familiares’ en worden plechtig geridderd door de ‘hochmeister’.
Hilfen und Heilen
Deze trein voert me recht naar de twintigste-eeuwse Teutonen. Er-
kend door het Vaticaan hebben ze in Limburg, waar destijds de com-
manderij Alden-Biesen was gevestigd, in het begin van de jaren tach-
tig de ‘Ordini Teutonici Sanctae Mariae in Jerusalem’ nieuw leven in-
geblazen. Architecten, hoofdambtenaren, directeurs, rechters, hoog-
leraars, bedrijfsleiders. Een elite van nieuwe Teutonen 2 . De witte rid¬
ders met het zwarte kruis herleven, ook in Belgie. ‘Hochmeister’ Ilde-
foons Pauler ziet zijn troepen almaar groeien.
Buiten, op het stationsplein te Hasselt ontmoet ik de commandeur
van Alden-Biesen. Niets doet vermoeden dat onder het kraaknette
maatpak een ridder schuilgaat van de eens zo oppermachtige Teu-
toonse Orde. De commandeur weegt zijn woorden, praat afstande-
lijk. ‘We houden er niet zo van “ridder” te worden genoemd, we leven
in een moderne tijd en we moeten ons op de actualiteit concentreren
en niet de middeleeuwen overdoen.’ Een realistisch man.
Het cafe op het stationsplein is verlaten. De bazin schrobt de laatste
resten van de vorige nacht haastig bij elkaar. Ze brengt twee koffies.
‘Het basisprincipe van de Orde zit uiteraard in de rooms-katholieke
overtuiging en het devies “hilfen und heilen’”, zegt de commandeur
ernstig, ‘dat doen we echter niet op financiele wijze zoals onze Duitse
confrators. Die zijn zeer rijk en schenken soms miljoenen aan de Or¬
de. In Duitsland zijn verscheidene belangrijke politici ridder in de Or¬
de. Neen, bij ons is de inzet belangrijk. In overleg met de bisschop van
Limburg richten we ons op ziekenhuizen en vrije scholen. Onze taak
292
bestaat erin vrijkomende beheersmandaten in katholieke instellingen
over te nemen om de katholieke tradities te blijven garanderen in de
toekomst. Door het nijpend tekort aan geestelijken en de hogere ver-
eisten wat management betreft komen beheersmandaten steeds meer
in handen van leken terecht. Wij moeten er voor zorgen dat vrije
scholen of ziekenhuizen goed beheerd worden, vanuit een katholieke
visie. Dat is onze taak.’
Dat is dus de kernwerking van de Vlaamse Teutonen. De comman¬
deur zet zich schrap: ‘je moet daar niets meer achter zien.’ Enigszins
bedrukt gaat hij verder: ‘de naam Teutoonse Orde of Duitse Orde is,
gezien de gebeurtenissen van de laatste decennia, inderdaad wat on-
gelukkig. We worden soms verweten zwarten te zijn. Maar de Orde
heeft absoluut niets te maken met het nazisme. De naam is puur histo-
risch.’
Interludium
De geschiedenis van de eens zo machtige en meedogenloze Duitse
ridders van de Teutoonse Orde, de mysterieuze legende van de
graal... het waren belangrijke elementen in de waanzinnige nazi-ide-
ologie. Beide convergeerden tot een waanrealiteit in de hoof den van
de SS-dirigenten. Himmlers ‘zwarte ridders’ stelden de Teutonen tot
hun voorbeeld. Ook zij kenden de ‘Drang nach Osten’. Ook zij bouw-
den versterkte burchten, door de Duitsers ‘Ordensburgen SS’ gehe-
ten. Ook zij hielden zich aan een steriele hierarchische structuur. Ook
zij ijverden voor een groots imperium, gebaseerd op orde en discipli¬
ne, gedirigeerd door een elite. Nazi-Duitsland nam het Teutoonse
zwarte kruis over, maakte de Teutoonse adelaar tot zijn symbool, en
noemde een divisie van de Waffen-SS ‘Herman von Salza’, naar de
belangrijke ‘hochmeister’ van de Teutoonse Orde. Bovendien ver-
wijst de benaming ‘Teutonen’ naar een oud Germaans volk dat in 102
v.C. bij het huidige Aix-en-Provence door de Romeinen werd vemie-
tigd. Die ontologie paste uiteraard in de ideologic der nazisten, die in
het oude heidense Germaanse volk de nakomelingen van de Hyper-
boreeers, de ‘Intelligenties van Buitenaf meenden te ontwaren.
Het is voor die benadering dat de huidige commandeur van Alden-
Biesen me waarschuwde. ‘De nazi-visie betreffende de Teutoonse
Orde heeft geen enkel historisch fundament’, zei hij, ‘onze Orde heeft
geen uitstaans met de verfoeilijke nazi-ideologie. Trouwens, Hitler
heeft de Orde zelfs opgeheven in Oostenrijk.’ Dat klopt inderdaad.
Hitler aanzag de rooms-katholieke Teutonen als een bedreiging.
Maar momenteel ontstaan er groepen die, conform aan de nazi-ide¬
ologie, de vermeende Teutoonse waarden aankleven en opnieuw be-
293
leven. Die groepen ageren in het geheim. Sommige onder hen hebben
mysterieuze banden met het heroplevende Thule-genootschap. Een
van die groepen herbergde in haar rangen een neo-nazistische prive-
militie...
Ah Neuerbe
De plechtigheid vond plaats in de grote feestzaal van een cafe in Lon-
derzeel. Marcel Barbier was getooid in een witte kapmantel met een
Duits kruis op de rug; Marcelle Gobert had eveneens een wit kleed
aan; ze stonden samen voor een tafel die vol stond met kandelaars; op
de tafel lag een zwaard en een exemplaar van het SS-ordeboek Ah
Neuerbe (de erfenis van onze vaderen).’ 3 . Dat vertelde ‘comman-
deur Karl De Lombaerde. Hij dirigeert een Belgische vleugel van
een mysterieuze internationale Teutoonse ridderorde die echter geen
uitstaans heeft met de door het Vaticaan erkende Orde van ‘hoch-
meister Ildefons Pauler. Karl De Lombaerde, een man met een uit-
gesproken Nazi-verleden, zegende die dag, omgeven door SS-vlaggen
en zwarte kruisen, het huwelijk in van Marcel Barbier en Marcelle
Gobert. Net als de SS-ers vroeger in hun Ordenburgen, organiseren
neo-nazi s heden ten dage dergelijke rituele huwelijken en doopsels
van hun kinderen. Toen Marcel Barbier in de Orde werd opgenomen,
nam hij als riddemaam ‘Herman von Salza’, naar de vierde ‘hoch-
meister’ van de historische Orde. Zijn vriend Michel Libert liet er zich
majestueus baron Michael von Graffenberg noemen.
Een tijdje na die plechtigheid schrikt Belgie op: ‘Een bekend mili¬
tant uit het extreem-rechtse milieu in Brussel wordt gearresteerd na
een banale straatruzie (17 augustus 1983), waarbij hij een schot loste
met zijn vuurwapen, weliswaar zonder iemand te taken. In zijn wo-
ning -en in die van een van zijn vrienden- ontdekte de politie nadien
niet enkel gestolen telexberichten, afkomstig van de generale staf van
het leger, maar ook een fichier, plannen voor het plegen van aansla-
gen, gecodeerde boodschappen en dienstorders.’ 4 Even later raakt
bekend dat zowel de gearresteerde extreem-rechtse militant Marcel
Barbier als zijn vriend Michel Libert tot de leiding behoren van een
tot dan toe bij het publiek totaal onbekende neo-nazistische, op mili-
taire leest geschoeide organisaite: Westland New Post (WNP). Tot de
top van WNP behoren ook Karl De Lombaerde en de mysterieuze
Paul Latinus. De Teutoonse ridderorde vormde aldus de mystieke
omkadering voor de militie, naar het voorbeeld van de S.S.. De ver-
ontwaardiging bij de niets vermoedende burger wordt nog groter
naarmate meer en meer gegevens over Westland New Post in de pers
worden gepubliceerd. Zo blijkt dat rijkswachters, militairen en zelfs
294
een agent van de Belgische staatsveiligheid tot de kaders van de m ;, i-
tie behoren. Als Marcel Barbier, tesamen met een ander WNP-lid, in
verband wordt gebracht met een rituele moord op een koppel in An-
derlecht (dat door de WNP-ers geruime tijd werd geschaduwd) is het
hek helemaal van de dam 5 . Als klap op de vuurpijl wordt de vermoe-
delijke leider van de WNP, Paul Latinus, op 24 april 1984 dood aange-
troffen, opgehangen aan telefoondraden! Zelfmoord, luidde het. Een
afrekening, stelden sommigen: Latinus had zijn mond voorbijgepraat
en al te veel inlichtingen over de organisatie en haar leden publiek ge-
maakt.
Opheldering is er nooit gekomen. Noch over de dood van Latinus,
noch over de organisatie zelf. De tegenstrijdigheden stapelden zich
almaar op. Wat had WNP werkelijk op het oog? De leiders vertelden
dat de derde wereldoorlog in feite reeds was begonnen en dat hun
strijd in dat kader moest begrepen worden. De leiders onthulden dat
hun strijd zich in eerste instantie richtte tegen de ‘popovs’, de KGB-
infiltranten in de Belgische Staatsveiligheid en de NATO. Door het
stelen van vertrouwelijke documenten zou het duidelijk worden dat
de Staatsveiligheid in feite een gruyerekaas is. Hun acties moesten lei-
den tot een grondige zuivering van die diensten.
Wei is geweten dat Westland New Post omstreeks 1980 van de
grond kwam en werd opgericht door harden uit het ‘Front de la Jeu-
nesse’, aangesloten bij de Europese jeugdafdeling van de World Anti-
Communist League (WACL) 6 . In 1981 werd het ‘Front’, dat over een
eigen para-militair kader beschikte en onder meer ‘werkte’ voor orga-
nisaties als Pro Vita, veroordeeld wegens inbreuk op de wetten op de
prive-milities. Zowel Marcel Barbier, Michel Libert, als Paul Latinus,
de oprichters van WNP, waren lid van deze prive-militie. In een ver¬
trouwelijke nota van de Belgische Staatsveiligheid, gepubliceerd in
de krant ‘De Morgen’ op 19 mei 1981, staat onder meer: ‘Er werd
vastgesteld dat bepaalde leden van het bestuur van het CEPIC in het
verleden hun medewerking hebben verleend aan de uitgave en de re-
dactie van NEM, deel uitmaakten van de NEM-clubs (het Front de la
Jeunesse ontstond eind 1974 uit deze NEM-clubs als jongerenafde-
ling; de NEM-clubs werden opgericht rond het extreem-rechtse blad
‘Nouvel Europe Magazine’, nota v/d auteur) of van het F.J. (Front de
la Jeunesse) en betrekkingen onderhielden met bestuursleden of aan-
hangers van beide laatstgenoemde groeperingen. Het betreft onder
meer: Jean Breydel, secretaris-generaal van het CEPIC, Benoit de
Bonvoisin, penningmeester van het CEPIC,... Paul Vankerkho-
ven,... en Bernard Merrier.’ Bovenstaande topkaders van de vroege-
re CEPIC werden dus rechtstreeks in verband gebracht met extreem-
rechts. Baron Benoit de Bonvoisin werd bovendien door de in 1980
295
gevormde senaatscommissie Wijninckx - voor wie de nota was bestemd
en die een officieel onderzoek instelde naar de toepassing van de
wetgeving inzake prive-milities- ondubbelzinnig bestempeld als de fi¬
nancier van extreem-rechts en meer specifiek van het ‘Front de la Jeu-
nesse ’. De baron, ook actief in de Europese organisaties van aartsher-
tog Otto van Habsburg, ontkende en diende zelfs klacht in tegen de
administrateur-generaal van de Staatsveiligheid. Die instelling is vol-
ledig geinfiltreerd door KGB-agenten, beweerde de baron. Een be-
kend thema. De derde wereldoorlog is aan de gang, dat zal ook de
aartshertog beamen. Misschien heeft hij wel gelijk. Waarom anders
lopen er zeer merkwaardige relaties van gerespecteerde organisaties
als de CEPIC of Otto’s Europese verenigingen naar extreem-rechtse,
op militaire leest geschoeide, ronduit misdadige kernen? Nog vreem-
der is dat achter die organisaties steevast geheimzinnige ridderordes
opduiken die blijkbaar het mystiek-religieus bovenkader vormen en
van waaruit de ideologieen worden doorgegeven. Schermen achter
schermen...
Er is nog meer. Er bestaat een, zo mogelijk, nog geheimzinniger
ridderorde die bovenstaande relatiepatronen nogmaals bevestigt. Ze
vormt een nieuwe, onbekende schakel in het vrijwel onontwarbaar
kluwen. Toen ik aan de hand van quasi-geheim materiaal de ‘Ordre
du Rouvre’ heb belicht, schreef ik dat die Orde indertijd een ‘ridder-
pact’ afsloot met twee andere ridderorden. Een heet de ‘Militia Sanc-
tae Mariae’. De andere noemt zich ‘Milice de Jesus-Christ’...
Ketters
In de in 1981 uitgelekte nota van de Staatsveiligheid staat, naast ons
reeds bekende oud-CEPIC-figuren, een totnogtoe onbesproken
naam vermeld: Bernard Mercier. Die was lid van het directiecomite
van de CEPIC en tussen 1972 en 1976 secretaris van de nationale
voorzitter van de CEPIC, Andre Saint-Remy. In 1982 stapte Mercier,
296
net als zovele anderen, over naar de PRL van Jean Gol en Louis Mi¬
chel. Mercier is een goede kennis van Paul Vankerkhoven. Hij is im-
mers ook lid van de Ligue Internationale de la Liberte, de Belgische
vleugel van de World Anti-Communist League. Bovendien zetelt hij
tesamen met onder meer Jacques Jonet, prive-secretaris van Otto van
Habsburg, in de zeer duistere ‘Societe Internationale de Wilton
Park’, waar ook ene Jean Violet (van de ‘Cercle Violet’) opduikt. Er
zijn trouwens nog wel meer banden tussen Mercier en de ridders van
de ‘Ordre du Rouvre’ 7 .
In de bewuste nota van de Staatsveiligheid wordt Bernard Mercier
ook genoemd als ‘een van de organisatoren van de overbrenging van-
uit Antwerpen naar de zetel van de CEPIC in Brussel van een op de
vlucht zijnde neo-nazistische terrorist. Deze moest door Mercier naar
een aan de Bonvoisin toebehorend eigendom in de Ardennen overge-
bracht worden. De Duitser werd door de Staatsveiligheid onder-
schept tijdens de rit van Antwerpen naar Brussel. ’ Mercier ontkende.
‘De Morgen’ schreef dat het om de voortvluchtige neo-nazi-terrorist
Eckerhard Weil ging en dat er ‘bij het gerecht een dossier moet be-
staan.’ 8
In zijn boek ‘Operatie Staatsveiligheid - de Staatsveiligheid en de
WNP’ laat journalist Rene Haquin WNP-kaderlid Michel Libert aan
het woord. Libert vertelt dat ‘Paul Latinus wel degelijk de leider van
Westland New Post was, maar boven hem zich anderen bevonden die
contact hadden met het buitenland.’ Onder meer Bernard Mercier
wordt vernoemd 9 . Haquin besluit later dat Bernard Mercier telkens
weer opduikt in alle grote schandalen van extreem-rechts en vooral in
het WNP-dossier 10 . De journalist publiceert ook de resultaten van een
intern rapport van de Belgische Staatsveiligheid uit mei 1983. ‘Vol-
gens dit rapport’, zo schrijft Haquin, ‘is Mercier de “Landers vertre-
ken Inspektor” van WNP voor rekening van een kanselier van de Teu-
toonse ridderorde die in Keulen gevestigd is.’ 11 . Het betreft de Orde
die in Belgie gedirigeerd werd of wordt door Karl De Lombaerde...
Vreemd... De rol van Mercier in al die affaires blijft zeer onduidelijk.
Misschien kan het volgende een en ander verklaren. Mercier is vooral
‘Chevalier de Devotion’ in de ‘Ordre de la Milice de Jesus-Christ’, die
destijds een samenwerkingsakkoord tekende met de ‘Ordre du Rou¬
vre’ en de ‘Militia Sanctae Mariae’. Dit akkoord hield in dat rechtse
krachten mekaar vonden in hun strijd voor de restauratie van de chris-
telijke waarden in de samenleving.
‘Het heil der zielen verzorgen door prediking’. Dat had de Spaanse
priester Dominicus (1170-1221) voor ogen. Al vlug verwierf Domini-
cus aanhang. Religieuzen, leken en priesters traden toe tot de ‘Ordo
fratrum praedicatorum’, de ‘Orde van de predikbroeders’, of nog, de
297
dominikanen. In 1203 kwam Dominicus in Zuid-Frankrijk in contact
met de Albigenzen, een volk van ketters, die oordeelden dat de we-
reld niet door God maar door satan is geordend. Daaruit volgt de
slechtheid van het menselijk lichaam. De ziel daarentegen kon door
een streng ascetische levenswijze naar haar goddelijke oorsprong
worden teruggevoerd, een thema dat later opgeld maakt in de occulte
kringen van de Martinisten. Dominicus’ overtuigingskracht bleek
echter niet de beoogde vruchten af te werpen en in 1209 riep paus In-
nocentius III (1198-1216) de christenheid op tot een kruistocht tegen
de Albigenzen. Onder het leiderschap van Simon de Montfort vorm-
de zich een ‘milice sacree’, een ‘heilige militie’, die de rangen van de
ketters gevoelig uitdunde. Een tijdelijke overwinning. Paus Gregori¬
us IX (1227-1241) zag het met lede ogen aan. De bisschoppen, be-
voegd voor het vervolgen van ketters, werden steeds toegeeflijker.
Daar moest wat aan gebeuren. Daarom benoemde hij pauselijke in-
quisitoren, vooral dominikanen. Hij maakte ze onafhankelijk van de
bisschoppen en veranderde rond 1230 de inquisitie tot een pauselijke
instelling, waarvan het bestuur in handen van de dominikanen zou ko-
men.
In 1236 is er voor het eerst sprake van ridders van een militie van Je-
zus Christus, die hun naam afleidden van de ‘Milice Sacree’, het leger
waarmee Simon de Montfort destijds ten strijd trok tegen de Albigen¬
zen. Was die kruistocht immers niet een uitvloeisel van de -mislukte-
prediking van Dominicus? De ridders van de militie van Jezus Chris¬
tus vormden als het ware de seculiere arm van de Orde der predik-
broeders en hadden als voornaamste taak de verordeningen van de in¬
quisitie uit te voeren en de ketters op te sporen.
Toen de wrede rol van de inquisitoren als gevolg van de maatschap-
pelijke veranderingen in de 19de eeuw bijna volledig was uitgespeeld,
leek de militie van Jezus Christus een overbodige instelling te zijn ge-
worden. In 1871 werd echter beslist de militie te reactiveren en nieu-
we statuten te geven. Vincent Jandel, hoofd van de dominikanen,
predikte een ‘pacifistische kruistocht’. De opdracht van de militie zou
er voortaan in bestaan de christelijke waarden in de samenleving te
propageren. Dat zien ook de huidige ridders als hun taak. Daartoe be-
schikt de militie over afdelingen in Belgie, Nederland, Frankrijk en
franstalig Canada. De huidige grootmeester is Emmanuel Houdard
de la Motte. Vele priesters en zelfs bisschoppen maken deel uit van de
militie, die echter ook adellijke figuren in de rangen telt. Gezien de
doelstellingen is het geenszins verwonderlijk dat de militie destijds
een akkoord sloot met de ‘Ordre du Rouvre’ en de ‘Militia Sanctae
Mariae’. Een vijand, een strijd! Wat een verleden!•
298
11. Het laatste verhaal
De lang verwachte lente leidt me af. Eindelijk. Het begon er naar
uit te zien dat ik tot het eind mijner dagen ridders zou ontmoeten,
over ridders zou lezen, over ridders zou schrijven. De laatste tijd
schrik ik’s nachts regelmatig wakker in een bizarre droom over man-
nen met zwaarden. Terwijl de zon het ontluikend groen streelt, be-
werkt een boer zijn veld. Een Brabants ros trekt evenwijdige ondiepe
greppels waarin zorgvuldig aardappelen worden gepoot. Rust. Een
jaarlijks ritueel. Rituelen!
Ik besef het. De puzzel is verre van volledig. Vele vragen blijven
onbeantwoord. Ik heb de arena van de hedendaagse ridderwereld be-
treden. Dat heeft geleid tot onverwachte avontuurlijk-aandoende ta-
ferelen. Het was een avontuur waarvan ik de draagwijdte niet kon
overzien toen ik eraan begon. Ik ben gestoten op zeer vreemde zaken,
op occulte netwerken. Onder de folkloristische kapmantels van som-
mige ridders bleek heel wat schuil te gaan. De enen spelen het spel
waardig en in alle eerlijkheid. Anderen hebben wat anders op het
oog. Macht en invloed. Christelijk Europa wordt -ook nu nog- ver-
dedigd met het zwaard. De ambities van een aartshertog... Ik heb ge-
raakt aan onzichtbare krachten. Ik heb de taktiek van de ‘Mouvances
ontdekt. De lezer kan oordelen. Ik heb gevaarlijke spelletjes ge-
speeld. De waarschuwingen vanuit hogere kringen liegen er niet om.
Ook daar zoeken sommigen in de richting die ik heb gekozen.
Achter mij briest een jonge os. Ook dat is lente. Ik wil nog een ver¬
haal schrijven. Het begon in een Aalsters klooster in dezomer van 1978.
299
12. Ridders en oplichters
De gelofte
In het klooster hangt een welkome koelte. Buiten is het bloedheet.
Een heer stapt wat vertwijfeld maar zichtbaar ontroerd naar voren.
Hij knielt. ‘In nomine patris et filii et spiritus sanctiamen’. De gezette
zestiger, gekleed in een zwarte mantel met een groot wit Maltees
kruis, spreekt plechtig deze heilige woorden uit. Voor hem bevindt
zich de knielende man. Don Kelinu Vella-Haber wacht af. De Groot-
Prior kijkt streng, het zwaard losjes in de hand.
Het talrijk opgekomen publiek kijkt nauwlettend toe. Er heerst
een plechtige, bijna verheven stilte. De eminente aanwezigen, onder
wie de burgemeester van Aalst en prins Bertrand de Merode, wachten
geduldig op de voleindiging van de initiatieritus. Ze zijn uit alle hoe-
ken van Europa gekomen: Denen, Zweden, Fransen, Duitsers, Ne-
derlanders, Engelsen. Het ridderschap wenkt.
De geknielde man heft het hoofd en kijkt don Kelinu Vella-Haber
aan. Hij kan zijn tranen amper bedwingen. De man schudt het hoofd
en rimpelt zijn voorhoofd. Hij heeft zichzelf weer onder controle.
Vervolgens neemt hij een document ter hand en leest met trillende
maar luide stem, af en toe haperend: ‘Op het ware Christelijk geloof,
moge God er Getuige van zijn dat ik zweer ten dienste te staan van
Christus en de armen, de belangrijkste hoedanigheid van een trouw
ridder. Als lid van deze godsdienstige organisatie beloof ik, trouw te
blijven aan de idalen van de Souvereine Orde van St. Jan van Jeruza-
lem; al mijn krachten in te zetten om bij te dragen tot haar uitstraling,
en tot de bescherming en steun die zij biedt, te strijden tegen alles wat
301
afbreuk doet aan haar bestaan, dit zonder de wetten van mijn land te
overtreden, nooit handelingen te stellen die in strijd zijn met haar
waardigheid, maar me altijd te gedragen als een trouwe ridder van
Christus, dus als een overtuigde christene en een man van eer. In het
geloof dat Christus me op bijzondere wijze zijn genade zal openba-
ren, bevestig ik in alle nederigheid, liefde en respect solidair met elke
en godsvruchtige Christene van welke kerk ook, om mee te werken
door bij te dragen tot het bevorderen van een duurzame Eenheid on-
der de Christenen, en om mee te werken aan de eenheid van St. Jan
door gebed en daad aan de redding van de Christen Wereld. Ik zal
mijn ridderschap de luister schenken en de ware naastenliefde, moe-
der en echte grondslag van alle deugden. Op mijn lichaam zal ik het
vermaarde Christus Maltese Kruis met de acht punten dragen, zodat
ik bestendig word herinnerd aan mijn godsdienstige eed die er me toe
verbindt in mijn hart het Kruis van Jezus Christus te dragen, het Kruis
dat verheven wordt door de deugden waarvan het een teken is, zo hel-
pe mij God.’
Don Kelinu Vella-Haber komt een stap naar voren en tikt zachtjes
met het zwaard op beide schouders van de knielende man. ‘In nomine
patris et filii et spiritus sancti amen’, mompelt hij vluchtig. De nieuw-
geboren ridder staat recht en omhelst de grootmeester. Dan gaat hij
kalm en zichtbaar voldaan naar zijn plaats terug. Anderen komen nu
aan de beurt. Die middag worden bedrijfsleiders, politici, dokters, in-
genieurs, geridderd in de Soevereine Orde van Sint-Jan van Jeruza-
lem door haar Groot-Prior, Don Kelinu Vella-Haber. De meesten
onder hen kunnen hun emoties moeilijk de baas.
Eerder hadden de aanwezigen een oecumenische eredienst bijge-
woond. Die werd, wat het rooms-katholieke gedeelte betreft, ver-
zorgd door een aartsbisschop, speciaal voor de gelegenheid overge-
vlogen uit Rome. Toen de aartsbisschop Vella-Haber in de gaten
kreeg, legde hij ongemerkt zijn ring en stola af. Zo kon de aartsbis¬
schop toch niet in naam verantwoordelijk worden gesteld, mocht de
hele affaire dubieus zijn. En dat de zaak niet helemaal zuiver was, is
nogal duidelijk. Er was niet alleen een echte prins aanwezig. Er waren
ook nep-graven en nep-dokters. Figuren die goed gekend zijn in ge-
rechtelijke kringen. Wie is Don Kelinu Vella-Haber?
Prinsen, koningen en keizers
De man die onbewogen de ridderslagen toebracht in het klooster te
Aalst in de zomer van 1978 en aan het hoofd staat van de ‘Sovereign
Order of St John of Jerusalem, Knights of Malta’, verdiende zijn eer-
ste riddersporen in de Sint-Jan-Orde van kolonel Charles L. Thourot-
302
Pichel, de bezieler van de Russische branche der Maltezer-ridders.
Don Kelinu bevond er zich in hoog gezelschap. Beweerde Thourot-
Pichel immers niet de afstammeling te zijn van de 42ste grootmeester
van de illustere Orde? Die man, Philippe de Villiers de l’Isle Adam
(1521-1534), onderscheidde zich destijds in de strijd tegen de Turken.
De heroiek van de voorvaderen... het moet Vella-Haber hebben aan-
gesproken.
Op het einde van de jaren zestig leerde Vella-Haber iemand ken-
nen die zichzelf andermaal een bijzondere afstamming toedichtte. De
man beweerde aanspraak te kunnen maken op de troon van Aragon
en de Balearen... Voluit stelde dit heerschap zich voor als ‘Zijne Ko-
ninklijke Hoogheid Don Roberto II Paterno Castello di Carcaci Ay-
erbe-Aragona, prins van Emmanuel, hoofd van het Koninklijk Huis
van Aragon’ 1 . Titels om mee uit te pakken! Onze Koninklijke Hoog¬
heid stoelde zijn aanspraken op een duister testament van koning Jai¬
me I (1213-1276) die zijn sporen ruimschoots had verdiend in de strijd
tegen de muzelmannen en daardoor stevig op de troon zat van het
toenmalige vorstendom Aragon in het noordoosten van Spanje.
Spijts alle moeite - de Paterno’s hadden hele boekbundels bewijsma-
teriaal over hun afstamming verzameld - kon de Hoogheid de officie-
le instanties niet overtuigen. Don Roberto’s vader werd indertijd
meermaals veroordeeld wegens het zich aanmatigen van valse titels
en wegens fraude. Hoewel het vorstendom sinds de 15de eeuw niet
meer bestaat, nam dat echter niet weg dat Don Roberto zichzelf als
troonpretendent van Aragon bleef zien. Maar Don Roberto’s aan¬
spraken vielen blijkbaar wel in de smaak van bepaalde kringen. Don
Kelinu Vella-Haber voelde zich vereerd toen hij van Don Roberto
een ministersfunctie kreeg toebedeeld en chef werd benoemd van het
‘Maison Royale Civile d’Aragon’. Wat een eer! Maar zeg nu zelf, wat
is een ‘koning’ zonder ridders of ridderordes? Daarom stichtte Don
Roberto zijn ordes, die ofwel nooit hebben bestaan, ofwel reeds lang
waren opgedoekt. Een van die uitgestorven ridderordes, waarin Don
Roberto uiteraard het grootmeesterschap waarneemt, is de ‘Ordine
Dinastico Militare del Collare di Sant’Agata dei Paterno’. Die Orde
werd rond 1200 opgericht om de strijd aan te binden met de ‘barbaar-
se Islamitische piraten’ maar korte tijd later ontbonden. ‘Minister’
Vella-Haber werd prompt tot afgevaardigde en ‘ridder-grootkruis’
van de heropgerichte Orde gebombardeerd. De zaken moeten blijk¬
baar goed gelopen hebben, want op enkele jaren tijd telde de Orde
reeds 7.000 ridders, verspreid over de hele westerse wereld. Een
vreemd wereldje. En ridderslagen brengen ook geld in het laadje...
Don Kelinu moet door zijn samenwerking met Don Roberto de
smaak echt te pakken hebben gekregen. Wat zou er mooier zijn dan
303
zelf een ridderorde te leiden? Wat kan er roemrijker zijn in deze op-
pervlakkige, op het materialisme afgestelde wereld, dan het groot-
prior-schap van een van de grootste ridderordes aller tijden, de Orde
van Sint-Jan van Jeruzalem? Diverse ruzies met kolonel Thourot-Pi-
chel leidden tot het onvermijdelijke. In 1971 stichtte Don Kelinu zijn
eigen Orde van Sint-Jan. Hij liet zich meteen pompeus ‘baron Don
Kelinu Vella-Haber, markies van Alaro, van Acaltan en van Erbesso’
noemen. Zijn ‘International Grand Priory’ werd gevestigd te Gzira op
het eiland Malta en als officiele benaming werd gekozen: ‘Sovereign
Order of Saint-John of Jerusalem, Knights of Malta’. Restte nog een
waardig beschermheer te vinden, liefst van koninklijken bloede. Dat
zou de zaak geloofwaardiger maken. Veel problemen kon dat trou-
wens niet opleveren. In het intemationale circuit van nep-ridderor-
den vind je meer dan voldoende nep-prinsen en nep-keizers. De keu-
ze viel uiteindelijk op ‘Zijne Doorluchtige Hoogheid Orlando Pietro
Salvatore Serra, prins van Kento'iphai’. Die noemde zichzelf chef van
het ‘Soevereine Huis van Serra’. Serra? Help!
‘Zijne Doorluchtige Hoogheid’ diende zich ook aan als president-
generaal van de ‘Academie des Sciences de Rome’, een schakeltje in
een even internationaal circuit van nep-academieen en nep-universi-
teiten. De prins verkondigde zonder blikken of blozen dat zijn ‘Aca¬
demie’ werd opgericht door niemand minder dan de Romeinse pro-
zaist, politicus en filosoof Marcus Tullius Cicero in het jaar 64! Van-
daar dat je je bij Orlando Serra de decoratie ‘Grand Collier de la
Croix d’Or Marcus Tullius Cicero avec drapeau italien’ kan aanschaf-
fen. Dat kan je wel enkele duizende franken kosten, al naar gelang de
grootte en de legering van het kleinood. Bekende personaliteiten, zo-
als de Zuid-Afrikaanse hartspecialist Christian Barnard, krijgen ech-
ter gratis en ongevraagd het ere-diploma en aanverwante decoraties
toegestuurd. Hun namen dienen dan als uithangbord om ‘gewone
stervelingen’ te overtuigen van de ernst van de zaak. Volgens sommi-
ge bronnen slaagde Serra er zo in om reeds meer dan 5000 onderschei-
dingen aan de man te brengen 2 . De ‘chef van het Huis van Serra’ moet
wel een hoge dunk van zichzelf hebben. In 1976 stelde hij zich kandi-
daat voor de nobelprijs voor de vrede, op voorstel, zoals hij zelf be-
weerde, van de Zweedse regering.
De nieuwbakken markies, Don Kelinu Vella-Haber, verkeerde dus
in duister, maar wel commercieel ingesteld gezelschap. Hij tikte zelfs
nog een ‘tsarevitsj’ op de kop. Wat dacht jevan volgende titels: ‘Zijne
Keizerlijke en Koninklijke Hoogheid Groothertog Dimitri van Rus-
land, Prins van de Troon van de Nationale Kerk van Indie en van de
Troon van de Jacobiet-Orthodoxe Kerk van Antiochie, Grootmees-
ter van de Keizerlijke Soevereine Moskovische Orde van Sint-Joris en
304
Rector-Magnificus van de Keizerlijke Academie van Sint-Cyrillus’ 3 .
Blijftumaarzitten!
IJdelheid en mystiek
Een merkwaardig wereldje. Erzijn honderde dergelijke ridderordes
en nep-academieen of -universiteiten. Je kan er ridder worden of
dokter in een discipline naar keuze. Tegen betaling natuurlijk. Zijn
de heren die dergelijke instellingen leiden, bezeten door waanvoor-
stellingen? Zijn het verfijnde oplichters? Geloven ze werkelijk wat ze
beweren? Hoe kunnen die pseudo-keizers en pseudo-koningen vol-
wassen intelligente mensen overtuigen? Toen ik die toch wel per-
tinente vragen voorlegde aan Ivo Suetens, een man die internationaal
erkend wordt als een autoriteit betreffende ridderordes, zei die lako-
niek: ‘mensen willen gedupeerd worden, ze worden reeds sinds eeu-
wen gedupeerd, het is een deel van de menselijke natuur geworden.’
Suetens toonde me toen zijn uitgebreide verzameling diploma’s en
decoraties. ‘Vrucht van jarenlange correspondents’, zei hij, ‘als ik
eens goed wil lachen, bekijk ik die prullen eens’. Een troost voor het
harde leven ? ‘Die correspondentie heeft me een paar prachtige diplo¬
ma’s opgeleverd van academies en universiteiten die enkel in de lade
van een of ander bureau bestaan.’ Hij toverde me een enorm groot en
luxueus certificaat van een universiteit in Hong-Kong voor ogen.
Voor zijn naam prijkt ‘dokter in de geschiedenis’. ‘Bij navraag bij de
plaatselijke politiediensten in Hong-Kong bleek dat die zogezegde
universiteit niet eens over een lokaal beschikte. En dokter in de ge¬
schiedenis ben ik evenmin!’ Suetens’ verklaring voor het bestaan en
het functioneren van dergelijke zaken? ‘IJdelheid, een menselijke ka-
raktertrek door de eeuwen heen.’ Het lijkt me allemaal zo halluci-
nant-absurd. Ik kan het moeilijk vatten.
Een intellectueel, behorende tot de Socialistische Partij, die aan-
wezig was op de plechtige ceremonie in het klooster te Aalst, ver-
klaarde me het volgende: ‘Ik ben geridderd in de Orde van Sint-Jan
van Jeruzalem van groot-prior Vella-Haber, hoewel ik atheist ben en
geen binding voel met een of andere godheid. Maar toch voel ook ik
een behoefte aan het beleven van een mystiek. Dat vind ik niet bij
mijn vrienden-atheisten. De vrijmetselaarsloges kunnen me weinig
bieden. De mystiek en het ritueel. Daar gaat het me om. Ik vond het
bij de ridderorde. Het kan belachelijk lijken en ik moet zeggen, ik
durf er met niemand over praten, zelfs niet met mijn beste kennissen.
Ik had geen zicht op wat er zich achter de schermen van de Orde af-
speelde. Mijn doen en laten bleven geconcentreerd op wat ik voelde
tijdens de riddering. Ik was er emotioneel bij betrokken. Misschien
305
was het daarom dat ik niet verder kon kijken. En ik was niet de enige.
Ik heb progressieven zien knielen voor Vella-Haber. Ik voel me nu
wel bij de neus genomen. Ik wist helemaal niets af van de Orde en
Vella-Haber. Ik dacht echt dat het om de voortzetting van de eens zo
grote en spirituele Orde van Sint-Jan ging. Er moeten ook serieuze or-
des zijn. Als die mij uitnodigen, zal ik niet aarzelen.’ Mystiek is een
wazig begrip. Mystiek heeft te maken met gevoelens met betrekking
tot het hogere, hoe je dat ook wil definieren. Mystiek heeft te maken
met kennis van jezelf. ‘God’, zei de man, ‘ben ik zelf. Maar wie ben
Samaritanen
De plechtige ceremonie in het klooster te Aalst in de zomer van 1978
betekende enerzijds de bevestiging van het bestaan van een kern van
ridders rond groot-prior Vella-Haber. Anderzijds moest die samen-
komst de aanzet vormen voor een goed georganiseerde Belgische af-
deling. In de winter van 1977 werd die ceremonie voorbereid. Toen
legden een twintigtal ‘ridders’ een juridisch kader vast voor de Bel¬
gische afdeling. Onder vorm van een vereniging zonder winstoog-
merk zagen toen de ‘Samaritanen van Malta’ het levenslicht. Dat zou
de naam worden voor de organisatie van de Belgische ridders . Zoals
het ‘echte ridders’ past - ‘conform aan de eeuwenoude traditie van de
Orde van Sint-Jan van Jeruzalem’ - wou men, officieel althans, ijve-
ren voor het ‘instandhouden van een christelijk, oecumenisch carita-
tief dienstbetoon aan zieken, behoeftigen en minderbedeelden’ 4 .
Grootse plannen werden gesmeed. Men zou hulp- of nooddiensten in-
richten voor interventie bij ongevallen en catastrofes; tehuizen of ver-
blijven voor gehandicapten en bejaarden oprichten; een ambulan-
cierscorps uit de grond stampen, en nog veel meer. Ook op cultured
vlak wou de Orde haar steentje bijdragen. ‘Ze beoogt de verspreiding
en bevordering en het stimuleren van het nationaal cultuurbeleid 5 .
Inderdaad, grootse plannen. Helaas, niets daarvan werd ooit gereali-
seerd. Maar misschien is het ‘ridderschap’ - althans in dit geval -
slechts een masker, niet enkel voorgehouden voor de buitenwereld,
maar ook voor en wie weet vooral voor het eigen geweten? Neem nu
de bezieler en voorzitter van de Belgische ‘Samaritanen’, ‘professor,
hoogleraar, dokter, ingenieur, graaf Arthur Bogaerts. De voort-
vluchtige ‘graaf werd in 1985 opgepakt en door de correctionele
rechtbank te Gent veroordeeld wegens valsheid in geschrifte, oplich-
ting en het zich aanmatigen van adellijke titels.
Een vreemd wereldje. ‘Een paar staaltjes’, schreef de krant Het
Laatste Nieuws’. ‘In Italie slaagde Arthur er in de titel van “Graaf“ te
306
veroveren en daarmee getooid drong hij internationaal door tot de
hoogste kringen. In Engeland bijvoorbeeld woonde hij het bal van de
echte koningin bij. In Frankrijk liet hij zich niet alleen doorgaan als
edelman, maar ook als Amerikaans professor. In Belgie, en dan voor¬
al te Gent, hield Arthur het bij voorkeur amoureus. In ruil voor zijn
graaflijk gezelschap draaiden verscheidene eendagsliefjes royaal op
voor alle kosten, gemaakt tijdens tochten met een niet betaalde Jagu¬
ar.’ 6
Iemand die de opgang van de Belgische ‘Samaritanen’ van zeer na-
bij heeft gevolgd en ook aanwezig was op de plechtige ridderingsce-
remonie in Aalst vertelt het volgende: ‘Arthur Bogaerts is noch graaf,
noch dokter of professor. Die titels heeft hij gekregen of gekocht van
allerlei pseudo-universiteiten in Belgie en daarbuiten. Maar in be-
paalde kringen maken die titels veel indruk! Bogaerts is een sterke
persoonlijkheid. Hij is iemand die zichzelf een autoriteit aanmeet en
mensen kan overtuigen. Ook mij heeft hij overtuigd. De caritatieve
doelstellingen van de Orde spraken mij echt aan. Er is al zoveel leed
in de wereld. Als het ridderschap erin bestond de miserie van de men¬
sen te lenigen, wilde ik wat graag ridder worden. Later bleek wel dat
al het geld gespendeerd werd aan bijeenkomsten, onderscheidingen,
etentjes, enzomeer. Bogaerts vervalste ook handtekeningen voor bij¬
voorbeeld de publikaties in het Belgisch Staatsblad. Onbegrijpelijk.
Want ondanks die louche praktijken, ondanks al die drukdoenerij,
was Bogaerts een innemend man, een man met een hart die echt wat
over had voor zijn lijdende medemens. Als ik met een probleemgeval
te maken had (ik zat toen in het hulpverleningscircuit) waar geld een
rol speelde, hoefde ik hem enkel te telefoneren en binnen de mate van
het mogelijke steunde hij financieel. Je kon altijd, met goed gevolg,
een beroepophem doen. Hij zou je altijd geholpen hebben. Maar het
lijkt wel alsof die ‘good-will’ gecompenseerd moest. Hij mat zichzelf
een meerwaarde toe. Hij voelde blauw bloed in zijn aderen stromen.
Hij was van adel. Hij was een graaf. Iemand die vanop een troon de
miserie van de mensen wilde verlichten. Dat vind je ook bij politici: ze
leven en rechtvaardigen zichzelf door hun dienstbetoon. Is Bogaerts
mentaal ziek? Hij is in elk geval geen gevaarlijke gek. Eerder een lo-
gisch produkt van onze samenleving, die balanceert tussen corruptie
en afzetterij enerzijds, en filantropie en solidariteit anderzijds. Het
lijkt erop dat Bogaerts de verpersoonlijking is van die twee polen. Is
dat contradictorisch, schizofreen? Ik weet het niet. Ik kan enkel vast-
stellen dat onze samenlevingsstructuren er ook nog altijd zijn...
Bogaerts wilde behoren tot de elite. Hij had met zijn charme een
echte prins kunnen overtuigen. Het is evident dat die prins, als lid van
een van de belangrijkste en meest invloedrijke katholieke adellijke
307
families in ons land, goed werk zou leveren als uithangbord. Zo slaag-
de Bogaerts erin mensen met leidende en verantwoordelijke functies
in onze samenleving te lijmen. Hij had zijn elite te pakken. Daarmee
speelde Bogaerts uiteraard in op een behoefte. Het ridderschap richt
zich naar mensen die een verantwoordelijke positie bekleden en daar-
door een behoefte voelen om erkend te worden, onderscheiden te
worden van de anderen. Mensen van uiteenlopende politieke strek-
kingen. Links of rechts, rood of blauw: ze zaten broederlijk naast me-
kaar te wachten op de ridderslag. Je geloofde je ogen niet als je een
wenende en diep ontroerde redacteur van een links tijdschrift de rid-
dering zag ondergaan.’
De Belgische afdeling van Vella-Habers Orde van Sint-Jan van Je-
ruzalem was, alle nobele bedoelingen ten spijt, geen lang leven be-
schoren. ‘Graaf Arthur Bogaerts kon zijn ‘ridders’ niet blijven over-
tuigen. En, zoals dat in ridderlijke kringen wordt gezegd, de Orde
‘sluimerde in’. Niet voor lang. Eind november 1979 landde een vlieg-
tuig te Zaventem. Aan boord: ‘markies en markiezin Vella-Haber’...
Een dag te Brussel
In de ‘Observer’, het blad van de ‘Sovereign Order of St John of Jeru¬
salem, Knights of Malta’, van april 1980 beschreef Vella-Haber zijn
Brussels bezoek: ‘In december (1979) waren we in Brussel als gasten
van het “Institut des Relations Diplomatiques” van Belgie. Het Insti-
tuut werkt samen met verscheidene andere intemationale ordes en
organisaties. Het doel van ons bezoek was veelvoudig. In de eerste
plaats hebben we de uitnodiging vanwege het Instituut geeerd en de
gelegenheid en het genoegen gehad decoraties aan te bieden aan graaf
van Huyneghem en Dr. Roger van de Kerckhove. Daama hebben we
enkele van onze Ridders van onze vroegere Benelux-Priorij ontmoet,
zoals Dr. Deneef en anderen. Maar ons voornaamste doel bestond
erin onze aanwezigheid in Belgie opnieuw vorm te geven via de for-
mele oprichting van een nieuwe Commanderij onder de leiding van
Z.E. Baron de Vanderberg Paul J. Cams, erevoorzitter van het Insti¬
tuut voor Diplomatieke Relaties en stichter van de ‘Paul J. Cams
Foundation’; de administratieve taken zijn in de bekwame handen
van Z.E. de Graaf Emile Lucien van Huyneghem. Tijdens dit bezoek
was de Internationale Groot-Prior vergezeld door Markiezin Vella-
Haber. Bij onze aankomst in de Brusselse luchthaven werden we ver-
welkomd door Z.E. de Graaf van Huyneghem, Dr. Roger van de
Kerckhove, Z.E. de Burggraaf Urbain Dirix en Z.E. de Monseigneur
Soubie, vertegenwoordiger van Z.E. de Monseigneur Yves-Olivier
Contamin van Frankrijk. Het was vrij laat en we werden naar het ver-
308
maarde restaurant New Carlton gebrcht voor een diner. Op zaterdag
1 december spraken we met Z.E. de Graaf van Huyneghem en Dr. R.
van de Kerckhove en in de namiddag met Z.E. de Baron de Vander¬
berg Paul J. Cams. We hadden eveneens het genoegen H.E. de Gra-
vin Bo-Ong Puoc en H.E. de Barones Cams Pannecoeck Antonella te
ontmoeten. Het jaarlijkse Gala-diner van het Instituut werd gehou-
den op zaterdagavond. Ook Z.E. de Ambassadeur van Senegal was
aanwezig. We hadden het genoegen oude bekenden van onze Orde te
ontmoeten zoals onze confrator Ridder Commandeur Roger Lievre,
onze vertegenwoordiger in Frankrijk... H.E. de Markiezin Vella-Ha¬
ber kreeg van Z.E. de Monseigneur Soubie de Ordre de Notre-Dame
du Mont Carmel aangeboden. Z.E. Mgr. Soubie is Spiritueel Groot-
meester van de Orde. Ze kreeg ook de Gouden Roos van Vriend-
schap van H.E. de Barones Cams Pannecoeck. De Intemationale
Groot-Prior kreeg de Ordeketen en de Onderscheidingen van de
Broederschap van de Heilige Graal namens Z.E. barones Dino di Ste-
fano, die afwezig was. Hij kreeg ook de Ordre de Notre-Dame du
Mont Carmel en de Eervolle Vermelding van Verdienste en de De-
fensie Medaille. Wij hadden ook het genoegen te verwelkomen: onze
Gravin Micheline Bo-Ong Puoc, Barones Antonella Cams Panne¬
coeck, Dame Jacqueline-Marie Speeckaert, Dr. Jacques-Andre
Engels, Mr. Yves-Julien Blanchard, Mr. Jacques-Odile Vanderhaeg-
he, Mr. Herman-Jos. Vlassenbroeck, en Mr. Simon Dams.’ 7
De nieuwe high society
Er werden nogal wat onderscheidingen uitgedeeld, die avond van de
eerste december in het luxueuze restaurant-hotel ‘New Carlton’, ei-
gendom van Paul Cams, alias ‘Zijne Excellentie de Baron de Vander¬
berg Paul J. Cams’. Cams zou voortaan de zware taak op zich nemen
Vella-Habers Orde in Belgie te dirigeren. ‘Graaf’ Emile van Huyne¬
ghem moest van zijn kant de administratieve rompslomp voor zijn re-
kening nemen. Een nieuwe start. De aanwezige heren en dames be-
hoorden ontegensprekelijk tot een bepaald soort Brusselse high so¬
ciety. Die hadden ze, met succes, zelf gecreeerd. Ditmaal had Vella-
Haber een echte elite te pakken. Een elite die bovendien beroep kon
doen op belangrijke politieke bondgenoten om bepaalde plannetjes
uit te werken.
Als de ‘Samaritaanse’ exploten van de vroegere leider van de Bel¬
gische afdeling van Vella-Habers Orde, ‘graaf Arthur Bogaerts, bij
de lezer eerder lachwekkend overkomen, dan zal het lachen hem van-
af nu vlug vergaan.
Laten we, voor een goed begrip, de gelofte van de ridder indachtig
309
zijn: ‘Op het ware Christelijk geloof, moge God er getuige van zijn
dat ik zweer ten dienste te staan van Christus en de armen, de belang-
rijkste hoedanigheid van een trouw ridder. Als lid van deze gods-
dienstige organisatie beloof ik, trouw te blijven aan de idealen van de
Souvereine Orde van St. Jan van Jeruzalem; al mijn krachten in te zet-
ten om bij te dragen tot haar uitstraling, en tot de bescherming en de
steun die zij biedt, te strijden tegen alles wat afbreuk doet aan haar
bestaan, dit zonder de wetten van mijn land te overtreden, nooit han-
delingen te stellen die in strijd zijn met haar waardigheid, maar me al-
tijd te gedragen als een trouwe ridder van Christus, dus als een over-
tuigde Christene en een man van eer.’
Business en politiek
Op 28 oktober 1981, amper twee jaar nadat groot-prior Vella-Haber
het genoegen had ze te ontmoeten, werden ‘Dame’ Jacqueline-Marie
Speeckaert en ‘Meester’ Jacques-Odile Vanderhaeghe opgepakt en
beschuldigd van fiscale fraude die zou oplopen in de miljoenen Bel-
gische franken. De arrestatie van het duo veroorzaakt een wervel-
wind in de kringen van de nieuwe Brusselse high society, maar ook en
vooral in bepaalde politieke milieus. Speeckaert en Vanderhaeghe
waren immers de geprivilegieerde zakenpartners van minister van
staat Paul Vanden Boeynants. Tesamen met hem dirigeerden ze be-
langrijke vleesfirma’s rond de ‘Boucheries Ghysels’, genoemd naar
de overleden echtgenoot Isidore Ghijsels van Jacqueline Speeckaert.
Toen Jacqueline Speeckaert twee dagen na haar arrestatie werd
vrijgelaten, vluchtte ze hals over kop naar het eiland Malta, ver weg
van de Belgische fiscus. Op dat wondermooie eiland vertoeft niet
alleen ‘groot-prior’ Vella-Haber. Een van de hoofdschakels in de ke-
ten van vleesfirma’s van Speeckaert, Vanderhaeghe en Vanden Boey¬
nants heeft er zijn thuisbasis. Vanaf februari 1982 komt Jacqueline
Speeckaert er aan het hoofd te staan van de Maltese firma ‘Mediterra¬
nean Meat Company’, een firma die sinds haar oprichting in mei 1981
gecontroleerd wordt door de Zwitserse firma AG fur Gastgewerbe.
Het was deze firma die door Paul Vanden Boeynants werd benut om
de Belgische fiscus op een dwaalspoor te brengen 8 .
Via Speeckaert en Vanderhaeghe kwam de welvarende ‘baron de
Vanderberg Paul J. Cams’ uiteraard in contact met het zakelijke en
politieke milieu rond Paul Vanden Boeynants. De vriendschap tussen
Cams en de minister van staat wierp ook voor die laatste vruchten af.
Cams wou immers wel ‘wat pensen en compote’ kwijt om de PSC-kas
rond Vanden Boeynants te spijzen.
Was het ‘feeling’? Was het ‘gezond verstand’? Of, was het zakelijk
‘instinct’? Hoe dan ook, self-made man en leidervande Belgische rid-
ders van Vella-Habers Orde Paul Cams koos op het einde van de ja-
ren zeventig resoluut een nieuwe koers. Voortaan zou hij zijn ‘New
Carlton’ openstellen voor de grote liberale bonzen, die graag de door
Cams georganiseerde feestelijkheden kwamen opvrolijken. In de
‘New Carlton’ werd echter ook gepraat over geld, nodig voor het voe-
ren van een liberale politiek in Belgie. PVV-boss Willy De Clercq
nam miljardair-ridder Paul Cams prompt op in het zogenaamde finan-
cieel comite van de PVV. De ‘baron’, een titel die Cams had gekocht
in het internationaal circuit van nep-ridderorden, sloot er vriendschap
met onder meer Kirschen-vennoot en lokaal PVV-voorzitter Hilaire
Beelen, de man die jaren later aan de basis zou liggen van het grootste
fraude-schandaal in de Belgische geschiedenis. Beelen vertelde: ‘Ik
had hem (Cams, nota van de auteur) leren kennen op dat financieel
comite van de PVV, wij sympathiseren met dezelfde dingen, en wij
zijn vrienden geworden, maar dat bleef bij tijdelijke ontmoetingen en
diners. Ik kende hem alleen maar als een goed en eerlijk man.’ 9 Eer-
lijk? Reeds in 1979 onthulde Testaankoop, het ledenblad van de Ver-
bruikersunie, dat Cams ‘Medisch Laboratorium van Ganshoren’ ge-
middeld 25% teveel aanrekende voor vooral bloedanalyses. Met het
beheren van medische laboratoria is veel geld te verdienen. Dat had
Cams destijds goed bekeken. Vooral als je systematisch teveel aanre-
kent voor de onderzoekingen. Zo kan je het R.I.Z.I. V. oplichten. Je
kan ook, zoals de Orde van Geneesheren ontdekte in het najaar van
1979, onnodige analyses te laten uitvoeren. Dokters werden aange-.
maand -tegen hoge commissielonen- stelselmatig voorschriften uit te
schrijven voor bijvoorbeeld bloedanalyses. De ‘patienten’ werden
dan per taxi thuis opgehaald en naar Cams laboratoria gereden 10 . Wat
een luxe!
Pas in 1983 kwam de ware omvang van de zwendel aan het licht.
Het gerechtelijk onderzoek ontwarde een gigantisch frauduleus net-
werk. Het R.I.Z.I.V. en de fiscus werden opgelicht voor tot de ver-
beelding sprekende bedragen. En wat nog meer opzien baarde : tien-
tallen artsen circuleerden in het duistere web dat ‘ridder’ Cams had
gesponnen.
Waarom pas in 1983? Toen klaarde het gerecht een routineklus.
Speurders begaven zich naar de zetels van Cams laboratoria en keken
er de boekhouding na, op zoek naar sporen van de moord op...
Dood van een ridder
14 november 1983, rond half tien’s avonds. Op het gelijkvloers van
zijn riante villa aan de Sermonlaan 25 te Ganshoren, op een boog-
scheut van de protserige basiliek van Koekelberg, kijkt ‘baron’ Paul
Cams televisie. De drieenveertigjarige ‘barones Antonella Cams-
Pannecoeck’, een voormalige schoonheidsprinses met wie Cams al
enkele jaren samenwoont, bekijkt in haar kamer op de eerste verdie-
ping een ander televisieprogramma. Plotseling hoort ze enkele doffe
knallen. Opgeschrikt rent ze de kamer uit. Vanop de trapzaal die op
de woonkamer uitgeeft, ziet ze haar levensgezel liggen, badend in het
bloed... 11 . De ‘baron’ was doodgeschoten met drie kogels, afgevuurd
uit een revolver van zwaar kaliber, een P.38. Het wapen werd van
dichtbij afgevuurd, waardoor het aangezicht van het slachtoffer ver-
schrikkelijke verminkingen vertoonde. De speurders stonden voor
raadsels. Dit was professioneel werk. Een afrekening? Eigenaardig
dat het op en rond de villa aangebrachte elektronische beveiligings-
systeem precies die avond niet werkte. Een onachtzaamheid? Of kon-
(den) de moordenaar(s) rekenen op hulp van ‘binnenuit’? De ‘baro¬
nes’ werd ondervraagd, maar buiten verdenking gesteld. Ze vertrok
naar de Spaanse luxe-badplaats Marbella, sinds de jaren zeventig om-
gedoopt tot ontspanningsoord bij uitstek voor de internationale jet-
set. Cams had er enkele jaren terug een huis gekocht.
De moordenaar(s) werd(en) nooit gevonden. Ook over het motief
tastten de speurders in het duister. Wei bleek dat Cams er eigenaardi-
ge relaties op nahield. Niet alleen had hij in binnen- en buitenland ste-
vige entrees in de gok- en casinowereld, waar, zoals bekend, de on-
derwereld en de rijke klasse mekaar plegen te ontmoeten. Boven-
dien, zo meldde het weekblad ‘Pourquoi Pas?’, zou Cams in verbin-
ding hebben gestaan met leden van de Service d’Action Civique
(SAC), de uit de hand gelopen prive-politie van Charles De Gaulle 12 .
Vreemde relaties...
De leider van de Belgische afdeling van Vella-Habers Orde van
Sint-Jan van Jeruzalem was op een meer dan gruwelijke wijze om het
leven gekomen. De dood van een ridder... ‘van de vrede’! Want Paul
Cams leidde ook een internationale organisatie, die zich bezighoudt
met het uitdelen van vredesprijzen en waarmee Vella-Haber een sa-
menwerkingsakkoord afsloot. Die organisatie heet ‘Pax Mundi’. Aan
het hoofd ervan staan de ‘Ridders van de vrede’...
312
De wereldreiziger
‘Belt u me over veertien dagen terug’, zegt Dirix, huidig voorzitter
van ‘Pax Mundi’, ‘ik ben juist terug van Spanje en ik vertrek binnen
een paar dagen naar Moscou.’ ‘Wereldreiziger’ Urbain Dirix is bereid
om met mij te praten. Veertien dagen later draai ik opnieuw het num-
mer van de voorzitter. Hij herinnert zich ons gesprekje nog. ‘Ja, ik
heb weinig tijd nu, maar komt u zaterdag naar het kasteel van Ordin-
gen. Eris daareen samenkomst van de “Ridders van de Vrede”. Daar
kunnen we wellicht even praten.’
De ‘Ridders van de Vrede’?
“Dat is de ridderorde van Pax Mundi. Ik zie u in Ordingen.’
Tijd om mijn beste pak weer uit de kast te halen.
Boogschutters en kreeften
Op de parking aan de zijkant van het 19de-eeuwse kasteel van Ordin¬
gen, een deelgemeente van Brustem bij Sint-Truiden, prijken
BMW’s, Volvo’s, Mercedessen. Enkele vertonen het insigne CD. In-
teressant gezelschap, vermoed ik. Het kasteel, gebouwd op een vroe-
gere vesting van de Teutoonse Orde, ligt er prachtig bij. Het hele do-
mein, in bezit van de familie Beckers - ‘eigenaardige, steenrijke,
maar vriendelijke mensen, je weet wel’, vertelde een man aan wie ik
de weg vroeg - is zeer goed onderhouden.
In een salon van het kasteel wacht me een staande receptie. Zowel
313
op de antieke kasten als op de riante open haard prijken Teutoonse
helmen, herinnerend aan het grootse verleden van dit oord. Enkele
heren in zwarte met gouddraad geborduurde jackets waarop tal van
medailles en insignes zijn aangebracht, paraderen naast hun in het
lang geklede, stevig geschminkte dames. De helmen worden gekeurd
en betast. ‘Zo liepen de Tempeliers erbij’, zegt iemand verkeerdelijk.
Enkele dames knikken ongelovig. Ik voel me niet erg op mijn gemak.
Gelukkig biedt een kelner me een glas champagne aan. Zo heb ik iets
in de handen. Een kleine, gedrongen zwarte figuur stapt plots naar
het midden van het salon en vraagt de aandacht: ‘Mijne heren en da¬
mes, excellenties, onze voorzitter, meneer Dirix, is opgehouden door
files en zal wat later toekomen. Ik dank u.’
De heer Arthur Vreven, ceremoniemeester voor de avond, vraagt
de heren en dames, de excellenties, alvast plaats te nemen in de feest-
zaal naast het salon. Eerst worden de francofone en Franse gasten
weggeleid, dan de Nederlanders en tenslotte komen de Vlamingen
aan de beurt. Onder de aanwezigen ook een Brit, een Deen en zelfs
een Nederlandse monseigneur, ‘prins van de kerk’, aldus Vreven. De
geestelijke, uitgedost in groot ornaat, versierd met tientallen medail¬
les en insignes, trekt onder applaus, sigaar in de mond, de feestzaal
binnen. Enige tijd later zie ik de monseigneur, verstopt achter een
deur, een pakje geldbriefjes tellen uit een envelop, hem onopvallend
toegestopt door Vreven. Wat komt die man hier doen, vraag ik me af.
Datizou later duidelijk worden.
Het selecte gezelschap (ik tel een zestigtal personen) wordt voor-
zien van kleine hapjes en witte wijn, in afwachting van de komst van
de voorzitter. In de feestzaal speelt een quintet afwisselend einde
19de-eeuwse muziek, polka’s en stroperige evergreens. Het publiek
houdt er van. De plaat van het gezelschap zou trouwens later, tegen
de ronde som van 400 frank, gretig aftrek vinden. ‘De plaat zal mij de-
ze avond steeds doen herinneren’, zegt een vrouw naast mij beleefd.
De ceremoniemeester vraagt andermaal het woord. Vreven is een
geboren entertainer, zit niet verlegen om een grap en neemt af en toe
zijn viool om het salonorkest bij te staan. ‘Mesdames, Messieurs, Mij¬
ne Damen en Heren, Excellences, Excellentie, mag ik u introduceren,
je peux vous introduce, les excellences l’ambassadrice de Cameroun
et l’ambassadrice de Cambodge, en onze voorzitter, et notre presi¬
dent, Urbain Dirix.’ Enthousiast applaus. Het gezelschap is volledig.
Het feest kan beginnen.
‘Alle grote mannen in de geschiedenis waren boogschutters, denk
maar aan Napoleon, Mussolini, Lodewijk IV’, zegt een heer even ver-
derop aan de tafel zelfvoldaan. Ook hij is boogschutter.
‘Maar alle grote artiesten waren kreeften’, repliceert een dame, ”t
314
is toch wel vreemd.’ Inderdaad, zij is kreeft. Ik besluit me niet in de
discussies te mengen.
Arthur Vreven neemt opnieuw plaats voor de microfoon. Of de
kandidaat-ridders en de kandidaat groot-dames zich zouden willen
begeven naar de kamer hiernaast? Een tiental figuren staan op en ver-
dwijnen achter Dirix, Vreven en de Monseigneur in de receptieka-
mer. Nieuwsgierigen worden prompt teruggestuurd naar hun plaat-
sen. De kelners profiteren van de ontstane ruimte om de glazen nog
eens bij te vullen. De discussies gaan verder, totdat Dirix, Vreven, de
Monseigneur en een aantal ‘jackets’ plechtig de feestzaal betreden en
zich vooraan in de zaal opstellen. Achter hen brandt de open haard -
enkel voor de gezelligheid, vermoed ik, want koud is het niet. Het
moet daar heet zijn. De heren schuiven inderdaad, bijna onzichtbaar,
beetje bij beetje naar voren.
Het echtpaar uit Kameroen wordt binnengeleid en stelt zich op
voor de dignitarissen. De man en de vrouw zijn gekleed met een lange
witte mantel waarop het ‘Pax Mundi’-embleem prijkt. Ze wachten af.
Een bijna kaal geschoren figuur in een zwarte met goud geborduurde
tuniek (‘gemaakt in Thailand’, zegt hij me achteraf) neemt plaats
naast Dirix. Hij houdt een zwaard in de hand. ‘Man-van-de-wereld’
Arthur Vreven leest de ridderlijke gelofte voor. De kandidaten belo-
ven trouw aan de ridderlijke waarden, beloven weduwen, wezen, ver-
drukten, hongerigen te helpen, beloven te strijden ten dienste van het
christelijk geloof. Dan treedt de heer met het zwaard naar voren. Hij
prevelt enkele voor mij totaal onverstaanbare zinnen Italiaans - ‘aan-
gepasf aan het heden, want de Orde was aarts-katholiek’ - en slaat
met het plat van het zwaard op de schouders van de kandidaten. ‘Die
slagen versterken het idee dat de ridder het geluk zelf moet zoeken’,
vertelt de man me later. Felicitaties worden uitgesproken. Dan keert
het echtpaar zich naar de Monseigneur die de nieuwe ridder en groot-
dame plechtig zegent. Allen worden op die wijze geridderd. Sommi-
gen onder hen raken zichtbaar geemotioneerd en knielen, tranen in
de ogen, voor de Monseigneur. Ze worden extra verwend, want ze
krijgen nog een kruis op het voorhoofd. Ook de dame, schuin over
mij, wordt geridderd. Ze vouwt het diploma open dat ze uit de handen
van Dirix in ontvangst mocht nemen. Daarop wordt bevestigd dat ze
grootdame is in de ‘Confraternita Universale del Cavalieri del Santo
Graal’ en in de ‘Ordre Royal et Militaire de Saint-Gereon’.
Nadat de nieuwbakken ridders en grootdames hun plaatsen op¬
nieuw hebben ingenomen en uitbundig gefeliciteerd zijn door hun ta-
felgenoten, neemt ceremoniemeester Vreven opnieuw het woord.
Eindelijk is het buffet klaar. Er zijn verscheidene soorten vis. Meer
dan voldoende. Self-service. Dus, als de excellenties, dames en heren
315
zich naar de hall naast de receptiekamer willen begeven... Tijdens het
aanschuiven worden de contacten gelegd. Onze boogschutter klampt
de heer uit Kameroen aan. Hij doet er zaken. Kameroen is geen ach-
terlijk land, het is er prachtig, zeer gastvrije mensen. Adreskaartjes
worden uitgewisseld. Er zal volgende week worden getelefoneerd.
Een heer met enorme snor maakt propaganda voor zijn, naar hij zelf
beweert, oerdegelijke firma in restauratiewerken. ‘C’est de l’art, ne
vous en doutez-pas!’. Pas nu wordt me duidelijk hoe deze beau-mon-
de is samengesteld. Dokters, ingenieurs, bedrijfsleiders, notarissen
sieren de prachtige zalen van het kasteel. Ze prostitueren zich uitda-
gend. Is dit de bedoeling van de operatie?
De voorzitter van ‘Pax Mundi’, groot-prior van de ‘Ridders van de
Vrede’, groot-prior van de ‘Confraternita Universale dei Cavalieri del
Santo Graal’, groot-prior van de ‘Ordre Royal et Militaire de Saint-
Gereon’ , Urbain Dirix, voelt zich duidelijk thuis in dit gezelschap. Hij
schudt handjes en klopt op schouders. Dames krijgen een handkus.
Dirix is de onbetwistbare ieider. Het lijkt wel alsof hij dit wereldje
heeft geschapen om er te kunnen paraderen. Er is iets kunstmatigs
aan het beau-monde-gedoe, De opgeblazen mondaine sfeer smaakt
naar namaak. ‘Heren paraderen als god in het achterland’, schiet me
plots te binnen 13 . Achteraf verneem ik trouwens dat niet de ambassa-
drices zelf aanwezig zijn, maar wel hooggeplaatst ambassadeperso-
neel met hun eega’s. Vreemd.
Dirix krijg ik niet te pakken. Die is te druk in de weer met zijn gas-
ten. Maar de man met de zwarte tuniek hangt alleen aan de bar. ‘Ik
ben baljuw van de Ordre Royal et Militaire de Saint-Gereon’, zegt hij
fier, ‘we zijn nog niet groot, maar dat komt nog wel. Enkel belangrij-
ke mensen kunnen ridder worden van onze Orde. Die erkennen dan
de aanspraken van onze keizer.’ Keizer? ‘Onze grootmeester is Cas-
pis von Schwaben, pretendent op de troon van Zwaben.’ Daar blijft
het voorlopig bij. Een Parijse del, beneveld door de wijn, pikt de bal¬
juw van me weg. ‘Oh, ma tete, mon bailli’, zucht ze.
Ik besluit te stoppen met de rode wijn die het banket begeleidt. Ik
krijg het verdomd moeilijk om niet in lachen uit te barsten. Gelukkig
is er ceremoniemeester Vreven nog, die terwille van de dames en
heren, excellenties, aankondigt dat een reuze-taart, met opschrift
‘San Gereone’, klaar staat om gedegusteerd te worden. De Monseig¬
neur schuift nu, de eeuwige sigaar in de mond, wat wankel naar de
hall. De wijn heeft de hersens bereikt. Blijkbaar is men gehaast. Nog
tijdens het verorberen van de taart declameert Vreven: ‘Excellenties,
dames en heren, ons salonorkest zal nog twee nummers brengen. U
kan dan de plaat van het orkest aan de democratische prijs van 400 F
kopen, uiteraard gesigneerd. Een prachtig aandenken aan deze won-
316
derlijke avond. Ik dank de excellenties, dames en heren voor hun
komst en hoop u alien over zes maanden terug te zien. Ik dank u.’
Het is halftwee. De nep-beau-monde wil doorgaan. Een aantal, on-
der wie de monseigneur, neemt uitgebreid afscheid van de dignitaris-
sen. Ook ik besluit op te stappen. Aan de ingangspoort van het kas¬
teel word ik door de hoofdkelner tegengehouden. Of ik al betaald
heb? Dirix en Vreven plegen overleg. Ik moet betalen, zeggen zij.
Wel, wel. Ik ben alleen. Eindelijk. Ik mag lachen. Wat betekende dit
allemaal? Een elitair soort Lyonsclub, zoals de baljuw me vertelde?
Ridders van de twintigste eeuw...
Zwaben
In de Noord-Italiaanse provincie Bergamo woont een bijzonder man.
Schijnbaar geheel in de traditie van Arlecchino en Brighella, de grap-
penmakers van de Commedia dell’arte, laat die bijzondere Berga-
mask zich subtiel ‘Zijne Koninklijke en Keizerlijke Hoogheid prins
Giovanni Caspis von Schwaben’ noemen. Hij werpt zich op als troon-
pretendent van Schwaben (Zwaben), in de middeleeuwen een her-
togdom gesitueerd in Zuid-West-Duitsland.
Vooraleer je je aan het indrukwekkende curriculum vitae van de
Zwabische Hoogheid te goed doet, even nog dit. Giovanni Caspis von
Schwaben, de grootmeester van de ‘Ordre Royal et Militaire de Saint-
Gereon’, zetelt ook in het erecomite van de ‘Academie Sainte-Ire-
nee’, een organisatie die zowat over de hele Westerse wereld overfili-
alen beschikt en diploma’s verkoopt in tal van disciplines. Het ereco¬
mite van die academie herbergt, naast ‘bisschoppen en patriarchen’
trouwens nog ‘keizerlijke hoogheden’. Zo maakt ook onze preten¬
dent op de troon der Azteken, Guillermo III de Grau-Moctezuma-Ri-
fe, Vei-Tlaotani del Anahuac deel uit van dat erecomite. Wat een we¬
reld, wat een keizers! Maar nu, ernstig: zie document hier bij ge-
voegd.
317
ITALIE
S.A.I. et R. le Prince Jean CASPIS de SOUABE, ne le 29 septembre 1925, est
le fils de Dante Pierre et de Ines COLOMBI
Descendant d'Othon le Grand, Frederic Barberousse et Frederic II ven HOHEN-
STOFEN, il est Chef de Nom et d'Armes de la Maison Souveraine de Souabe.
Docteur en philosophie et theologie de I'lnstitut Philosophique et Theolog.que
Saint Pierre de Lannion, Licencie es lettre de 1'Academie de Sainte Theodora
Imperatrice, S.A.R. et R. le Prince lean CASPIS de SOUABE est titula.re de
nombreuses distinctions honorifiques parmi lesquelles nous citerons :
Grand-Maitre hereditaire de l'Ordre Militaire et Royal de Saint-Gereon, Grand
Bailli de l'Ordre de la Croix do Jerusalem. Grand-Collier de Justice de I Ordre
de Saint-Lazare de Jerusalem. Grand-Croix de l Ordre du Merite Diplomatique,
de I’Ordre du Merite Eurafricain, Bailli Grand-Croix hereditaire de lOrdre de
Saint Jean de Jerusalem.
Recteur hereditaire de la Noble Academie Frederic II, President honoraire du
Great China Arts College de Hong Kong, de la Sociedad Mexicans de Arte y
Ciencias Civitas.Senateur d'honneur de la Gesellschaft fiir Vermogensforschung
de Vienne, il est egalement membre de Societes Savantes : Membre correspon-
dant de 1'Academie Brasileira de Ciencias Sociais e Politicas en Sao Paulo
(Brasil), Academico Extraordinario de I'Academia de Estudios Americanos. Acade-
micien d’honneur de I'Academia de Ciencias Humanisticas y Relaciones de la
Republique Dominicaine, membre d'honneur du College Heraldique de Buenos
Aires, de I'lnstitut Historique et Geographique de Uruguaiana, professeur honoris
causa en heraldique de I'lnstitut "Enrique Larreta" de Buenos Aires.
Ses nombreuses activites en faveur d une europe unie, lui valurent d etre
nomine membre de droit de I'Union Paneuropeenne Internationale de Lausanne
(President: S.A.I. et R. Otto de Habsbourg) et Conseiller special aupres du
Conseil Academique de I'lnstitut de Documentation et Etudes Europeennes du
Mouvement pour les Etats-Unis d'Europe.
318
Uiteraard zijn alle geciteerde onderscheidingen officieel van generlei
waarde. Ze worden geleverd door het Internationale circuit van nep-
ridderorden, nep-academieen en nep-universiteiten. ‘Zijne Zwabi-
sche Hoogheid’ is bijvoorbeeld ere-president van de ‘Great China
Arts College’ in Hong Kong, een college dat enkel in een of andere
bureau-lade bestaat... Fantasie heeft iets onuitputtelijks. Maar de
twee laatste lidmaatschappen wekken verbazing. Hoe komt de ‘Zwa-
bische Hoogheid’ bijvoorbeeld in Otto van Habsburgs Paneuropese
Unie terecht? Dit is ernst. ‘Von Schwaben is een geeerd man’, vertel-
de iemand me, ‘in zijn residence in Bergamo ontvangt hij belangrijke
mensen. Zijn ijver voor de installatie van een christelijk Europa o-
pent deuren. De prins heeft aanhang.’
La vie en rose
Vreemd... Prins von Schwaben, markies Vella-Haber, prins Bourbon
y de Bourbon (grootmeester van een Orde van Sint-Lazarus) 14 , mar¬
kies de Haro Union (de rechterhand van de prins): ze prijken alien op
het lijstje van de ‘Academiciens Correspondants’ van ‘Pax Mundi,
Academie Diplomatique de la Paix’. ‘Pax Mundi’ werd reeds in 1963
opgericht door de Italiaanse baron Dino di Stefano, inmiddels overle-
den.
Op het einde van de jaren zeventig achtte ‘baron de Vanderberg
Paul J. Cams’ zijn tijd gekomen om er de leiding van te nemen. Hij
mat er zich een internationaal aanzien mee aan. Hij reisde de wereld
rond, schreef diploma’s uit, verkocht CD-nummerplaten en deelde
‘vredesprijzen’ uit. Want ‘Pax Mundi’ ijvert voor de vrede. Merk-
waardig is dat het ondervoorzitterschap toen waargenomen werd
door Dominique Ponchardier, mede-oprichter van de moorddadige
Service d’Action Civique (SAC). Bovendien bleek ook de gewezen
Franco-minister, lid van van Habsburgs Europese politieke vereni-
gingen, Alfredo Sanchez-Bella,tot de kring der intimi te behoren...
Paul Cams verkeerde in markant gezelschap. De vredesprijzen, of
Dag Hammarskjoldprijzen - naar de in 1961 bij een vliegtuigongeluk
omgekomen Zweedse secretaris-generaal van de Verenigde Naties -
gingen naar mensen als de Za'irese president Mobutu, de voormalige
Filippijnse president Marcos, de overleden Spaanse dictator Franco,
of naar het boegbeeld van het Amerikaanse ultra-conservatisme,
Claire Booth Luce...
Vooral in Afrikaanse en Aziatische landen werden en worden de in
witte mantels gehulde vredesapostelen met veel pracht en praal ver-
welkomd door officiele regeringsafgevaardigden. De ‘ridders van de
vrede’ krijgen er een behandeling die enkel aan staatshoofden wordt
319
gegund. Ze dringen er door tot in de hoogste kringen. Dat levert ze
ook meer officiele en interessante titels op. Paul Cams was consul van
Senegal en huidig ondervoorzitter Paul Nagels werd in 1986 consul
van Kameroen. Gaat het daarom?
Wat is ‘Pax Mundi’? De zon-overgoten Gulden Vlieslaan ziet zwart
van het volk. Een missionaris van de Moon-sekte haalt me bruusk uit
mijn gedroom. Of ik de waarheid wil kennen? Ja, uiteraard. Of ik
misschien eens naar de Alsembergstraat wil komen waar de sekte ge-
vestigd is? Ik voel het: ik word kwaad. Ik zal Satan wel wezen.
De ridderfiguurtjes in het uitstalraam van de speelgoedwinkel hal-
verwege de Gulden Vlieslaan hebben ook al geen genade. Help! Ik
zie overal ridders. Tot overmaat van ramp blijkt Dirix’ appartement
gesitueerd op de hoek van de ‘Gulden Vlies’-laan en de Ridder -
straat. Het zal je maar overkomen. In de ruime hall van het riante ap¬
partement valt al dadelijk Dirix’ zucht op naar eer en roem. Op de
muren schitteren diploma’s en ‘parchemins’ van allerlei soort en
kleur. Links wordt Dirix gehonoreerd in de ‘Ordre du Merite Eurafri-
cain’, rechts is hij ‘academicien’ van een of andere academie in Hong
Kong. Wat verder blijkt hij ‘ereridder’ te zijn in de ‘Ordre Souverain
et Militaire du Temple de Jerusalem’. Indrukwekkend, ware het
niet.
‘Ik weet niet wat dat allemaal precies voorstelt’, zegt Dirix, ‘maar’t
is fijn om het te krijgen.’ In de ruime, vol antiek gestouwde woonka-
mer plof ik me in een comfortabele zetel neer. Dirix’ vrouw komt met
koffie aandraven. Een schoothondje wordt aanmanend verzocht bij
‘maman’ te gaan zitten. Nu praten de grote mensen. Naast de woon-
kamer staat een enorm bureau. Het ligt vol met ‘Pax Mundi’-docu-
menten. ‘Hier werk ik twee uur per dag aan de zaken van de acade¬
mie’, legt Dirix uit. De vijftigjarige Dirix - hij doet me soms denken
aan een Vlaamse bard - is gewoon om te praten, dat merk je. Een
gladde jongen, een mooiprater. Een levensgenieter. ‘Wat moet je
met al die miljoenen? Sparen? Voor wie? Ik weet wel beter! De
voorzitter van ‘Pax Mundi’ is het prototype van de self-made man, de
realisator van de ‘Belgian dream’. Destijds werkte hij als journalist
voor pulp-bladen als Kwik, Zondagsnieuws... Wat een opgang. ‘Dat
was een zeer mooie job. Ik heb de wereld kunnen rondreizen, heb
contacten gelegd met geeerde leiders en gangsters. Ik durfde alles.
Zaken waar andere journalisten schrik van hadden, heb ik behan-
deld.’
Zo is hij dan in het vreemde wereldje van would-be keizers en ko-
ningen terechtgekomen. ‘Zijne Hoogheid’ von Schwaben maakte
hem eervol tot ‘burggraaf Urbain Dirix de la Riviere’. Toen Paul
Cams zijn baronstitel, die hij van von Schwaben kocht, officieel wou
320
laten registreren in Brussel, werd dat geweigerd. Toen kreeg ik arg-
waan. Von Schwaben wordt niet erkend.’
Dirix’ stokpaardje is uiteraard ‘Pax Mundi’, de organisatie die hij
sinds 1981 met flair leidt, na grondige onenigheid met Paul Cams. Die
wou immers ‘alles naar zichzelf toetrekken, zelf de laureaten voor de
prijzen aanwijzen en de hoofdzetel vestigen in zijn New Carlton. We
hebben dat tegengewerkt en zijn daar gelukkig in geslaagd.’
Het spreekt vanzelf dat niet iedereen zomaar tot de rangen van de
vredesapostelen wordt toegelaten. Volgens een brochure van de Aca¬
demie uit 1985 betalen de leden van de beheerraad een jaarlijkse bij-
drage van 150.000 BF, de ‘membres correspondants’ 25.000 F, de
membres sympathisants’ 5.000 BF en de ‘membres meritants’
100.000 BF. Niet weinig... Hoe krijg je de mensen zover? Wellicht
heeft alles te maken met de ‘ere-comites’ van Pax Mundi. Daarin zete-
len ambassadeurs uit veelal Aziatische en Afrikaanse staten. Dirix
schreef vele ambassades in Brussel aan met de vraag of de heren lid
wilden worden van het ‘Comite International d’Honneur’ van de Aca¬
demie. Velen reageerden positief, zo blijkt uit de correspondentie
waarover ik beschik. Enkel de ambassadeur van de Sovjet-Unie in
Brussel — argwanend als altijd? - stelde zich vragen over de vredesac-
tiviteiten van de Academie 15 . Met zo’n uithangbord sta je uiteraard
sterk. Bovendien is er ook nog het ‘Comite de patronage d’Honneur’,
waarin zelfs enkele Belgische ministers van staat wilden zetelen. Ook
zij voelden zich vereerd, zonder evenwel op de hoogte te zijn van het
wel en wee van de Academie.
Kijk , zegt Dirix, ‘Pax Mundi is een mooie organisatie, ze ijvert
voor de vrede. Zwart of wit, blauw of rood, wat maakt het uit? We
zijn allemaal mensen. Daar gaat het om. De Academie heeft hele-
maal niets te maken met politiek. Ik herinner me die twee journalis¬
ten van De Morgen. Ze vertelden me dat mijn Academie extreem-
rechts is omdat er destijds prijzen werden uitgereikt aan Mobutu,
Marcos en Franco. Stom, daar hebben ze een enorme flater mee be-
gaan. Ze hebben dat zelfs in de krant geschreven! Ik zou zogenaamd
betrokken zijn bij een extreem-rechts komplot! Wat kan de politiek
me schelen? Niets! Ik heb geen partijkaart, ik ga niet eens stemmen!
Uiteraard ben ik anti-communist, want ik ben tegen elke dictatuur.
Toen ik de jongens van De Morgen vertelde dat we ook prijzen uit-
deelden aan mensen als Nobelprijswinnaar Sean Mac Bride, vredes-
ijveraar Bernard Benson, zanger Harry Belafonte, het Frans Mase-
reel Centrum, zelfs Bob Geldof en Nelson Mandela, dan schreven ze
vlug dat Pax Mundi sinds mijn komst een zwenking van 180 graden
had gemaakt!’ 16
Nochtans wordt ‘Pax Mundi’ niet officieel erkend in Belgie. Toen
321
Dirix het Pax Mundi-dossier introduceerde bij het ministerie van Jus-
titie met het oog op een erkenning als ‘internationale organisatie’ (dat
wordt geregeld bij Koninklijk Besluit en betekent dus een garantie-
stelling vanwege de koning) was het advies ronduit negatief. Het lijkt
wel alsof ‘Pax Mundi’ in concurrentie wil treden met de ‘Verenigde
Naties’. Is de inzet van de vredesapostelen enkel ingegeven door hun
filantropische gevoelens? Dat lijkt me toch sterk. Gaat het om aan-
zien, het zichzelf belangrijk vinden? ‘Je moet er niets achter zoeken ,
zegt Dirix, ‘net als elke andere vereniging is ook Pax Mundi een soort
service-club. Dat komt er bij. Je verenigt je met andere mensen en
daardoor ontstaan contacten. Bijvoorbeeld, een van onze leden
bouwt turbines. Wel, wij hebben zo’n turbine geschonken aan Thai¬
land en Kameroen. En zo krijgt ons lid bestellingen aangeboden,
want die landen hebben er uiteraard meer nodig. We helpen mekaar.’
Zo zorgt ‘Pax Mundi’ dus voor handelsrelaties. Eenvoudig en simpel.
Dat was trouwens al te merken tijdens de ridderingsceremonie in het
kasteel van Ordingen. Zeer zeker opent de organisatie commerciele
wegen naar ontwikkelingslanden. De contacten zijn geplaveid met
vredesprijzen. Ligt daar dan de aantrekkingskracht van de Acade-
mie? Ingenieus!
Enkele brieven:
322
Willy CLUES #J«k\3500 Hasselt, le 31 Julllet 1985
Willy CLAES
Monsieur le President,
J’ai l'honneur d'accuser bonne reception de votre
lettre du 15 juillet 1905, et de vous faire savoir que c'est avec
un reel plaisir que j'accepte de faire partie du Comit£ Interna¬
tional d'honneur de l'Academie de la Paix.
Je vous retnercie pour l’honneur que vous me faites
et m’associe entierement aux efforts deploy 6s par l’Academie de
la Paix afin de promouvoir 1’entente entre les peuples.
Je vous prie d'agr^er, Monsieur le President,
1'assurance de ma tres haute consideration.
Chung 'Sup SHIN
Ambassadeur
Dr. H.C. Dirix URBAIN
President de l'Academie Diplomatique
de la Paix,
Avenue de la Toison D'Or, 2U
1050 ~ BRUXELLES
324
Interludium I
De verbeeldingskracht van de menselijke soort is enorm. Dat had ik
al door. Waar dit verhaal naar toe leidt... Ik blijf van de ene verbazing
in de andere vallen. Maar laten we niet te hard van stapel lopen en de
puzzelstukjes een voor een op tafel leggen. Het wordt een vreemde
prent.
Via groot-prior markies Vella-Haber kwam ik bij ‘Pax Mundi’ te-
recht. Vooral de enigmatische self-made men, Paul Cams en Urbain
Dirix stonden centraal. Tussendoor genoot ik even van de ‘Keizerlij-
ke’ en ‘Koninklijke’ sferen’. Toen ik las hoe Vella-Haber in 1979
landde op Zaventem en feestelijk werd onthaald om daarna naar de
New Carlton van Paul Cams te worden gereden, werd me veel duide-
lijk. Het pseudo-gedoe heeft een stevige internationale basis. Vella-
Haber bevestigde toen de relaties met ‘Pax Mundi’ en ook met andere
academies, instituten en ridderordes. De heren hebben succes en heel
wat vingers in de pap van bepaalde machtskringen. Dat trof me het
meest van al. En... het zou me blijven verbazen.
Vella-Haber benoemde in 1979 Paul Cams tot hoofd van de Bel-
gische afdeling van ‘zijn’ ‘Orde van Sint-Jan van Jeruzalem’. Admini-
stratief medewerker werd toen ‘graaf Emile van Huynegem, een man
die trouwens ook in het klooster te Aalst aanwezig was toen Vella Ha¬
ber een eerste poging ondernam om zijn Orde in Belgie te lanceren.
Hij was ook medestichter van Arthur Bogaerts’ ‘Samaritanen van
Malta’, de organisatie die de Belgische ridders moest verenigen.
‘Graaf Emile van Huynegem is echter vooral de bezieler van het ‘In-
stitut des Relations Diplomatiques’, de organisatie die Vella-Haber in
1979 alle eer betoonde en die, net als ‘Pax Mundi’, prijzen uitreikt.
Wie is ‘graaf’ Emile van Huynegem?
325
De Paltsgraaf
In de Belgische provincie Oost-Vlaanderen, aan de boorden van de
Dender en aan de voet van de Vlaamse Ardennen, ligt het stadje Ge-
raardsbergen. Een historisch stadje. Dat merk je aan de eeuwenoude
gebouwen, getuigen van een groots verleden. In de dertiende en veer-
tiende eeuw was Geraardsbergen als sluitpunt van de Dendervallei
zelfs een van de belangrijkste strategische steden van Vlaanderen.
Het stadje werd tussen 1068 en 1070 gesticht door Boudewijn VI,
graaf van Vlaanderen en Henegouwen (ca. 1039-1070). Tenminste,
zo staat het in de geschiedenisboeken geschreven. Historici kunnen
zich wel eens vergissen. Dat vindt ook Emile Van Huynegem. Die be-
weert de directe afstammeling te zijn van ‘graaf Gerard van Hunne-
gem, stichter van de stad Geraardsbergen in 1068’ 17 . Van Huynegems
wortels blijken trouwens nog veel dieper te liggen. Hij noemt zich ook
‘paltsgraaf. De palts waren de residenties van de Frankische en mid-
deleeuwse Duitse koningen. Die residenties deden ook dienst als ge-
rechtshoven. De hoge ambtenaren ervan werden aanvankelijk ‘palts-
graven’ genoemd. Wat een pedigree! Het zal je maar overkomen. Het
kon dan ook niet uitblij ven of de in 1934 geboren ‘paltsgraaf werd van
heinde en verre overladen met allerhande eervolle onderscheidingen,
een man van zijn rang waardig. Te veel om op te noemen. Toch maar
een schuchtere poging: ‘Groot-kanselier van de Ordre Equestre du
Lion Imperial, Groot-Kruis in de Order of Hereditary Nobility, de
Order of the Eight Morality of Great China and World, Groot-Hals-
keten van Rechtvaardigheid in de Ordre Royal et Militaire de Saint-
Gereon, de Ordre de la Paix, de Orde van Verdienste Belgo-Hispani-
que, commandeur van de Ordre du Merite Juridique, commandeur
van de Ordre Dynastique de Saint-Sava de Serbie, Justitie-ridder van
de Ordre Souverain et Militaire Angelique Constantinien de Saint-
George, Justitie-ridder van de Ordre de Malte (Groot-Prioraat van
Saint-Trinite de Villedieu), Groot-kanselier van de Ordre Noble et
Hospitalier de Notre-Dame du Limal, Dr.h.c. World University
Hong Kong, Belgisch voorzitter van de Academia de Ciencias Huma-
326
nisticas y Relaciones (Dominicaanse Republiek).’ 18 enzovoort.
Vanzelfsprekend stellen al die onderscheidingen helemaal niets
voor, en zijn ze ontsproten uit de fantasierijke breinen van enkelin-
gen. Of, zoals professor Jonathan Riley-Smith van de London Uni¬
versity, specialist in middeleeuwse ridderorden, het zo proza'isch stel-
de: ‘Eens je die fantasie-orden van nabij bekijkt, ontdek je dat veel
van hun leden in een fantasie-wereld leven.’ 19 Maar wat als die fanta-
sie-wereld harde werkelijkheid wordt?
Toen ‘markies’ Vella-Haber die eerste december van het jaar 1979
het banket in de New Carlton van Paul Cams opvrolijkte, was ‘palts¬
graaf van Huynegem ook lid van ‘Pax Mundi’. In ruil daarvoor moch-
ten Cams en Dirix eerbiedwaardige functies uitoefenen in de eigen
creatie van de ‘paltsgraaf, het ‘Institut des Relations Diplomatiques’
(IRD). Cams werd zelfs ‘president du comite d’Honneur Europeen’
van het IRD. De hoge gast van die avond, markies Vella-Haber zorg-
de als ‘nationaal president’ voor de Maltese relaties. Een andere be-
kende, Zijne Hoogheid’ Caspis von Schwaben zwengelde de contac-
ten in Italie aan. Kortom, via ‘bisschoppen’, ‘graven’, ‘prinsen’, ‘ko¬
ningen en keizers (uiteraard in ballingschap) verzekerde Van Huyne¬
gem zich van een wereldomvattend relatie-netwerk. In Belgie had hij
de contacten aangescherpt met de ‘Association Belgo-Hispanique’
van Sylvere Lebon, door wie hij in de ‘Ordre du Merite Belgo-Hispa¬
nique’ werd opgenomen. Lebon is onder meer Belgisch afgevaardig-
de van de Azteekse ‘keizer’ Moctezuma, voor wie Van Huynegem
zijn bewondering trouwens niet onder stoelen of banken stak 20 .
Ondanks het dubieuze, zij het majestueuze, netwerk van de ‘Palts¬
graaf’ , slaagde hij er soms toch in door te dringen tot - echte - hogere
kringen. In zijn Annuaire de l’IRD’ van 1979 staat een merkwaardige
foto afgedrukt. Die toont hoe wijlen prins Karel van Belgie uit de han-
den van Van Huynegem het diploma van ‘Erelid’ van het IRD krijgt
toegestopt. Een foto om mee uit te pakken, uiteraard. Maar dat is niet
aHes. Lid van het Erecomite’ zijn volgens dezelfde uitgave: de vroe-
gere Amerikaanse president Jimmy Carter en de huidige Franse pre¬
mier Jacques Chirac. Tot die hoge kringen wil de ‘paltsgraaf’ graag
behoren en daar dient het in 1974 gestichte IRD voor.
‘Dienst doen als bemiddelaar tussen ambassades, consulaten, inter-
nationale en nationale organisaties, en aldus de contacten vergemak-
kelijken tussen deze en de landen en regio’s waar ze zijn vertegen-
woordigd’, zo staat het in de statuten 21 . Een nobele doelstelling. Voor
de goede gang van zaken werd tegelijkertijd ook de ‘Ordre du Merite
Diplomatique’ opgericht. Wie zou geen moeite doen om volgende ti-
telste bekomen: ‘ridder, officier, commandeur, groot-officier, groot-
kruis ? Een adres: Leemansplaats 3, te Elsene. Veel moeite zal je dat
trouwens niet kosten als je toevallig op een of andere ambassade
werkt. Alleen wat centen. Een man die eertijds met de ‘paltsgraaf
heeft opgetrokken, vertelde me: ‘Van Huynegem fluisterde me eens
tijdens een van zijn banketten toe: “er zijn 365 dagen in een jaar en er
zijn bijna 365 landen, dus bijna een nationale feestdag per dag. Het
komt er dus op aan een systeem te vinden om je elke dag van het jaar
te laten uitnodigen en dan medailles uit te reiken’V Sommige van die
medailles kosten 20.000 franken het stuk.
Master of the universe
Een van de meest wonderlijke relaties van Van Huynegem is onge-
twijfeld diens Siciliaanse correspondent, ‘Monseigneur’ Victor Ivan
Busa I. De ‘Monseigneur’ is een sleutelfiguur in dit merkwaardige we-
reldje. Dat zal zo dadelij k blijken. Ik nodig de lezer uit vooral rustig te
blijven en volgende verklaring te lezen - u hoeft niet recht te staan:
PATRIARCHAAT VAN DANTZIG EN VAN DE WESTERSE
EN OOSTERSE KATHOLIEKE APOSTOLISCHE KERKEN
VAN DE DIASPORA.
Heilige Katholieke Apostolische Primitieve Kerk van Antiochie
Wij
VIKTOR IVAN I BUSA
bij de gratie Gods
Metropoliet Aartsbisschop van Bielastock en van de Heilige Ortho-
doxe Kerk, Patriarch van Dantzig en van de Westerse en Oosterse
Katholieke Apostolische Kerken van de Diaspora. Wereld-Patriarch
van de Orthodoxe Patriarchaten van Amerika, Oecumenische Patri¬
arch van de Heilige Stad, Patriarch van de Wit-russen van Polen,
328
Prins van het Heilige Romeins-Byzantijnse Rijk, Prins van Samar-
kande, Prins van Palikastro, Prins Zwaben von Lax, hertog van
Bourgondie, hertog van San Ibiza, hertog van Potar, hertog van San
Andrea, markies van Tozhok, markies van Dragonera, graaf van Al-
lonsk, baron van Kiev, Heer van al de Russische landen en van het
Mongoolse en Tartaarse Verre Oosten.
Uit hoofde van Onze Soevereine en Apostolische voorrechten die ons
toekomen vanwege apostolische opvolging, Ons overgedragen sinds
Apostel Sint-Petrus, Eerste Patriarch van de Heilige Stad Antiochie
in het jaar 38 van Onze Heer Jezus Christus, en uit hoofde van de
rechten verworven door gewettigd fons honorum en door Heilige
Kanonieke Beschikking van de Universele, Traditionele en Orthodo¬
xe Katholieke Kerk, HEBBEN WIJ BESLOTEN TE VERORDE-
NEN EN VERORDENEN WIJ de Koninklijke en Keizerlijke titel
van SOEVEREINE PRINS EN WAPENMEESTER VAN HET
KONINKLIJK EN KEIZERLIJK FEODAAL GERMAANS HUIS
VAN GEHEEL ZWABEN EN STYRIE ipso jure toe te kennen aan
Onze geliefde Neef en Broeder in Christus ZIJNE KONINKLIJKE
EN KEIZERLIJKE HOOGHEID PRINS GIOVANNI GIUSSEP-
PE CASPIS.
Door het decreet nummer 3264 van 24 februari 1978 van de Staatsse-
cretaris van California, bevestigd door het Decreet van de Staatsse-
cretaris van de Verenigde Staten, Mr. Cyrus Vance, gedateerd 6 april
1978, wordt bovenvermelde Prins en zijn Koninklijk Huis van Zwa¬
ben wettelijk erkend.
Opdat Onze huidige verordening overal en voor altijd gekend zou
zijn, hebben Wij deze Heilige Patriarchale Bui opgesteld en geregi-
streerd onder het nummer O101-b van het Gulden Boek van de Adel
van het Paleis van de Heilige Orthodoxe Kerk.
Gedaan te Palermo, Sicilie, in de Kerk van Onze Vader, op de eenen-
dertigste van de maand mei anno domino negentienhonderd achten-
zestig.
Viktor Ivan I Busa. ,Z2
Dit gebeurd zijnde, moest onze ‘Monseigneur’ zelf ook maar eens
staatshoofd worden. Als er geen passende betrekking meer vrij is,
moet je er zelf een maken, dacht Busa I. En zo geschiedde. Dantzig,
momenteel Gdansk, is een havenstad in Polen, gelegen aan de Oost-
329
zee. Na de eerste wereldoorlog kreeg Gdansk, net als eeuwen terug,
het statuut van ‘vrije stad’, onder toezicht van de Volkenbond. In
1939 annexeerde Hitler de stad. Na de val van de Fiihrer werd Gdansk
definitief aan Polen overgedragen. De mensen van Gdansk zullen wel
wat anders aan het hoofd hebben dan die beslissing in twijfel te trek-
ken, vermoed ik. Busa I als ‘president van de Republiek Dantzig’
zorgt er wel voor dat er over geschiedenis en toekomst wordt ge-
waakt.
Ook leuk is Bust’s curriculum vitae uit 1983:
‘Zijne Gelukzaligheid Viktor Ivan Busa werd geboren te Palermo, Si-
cilie. Hij is beeldhouwer, archeoloog, paleontoloog, criticus, histori-
cus en specialist in de internationale politiek. In 1966 kreeg hij de prijs
Jose Cardueci voor poezie, en was kandidaat voor de Nobelprijs voor
Literatuur voor zijn uitvinding van de mozalekpoezie. Nadat hij di¬
verse doktoraten en academische graden behaalde, werd hij aange-
duid als President van de Republiek van Dantzig en leider van haar
Internationale Regering, wat hem uit hoofde van zijn activiteiten als
Staatsman en van zijn grote politieke en diplomatieke waarde toe-
komt. Zijne Gelukzaligheid Vittorio Busa is eveneens President van
het Wereldparlement voor Veiligheid en Vrede (inter-gouvernemen-
tele organisatie die geregistreerd staat bij de Secretaris-Generaal van
de U.N.O.). Hij heeft een reeks onderscheidingen gekregen van ver-
scheidene buitenlandse regeringen, zoals de titel van Admiraal van de
Staat Alabama (V.S.A.), onder gouvemeur Wallace, en van kolonel-
adjudant van de Staat Georgia (V.S.A.), onder gouvemeur Jimmy
Carter. Hij is eveneens Ere-Burger van de Amerikaanse Staten Geor¬
gia, Nebraska en Oklahoma. Als auteur heeft Zijne Gelukzaligheid
een reeks literaire, artistieke, wetenschappelijke en politieke werken
gepubliceerd die lovende commentaren ontlokten aan critici en pu-
bliek. Voor zijn enorm literair en artistiek oeuvre werd hij ontvangen
in meer dan 190 Universiteiten, Culturele en Diplomatieke Instellin-
gen. Zijne Gelukzaligheid Viktor I Ivan Busa is Orthodoks Aartsbis-
schop en Wereld-Patriarch der Orthodokse Kerken van Amerika, en
Oecumenisch Groot-Prior van het Vrome Verbond der Christelijke
Kerken. Zijne Gelukzaligheid is ook Patriarch van Dantzig en van
heel de Orthodokse Diaspora in de wereld.. . ,23
Waanzin? Waanzin! En alsof dat nog niet volstond, werd Busa op
een mooie dag ook nog ‘Zijne Koninklijke Hoogheid Timour II. Gro¬
te Khan van heel Tartarie en Mongolie’.
Als je dit alles aandachtig leest en laat doordringen, moet je onver-
mijdelijk tot het ontstellende besluit komen: de huidige koningen en
330
presidenten kunnen wel opkrassen, want Busa I lijkt wel meester van
de wereld. En inderdaad, de ‘Monseigneur’ is, zoals zijn curriculum
het vermeldt, voorzitter van het ‘Wereldparlement voor Vrede en
Veiligheid’, een wereldomVattende superorganisatie die ervoor zorgt
dat onze aarde gespaard zal blijven van oorlogen en conflicten. Een
wereldregering! Je moet er maar aan denken. Busa’s wereldparle¬
ment verkoopt identiteitskaarten, diplomatieke paspoorten en geeft
zelfs postzegels uit. Artikel 10 van de constituties van het Wereldpar¬
lement zegt: ‘ Alle leden geaccrediteerd bij het Wereldparlement voor
Veiligheid en Vrede hebben recht op diplomatieke immuniteit, zoals
volgt uit de Internationale Overeenkomsten. Dezelfde voordelen zijn
ook toegekend aan de landelijke afgevaardigden van het Wereldpar¬
lement.’ 24 En of je het nu gelooft of niet, die valse paspoorten openen
deuren. Dat zal later nog duidelijk worden. Het is uiteraard weinigen
gegeven om tot de kern van Busa’s wereldparlement te behoren. Vol-
gende Belgische personen werden toch waardig bevonden om als ‘po¬
litiek raadgever’ van Busa’s creatie te fungeren: ‘paltsgraaf’ Emile
Van Huynegem en de in 1983 vermoorde Paul Cams.
DeN.V. Fantastisch
En wat dan nog? Dit is toch al te fantastisch. Wie trapt daar nu in? Er
zijn bewijzen te over dat zo’n diplomatieke paspoorten met succes
worden benut door bij voorbeeld inlichtingsagenten of zelfs gangsters.
Ex-SAC-agent Patrice Chairoff vertelt in zijn boek hoe de SAC ge-
bruik maakte van valse paspoorten en valse perskaarten die werden
uitgeschreven door een ander Belgisch (ex-?) medewerker van Busa
I, Pierre Pasleau. Die noemt zichzelf ‘Archeveque Metropolite de
Tongres’ en tracht zijn verhevenheid te bewijzen aan de hand van een
vier bladzijden lang curriculum vitae boordevol valse titels 25 .
Een ander ex-SAC-agent, Gilbert Lecavelier, drukte in zijn boek
voorbeelden af van die valse papieren 26 . Het franstalige Brusselse
weekblad ‘Pourquoi Pas?’ meldde dat Pasleau’s handeltje via Franse
SAC-agenten tegen grof geld aan de man werd gebracht en dat het
\
331
Amerikaanse ‘Bureau of Narcotics and Dangerous Drugs’ dergelijke
valse papieren had aangetroffen bij personen verdacht van heroi'ne-
trafiek 27 .
Rond 1980 zette Pasleau de ‘Service Europeen d’Information Mi-
nisterielle et Parlementaire’ (SEIMP) op. Je kon er internationale
perskaarten kopen, alsook diplomatieke paspoorten, CD-insignes
voor auto’s, universitaire diploma’s of adellijke titels 28 . In december
1982 werd Pasleau’s afgevaardigde voor Lyon (Dominique Ianetta)
echter door de Franse politie opgepakt met zijn valse papieren. Of je
het nu gelooft of niet, zo’n valse paspoorten openen deuren en...
grenzen.
Interludium II
Op de foto’s uit een brochure van het ‘Institut des Relations Diploma-
tiques’ zie je hoe Emile Van Huynegem in vol ornaat de ‘Prix Inter¬
national des Relations Diplomatiques 1980’ uitdeelt aan ambtenaren
als de ambassadeurs van Egypte, Senegal en Mauritius. Van Huyne¬
gem wordt bijgestaan door een oude bekende, dokter Roger Van
Rossum, hoog dignitaris van de ‘Ordre de Saint-Jean Baptiste’. Van
Rossum was toen bestuurder van het IRD. Rond 1981 meldde zich
een ander figuur bij het prestigieuze instituut. Hij werd al vlug be¬
stuurder en afgevaardigde. Zijn naam: Francis Dessart. In april 1983
begaven Van Huynegem en Dessart zich naar Tripoli om er hun prijs
uit te reiken aan kolonel Kadhafi omdat die de Lybische ambassades
omvormde tot ‘volksbureaus’ 29 . De kolonel moet blij geweest zijn met
de onverwachte attende. Onverwacht? Misschien toch niet, want
Dessarts contacten reiken ver, heel ver...
Het mysterie
‘Francis Dessart: beschouwd door sommigen als een “mol” van het
Oosten in de schoot van rechtse bewegingen in Belgie.’ Dat kan je le-
zen in ‘Enqueteset Reportages’, een trimestrieei blad, gepatronneerd
door Aldo Mungo, een man die tenminste rond 1978 zeer nauw be-
trokken was bij de Europese verenigingen van aartshertog Otto van
Habsburg 30 . Misschien... ‘Dessart is een agent van een of andere wes-
terse inlichtingendienst, getnfiltreerd in linkse bewegingen’, vertel-
den me mensen uit linkse milieus. Misschien...
Dit laat het al vermoeden. Francis Dessart is zonder enige twijfel
een zonderling figuur, een man die er in slaagt zich zowel ter linker als
ter rechterzijde, en dit soms tegelijkertijd, verdienstelijk te maken. Ik
zit met de handen in het haar voor een berg documentatiemateriaal.
332
Ik kan het raadsel niet oplossen. Toen ik hem om uitleg vroeg betref-
fende een ridderorde en een aantal organisaties waarvan hij lid is, ant-
woordde hij me: ‘Waar u mee bezig bent, intrigeert mij... Als u ver-
duidelijking over de Orde wenst, schrijft u dan naar haar comman-
deur, dat is logischer. Ik heb het veel te druk. Wat mijn functies be-
treffen, die dient zeker niet voor te komen in uw boek over het ridder-
schap. Ze hebben niets bijzonders om het lijk.’ Kort en duidelijk.
Gesprekken met andere mensen leverden ook al weinig tastbaars
op. Het mysterie werd almaar groter. En nochtans moet het ontslui-
eren van het mysterie Dessart bijzonder interessant zijn. Als je de
quasi-ontelbare filiaties en activiteiten van Dessart - die zich protes-
tants aalmoezenier, journalist, professor, commandeur en nog veel
meer noemt - naast mekaar zet, kom je tot zeer merkwaardige vast-
stellingen. Het ene probleem schept het andere. Hoe slaag ik erin de
informatieberg te zuiveren van trivialiteiten? Wat is belangrijk en wat
niet? Wat moet ik met die met mekaar vervlochten feiten? Ik moet
me maar eens neerleggen bij het feit dat in het rijk der ridders menig
verhaal ongeschreven zal blijven.
Op het einde van de jaren zestig en het begin van de jaren zeventig
voerde Francis Dessart duidelijk een linkse koers. Hij militeerde in
kringen van gewetensbezwaarden en steunde openlijk Afrikaanse en
Arabische bevrijdingsbewegingen 32 . De interesses die hij toen had
voor de Afrikaanse en Arabische politieke situatie zouden trouwens
zijn verdere carriere blijven bepalen. In het midden van de jaren ze¬
ventig werd hij redacteur van het blad ‘Demain le Monde’, een uitga-
ve van het ‘Centre National de Cooperation au Developpement’
(CNCD), de franstalige tegenhanger van het Nationaal Centrum voor
Ontwikkelingssamenwerking (NCOS), organisator van de overbe-
kende ll.ll.ll.-acties.
De ll.ll.ll.-acties kregen rond 1977 nogal wat tegenwind vanuit
extreem-rechtse hoek. Vooral de kringen rond het extreem-rechtse
blad ‘Nouvel Europe Magazine’ (NEM), waarrond ook de prive-mili-
tie ‘Front de la Jeunesse’ draaide, hadden nogal wat kritiek. Het CNCD
zou betrokken zijn bij wapenhandel met landen van de Derde Wereld,
zou komplotten smeden ten voordele van de communistische bevrij¬
dingsbewegingen in Derde Wereld-landen, en zou Chileense vluchte-
lingen helpen. Dat ‘Nouvel Europe Magazine’ dictator Pinochet ver-
dedigde was overduidelijk. Het CNCD kreeg trouwens bezoek van
het ‘Front de la Jeunesse’. ‘Dierenvrienden’-militanten van het
‘Front’ lieten in de lokalen van het CNCD een stel witte muizen de
vrije loop. Maar NEM ging nog verder. Het blad pakte ook uit met
verhalen over het prive-leven van sommige CNCD-leden 33 . Het
moest duidelijk worden dat het CNCD geinfiltreerd was door Mos-
333
kou. En wat blijkt na al die jaren? De toenmalige medewerker van
het CNCD, Francis Dessart, was reeds in 1976 lid van het ‘Comite
Executif van het ‘Comite Hongrie ’56-’76’, waarin ook Emile Lecerf
zetelde, de hoofdredacteur van Nouvel Europe Magazine! Boven-
dien verkeerden beide heren in bijzonder gezelschap: Florimond
Damman en Ernest Tottosy, beiden betrokken bij de Europese bewe-
gingen van aartshertog Otto van Habsburg, en ook Jacques Borsu,
stichter-voorzitter van de nazistisch geinspireerde ‘Europese Partij’ -
‘militeren voor de Europese partij is Europa dienen met “eer en
trouw”.’ 34 Tussen haakjes, Etienne Verhoeyen en Frank Uytterha-
egen vermelden in hun boek ‘De kreeft met de zwarte scharen’ dat de
Europese Partij van Borsu trainingskampen in de Ardennen organi-
seerde samen met de Vlaamse Militanten Orde (VMO) 35 . Het ‘Comi¬
te Hongrie ’56-’76’ was er vooral op uit anti-communistische propa¬
ganda te verspreiden naar aanleiding van de bloedige onderdrukking
door de Sovjets van de Hongaarse volksopstand in 1956. Dat die anti-
communistische propaganda nog wel andere, zelfs neo-nazistische,
belangen diende, was wel duidelijk. Daar stonden bepaalde leden van
het ‘Comite Executif’ garant voor.
Een ander lid van het ‘Comite Executif van het ‘Comite Hongrie
’56-’76’was toen Bernard Mercier, ridder van de ‘Milice de Jesus-
Chrisf. Die lag in 1976 ook aan de basis van ‘Les Amities Arabes’ 36 ,
een vereniging die ijverde voor de Arabische zaak. Tot 1981 was
Francis Dessart er beheerder. Secretaris-generaal was Jean Dagon-
nier, die Dessart goed kende bij het CNCD, en die ook redacteur was
bij ‘Demain le Monde’. Maar Jean Dagonnier had nog
andere interesses. Hij was - zo stelt Frederic Laurent in zijn boek
‘l’Orchestre Noir’ 37 - een Belgisch correspondent van ‘Aginter-Pres-
se’, een annex van de vroegere Portugese P.I.D.E., de prive-politie
van dictator Salazar. ‘Aginter-Presse’ deed dienst als spionage-agent-
schap, als huurlingen- en terroristenrekruteringsbureau en stond be-
kend als fascistische intemationale. Jean Dagonnier verklaarde aan
Frederic Laurent dat hij als een ex-lid van de SRR (Service de Ren-
seignement de la Resistance) ge'infiltreerd was in Aginter-Presse voor
rekening van een weerstandsbeweging 38 . Een ander contactman van
de vroegere Aginter-Presse, schrijft Laurent, was Jean Thiriart, een
man die samen met Emile Lecerf van Nouvel Europe Magazine aan
de wieg stond van ‘Jeune Europe’, waaruit veel gevormde rechtse mi¬
litanten zijn gekomen 39 . Aginter-Presse beschuldigde de groep van
Jean Thiriart er later van gelieerd te zijn met inlichtingsdiensten van
Arabische landen. Inlichtingsdiensten van Arabische landen? Zowel
Jean Dagonnier als Francis Dessart beschikken over goede contacten
in Arabische landen. Toeval? Interessant is dat Dessart in 1983 de
prijs van het ‘Institut des Relations Diplomatiques’ ging uitreiken aan
kolonel Kadhafi.
Frederic Laurent meldde verder dat Aginter-Presse ook gelieerd
was met de entourage van Frans-Joseph Strauss, een intimus van
aartshertog van Habsburg. De Spaanse contacten - aldus Laurent -
liepen via C.E.D.A.D.E., Circulo Espanol de Amigos de Europa,
een organisatie door Spaanse fascisten en Duitse nazi’s opgericht in
1966 te Barcelona. Ze bestaat nu nog steeds en ijvert voor een ‘Euro¬
pa der Volkeren’. Het CEDADE is zeer anti-semitisch gei'nspireerd.
Een van hun stickers luidt: ‘pas op, jood op 50 meter’. Het CEDADE
beschikt zelfs over para-militaire organisaties. De ‘Alianza Apostoli-
ca Anticommunista’ (AAA), waarin een gedeelte van Lopez Rega’s
Argentijnse doodseskaders zijn opgegaan, worden regelmatig geci-
teerd. In 1981 maakte de Franse pers melding van het bestaan van een
Frans filiaal van het Spaanse CEDADE, dat het blad ‘Projets et Re¬
ferences’ verspreidt. De organisatie, waarvan sprake, heette ‘Cercle
Ecologique des Amis de 1’Europe’ (CEDADE). Die groep verwees
expliciet naar de Spaanse organisatie met dezelfde initialen, had het-
zelfde symbool, verspreidde posters van fascistische leiders en zat ide-
ologisch in hetzelfde, zij het ietwat meer genuanceerd vaarwater. ‘Be-
scherm de etnische eenheid van je volk’, ‘Weiger verarming door ras-
senkruising’, ‘Verwerpontaarde vormen vanseksualiteit’, ‘Bescherm
je afkomst’. Dit waren de principes waarop een ‘nieuw Europa’ moest
gebouwd worden.
CEDADE-Frankrijk gaf wel toe dat er contacten waren geweest
met de Spaanse zusterorganisatie, maar beweerde dat die sinds kort
verbroken waren en dat de beschuldigingen dus overdreven waren.
Nochtans bleek dat de directeur van ‘Projets et References’ in die tijd
een man was die nauwe banden had met CEDADE-Spanje. Boven-
dien zetelden in het ‘Erecomite’ van het blad verscheidene heren die
zeer nauw gelieerd waren met extreem-rechtse en zelfs nazistische
kringen. Puur toeval, beweerde ‘Projets et References’, dat maakt
duidelijk hoe open we wel zijn. Maar wat blijkt? Ook Francis Dessart
behoorde toen tot de ‘comite d’honneur’. Ook toeval? Feit is dat
Francis Dessart sommige medewerkers van de vroegere Aginter-
Presse kende... Maar laten we niet speculeren. Alleen de feiten tel-
len. Francis Dessart voelde zich inderdaad ook geroepen Om het
‘Europa der volkeren’ te propageren. Daartoe richtte hij in 1978 tesa-
men met PRL-eminentie Charles Petit jean het ‘Institut de Documen¬
tation et d’Etudes Europeennes’ (IDEE) op, aangesloten bij de Be-
weging voor de Verenigde Staten van Europa’, dat indertijd vanuit
Vlaams-nationalistische hoek steun kreeg 42 . Die ‘Beweging’, ook
‘Union of European Federalists’ (UEF) genoemd, is op zijn beurt ge-
334
335
affilieerd met de Paneuropese Unie van aartshertog Otto van Habs-
burg. Hoe een dubbeltje rollen kan. In 1979 werd Dessart lid van het
‘Kuratorium’ van de ‘Ludwig Frank-Stiftung fur ein Freiheitsliches
Europa’, een Duitse organisatie die overal KGB-agenten ontwaart en
vindt dat de vredesbewegingen door Moskou gesteund worden. De
Miinchense stichting wordt gedragen door voorname CSU’ers rond
Frans-Joseph Strauss en Otto van Habsburg 43 .
Welk spel speelt Dessart? Is Dessart in de invloedssfeer van de
aartshertog terechtgekomen? Alles wijst erop. Immers... Dessart
werkt samen met Jacques Jonet, vertrouweling van de aartshertog 44 ,
met Tottosy, met Damman... Dessart spreekt op internationale bij-
eenkomsten van de World Anti-Communist League (WACL), publi-
ceert zijn conferentie in Damocles, het blad van de ‘Ligue Internatio¬
nale pour la Liberte’, waar Paul Vankerkhoven voorzitter was 43 . Des¬
sart wordt in 1979 hoofdredacteur van het blad ‘Les Europeens’ dat
verspreid wordt in de milieus van de ‘Europese Gemeenschap’. Hij
werkt samen met Bernard Henry, Luc Beyer de Rycke, beiden be-
kend in Otto’s Europese organisaties... Intussen (tot 1981) werkt
Dessart nog steeds als redacteur in ‘Demain le Monde’ van het
CNCD. Op zijn minst een merkwaardige combinatie.
Datzelfde jaar 1981 gebeurt er heel wat. De CEPIC wordt ontman-
teld en gedeeltelijk gerecupereerd door de PRL. Blijkt dat Dessart
kabinetsmedemerker wordt van PRL-staatssecretaris Etienne
Knoops. Tot 1985 is hij ook hoofdredacteur van het blad ‘Liberte’, het
officiele orgaan van de Liberate Ontwikkelingssamenwerkingsorga-
nisatie DELIPRO 46 . Voorzitter van DELIPRO is volksvertegen-
woordiger Charles Petitjean. Beheerders zijn onder meer Herman
De Croo en Willy Schollaert. Kortom, Dessart komt in de hoge libe¬
rate kringen terecht. Je zou kunnen stellen dat met Dassart, DELI¬
PRO er een kenner van de Arabische en Afrikaanse problematiek bij
heeft. Maar in dat officiele blad van de liberalen verschijnen, sinds de
aanstelling van Dessart als hoofdredacteur, zeer positieve artikels
over zeer vreemde organisaties. Organisaties als het ‘Institut des Re¬
lations Diplomatiques’ van ‘paltsgraaf’ Emile van Huynegem, waar-
bij Dessart intussen is aangesloten, ‘Pax Mundi’, de ‘World Anti-
Communist League’ en... de ‘Moon-sekte’ krijgen bijzonder veel po¬
sitieve aandacht. Dit is toch wel zeer merkwaardig. Zonder ze bij
naam te noemen (het gaat om schermorganisaties als bijvoorbeeld
‘International Cultural Foundation’) prijst Dessart de Moon-sekte en
feliciteert de initiatiefnemers... Trouwens, in dezelfde periode
schrijft Dessart ook pro-Moon-artikels in het tijdschrift van de Moon-
sekte zelf. Wel, wel, wel...
Dessart prijst in ‘Liberte’ ook een andere sekteleider, ‘professor’
336
Norman William. Dit heerschap noemt zich ook ‘Man’, indiaan van
de stam der Mic-Mac . Man’ is de leider van ‘Ecoovie’, een sekte die
het naturisme propageert. ‘Man’ roept de leden op opnieuw in stam-
verband te leven. De Franse anti-sektenbeweging CCMM omschreef
Ecoovie als volgt: De leiders buiten de volgelingen meedogenloos
uit. Zij negeren de sociale wetgeving en de werktijden. De leden krij¬
gen geen loon en genieten geen sociale zekerheid. Die arme zwakke
drommels worden door de opgelegde levenswijze misdadig uitgeput
en fysiek en mentaal vernietigd. Familiale banden worden verbroken
en meer algemeen poogt de organisatie onze samenleving te ont-
wnchten. Men kan zich afvragen welke occulte krachten de leiders
manipuleren (waar komt het geld vandaan?). Typische voorbeelden
van de kunst van het verhullen zijn: de ecologie om ondervoeding te
wettigen, een cooperatieve structuur om handelsinkomsten te verber-
gen, en een nobel vredesideaal om de grootheidswaanzin van een goe-
roe te dienen.’ 47
In een officieel PW-PRL-orgaan als ‘Liberte’ komen dus wel zeer
eigenaardige zaken aan bod. Duidt dat op de infiltratie van bijvoor¬
beeld de Moon-sekte - die er zeer veel propaganda krijgt- in liberate
kringen? Ik heb vroeger reeds gewezen op bestaande coexistenties
sinds 1981 tussen bepaalde liberate milieus, aanhangers van aartsher¬
tog Otto van Habsburg en adepten van de Moon-sekte. Dat komt on-
weerlegbaar ook in ‘Liberte’ tot uiting.
De centrale figuur schijnt Francis Dessart te zijn. Voor wiens reke-
ning? Dessart zelf beweert op te komen voor minderheidsgroepen en
de vrijheid van godsdienst. Die argumentatie vormde trouwens ook
de basis voor zijn verdediging van de Hare-Krishna-beweging tijdens
haar persconferentie in September 1986. Toen verdedigde Dessart
Hare Krishna’ openlijk. Later zou hij dat ook voor andere ‘minder¬
heidsgroepen’ doen. Je zou kunnen stellen dat Dessart handelde zon¬
der dat zijn opdrachtgevers in ‘Liberte’ op de hoogte waren van wat al
die organisaties nu precies voorstelden. Met andere woorden dat Des¬
sart de PRL en PVV-excellenties in de luren heeft gelegd.
Maar wat dan te denken van een plechtige ceremonie die doorging
in 1982, georganiseerd door het ‘Institut des Relations Diplomati¬
ques van ‘paltsgraaf Emile Van Huynegem, waarbij Charles Petit¬
jean, de eminente voorzitter van DELIPRO, tot ridder werd geslagen van
een ander verzinsel van Van Huynegem, de ‘Ordre du Merite Eurafri-
cain ? In Liberte’ staat het zo: ‘Tijdens een officiele plechtigheid
werden de onderscheidingstekens en het diploma van Ridder in de
‘Ordre du Merite Eurafricain’ aan hem (Petitjean, nota van de au¬
teur) overhandigd door M. Emile van Huynegem, president van het
Institut des Relations Diplomatiques’. Hier werd het meest briljante
337
publiek bijeen gebracht. Meer dan honderd personaliteiten van de
Belgische Regering, van de Ambassades, van de Internationale Di-
plomatieke Kringen, hebben door hun aanwezigheid en door hun ge-
lukwensen, hun waardering voor Meneer de Afgevaardigde Petitjean
willen tonen, evenals het belang dat zij hechten aan de ere-onder-
scheidingen van de “Institut des Relations Diplomatiques”.’ 48 Er wa-
ren inderdaad liberale ministers aanwezig op de huldiging van Petitje¬
an, die avond in de salons van de Westburg, alsook Sylvere Lebon van
de ‘Association Belgo-Hispanique’, Belgisch vertegenwoordiger van
de pretendent op de Azteekse kroon prins Moctezuma, en generaal
Omer Van Houtte, dignitaris van de ‘Ordre de Saint-Jean Baptiste
d’Amerique’... De ‘paltsgraaf is dus doorgedrongen tot de hogere -
liberale - politieke kringen, wellicht dank zij zijn vertegenwoordiger
Francis Dessart. Misschien laten de heren en dames ministers zich
binnenkort kronen door ‘Son Altesse Royale Timour II, Grand Khan
de toute la Tartarie et la Mongolie’, alias ‘Monseigneur Ivan Bus& I !
Dat zou pas mooi zijn.
Opeens wordt veel verklaarbaar. Decroo’s naam op de lijst van de
‘Federation des Combattants Allies d’Europe’, een zusterorganisatie
van de ‘Ordre de Saint-Jean Baptiste d’Amerique’; de coexistenties;
de aanhang die gefantaseerde ridderordes in hogere kringen hebben.
Ik herinner me Dessarts woorden: ‘Wat mijn functies betreft, die die-
nen zeker niet voor te komen in uw boek over het ridderschap. Ze
hebben niets bijzonders om het lijf.’
Op 30 januari 1986 verschenen in de bijlagen van het Belgisch
Staatsblad de statuten van de ‘Commanderie Royale de 1’Ordre Sou-
verain, hospitalier et militaire de Saint-Jean de Jerusalem, Chevaliers
Oecumeniques de Rhodes et de Malte en Royaume de Belgique,
Commanderie Royale de l’O.S.J. en Royaume de Belgique’. Tot die
ridderorde behoort... Francis Dessart, ‘Grand Commandeur du
Prieure royal de Castille et de Leon de l’O.S.J., et Ministre plenipo-
tentiaire’. Lezer, ‘fasten your seatbelts’...
338
Ik, Alexis
Op de duistere wegen van de ridders hebben we markante figuren
ontmoet. Koningen, keizers, prinsen en graven, alien op zoek naar er-
kenning. Voor velen betekent een ridderorde, net als in de goede ou-
de tijd, de weg naar die erkenning. De gedecoreerden, de nieuwe rid¬
ders zullen maar al te graag, om hun eigen titel te glorifieren en te be-
vestigen, hun ‘koninklijke’ of ‘keizerlijke’ grootmeester door dik en
dun verdedigen. Zo verwerven die koningen, keizers, prinsen en gra¬
ven getrouwen. Zo worden ze ‘echte’ koningen, keizers, prinsen of
graven. Tot spijt van wie het benijdt.
Toen Francis Dessart ‘commandeur’ en ‘gevolmachtigd minister’
werd in de ridderorde van Sint-Jan die officieel het levenslicht zag in
Belgie op 30 januari 1986, stelde hij daardoor zijn vertrouwen in de
‘Koninklijke Beschermheer van die Orde. Deze man is geboren in
1946 en beweert achterkleinzoon te zijn van de in 1918 te Jekaterinen-
burg (nu: Sverdlovsk) vermoorde tsaar Nicolas II. Het is niet de eer-
ste keer dat een vermeende nazaat van Nicolas II ten tonele ver-
schijnt. Eerder maakten we al kennis met ene Michel Goliniewsky die
voorhield niemand anders te zijn dan Alexei Nicholaevitch Roma¬
nov, de zoon van Nicolas II. Dit terwijl - bijna - iedereen dacht dat die
sombere dag van de 16de juli 1918 de tsaar met zijn hele keizerlijke fa-
milie door de Bolsjewieken werd geexecuteerd. Golieniewsky-Alexei
kon echter in sommige hoge Amerikaanse kringen op erkenning reke-
nen. De ‘tsarevitsj’ had toen ook een ‘Orde van Sint-Jan’ te zijner be-
schikking.
En dan was er ook de mysterieuze ‘Anastasia’. Op 17 februari 1920
werd in Berlijn een jonge vrouw door de politie uit het Landwehrka-
nal gered. Ze zei dat ze in feite Anastasia Romanova was, jongste
dochter van tsaar Nicolas II. Ze zou als enige zijn ontkomen aan het
verschrikkelijke bloedbad van Jekaterinenburg. Zelfs tot in de jaren
zestig wendde ze zich tot gerechtshoven om die identiteit te laten be-
vestigen en aldus als rechtmatige erfgename te worden erkend. Hoe-
wel dat niet lukte, werd ‘Anastasia’ reeds meermaals vereeuwigd op
339
het witte doek 49 . Het mysterie bleef. ‘Anastasia’ bleef tot de verbeel-
ding spreken.
En sinds kort schuift er zich een nieuwe kandidaat naar voren, een
man die zegt de kleinzoon te zijn van de in 1899 geboren grootherto-
gin Marie, de derde dochter van Nicolas II. Ook hij beweert dat niet
alien de dood vonden in 1918. Enkel de tsaar en diens zoon Alexei
zouden geexecuteerd zijn. De anderen - alien vrouwen - konden ont-
komen. Vermits enkel groothertogin Marie kinderen kreeg en onze
‘Koninklijke beschermheer’ haar enige zoon is, betekent dit, dat de
man, wiens aanspraken Dessart beaamt, niemand minder is dan de
achterkleinzoon van tsaar Nicolas II, troonpretcndent en hoofd van
de Russische Keizeriijke familie. Onze man noemt zich dan ook: ‘Zij-
ne Koninklijke Hoogheid Prins Alexis d’Anjou de Bourbon-Conde -
Romanov - Dolgourouky - hertog van Durazzo en van Edingen’. Die
prachtige titels doen al vermoeden dat ‘prins Alexis’ nog wel wat meer
pretendeert, maar laten we het voorlopig houden op zijn aanspraken
op de Russische kroon.
‘Prins Alexis’ is een geval apart. Hij weet zichzelf op majestueuze
wijze te bevestigen. Vanuit de donkere ogen, gegoten in een bijna sla-
visch aandoend gelaat, priemt een blik van een man die kan overtui-
gen en listig langs de valkuilen pirouetteert. Een man die zijn bewe-
ringen ook voor het grote publiek durft te verdedigen. In 1982 bracht
de Franse gereputeerde uitgeverij Fayard Alexis’ boek uit, getiteld,
‘Ik, Alexis, achterkleinzoon van de tsaar’ 50 . In Parijs verblijvende
Dolgouroukys (een naam die door Alexis wordt gebruikt) en zelfs
Groothertog Vladimir Romanov van Rusland, erkend hoofd van het
Russische Huis, spanden processen in. Het kon Alexis weinig deren.
De eisers verkregen van de Parijse rechters enkel het recht een Mas¬
sing te laten publiceren in de nog niet verkochte exemplaren. Zowel
Fayard als Alexis kwamen er met een kleine geldboete vanaf 51 .
En Alexis, hij verwierf aanhang. In bepaalde kringen. Zo erkende
de ‘Poolse regering in ballingschap’ te Londen op 27 november 1980
Alexis als ‘rightful Hereditary Czar of Ukraine-Ruthenia’. Een week
eerder werd Alexis in Spanje -waar de ‘Hoogheid’ resideert- zelfs
‘Ere-ambassadeur’ van die Poolse regering benoemd 52 . Die regering
is ons welbekend. Ze staat onder de leiding van graaf Juliusz Nowina
Sokolnicki, die indertijd tempelier-grootprior Zdrojewski een minis-
terfunctie schonk en ook George King, de man achter de fantastische
Aetherius-Society, met dezelfde eer bedacht.
Tot hier ruikt het nog naar folklore... Maar Alexis kon al eerder be-
roep doen op mensen als de Franse - echte - hertog van Brissac, Pier¬
re de Cosse, een man die eertijds tesamen met hertog Michel d’Orle-
ans, zoon van de graaf van Parijs, de ‘Ordre Militaire et Hospitalier de
♦wrroaie Rmc»p©sp«Lrrcj
K>UXj&3fM OohodMwu)
Tf4&-REPUBLIC
op pwurto (weld*)
38 K«M*orfk fk-d, Leader <m 5PA
TU: Ot-817 rW7
Cull# d« Hermoailla 7IK5-1B), Madrid,
Spain
I appoint you Honorary Ambassador of the Republi«"of Poland-tin‘Sadie)
to the Kingdom of Spain. ”
London 20th September 1980 ;•*
340
341
Saint-Lazarre de Jerusalem’ dirigeerde. De Cosse schonk Alexis in
1976 - in diens hoedanigheid als achterkleinzoon van de tsaar - de gra-
cieuze titel ‘Chevalier grand-croix d’Honneur et Justice’ en beloofde
stante pede een ‘Prieure d’Ukraine Ruthenie’ van de Orde op te zet-
ten 53 . De Orde van de Cosse had eerder de grote eer geproefd aarts-
hertog Otto van Habsburg te ontvangen. Folklore? Fantasie?
Alexis heeft vijanden, dat heb ik reeds gemeld. Een onder hen is
prins Nikita Dolgourouky. Die zegt niet zozeer gevallen te zijn over
het misbruik van zijn naam. Nikita Dolgourouky stoort zich vooral
aan het feit dat Alexis Oekrai'eners in Duitsland, Frankrijk en Ameri-
ka weet te overtuigen. De bannelingen ‘wachten op een gunstige gele-
genheid om hem tot koning te kronen’, aldus Nikita 5 . En hier wordt
het ernst. De belnvloeding van de Oekrai'ense bannelingen gebeurde,
zoals Alexis het trouwens zelf laat verstaan 55 , via de ‘Anti-Bolchevik
Bloc of Nations’, ABN. Alexis verbleef bijna het hele jaar 1973 in de
hoofdzetel van het ABN te Miinchen. Welke contacten hij toen pre-
cies legde, blijft duister. Maar dat die contacten zich situeerden in ex-
treem-rechtse, fascistische of nazistische kringen, alle onder het mom
van het anti-communisme, staat zo goed als vast. Het ABN is ge-
groeid uit oudstrijders van het zogeheten Vlasov-leger. De Sovjet-
russische generaal Andrej Vlasov, die deel uitmaakte van het Rode
Leger, werd tijdens de Tweede Wereldoorlog in 1942 door de Duitse
troepen gevangen genomen. Hij stelde zich vervolgens in dienst van
de Duitsers en kwam aan het hoofd te staan van een patriottische, an-
ti-Sovjetbeweging van voomamelijk Russische krijgsgevangenen.
Vlasov vormde vrijwilligerseenheden voor het Oostfront en stichtte
het ‘Comite voor de bevrijding van Rusland’. Na de oorlog werd Vla¬
sov door de Sovjets veroordeeld en geexecuteerd. Vele van zijn aan-
hangers zijn toen gevlucht naar het westen 56 .
Ook de Franse journalist Frederic Laurent maakt in zijn standaard-
werk ‘L’Orchestre Noir’ melding van het ABN. Laurent verduidelijkt
een en ander. In 1972 werd te Miinchen een internationaal congres
van neo-fascisten georganiseerd. Op dat congres was ook de Ukraien-
se banneling Yaroslav Stetzko aanwezig, chef van het ABN. Een van
de participanten vertelde: ‘Officieel hebben we het niet over terroris-
me gehad tijdens de conferentie. Maar’s avonds in de kroegen gingen
de gesprekken uiteraard over de operationele verhoudingen tussen de
groepen en de mogelijkheden van actie voeren. Een rapport van de
Italiaanse politie, belast met de anti-terroristische strijd stelde toen
dat ‘een van de objectieven van de conferentie van Miinchen bestond
in de organisatie van aanslagen in Italie’! Laurent schrijft: ‘Onder de
deelnemers van de bijeenkomst bevond zich een vreemd personage.
De informateurs van de Italiaanse politie wezen hem aan als zijnde
342
nauw verbonden met deze operatie. Het was de Oekrai'ense fascist
Yaroslav Stetzko, chef van de ‘Anti-Bolchevik Block of Nations’
(ABN). Het ABN (gesticht in het begin van de jaren 50) dat verschil-
lende organisaties van overlopers uit de Oostbloklanden omvat,
wordt gefinancierd door de C.I.A. en de Duitse geheime diensten
(BND); en het geniet ook een belangrijke steun van de Beierse so-
ciaal-democratische partij van Franz-Jozef Strauss. Het ABN wordt
overwegend beheeist door de Oekra'iners van de O.U.N. (Organisa¬
tie van Nationalistische Oekrai'eners), en heeft zijn zetel in Miinchen,
Zeppelinstrasse 67, in een gebouw dat doorlopend bewaakt wordt
door drie gewapende mannen. Yaroslav Stetzko verdeelt zijn tijd
over Miinchen en het filiaal van het ABN in Londen. Hij reist onder
de schuilnamen Vassili Dankin en Sernon Karbowilsh. Het ABN be-
schikt in Miinchen over een persbureau dat een tweemaandelijks bul¬
letin uitgeeft, en dat in de Oostbloklanden een clandestiene pers ver-
spreidt, die geregeld door de sovjet-autoriteiten in beslag genomen
wordt. Daarenboven realiseert het ABN talloze uitzendingen van Ra¬
dio Free Europe en Radio Liberty (eveneens doorgezonden door de
franquistische radio en de zenders van het Vaticaan). De waakzaam-
heid van de sovjet-autoriteiten en vooral de infiltraties door de KGB
hebben de Oekrai'ense organisatie en haar satellieten ernstige slagen
toegebracht en hebben hen verplicht hun operaties tot de andere kant
van het ijzeren gordijn te beperken. Deze organisaties zijn
tegenwoordig vooral actief in de schoot van de World Anti-Commu¬
nist League (WACL). Ze verzekeren bepaalde Europese fascistische
groepen van logistieke en financiele steun.’ 57
Amper zes maanden na dat fameuze congres in Miinchen schaart
Alexis zich aan de zijde van Yaroslav Stetszko. Laat ik, tussen haak-
jes, ook vermelden dat Francis Dessart in nauw contact stond met de
World Anti-Communist League. Toeval? Geniet Alexis erkenning in
de dubieuze ultra-kringen van het ABN? Het ziet er naar uit.
Er zijn nog wel meer vreemde zaken. Een andere kennis van Alexis
was de Italiaanse prins Valerio Borghese - ‘een bloedverwant’, zegt
Alexis. De prins zou zich voor Alexis garant hebben gesteld tijdens
diens verblijf in Griekenland in 1970 en 1971 58 . Alexis verhaalt hoe de
prins, voor wie hij duidelijk bewondering koesterde, een ‘constituti-
onele verandering’ wou doorvoeren in Italie. Dat is een eufemisme
voor de operatie ‘Tora Tora’. De Italiaanse prins, ook nog de ‘zwarte
prins’ genoemd, oud-compagnon van ‘El Duce’ Mussolini, zette toen
(1970) een staatsgreep op in Italie. De bedoeling was de communisti-
sche partij van de kaart te vegen en een dictatuur in te stellen. Opera-
tie Tora Tora mislukte.
De rechterhand van de in 1974 overleden ‘zwarte prins’ was nie-
343
mand minder dan de Italiaanse terrorist Stefano Della Chiaie, met
wie Borghese na de mislukte coup hals over kop naar Spanje vluchtte.
Della Chiaie - ‘Caccola’ = snotneus - werd op 28 maart 1987 in Cara¬
cas, Venezuela, opgepakt en enkele dagen later uitgeleverd aan Ita-
lie, waar hij terecht zal staan voor tal van terroristische activiteiten.
‘Caccola’ werkte vooral voor Latijns-Amerikaanse dictatoriale regi¬
mes. Hij wordt niet voor niets als de spilfiguur omschreven van wat de
‘Zwarte Internationale’ genoemd wordt en is ook gelieerd met Gelli’s
P2. Toen Della Chiaie en Valerio Borghese na de mislukking van
Operatie Tora Tora in 1970 in Spanje arriveerden, vonden ze onder-
dak bij hertog Herzog von Valencia en bij Mariano Sanchez Covisa 5l) .
Mariano Sanchez Covisa! Covisa is stichter-chef van de terroristische
beweging ‘Guerilleros del Christo Rey’ (guerilleros van Christus-ko-
ning), die tesamen met Lopez-Rega’s doodseskaders AAA, onder
het commando van Della Chiaie nog terreuraanslagen uitvoerden.
Mariano Sanchez Covisa! De ‘Guerilleros del Christo Rey’ werden in
1968 gesticht en maakten jacht op separatisten van de Baskische be¬
weging E.T.A. tot op het Franse grondgebied. Toen de Madrileense
politie in 1977 in een door Covisa gehuurd appartement binnenviel,
vond ze wapens en ook goudstaven, afkomstig van de beruchte goud-
roof bij de Societe Generate te Nice. De ‘Guerilleros del Christo
Rey’ stonden reeds sinds 1975 in relatie met de Spaanse afdeling van
de WACL. Ook Covisa wordt beschouwd als een van de kopstukken
van de ‘Zwarte Internationale’.... 60
Waarom die uitweidingen? Misschien is Alexis’ bewering als zou
prins Valerio Borghese zijn beschermeling zijn geweest slechts bluf?
In dat geval kiest Alexis vrij merkwaardige fictieve beschermelingen.
Maar wat dan te denken van het volgende? Onder het waakzaam oog
van bisschop Gonzalez Ferreiros, bisschop van Metre, werd in de
crypte van de Basiliek van Almudena in juni 1984 in Madrid een
plechtige ridderingsceremonie gehouden, georganiseerd door het
‘Koninklijk Prioraat van Castilie en Leon’ van de Sint-Jan Orde van
Alexis, waartoe ook ‘commandeur’ Francis Dessart behoort. Een van
de heren die toen de ridderslag mochten ontvangen, was... Mariano
Sanchez Covisa, bezieler van de ‘Guerilleros del Christo Rey’. Alexis
beweegt zich in troebele milieus. De man die beweert achterklein-
zoon te zijn van tsaar Nicolas II is ‘Koninklijk beschermheer’ van een
wel zeer merkwaardige Orde van Sint-Jan van Jeruzalem. Een expert
van het Spaanse ministerie van Binnenlandse Zaken verklaarde: ‘de
mogelijkheid bestaat dat dit of deel uitmaakt of het embryo is van een
loge stijl P2 die in Italie ontdekt werd.’ 61 . Waarom?
La noche
Op maandagavond 23 februari 1981 stond Spanje in rep en roer. Een
groep van een 150-tal zwaarbewapende leden van de paramilitaire
‘Guarda Civil’ bestormde het parlement, waar zich ook de voltallige
Spaanse regering bevond. Die avond zou Leopoldo Calvo Sotelo als
nieuwe premier van Spanje worden ingehuldigd. Maar de muiters met
aan hun hoofd de extreem-rechtse luitenant-kolonel Antonio Tejero
staken daar een stokje voor. Ze schoten wild in de lucht en gijzelden
de aanwezige parlementsleden en regeringsleiders. Heel de wereld
werd, via de televisie getuige van dit drama.
‘Wachten’, riep Tejero uit, ‘tot een gezaghebbend militaire leider
aankomt om de samenstelling van een militaire regering in Spanje be-
kend te maken’. Het zou de langste nacht worden in de nog jonge
Spaanse democratic: ‘La Noche de Tejero’. Terwijl de aartsconserva-
tieve generaal Milans del Bosch, militair opperbevelhebber van het
district Valencia, zich bij de muiterij had aangesloten en zichzelf tot
staatshoofd uitriep, nam koning Juan Carlos contact op met alle
hoofdkwartieren van de Spaanse strijdkrachten. De koning, opperbe¬
velhebber van het leger, slaagde erin het gros van de militairen aan
zijn kant te houden. Spanje slaakte een zucht. Tejero had te weinig
steun. De volgende dag werden Tejero en zijn getrouwen gevangen
weggevoerd. De Spaanse democratic was andermaal gered. In 1978
nog werd een staatsgreep verijdeld. Antonio Tejero was toen ook een
van de leiders. Hij werd in 1980 veroordeeld tot zeven maanden ge-
vangenisstraf. Ditmaal zou de democratic echter orde op zaken stel-
len. Ditmaal zouden Tejero en zijn medewerkers er niet zo goedkoop
van af komen. Hoewel... In juni 1982 werd het vonnis uitgesproken:
Tejero en zijn belangrijkste handlanger, generaal Milans del Bosch,
kregen elk dertig jaar gevangenisstraf, maar alle andere beklaagden
kwamen er relatief goedkoop vanaf. De meesten - alien militairen,
uitgezonderd de neo-fascist Garcia Carres - behielden zelfs hun mili¬
taire rang en konden vrij vlug opnieuw in actieve dienst. Met de uit-
spraken van de straffen in juni 1982 was dan toch een einde gekomen
aan een zaak die Spanje meer dan een jaar beroerde. ‘La Noche de
Tejero' was eindelijk voltooid verleden tijd.
Maar Tejero’s troeven waren nog niet allemaal uitgespeeld. Dat
bleek al toen hij tijdens zijn voorarrest na de staatsgreep dagelijks
honderden sympathisanten over de celvloer kreeg en beladen werd
met geschenken. Tejero was een symbool geworden voor neo-fascis-
ten. Of, zoals de advocaat van Tejero, Angel Lopez Montero, het zo
prozaisch stelde: ‘Luitenant-kolonel Antonio Tejero is een voorbeel-
dig soldaat die slechts aan de mislukte staatsgreep op 23 februari 1981
344
345
meedeed uit liefde voor zijn vaderland.’ 62
Midden oktober 1982 haalde Tejero opnieuw de frontpagina’s van
de Spaanse kranten. Toen uitte de Spaanse minister van Binnenland-
se Zaken ernstige verdenkingen tegen de Tejero-partij. Ze zou een
mogelijk deelneemster zijn aan een samenzwering die in het begin
van diezelfde maand werd ontdekt. Dat komplot had tot doel de ver-
kiezingen van 28 oktober 1982 te verhinderen door een nieuwe staats-
greep. Toen stond vrijwel vast dat de socialisten een meerderheid
zouden behalen en dat was duidelijk niet naar de zin van de Tejero-
getrouwen. Inderdaad, Tejero had in de zomer van 1982 vanuit zijn
cel een politieke partij opgericht. Als ik niet op illegale manier het
parlement kan binnenraken, dan maar met legale middelen, moet de
luitenant-kolonel hebben gedacht. Die partij heette ‘Solidaridad
Espanola’ en werd uiteraard bevolkt door ultra-rechtsen. Medestich-
ter en bestuurslid van Tejero’s partij was toen Angel Lopez Montero,
de advocaat van Tejero. Het viel trouwens al op dat heel wat advoca-
ten van de beklaagden in het proces naar aanleiding van ‘La Noche’
nauwe bindingen hadden met extreem-rechtse bewegingen in Spanje.
Er was niet alleen Angel Lopez Montero. Er was ook Gerardo Quin¬
tana Aparicio, advocaat van generaal Louis Torres Rojas en ook nog
raadgever van verscheidene ultra-rechtse, naar Spanje uitgeweken
Italianen, voor wie Italie stelselmatig om uitlevering vroeg 63 . En dan
was er ook nog Antonio Munoz Perea, advocaat van een andere be-
trokkene in de staatsgreep, de kapitein Jose Pascual Galvez 64 . Munoz
Perea is eveneens een vooraanstaand verdediger van ultra-rechtsen
en is een oud-militant van de extremistische Fuerza Nueva. Boven-
staande advocaten (Angel Lopez Montero, Gerardo Quintana Apari¬
cio en Antonio Munoz Perea) vormen de kern van het ‘Koninklijk
Prioraat van Castilie en Leon’ van de ‘Orde van Sint-Jan van Jeruza-
lem’ van ‘Koninklijk Beschermheer’ Alexis! Hiertoe behoort, naast
andere bekende rechtse personaliteiten, ook Mariano Sanchez Covi¬
sa, stichter van de ‘Guerilleros del Christo Rey’! Het Spaanse week-
blad Tiempo meldde bovendien dat die lijst moest aangevuld met tal-
rijke personen uit vrije beroepen, militairen met een hoge graad, ma-
gistraten en aristocraten. Het is dan ook niet te verwonderen dat een
expert van het Spaanse ministerie van Binnenlandse Zaken verklaar-
de: ‘de mogelijkheid bestaat dat dit of deel uitmaakt of het embryo is
van een loge stijl P-2 die in Italie ontdekt werd.’
De vreemde affaire kwam heel toevallig aan het licht. Op 1 februari
1985 werd een man dood aangetroffen op de vlieghaven van Barcelo¬
na. Op het eerste gezicht was een hartinfarct de doodsoorzaak. Maar
de politie keek verbaasd op toen ze in de aktentas van het slacht-
offer tachtig miljoen peseta’s vond en twee diplomatieke paspoor-
ten, een afgeleverd op naam van Samuel Rosenbaum, een ander op
naam van Isidoro Corn. De foto’s die beide paspoorten sierden, wa-
ren echter dezelfde: die van het slachtoffer! De paspoorten waren uit-
geschreven door de Orde van Sint-Jan van Jeruzalem van Alexis, zo
meldden de journalisten van het Spaanse weekblad ‘Tiempo’.’Ze
vroegen zich af of het slachtoffer die paspoorten gebruikte om een
netwerk van kapitaalvlucht op te zetten. De journalisten van ‘Tiem¬
po ontdekten echter ook dat de kern van de ridders van het ‘Konink¬
lijk Prioraat van Castilie en Leon’ eveneens over zo’n diplomatieke
paspoorten beschikten. Die waren uitgereikt in het Zwitserse Bazel.
Toen dit alles werd gereveleerd in ‘Tiempo’ van drie juni 1985, eiste
Alexis prompt een recht op antwoord. Hij beweerde niet meer be-
trokken te zijn bij het ‘Koninklijk Prioraat van Castilie en Leon’ en
dus geen uitstaans te hebben met de ten laste gelegde feiten 65 . Docu-
menten, gepubliceerd door de journalisten van ‘Tiempo’, bevestigen
echter dat Alexis er alles mee te maken heeft gehad. Bovendien, in
de publikatie van de statuten van de Belgische afdeling van Alexis’
Orde in het Belgisch Staatsblad noemt Francis Dessart zich ondubbel-
zinnig ‘kommandeur’ van het ‘Koninklijk Prioraat van Castilie en Le¬
on’. Die publikatie dateerde van 30 januari 1986; de statuten werden
eind 1984 opgesteld! Verder beweert Alexis ook geen valse paspoor¬
ten te hebben verkocht. Misschien... Zij het niet dat.
Ook in Belgie zijn dergelijke diplomatieke paspoorten in omloop.
De Belgische top-ridder van Alexis’ Orde heeft er zo een. En die pas¬
poorten openen grenzen. Daar heb ik bewijzen voor: een copie van
het diplomatiek paspoort van... Alexis himself! Dit paspoort, even¬
eens uitgereikt in het Zwitserse Bazel op 12 mei 1981 onder het num-
mer 002220 staat immers op naam van ‘H.I.H. Grand Duke Alexis of
Russia Romanoff - Dolgoruky - d’Anjou - Durassow’, beroep, ‘di-
plomaat’. Diplomatieke onschendbaarheid werd hem op basis van dit
paspoort verleend door de Spaanse ambassade te Londen, de High
Commission for the Gambia te Londen en de ambassade van Senegal
te Londen. Met andere woorden, Alexis genoot diplomatieke on¬
schendbaarheid op basis van een niet erkend paspoort! En de voorde-
len van diplomatieke onschendbaarheid zijn enorm... Niemand kan
enige controle uitoefenen over wat je zoal over de grenzen brengt.
Zoals bijvoorbeeld een valies met tachtig miljoen peseta’s...
Laissez-passer
De minister van Buitenlandse Zaken van de oecumenische Ridders
van Malta verzoekt eenieder die dit aanbelangt, de drager dezes vrije
doorgang te verlenen alsook alle nodige bijstand en bescherming.’
346
347
FOREIGN CHCDiNTtALS SERVICE
THE DEADER WHOSE PHOTOGRAPH APPEARS ON PAGE No. 4
IS A MEMBER OF THE ROVAl SOVEREIGN MIUTARY AND
HOSPITALER ORDER OF SAINT JOHN OF JERUSALEM. KNIGHTS
OF MALTA ECUMENICAL
GIVEN. ft,*.
i . i ».*1
KNIGHTS OF MALTA
TERRITORIALLY SCVEnEICt*
In llifi Torritrties nt
MARIVELES. Aj'uOVMA
AMO SiAKJV .tQI-r.J
SCUTU f.«T f.'] A
r
SM
-*111
■'O(»'2'2'2 0 /LP
*tr '-H* JF .— *'
1C : r
n-r.r .?*^n»««&rrmu35 m'
l
Ah«a»»A^»IL AT t»AA^£*
MAINS (N EFFECT UNTIL
RANK; .
THIS CREOEN DAL REMAINS IN EFFECT UNTIL;
0 0 2 2 0 /LP
Die wat protserige tekst prijkt op Alexis’ paspoort, waarin hij ook
voor ‘onbepaalde tijd’ ‘Ambassador at Large’ wordt benoemd. Pas in
1982 komt Alexis werkelijk aan het hoofd van de Orde te staan. Op
het paspoort staan ook de namen van de ‘Spirituele Beschermheren’
van de Orde. Namen die moeten imponeren. Een ervan is ‘Zijne Emi-
nentie, Zijne Hoogheid Monseigneur Jacques Herve Gautier, aarts-
bisschop van de Isle de France, Primaat van de Westerse Katholiek-
Apostolische Kerk’. Het gaat om een van de vele kleine kerkjes die
onafhankelijk staan van Rome. De primaat gelooft in het bestaan van
de krachten van het kwaad, de diabolische entiteiten die de mens ten
val willen brengen en past exorcisme toe op mensen, plaatsen en die-
ren 66 . De tweede ‘Spirituele Beschermheer’ is ons al beter bekend:
Victor Ivan Busa, man met duizend-en-een titels en voorzittervan het
‘Wereldparlement’... Met dergelijke ‘Spirituele Beschermheren’ op
een diplomatiek paspoort kunnen sommige ambassades toch moeilijk
‘nee’ zeggen. Moesten de zaken niet zo ernstig zijn, je zou in lachen
uitbarsten. Maar het paspoort vermeldt nog meer. De ‘Ridders van
Malta’, zo staat er, hebben territoriale soevereiniteit in de gebieden
Mariveles, Amboyna en Colonia Saint-John! Kent u die soevereine
staten? De Verenigde Naties hebben er nog nooit over gehoord.
Maar toch bestaan ze: ze liggen ergens in Zuid-Oost Azie.
Tijd voor een verhaal. Het komt uit een boek geschreven door ex-
SAC-agent Patrice Chairoff, alias Dominique Calzi, die in 1979 in de
Orde tot ridder werd benoemd en ook de functie ‘Ambassador at Lar¬
ge’ kreeg toebedeeld. In 1978 werd het eiland Khalayaan of Freedom-
land of Colonia Saint-John, gelegen in de Zuidchinese Zee ten noor-
den van Borneo, onafhankelijk verklaard door een zekere prins Ro¬
bert van Brancovan en zijn gezellen. Ze riepen Colonia Saint-John uit
tot een constitutionele monarchic en zetten een koning - Jan I - op de
troon. Volgende stap bestond er dan in diplomatieke paspoorten uit
te schrijven 67 . Dat onwaarschijnlijke verhaal zou wel eens kunnen
kloppen. De door Chairoff geciteerde prins Robert von Brancovan is
immers grootmeester van de ‘Orde van Sint-Jan van Jeruzalem’,
waarin Alexis ‘Koninklijk Beschermheer’ is. Die ‘prins’ woont in New
York en maakt er grote sier. Meteen kunnen we de oorsprong van de
Orde situeren.
Dracula goes to church
Je mag al eens lachen, vind ik. Dat vond ook Roman Polanski toen die
in 1967 de toen erg eigenzinnige film ‘The Fearless Vampire Killers’
draaide. Een vampier met een kruis bedreigd, lachte demonisch, en
zei: ‘bij mij helpt dat niet, ik ben jood.’ ‘Count Dracula’ is een figuur
die grote bekendheid geniet. De Ierse schrijver Bram Stoker (1847-
1912) stand aan de origine van een ware twintigste-eeuwse vampie-
rentraditie. Hij schreef in 1897 het meesterwerk ‘Dracula’ en baseer-
de zijn ‘held’ op de bloeddorstige, pathologische vorst Vlad V van
Walachije (15de eeuw), die het epitheton ‘dracul’, Roemeens voor
duivel, toebedeeld kreeg. Het vorstendom Walachije omvatte het
grootste deel van Transsylvanie, een gebied dat als decor dienst doet
voor de meeste Dracula-verhalen. Walachije werd van de 13de eeuw
tot het midden van de 17de eeuw - bezettingen door andere volkeren
met te na gesproken - hoofdzakelijk gedomineerd door het geslacht
Bassarab. Die vorsten werden ‘vojvoden’ of ‘hospodars’ genoemd.
Of de huidige 74ste grootmeester van de ‘Orde van Sint-Jan van Je¬
ruzalem’ van ‘Koninklijk Beschermheer’ Alexis nog bepaalde rest-
verschijnselen vertoont en’s nachts een zekere drang in zich voelt op-
komen, is mij onbekend. Wel noemt hij zich ‘Zijne Koninklijke en
keizerlijke Hoogheid, Prins Robert Michael, Nicolau, Georg Bassa-
raba von Brancovan - Kimchiachvilli, Prins van Narez, Markies van
Hermosiha’, enzovoort. Hij beweert de nazaat te zijn van de vroegere
Bassarabs. Een brief, geschreven in 1974 door prins Matee von Bran¬
covan, chef van het Huis ‘Bassaraba von Brancovan’, waarin ‘Prins
Robert’ koudweg als bedrieger wordt gebrandmerkt, kon onze
‘Hoogheid’ met deren 68 . Immers, ‘Prins Robert’, alias Isaac Wolfe,
zag zijn aanhang met de jaren groeien. Vanuit zijn residentie in New
York, 116 Central Park South, dirigeert hij met keizerlijke allures een
steeds groter wordende internationale schare ridders. Hij slaagt er als
geen ander in mensen met naam tot zijn ridderclub te bekeren.
Journaliste Alix M. Freedman van de ‘Wall Street Journal’: ‘New
York - Prins Khimchiachvilli klimt op tot het altaar van de Christ
Church aan Manhattan’s Park Avenue, begeleid door een doedelzak-
band uit Long Island. Terwijl zijn oogglas en medailles tegen elkaar
klingelen, ratelt hijzelf ridderlijke eden af. Dan tikt deze miniatuur
soeverein, die zijn afstamming terug brengt tot graaf Dracula, zijn
zwaard op de schouders van Olympisch figuurschaatser Robin Cou¬
sins, actrice Lynn Redgrave, Mahatma Ghandi’s betachterneef en do-
zijnen anderen, en slaat hen zo tot Ridders van Malta. Voor de mees¬
te Amenkanen zou het voorgaan in een riddering een ware belevenis
zijn. Maar deze jaarlijkse plechtige investituur is louter ‘noblesse
oblige’ voor de 74ste heersende Groot-Soeverein Heer Prins Khim-
chiachvilli, hertog van Eliseni, edelman van het Huis van Anjou en
gelukkige bezitter van een aantal andere titels daar bovenop. De
voormalige public-relations man die vroeger de naam Robert von Ba-
dische droeg, heeft al veel gewone stervelingen tot graaf of baron ee-
maakt’ 69 .
Dat ‘Prins Robert’ een erg lucratief handeltje heeft opgezet, staat
vast. ‘Er werd gezegd dat vele mensen 10.000 tot 20.000 $ schenken ,
vertelde een vrouw die ‘Dame’ werd dank zij de prins. Journaliste
Freedman meldde verder dat je voor de titel van ‘graaf’ zo n 20.000 $
moest neertellen. Ook Chairoff, ridder in de Orde, geeft cijfers. ‘In
de praktijk maakt een kandidaat die niet minimaal 20.000 $ heeft
neergeteld, geen kans (je moet rekening houden met de inflatie!). En
de diplomatieke paspoorten van de Orde gaan van de hand voor
20.000 $ op zijn minst.’ 70
In 1966 werd ‘prins Robert’ ‘kanselier’ in de ‘Orde van Sint-Jan van
Jeruzalem’ van de vroegere Joegoslavische koning Peter II. Op 4 juni
1970 stootte dezelfde Peter II hem echter uit de Orde. ‘De valse prins
van Brancovan heeft me verraden’, stelde hij ondubbelzinnig 71 . Intus-
sen, op 25 juni 1969, voerde ‘Prins Robert’ een bravoerestuk op. Hij
slaagde er zowaar in prins Bernhard der Nederlanden naar New York
te krijgen om er ridderslagen uit te delen 72 . Met de foto’s, genomen
tijdens die ceremonie, in de hand zou ‘Prins Robert verzekerd zijn
van het succes van een eigen ‘Orde van Sint-Jan van Jeruzalem . Hij
stichtte zijn Orde dan in 1970 tesamen met een zekere ‘baron Otto de
Choibert’. Terwijl ‘Prins Robert’ Amerika voor zijn rekening nam,
zorgde ‘baron Otto’ voor de uitbouw van de Orde op het Europese
vasteland. ‘Baron Otto’ begaf zich naar het Zwitserse Ascona, een ge-
geerd verblijfsoord voor mensen met zeer veel geld, en deelde er sa-
men met zijn vriend en partner Willy Geuer heel wat winstgevende
ridderslagen uit. Willy Geuer was eerder naar Zwitserland gevlucht
nadat hij in Duitsland beschuldigd werd van fiscale fraude. ‘Baron Ot¬
to’ stierf op 16 februari 1970. Geuer had het ridderrijk voor zich
alleen. Hij benaderde ondermeer de miljonair Egon Zylla, die, zoals
zovelen, zijn oude dag in Ascona wou slijten. En Zylla wou wat graag
ridder worden. Dat zou hem echter zijn fortuin en... zijn leven kos-
ten. Nadat Geuer de miljonair financieel had gepluimd, liet hij hem
koudweg vermoorden. Op 30 September 1971 werd het hoofd van de
Zwitserse Johannieters tot levenslange gevangemsstraf veroor-
deeld 73 .
En prins Robert, hij ridderde voort. Na ontelbare omzwervmgen in
het wonderlijke ridderwereldje, waar hij zich op een bepaald ogen-
blik ook met George King van de Aetherius-Society associeerde,
kwam hij op het spoor van een man die beweerde achterkleinzoon van
Nicolas II te zijn. Een Russisch Keizerlijk descendant als ‘bescherm-
heer’ van een Orde die haar historische legitimiteit baseert op tsaar
Paul I, zou niet misstaan.
Alexis: ‘Na verschillende jaren van onderzoek en op unanieme
aanvraag van de grote prioraten van de Verenigde Staten en van En-
geland, erkende de Groot Kanselier van de Soevereine Militaire en
Hospitaliere Orde van Sint-Jan van Jeruzalem, Oecumenische Orde,
met officiele zetel in Den Haag, Koninkrijk der Nederlanden, me in
1981 officieel als Koninklijk Soeverein Erf-Beschermheer van de Or¬
de, aangezien ik de enige mannelijke afstammeling en achterklein¬
zoon van de laatste tsaar van Rusland ben en omdat ik deel uitmaak
van de Erf-Commendaduria van de Conde, van het Russisch Groot
Prioraat van 1978, en ook van de Erf-Comendaduria van de Dolgo-
rouky, geerfd van mijn grootvader, Volodar Nicolas. Hierom werd
een nota van Prins Robert von B., Grootmeester van de Soevereine
Militaire en Hospitaal-Orde van Sint-Jan van Jeruzalem, Oecumeni¬
sche Orde, met zetel in Den Haag, bij de Internationale Groot Kanse-
larij in New York gepubliceerd, waarin de publieke erkenning van
mijn persoon als Koninklijk Erf-beschermheer van de Orde, gesteld
werd.’ 74 Met deze plechtige woorden werd in 1981 de samenwerking
tussen de twee ‘prinsen’ bezegeld. De ‘volodar’ en de ‘hospodar’ zou-
den de Orde voortaan samen leiden. Twee prinsen, een strijd!
Wat willen beide ‘prinsen’ met de Orde? Gaat het om een zuiver fi¬
nancieel zaakje? Voor Alexis zit er duidelijk meer aan vast: ‘Meer
dan politicus, beschouw ik me als symbool van de Russische verzoe-
ning...’ Meent hij dat echt? Alexis zwaait wat graag met de gevleugel-
de woorden van de bekende Franse staatsman en schrijver Frangois-
Rene Chateaubriand (1768-1848): ‘De eerste plicht van een koning is
te geloven in zij n koninkrij k’ 75 !
De primes
‘Komt u volgende donderdag om 10 uur 30 terug. De dokter is op be-
zoek, ik kan u niet ontvangen’, zegt ze uit de hoogte. Volgende don¬
derdag dan maar...
De zon maakt veel goed. Het station van Schaarbeek krijgt zelfs
een romantisch tintje. Een van de straten rechttegenover het station is
de Emile Zolalaan. Op het nummer 20 woont de prinses. Het is een
grauw, vuil gebouw, enkel opgefleurd door het met gothische letters
versierd naamplaatje op de deur: ‘de Bourbon-Conde’. Het lijkt me
een weinig prinselijk verblijf. Ik bel. Het is precies 10u30. Stipt op
tijd, zoals altijd. De prinses opent de deur op een kier.
‘Bent u daar al weer, waarom dringt u aan? Ik heb u niets te vertel-
len!’
Vreemde reactie. En onze afspraak dan?
353
‘Kan mij niet schelen. Let op wat u schrijft, de Orde is machtig!
En dicht gaat de deur. bellen helpt niet meer. Hier sta ik dan 7 ".
‘De Orde is machtig’, klinkt het me nog in de oren. Dat wist ik al.
Dus de prinses de Bourbon-Conde, moeder van Alexis, Ambassadri-
ce’ van de Orde, zal me niet verder kunnen helpen. Ik kan het nu wel
opgeven. De hoge heren en dames van de Orde in Belgie zijn op hun
hoede. Wie is Alexis?
Edelman, bedelman
Dinsdagnamiddag 30 September 1969 landde te Brussel-Nationaal
een helicopter met een lading post aan boord. Menige wenkbrauw
werd opgetrokken toen werkmannen een rode plastieken zak uitlaad-
den. Daarin zaten brieven met nooit eerder geziene postzegels op,
uitgegeven door Sealand en afgestempeld door de Sealandese post.
Sealand? Daar had men nog nooit van gehoord. En toch bestond Sea-
land, hoewel geen enkele atlas dit land vermeldde. Hoe kon dat?
Aan de oostkust van Engeland, buiten de territoriale wateren, ligt
een artificieel eiland, eigenlijk een metalen platform, dat tijdens de
tweede wereldoorlog door de Britse Royal Navy werd benut. Na de
oorlog geraakte het in onbruik. Wat kon je immers aanvangen met
een artificieel eilandje van vijftig meter op twaalf middenin de Noord-
zee? Een man, de excentrieke Roy Bates, wist er raad mee. Hij kocht
het eilandje van de Royal Navy en riep het op 2 September 1967 uit tot
onafhankelijke soevereine staat. Hij noemde het passend Sealand en
kroonde zichzelf tot hoofd 77 . Niet slecht bekeken. Van heinde en ver-
re kwamen mensen naar Sealand afgezakt, niet zozeer om er het me¬
talen platform te komen bewonderen, maar wel om zichzelf van een
nieuwe identiteit te voorzien. Want de nieuwbakken ‘prins Roy Ba¬
tes ontwierp niet enkel postzegels of Sealandese dollars, hij reikte ook
Sealandese paspoorten uit.
Een van de heren die in de loop van 1969 een bezoek brachten aan
het vorstendom Sealand was de in Belgie verblijvende Alex Bri-
354
meyer. Hij keerde terug als Sealandese burger met paspoortnummer
6949. Dat paspoort vermeldde: ‘prins Alexis Romanov-Dolgorouky,
geboren 4 mei 1948’. De nieuwe identiteit kostte Brimeyer een slordi-
ge 30.000 Belgische franken 78 . Romanov, dat was de naam van de tsa-
renfamilie. Met dit prestigieuze paspoort in de hand meldde Alex zich
op 7 September 1969 aan bij Jean Malijenovsky, priester van de Rus-
sisch-orthodoxe kerk te Ukkel. Alex wilde gedoopt worden volgens
Russisch-orthodoxe tradities. Dat zou hem immers een even presti-
gieus geboortecertificaat opleveren. De Russisch-orthoxode priester
kreeg argwaan. Hij dacht te maken te hebben met een man die zich
uitgaf voor de vermoorde zoon van Nicolas II (die Alexei of Alexis
heette). Malijenovsky vroeg dus raad aan leden van de kerkraad,
waarvan de meesten behoorden tot de ‘afstammelingen van de Russi-
sche adel in Belgie.’ Het zou Alex zuur opbreken. De ‘Association
des Descendants de la Noblesse Russe’ en Belgique’, een (echte)
prins en (echte) prinses Dolgourouky legden klacht neer tegen de
man die zich als nazaat van de tsaar voordeed. Op 24 november 1971
veroordeelde de 23ste kamer van de rechtbank van eerste aanleg te
Brussel Alex Brimeyer, geboren 4 mei 1946 tot 18 maanden effectieve
gevangenisstraf voor het zich aanmatigen van valse titels en valsheid
in geschrifte 79 .
Waren de magistraten dan zo zeker van hun zaak? Jawel, Alex of
Alexis was geen onbekende. Op het college ‘Albert et Isabelle’ liet hij
zich kennen als ‘Brimeyer de la Calchuyere’. In het ‘Institut Saint-
Louis’ was hij ingeschreven als ‘S.A.S. Prince Khevenhuller-Abens-
berg’... Die laatste betiteling bleek echter zeer slecht gekozen. Een
toen te Brussel verblijvende prinses Khevenhiiller dreigde met een
proces.
Alex capituleerde en zocht iets nieuws dat meer zou overtuigen.
Wie zoekt, die vindt. Wellicht hoorde Alex van het bestaan van een
zekere ‘Anastasia’, die hij later complexloos ‘mijn tante’ zou noe-
men 80 en van het mystificieren van de gebeurtenissen in Jekaterinen-
burg in 1918. Waarom niet achterkleinzoon van de laatste Russische
tsaar? Om geloofwaardig te zijn was er een groot probleem. In mei
1946, toen Alexis geboren werd, was zijn moeder Beatrice Difonzo,
de huidige ‘prinses de Bourbon-Conde’, immers gehuwd met een or¬
dinaire man, Victor Brimeyer. De scheiding van dat huwelijk werd
pas in juli 1946 uitgesproken. Alex diste dan maar volgend verhaal op.
Beatrice Difonzo, zijn moeder, huwde in 1947 met een zekere prins
Basile d’Anjou-Durassow, die beweerde een volbloed Capetinger te
zijn. Dus moest Alex wel in 1948 geboren worden om al die presti¬
gieuze titels te kunnen erven: hij verlaatte zijn geboortedatum met
twee jaar. Op 3 januari 1971 overleed die prins Basile te Rome. Zijn
355
overlijdensakte maakte echter nergens melding van dat huwelijk of
van zijn ‘zoon Alexis’. Trouwens, in Costermansville (in toenmalig
Belgisch-Congo), waar de familie Brimeyer verbleef, werd op 8 mei
1946 een geboorteakte afgeleverd op naam van Alex Brimeyer, gebo-
ren 4 mei 1946, zoon van Victor Brimeyer en Beatrice Difonzo.
De veroordeling te Brussel in 1971 stak stokken in de wielen. Maar
de vogel was reeds gevlogen. Naar Griekenland en later naar Spanje.
In beide landen meldde Brimeyer dat zijn papieren waren gestolen.
Zo liet hij zich nieuwe, voorlopige, identiteitskaarten opmaken, hier-
bij gesteund door enkele ‘getuigen’. Op die nieuwe papieren moest
natuurlijk ‘Alexis Romanov-Dolgourouky’, enzovoorts, prijken.
Wat hem wonderwel lukte 81 . Hij pakte vervolgens uit met zogenaam-
de officiele documenten waarop hij erkend werd als achterkleinzoon
van tsaar Nicolas II. Van een ‘Poolse Regering in Ballingschap’ te
Londen, van een ‘Ordre de Saint-Lazarre de Jerusalem’, enzomeer.
Het hielp! In bepaalde kringen. Maar Alexis pakte ook uit met een
document dat vriend en vijand met verstomming sloeg. Dat document
werd afgeleverd op 9 September 1981. Het was het inschrijvingscerti-
ficaat van Prins Alexis in de Order of the Garter.
Dit document overtuigde velen. Werd hiermee immers niet officieel
bevestigd dat Alexis tot de creme de la creme behoorde? De ‘Order of
The Garter’ (Orde van de Kouseband) is een van de meest prestigieu-
ze ridderordes ter wereld. Aan het hoofd ervan staat... de Engelse ko-
ningin, die persoonlijk beslist wie erin wordt opgenomen. De Orde
bestaat uit leden van de Engelse koninklijke familie en slechts 24 an-
dere ridders of dames. Erkent de Engelse koningin ‘prins Alexis’?
Dus toch?
Honni soit qui mal y pense
De Engelse koningin, de Hertog van Edinburgh, de prins van Wales,
prinses Juliana van Nederland, de Koning van Noorwegen, de Koning
van Belgie, de Koning van Denemarken, de Groothertog van Luxem¬
burg, de Keizer van Japan : zij behoren momenteel tot de ‘Most Nobel
Order of the Garter’. De zetel van de ridderorde is gevestigd in Wind¬
sor Castle, verblijfplaats van de Engelse koningin. De Orde werd in-
gesteld door Koning Eduard III van Engeland in 1348. Volgens de
overlevering verloor de gravin van Salisbury tijdens een bal aan het
Engelse hof plotshaar kouseband. De aanwezige adel lachte hartelijk
om het voorval. Maar koning Eduard III, die wel een boontje had
voor de mooie gravin, were! boos. ‘Honni soit qui mal y pense’, riep hij
uit, ‘wie er vandaag om lacht, zal zich morgen vereerd voelen een kou¬
seband te dragen.. En zo geschiedde. Eduard III stichtte dan de ‘Orde
van de Kouseband’, die zou uitgroeien tot de meest prestigieuze Brit-
se ridderorde. De ridders dragen nog steeds, tijdens de bijeenkom-
sten, een kouseband om hun linker knie, de koningin om haar arm.
De spreuk Honni soit qui mal y pense’ werd de leuze van de Orde.
Natuurlijk had de Orde ook een politieke functie. Net zoals dat het
geval was (of is) met andere prestigieuze ridderorden (‘Ordre de la
Toison d’Or, Ordre de Saint-Michel’) kon de band met de adel nau-
wer worden aangehaald.
En hiertoe behoort ook Alexis? Ik kon het maar niet geloven. Mis-
schien was het document vervalst. Misschien bestaat de onderteke-
naar van het document, Michael Mann, niet eens. Maar jawel. Die
man is de Dean of Windsor’! Ik besloot dan maar te schrij ven naar de
persoon die zich in Engeland beroepshalve bezighoudt met officiele
ridderordes en hem hierover om uitleg te vragen. Alexis’ ridderschap
in de ‘Orde van de Kouseband’ zou immers een zeer officiele erken-
ning van zijn aanspraken inhouden. Alexis pocht er mee. Dat is ten
zeerste te begrijpen. Ook de dignitarissen van Alexis’ Orde verwijzen
er naar. Het ultieme bewijsmateriaal...
Lang heb ik niet moeten wachten om het fij ne van de zaak te weten.
Het antwoord op mijn vraag staat in een brief van 9 oktober 1986,
geschreven door archivaris Grace Holmes. Daarin stelt de archivaris
dat Alexis wel aanvaard is als lid van de ‘Friends of St. Georges’, een
caritatieve organisatie. Die is niet officieel verbonden met de ‘Order
of the Garter’. Het volstaat enkele ponden te storten om lid te worden
van de ‘Friends'. Grace Holmes waarschuwt nog dat de aanspraken
die sommige leden laten gelden niet worden nagetrokken, en dat de
organisatie niet wenst vermeld te worden ter staving van die aanspra¬
ken.’Pure oplich ting dus!
Blufpoker
De opperridders, de ‘volodar’ en de ‘hospodar’ blijken nu ook nog
een vreemde, eerder angstaanjagende gaven te bezitten. Wie had ooit
vermoed dat hun ‘prinselijke’ breinen in staat zijn om contact op te
nemen met de... doden? Spiritisme, jawel!
Oprichtingsstatuten van verenigingen lezen is over het algemeen
een vrij saaie bezigheid. Je moet je doorheen gestandaardiseerde, ste-
riele uitdrukkingen wringen. Maar dat verandert plots als je de op-
richtingsakte van de Belgische afdeling van Alexis’ ridders door-
neemt. Die akte munt uit door originaliteit. Ze geeft een nieuwe di-
mensie aan de realiteit. De akte vermeldt onder artikel drie dat de
nieuwe Belgische afdeling (‘Commanderie royale de l’O.S. J. en Roy-
356
357
aume de Belgique’) inderdaad onder de hoge bescherming staat van
Alexis. Dit volgens een verordening uitgevaardigd op 29 januari 1985
te New York in ‘aanwezigheid van de overleden koning Peter II van
Joegoslavie...’. Hoe de reeds in 1970 overleden koning Peter II daar
precies aanwezig kon zijn, wordt niet verder uitgelegd. Dat zou trou-
wens niet te begrijpen zijn door profanen. Tijdens diezelfde bijeen-
komst van 29 januari 1985 blijkt volgens de akte nog een ander per-
soon zijnzegen te hebbengegeven: prinsBernhardder Nederlanden!
Ik wist wel dat de prins reeds in 1969 aan de zijde van prins Robert
Bassaraba von Brancovan werd gesignaleerd. Zou de Nederlandse
prins de aanspraken van Alexis erkennen? Dat leek me sterk.
De Particulier Secretaris van Zijne Koninklijke Hoogheid prins
Bernhard der Nederlanden schreef me: ‘Uit onderzoek, dat enige tijd
heeft gevraagd, is gebleken dat de in het Belgisch Staatsblad van 30 ja¬
nuari 1985 uitgevaardigde beschikking niet juist is, aangezien de daar-
in genoemde Koning Peter II van Joegoslavie reeds in 1970 is overle¬
den.’ 82 Gelooft prins Bernhard niet in spiritisme?
Het wordt ernstiger als men valselijk gaat beweren - artikel 3 - dat
de Orde van Alexis diplomatieke relaties onderhoudt met 42 lan-
den... Blufpoker? Met die imponerende akte in de hand wou de Bel-
gische ‘commandeur’ Gustave Keteleer - ‘Steve’ voor de vrienden -
de Orde laten erkennen als internationale vereniging bij het Belgisch
ministerie van Justitie. Zulke erkenning gebeurt per Koninklijk Be-
sluit en zou het aanzien van de Orde uiteraard zeer ten goede komen.
De erkenning zou min noch meer betekenen dat ook koning Boude-
wijn de Orde erkent. De verantwoordelijke ambtenaren bij het minis¬
terie van Justitie trokken echter wit weg toen ze de inhoud van artikel
1 van de akte onder ogen kregen: ‘Er werd door ondergetekenden een
vereniging zonder winstoogmerk van internationaal niveau opge-
richt, in afwachting van het akkoord om bij Koninklijk Besluit, waar-
voor het dossier werd ingediend bij de bevoegde diensten van Justitie,
erkend te worden als internationale vereniging met liefdadig doel, on¬
der de benaming: Koninklijke Commanderij van de Soevereine, Mili-
taire en Hospitaalorde van Sint-Jan van Jeruzalem, Oecumenische
Ridders van Rhodes en van Malta in het Koninkrijk Belgie.’ ‘Die
heren misbruiken de naam van de koning, dat is zeer ernstig’, riepen
de ambtenaren uit.
Volksverlakkerij ? Een te groot woord, want om ‘ridder’ te worden
en dus ook te kunnen genieten van de diplomatieke voordelen, moet
je toch wel goed bij kas zitten. Het inschrijvingsrecht bedraagt 50.000
frank en jaarlijks komt daar nog zo’n 12.000 frank bovenop 83 . Het rid-
derschap is niet voor mij weggelegd... Hoe dan ook, de Belgische af-
deling werkte en Gustave -‘Steve’- Keteleer nam het ‘commandeur’-
schap waar. Hij pakte om zijn geloofwaardigheid te bewijzen uit met
onderscheidingen afgeleverd door ‘Pax Mundi’.. ‘Die heeft hij zich-
zelf toegeeigend’, vertelde Dirix, voorzitter van ‘Pax Mundi’, ‘die
man werd uit de organisatie gezet.’ En nochtans. Het statige gebouw
van de Brusselse Molierelaan 155, waar eertijds de school ‘Lise Lori-
ot’ een onderkomen vond, straat prestige uit. De hoofdzetel van de
Belgische ridders bevindt zich in een residentiele wijk. De in het oog
springende naamborden aan de rand van de voorhofjes van de huizen
bevestigen het. In de Molierelaan huist een elite en de ridders wonen
daartussen. Achter de muren van het gebouw van de Molierelaan 155
werden ooit ingenieuze plannen gesmeed...
Operatie Bangui
Eerst heb je uiteraard een kader nodig, een netwerk van commerciele
maatschappijen. En vaste voet aan de grond in belastingparadijzen.
Dat geeft bepaalde voordelen. Vervolgens speel je het spelletje bluf¬
poker. Je moet er wel voor zorgen een aantal - liefst bekende - men-
sen te strikken. Kwestie van geloofwaardigheid, vertrouwen. Ook het
ridderschap kan helpen. Wie zou zich vragen stellen naar dat ridder-
schap? Niemand. En dan kan je van start gaan...
Het kanaaleiland Jersey is voor velen een ideaal vakantieoord. Het
rotsachtig eiland voor de Franse kust biedt de toerist een mild kli-
maat. Er hangt zelfs een exotisch tintje in de lucht. De plantengroei
ziet er soms bepaald mediterraan uit. Maar Jersey werd vooral be-
kend als belastingparadijs. Duizenden en duizenden wagen jaarlijks
de stap en stichten er financiele vennootschappen. Er is geen BTW,
geen belasting op de kapitaalwinsten. Op een eiland waar slechts
80.000 mensen wonen, zijn zowat 52 bankinstellingen vertegenwoor-
digd en houden een veertigtal accountants-firma’s kantoor. Die rege-
len de financien voor hun buitenlandse opdrachtgevers. Ze richten
firma’s op, voeren kapitaalsverhogingen door en verzorgen de admi¬
nistrate. Tegelijkertijd zijn hun opdrachtgevers verzekerd van een
verregaande anonimiteit. Het heeft de bewoners van Jersey geen
windeieren gelegd. Er is geen werkloosheid, de levensstandaard is er bij-
zonder hoog. Volgens officiele gegevens bezitten de 80.000 eilandbe-
woners zo’n 45.000 auto’s 84 .
Ook Gustave ‘Steve’ Keteleer, de ‘commandeur’ van de Belgische
afdeling van Alexis’ Orde, zag er wat in. Hij liet in maart 1978 in de
hoofdstad van Jersey, St-Helier, zijn spilfirma oprichten. De naam
werd ‘Liberty Productions Ltd’. Alles moest kunnen: participates ne-
men, aandelen en obligates uitschrijven, een bank oprichten. ‘Liber¬
ty Productions Ltd’ zou tot alle mogelijke commerciele activiteiten in
358
359
staat zijn. De firma startte met een kapitaal van 12 Amerikaanse dol¬
lars oplopend tot 100 $ in 1986. Via Liberty Productions werden dan
firma’s opgericht in Belgie 85 en Luxemburg 86 . Het totale concern
werd ‘Liberty Group’ geheten. De eerste fase van het plan was hier-
mee uitgevoerd. De financiele constructie stond vast.
Keteleer trok dan invloedrijke figuren aan om beheersfuncties in
zijn firma’s op te nemen. Ze waren - of zijn - tevens ridders in Alexis’
Orde en staan vermeld in de Oprichtingsakte van de Belgische afde-
ling van de Orde. Er is in de eerste plaats de Antwerpse zakenman Jo¬
hannes Ferdinand Verbist, beheerder in tal van belangrijke Antwerp¬
se firma’s, spaarkassen en verzekeringsmaatschappijen. Een man met
relaties, ook in rechtse Vlaams-nationalistische kringen. Verbist
maakte nog deel uit van de adviesraad van het inmiddels ter ziele ge-
gane rechtse weekblad ‘Topics Magazine’. Een ander gekend man is
de socialistische burgemeester van Vielsalm, Marcel Remade. Hij ze-
telt bovendien in het Europees Parlement. Als financieel adviseur
trok Keteleer ook een ridder aan: consulair rechter bij de Rechtbank
van Koophandel te Brussel en fiscaal expert Willy Francken. Die
heren moesten garant staan voor de ernst van de zaak: fase twee!
Om de socialistische voorman Marcel Remade te strikken, had Ke¬
teleer wel een zeer ingenieus plan uitgedacht. Hij zou de prestigieuze
old-timers-verzamelingen van ondermeer wijlen Charly De Pauw naar
Vielsalm halen. Daartoe werd op 20 april 1983 de firma ‘Vielsalm In¬
ternational Permanent Exhibition’ (VIPE) opgericht 87 .Naast eminen-
te old-timers-bezitters, tekenden ook de stad Vielsalm, de toeristi-
sche federatie van Luxemburg en het ‘Syndicat d’lnitiative’ van Viel¬
salm in op de aandelen. Het museum-project zou echter nooit van de
grond komen. ‘Autoworld’ kreeg een definitief onderkomen, buiten
Keteleer om, in de musea aan het Brusselse Jubelpark.
In de gemeenteraad van Vielsalm werden voor de oprichting van
VIPE door de oppositie bedenkingen gemaakt over de financiele ga-
ranties. Het PSC-gemeenteraadslid Crapasse merkte toen op: ‘Paral¬
lel ontwikkelen zich op dubbelzinnige wijze onderhandelingen met
Liberty Productions, een firma uit Jersey, een fiscaal paradijs met
alles erop en eraan. Dat bedrijf heeft een bijhuis te Brussel, de maat-
schappij I.D.T... Ik ben zeer ongerust over het gebrek aan inlichtin-
gen. Nochtans lijken die mij van kapitaal belang. Ik zie geen project
van de oprichtingsakte van VIPE. Ik stel vast dat er twee soorten aan¬
delen zijn: de aandelen van type A op naam van 4 vennoten voor een
kapitaal van 1.500.000 (voor het merendeel in handen van Liberty
Productions, nota van de auteur), en aandelen van het type B voor
een kapitaal van 15 miljoen. Ik vind het abnormaal dat de A-aandelen
60% van de eventuele winsten zouden krijgen, terwijl de B-aandelen
er zo goed als niets in te zien hebben... Ik zou het kapitaal van I.D.T.
willen kennen en haar laatste balans willen zien (I.D.T. -het Bel¬
gische filiaal van Liberty Productions- had al sedert drie jaren geen
balans meer neergelegd, nota van de auteur). Ik zou willen weten wie
er achter de spookmaatschappij Liberty Productions schuilgaat. En
tot slot, bestaat die bankwaarborg van 30 miljoen eigenlijk wel? Ik
besluit met te zeggen dat ik het abnormaal vind dat men onderhandelt
met mensen van wie men de financiele situatie niet kent. Laten we
vermijden hen documenten uit Vielsalm te geven die zij als geloofs-
brieven kunnen gebruiken’ 88 . Crapasse had het bij het rechte eind. De
man achter Liberty Productions en haar Belgische schakel IDT, Steve
Keteleer, verzamelde vooral geloofsbrieven. Marcel Remade, de
burgemeester van Vielsalm, verklaarde te goeder trouw te hebben ge-
handeld: ‘Ik heb nooit de statuten van de ridderorde ondertekend.
Keteleer heeft mijn handtekening vervalst. Hij heeft me ook beetge-
nomen met dat immense museumproject in Vielsalm.’ Ook bij de toe-
ristische organisaties die aandelen onderschreven in VIPE wordt men
stil als ik hun de vraag stel naar het reilen en zeilen van de firma.
‘Beetgenomen’, zegt men daar. Hoe dan ook, Keteleer had intussen
toch genoeg geloofwaardigheid gekregen. Tijd voor fase drie.
De ‘Commandeur’ reisde tesamen met Remade naar Bangui,
hoofdstad van de Centraal-Afrikaanse Republiek. Daar nam hij con¬
tact op met de plaatselijke autoriteiten. Hij wou goudmijnen uitba-
ten. Remade: ‘Ik wist niet dat dat de bedoeling was. Mij werd gezegd
dat het om contracten met betrekking tot de toeristische sector ging,
in connectie met VIPE. Het leek er trouwens op dat er in Bangui heel
wat meer aandacht werd besteed aan de plaatselijke schonen dan aan
de zaken.’
En dan: de apotheose. Fase een, twee en drie waren volbracht. Ke¬
teleer wendde zich nu tot kapitaalkrachtigen en legde ze indrukwek-
kende papieren voor. Een van die documenten heette ‘Organisation
Liberty Group’, op briefpapier van een gekend accountantsbureau
van Jersey. Met dat document (dat hierna wordt weergegeven) zou
Keteleer erin slagen te imponeren. En, geef toe, het lijkt professio-
neel. Opmerking. Het document vermeldt dat het kapitaal van ‘Li¬
berty Productions Ltd’ vastgesteld is op 10.000.000 $, dit terwijl de of-
ficiele diensten van Jersey het op amper 100 $ houden. Een kleine on-
nau wkeurigheid ?
Waartoe diende dit nu allemaal? Wat voor plan had Keteleer ont-
worpen? Weinigen durven er over te praten. En dat is ten zeerste te
begrijpen. De mensen die positief reageerden op Keteleers voorstel-
len, konden tegelijkertijd worden gechanteerd! Ingenieus...
Het heeft me veel tijd gekost, maar het loonde de moeite. Ik kwam
360
361
een aantal gedupeerden op het spoor. Een Antwerps zakenman wilde
wel praten, in alle anonimiteit. Die man zegt zich ziek te voelen als hij
eraan herinnerd wordt. Hij klonk uiterst zenuwachtig, angstig. ‘U
bent of van de BOB, of van de BBI of van de Staatveiligheid’, zei hij.
Hoewel ik ontkende, bestond er voor hem niet de minste twijfel.
COMMtHUAl. HtLAiiUN-
1 3 rjyj 1335
£_ 10D‘-RE(QrT_ft>jCe j . niil'E PAYABLE TO THE 'BIAIE5 TREASURER', FOR IMF, PRESCRIBED I EE
SflSlLD BE'SUWliTTEO UITH THIS FORM III THE COHHERCIAL RELAIIUHS UEPARTMENT.
'THF. CLY1PAHTFS (JERSEY) LADS, 1S6FT0 IW.
S U H n A R r OF S H A R F CAPITAL 'AND SCARES'*
OF
LIBERTY PRODUCTIONS I TAT TED
Hade up to the 1st day of January, 1905.
towHWimj ifcuTIOHj
-1.FEB 1985 j
BECEil'Vt© :
Nominal Share Capital , US*
10,000, divided into
10,000 Share;; of US*
Total ftonber of Shares taken up to the 1st day of January, 1995
(Uhich must agree uith the total shoun in the List as held by existing Bribers).
There has been called up on each of
(inclusive of a premium of
100 Shares of US*
0.00 per share)
1.00 per Share totalling US*
Total Amount of Calls received, Including Payments on Application and Allotment
(inclusive of premiums totalling US* 0)
Total Amount of Calls unpaid
(inclusive of premiums total Iing US* NIL'
Total Timber of Shares Forfeited
Total Amount (If any) paid on Shares forfeited
.mount (if any) realized by the Sale of Nil. Sh
Nil Shares forfeited
HIE: -This Return, under the Seal of the Company, must be submitted before the 31st day of January in each year,
under a penalty of a fine not exceeding five Pounds Sterling per day for each day s delay after that da
IPresented by:**
0LEC SECRETARIES LIMITED
PIR0UET HOUSE
UNION SIREET
ST IfELIER
JERSEY
LIBE1C / $f\6>
Company No, H|
p
OGIER & LE CORNU
m i smu advocate
J. A. CLYDC SMITH M.A |CAN7«0|
ADVOCATE
M C. ST J 8»HT. MA JCAHTAUI
AOVOCATT
S C A PAIIOT AOVOCAT1
A ClTOt SMITH ADVOCATE K.ONSlATANTl
AOVOCAT6S AND NOTARIES PUBLIC
P O. OOX 404
PIROUET HOUSE
UNION STREET
ST HELIER
JERSEY
CHANNEL ISLANOS
iclCPho.e ovn niM
TClCX «1»I44
AHSwtnOACK OLCCOflQ
Facsimile osj^onjs
iGnoues i a .'roMrATifuii
Our Bel.:
Your Ref.:
ORGANISATION LIBERTY GROUP.
LIBERTY PRODUCTIONS (Jersey) Ltd .
Share Holding Company, Pirouet House, Union Street - St HELIFR
JERSEY - CHANNEL ISLANDS. XbK
The company is accepted by the Bank of England, which protects
the absolute anonymity of the partners, only known by them.
This company under Anglo-Saxon law, is protected by the Independance
Statute of the State of JERSEY and represented by two advocates
of Lloyd's of London and the Lloyd’s Bank, Master OGIER and Master
LE CORNU, facing the State of Jersey and the Bank of England.
Her social object is multiple.
She constitutes a holding who take participation in world wide
companies;
- She may create a Bank, an insurance company, -an deposit counter
a.s.o. '
- She may issue shares and obligations;
- She may do commercial and industrial operations.
The capital is fixed at 10.000.000 US dollars.
She related, directly or undirectly, trough people or companies with:
- U.O.C. BOSCO Ltd
- EISDA CORPORATION
- ARAB CONTRACTORS Cairo
- Insurance company MERCATOR
- MERCATOR FINANCIAL SERVICES PARIS
- MERCATOR Foundation
- KREFIMA (Financial company) dependant of the ALMEIJA Holding.
- H.K.M. (Societe d'Hypotheques et de Capitalisation) .Caisse d'Epargne
- BARCLAY'S BANK. purgne.
- BYBLOS ARAB BANK Bruxelles
§1. 0 .11_ authorized signature, by notarial mandate: Mr. G. KETELEER
President of the group.
./.
363
De getuige
‘Keteleer sloot contracten af met de autoriteiten in Bangui voor het
uitbaten van een goudmijn. Dat goud zou naar Zwitserse banken wor-
den getransporteerd. Ik heb me er persoonlijk van kunnen vergewis-
sen dat dit klopte. Ik ben naar Bangui geweest en heb kunnen consta-
teren dat er inderdaad een overeenkomst was afgesloten. Alles leek
dus in orde. Keteleer stelde me dan voor aandelen te kopen in zijn fir-
ma op Jersey (Liberty Productions, nota van de auteur). Dat geld zou
dienen als waarborg. De winst zou zo’n 30 % bruto bedragen. Maar
het interessante was dat ik die aandelen kon kopen met zwart geld. De
winst zou, via een hele constructie van firma’s wit worden gewassen.
Keteleers voorstel was dus uitermate interessant. Ik heb voor
6.000.000 F aandelen gekocht. Ik ken nog meer mensen die op Kete¬
leers voorstel ingingen. Volgens mijn bronnen moeten dat er tiental-
len zijn. Maar Keteleer heeft me bij de neus genomen. De goudmijn
in Bangui werd niet uitgebaat. Het was allemaal een facade. Mijn geld
is verdwenen, via spookfirma’s. Ik zal er geen cent van terugzien. Hoe
kan ik klacht indien? Het gaat immers om zwart geld. Ik zou mijn ei¬
gen graf graven.’
Het einde
Het kan ver gaan. Het bedrag dat verdwenen is, is onmogelijk te
schatten. Tenslotte gaat het om zwart geld. De betrokkenen-slachtof-
fers durven niet naar de rechtbank stappen, uit vrees zelf vervolgd te
worden. Op basis van de mij beschikbare gegevens, kan ik wel een
zeer voorzichtige schatting geven. 150 miljoen frank! Waar is dat geld
heen? Dat is de hamvraag. Laat anderen dat maar uitmaken. Ik ben
voldoende bedreigd geweest. Het wordt tijd dat ik de gegevens pu-
bliek maak.
Ik heb inzicht gekregen in het merkwaardige ridderwereldje. Dat
was een revelatie. Ik heb eerlijke, goed menende ridders ontmoet. Ik
ben ook ridders tegen het lijf gelopen die er enkel op uit waren in-
vloed, macht en geld te verwerven. Ik heb fanatiekelingen ontmoet,
ridders met obscure ideeen. Ridders van de twintigste eeuw.
365
Epiloog
Het is stil, het is koud. De eeuwenoude muren vertellen een droevig,
bezwerend verhaal. Een verhaal over de mens, zijn trots, zijn waan-
zin. Een verhaal over macht en onmacht, over leven en dood.
O Fortuna, Keizerin van de Wereld! Uw drijvend-zwellende bom¬
bast treft me diep. Waarom heersen en onderdrukken wij? Waarom
moorden wij? Waarom? Sarcasme is de enige uitweg. Vroeger en nu.
Sarcasme is een bevreemdende samenvoeging van humor en revolte.
Vroeger en nu.
Er is weinig veranderd. Macht en onmacht: ingredienten van een
verhaal voor alle tijden. De met sarcasme doorspekte poezie van de
middeleeuwse zwervers dringt eindelijk door de eeuwenoude massie-
ve muren, gehouwen uit de rots binnen de meander. De dichters van
de Carmina Burana-liederen bezongen toen reeds de grillen van de
Keizerin. Ze revolteerden tegen de macht van de heersers, geconsoli-
deerd in de middeleeuwse feodale structuren. Tegen koningen, rid-
ders en bisschoppen. Tegen hun centra, tegen deze burcht.
O Fortuna!
Veranderlijk als de maan
Onterend leven,
De ene dag mishandelt ge ons
De andere dag verwent ge ons
Ge schept macht en armoede
Die smelten als ijs.
367
Misschien is nu gerechtigheid geschied.
Ik open de ogen. Daar staan ze dan: tempeliers, teutonen, ridders van
andere ordes, hand in hand, schouder aan schouder. Dit heet de
broederronde. De samenhorigheid wordt eerder onhandig opgewekt.
Maar de veelkoppige draak is andermaal geboren. De ‘Carmina Bu-
rana’-muziek moet de geboorte ondersteunen en sturen. Een ver-
heerlijkt verleden, een verkrampte nostalgie: de bijna liturgische be-
leving van een verworden ridderideaal. En dan de muziek: bitter-bij-
tend.
Zo zijn de muren van de zaal ‘Godfried van Bouillon’ andermaal
getuigen van de heropleving van de ridderwereld. Alsof de middel-
eeuwse zwervers nooit hebben bestaan. Alsof het sarcasme nooit
doorgedrongen is. Alsof de windmolens van Don Quijote illusies wa-
ren.
Wij vluchten. Hier, in het kasteel dat eens toebehoorde aan God-
fried van Bouillon, voltrekt zich jaarlijks een vreemde ceremonie.
Hier komen de met witte, rode of zwarte mantels omklede en met on-
geslepen zwaarden omgorde ridders van de twintigste eeuw getuigen
van de macht, de onmacht, de trots, de ijdelheid.
‘Elke ridder neemt de weg naar Bouillon
Iedere zaterdag volgend op de dertiende oktober
Als plicht tegenover het ridderschap, voor altijd,
Zolang een ridder leeft.’
‘Chevaliers, a l’ordre!’, klinkt het plots. De muren luisteren. De rid¬
ders heffen het zwaard. Ze zijn bereid ten strijd te trekken voor eer en
glorie. Eer en glorie? Enkele toeristen staan er wazig bij, de mond
wagewijd open. ‘Waarom dit?’ Het zijn profanen, oningewijden.
Ik schud het hoofd. Ik sluit de ogen. De onontkoombare decaden-
tie - O Fortuna! - dringt eindelijk tot me door. Ik heb dan ook een he-
le afstand te overbruggen: van bloedige ernst tot sarcasme. Sarcasme.
Drinken. Ontsnappen. Fortuna misleiden. Drinken, drinken. Ieder-
een drinkt. Iedereen gokt. Fortuna uitdagen. Gokken en drinken:
ontsnappen aan het leed, de pijn.
‘Chevaliers, al’ordre!’. Ik word brutaal wakkergeschud. Erheerst
een grootse verwarring. De ridders verlaten hun plaatsen aan de zij-
wanden van de zaal. Ze haasten zich naar voren. Ze tekenen het gul¬
den boek. Zo wordt hun aanwezigheid vereeuwigd. Drinken, drin¬
ken, klinkt het. En de ridders tekenen, tekenen. Plechtig. Drinken,
drinken. Ze tekenen. Ze beseffen het niet. Ze tekenen. De ultieme
gespletenheid. Het ultieme sarcasme: dat is wat ik voel.
‘De arme drinkt, de zieke drinkt,
de balling drinkt, de onbekende drinkt,
het kind drinkt, de kale drinkt,
de bisschop drinkt, de deken drinkt,
de zuster drinkt, de broeder drinkt,
de grootvader drinkt, de moeder drinkt,
deze drinkt, die drinkt,
honderden drinken, duizenden drinken,
op de gezondheid van de paus,
op de gezondheid van de koning,
alien drinken zonder ophouden.’
En de ridders tekenen plechtig het gulden boek. De gespletenheid. O
Fortuna, waarom horen en zien ze het niet?
Op de parking voor de eerste ophaalbrug van het kasteel van Bouil¬
lon, gebouwd op de rots binnen de meander, ontdoen de ridders zich
van hun mantels en zwaarden. Ze hebben zojuist de eer betuigd aan
hun illustere voorvader, Godfried van Bouillon, wiens geest ze oprie-
pen. Ze hebben het zwaard geheven te zijner ere. Nu stappen ze in
hun auto’s. Een Belgisch-Frans-Duits-Luxemburgse stoet begeeft
zich naar het restaurant ‘Le Vieux Moulin’ te Bouillon. Een onwaar-
schijnlijk ongezellige plaats. Een onwaarschijnlijke contradictie. He-
lemaal in de lijn. Sarcasme of bloedige ernst? Je hebt de keuze. Hele-
maal in de lijn.
Ik vlucht en vind. Ik eet en drink... 1
Bijlagen
Bijlage 1: Korte voorstelling van de
belangrijkste organisaties
ACADEMIE DIPLOMATIQUE DE LA PAIX: zie Pax Mundi
ACADEMIE EUROPEENNE DE SCIENCES POLITIQUES
(AESP)
Gesticht in 1969 door Florimond Damman en Jean Violet. De activi-
teiten van de AESP waren of zijn eerder mysterieus. Voorzitter-inspi-
rator is Otto van Habsburg. Zeer nauw gelieerd met de MAUE, het
CEDI, de Paneuropese Unie en de Cercle Violet.
AESP: zie Academie Europeenne de Sciences Politiques
ALOUDE MYSTIEKE ORDE ROSAE CRUCIS (A.M.O.R.C.)
Grootste Rozenkruisersorganisatie, gesticht in 1919 door Spencer Le¬
wis, wellicht op initiatief van MM (zie verder). Beweert de erfgename
te zijn van de leringen uit de Egyptische mysteriescholen. De huidige
imperator is Ralph Maxwell Lewis, zoon van de stichter. De Orde
heeft afdelingen in bijna alle Westerse staten en ook in vele Afrikaan-
se landen. Ze ligt ook aan de basis van de Ordre Martiniste Tradition-
nel (OMT).
371
A.M.O.R.C.: zie Aloude Mystieke Orde Rosae Crucis
ASSOCIATION BELGO-HISPANIQUE
Opgericht door Sylvere Lebon, afgevaardigde van Guillermo III in
Belgie. De organisatie wilde initieel de banden tussen Belgie en Fran-
co-Spanje verstevigen. Ze is een doom in het oog van de officiele
‘Vereniging Belgie-Spanje’. In de schoot van de Association ontstond
ook de CECIF. De Association verleent decoraties die officieel niet
worden erkend.
BILDERBERGGROEP
Groep van zeer machtige figuren uit de politiek, het leger en de indus-
trie die destijds onder het voorzitterschap van Prins Bernhard der Ne-
derlanden jaarlijks vergaderde. De groep werd gesticht in 1954. Men
sprak van een ‘wereldregering’.
CECIF: zie Chambre Europeenne pour le Developpement du Com¬
merce, de I’Industrie, des Finances
CEDI: zie Centre Europeen de Documentation et d’Information
CENTRE EUROPEEN DE DOCUMENTATION ET D’lNFOR-
MATION (CEDI)
Internationale organisatie met afdelingen in bijna alle Westeuropese
landen. Initieel wou het CEDI het isolement van Franco-Spanje
doorbreken. Het CEDI werd in 1949 te Madrid gesticht op initiatief
van Otto van Habsburg die president voor het leven werd. De Bel-
gische afdeling werd in 1961 gesticht.
CERCLE VIOLET - CERCLE PIN AY
Geheimzinnige organisatie zonder officiele statuten. Rechtse groten
van Europa traden tot de Cercle Violet toe om de politieke toestand
te bespreken en te beinvloeden. Er liepen stevige relaties naar het
CEDI, de MAUE, de AESP, de Paneuropese Unie, de CEPIC en de
Ordre du Rouvre. Een van de motoren achter de Cercle was Otto van
Habsburg. De Cercle werkte samen met Europese inlichtingsdiens-
ten.
CHAMBRE EUROPEENNE POUR LE DEVELOPPEMENT DU
COMMERCE, DE LTNDUSTRIE, DES FINANCES (CECIF)
Gesticht in 1973 in de schoot van de Association Belgo-Hispanique
door Sylvere Lebon, afgevaardigde van Guillermo III in Belgie. De
CECIF onderhoudt relaties in voornamelijk Afrikaanse staten. Ze
geniet geen officiele erkenning maar slaagt er toch in belangrijke per-
sonen warm te krijgen voor haar activiteiten.
FCAE: zie Federation des Combattants Allies d’Europe
FEDERATION DES COMBATTANTS ALLIES D’EUROPE
(FCAE)
Nauw gelieerd met IMOS, Ordre de Saint-jean Baptiste d’Amerique
en met de Ordre Souverain et Militaire du Temple de Jerusalem
(Zdrojewski). Tot het erecomite behoren onder meer Zdrojewski,
Paul Vanden Boeynants en Herman De Croo. De FCAE zou een
oudstrijdersorganisatie zijn en deelt decoraties uit.
IMOS: zie Interallied Military Organisation Sphinx
INSTITUT DES RELATIONS DIPLOMATIQUES (IRD)
Gesticht in 1974 door huidig hoofd ‘graaf’ Emile van Huynegem.
Deelt diplomatieke prijzen uit. Huidig Belgisch afgevaardigde is
Francis Dessart, ridder in de Orde van Sint-Jan van Jeruzalem van
Alex Brimeyer.
INTERALLIED MILITARY ORGANISATION SPHINX (IMOS)
Gesticht in 1943 (?). Deelt onderscheidingen uit voor oorlogsdaden,
ook aan mensen die de oorlog niet hebben meegemaakt. Nauw ver-
bonden met de ‘Ordre Souverain et Militaire du Temple de Jerusa¬
lem’ (Zdrojewski) en de ‘Ordre de Saint-Jean Baptiste d’Amerique’
(Zdrojewski) en met de ‘Federation des Combattants Allies d’Euro-
pe’. Aan het hoofd van IMOS staan dezelfden als in de verbonden or-
ganisaties.
IRD: zie Institut des Relations Diplomatiques
MAUE: zie Mouvement d’Action pour l’Union Europeenne
372
373
MILICE DE JESUS CHRIST
Ridderorde afstammend van de militaire arm van de Orde der Domi-
nicanen die de opdracht had ketters op te sporen. Momenteel is Hou-
dard de la Motte grootmeester. De ‘Milice’, waartoe vooral Bernard
Mercier behoort, sloot een samenwerkingsakkoord of ridderpakt af
met de Ordre du Rouvre en de Militia Sanctae Mariae.
MILITAIRE EN HOSPITAALORDE VAN SINT-LAZARUS
VAN JERUZALEM - BRANCHE 1
Ridderorde gedirigeerd door Pierre de Cosse, hertog van Brissac. De
Orde wordt niet erkend door het Vaticaan. De Orde is een eigen le-
ven gaan leiden na een dispuut met de Spaanse tak in het begin van de
jaren zeventig. Heeft voomamelijk invloed in Frankrijk.
MILITAIRE EN HOSPITAALORDE VAN SINT-LAZARUS
VAN JERUZALEM - BRANCHE 2
Gedirigeerd door Don Francisco Enrique de Borbon y de Borbon,
hertog van Sevilla. Ze beweert af te stammen van de middeleeuwse
Orde van Sint-Lazarus maar wordt niet door het Vaticaan erkend.
Beschikt over afdelingen in vele Westerse landen.
MILITIA SANCTAE MARIAE - ORDRE DES CHEVALIERS
DE NOTRE-DAME
Franse ridderorde, zeer integristisch ingesteld. Heeft goede relaties
met de kringen rond Otto van Habsburg. Sloot ridderpakt met de ‘Or¬
dre du Rouvre’ en de ‘Milice de Jesus Christ’.
MM: zie Ordre Magonnique Oriental du Rite Ancien et Primitif de
Memphis-Misra'im
MOON-SEKTE
‘Verenigingskerk’ gesticht door Sun Myung Moon. Is bijzonder sterk
uitgebouwd in de Verenigde Staten en uiterst anti-communistisch.
Zeer actief in de World Anti-Communist League (WACL). Werkt via
tientallen schermorganisaties.
MOUVEMENT D’ACTION POUR L’UNION EUROPEENNE
(MAUE)
Dit is de Belgische sectie van de Paneuropese Unie van Otto van
Habsburg. Politici als Luc Beyer de Ryke (PRL), Robert Close
(PRL), Paul Vankerkhoven (PSC) maken er deel van uit.
OMT: zie Ordre Martiniste Traditionnel
ORDE VAN DE ROOS EN HET KRUIS VAN JERUZALEM
Neo-tempeliersorganisatie ontstaan in 1956. In Belgie kwam de Orde
in 1968 van de grond. Vanaf 1980 kwam de Nederlander Harry van
Uden van Ophoven aan het hoofd te staan. Die is ook afgevaardigde
voor Lebons CECIF. Van Uden sloot een ridderpakt met de Asso¬
ciation Belgo Hispanique en met de Duitse ‘Ordo Militae Crucis Tem-
pli’. Extreem-rechts gedachtengoed. De halfbroer van koningin Juli¬
ana van Nederland A. W. Lier was de rechterhand van Van Uden van
Ophoven. Lier werd in 1987 veroordeeld wegens moord op zijn
vrouw.
ORDE VAN HET GULDEN VLIES - SPAANSE TAK
Voortzetting van de in 1430 door Filips de Goede ingestelde ridderor¬
de. Huidig grootmeester is koning Juan-Carlos van Spanje. De Orde
laat ook niet-roomsen toe en zelfs niet-christelijken. Onder meer ko¬
ning Boudewijn is er ridder.
ORDE VAN HET GULDEN VLIES - OOSTENRIJKSE TAK
Voortzetting van de in 1430 door Filips de Goede gestichte ridderor¬
de. Grootmeester van de zich als politiek instrument omschrijvende
Orde is Otto van Habsburg. De Orde laat enkel rooms-katholieken
toe. Onder meer prins Albert van Belgie is ridder in de Orde.
ORDRE DE SAINT-JEAN BAPTISTE D’AMERIQUE
Opgericht in 1923 in de Verenigde Staten door Amerikaanse militai-
ren. De huidige grootmeester is Zdrojewski. De Orde beweert een
branche te zijn van de Soevereine en Militaire Orde van Malta
(SMOM). Ze is nauw verbonden met IMOS, de ‘Ordre Souverain et
Militaire du Temple de Jerusalem’ (Zdrojewski) en met de FCAE.
ORDRE DES CHEVALIERS DE NOTRE-DAME: zie Militia
Sanctae Mariae
374
375
ORDRE DU ROUVRE
Ridderorde ontstaan op het einde van de jaren vijftig aan de Leuven-
se Universiteit. Had zeer goede relaties met Otto van Habsburg,/
Stond aan de basis van de rechtse salon-club ‘Cercle des Nations’.
Grootmeester was tot 1978 Richard Van Wijck en sindsdien dokter
Philippe Schepens, voorzitter van een met Pro Vita gelieerde organi-
satie. De ridderorde sloot een ridderpakt af met de ‘Militia Sanctae
Mariae’ en met de ‘Milice de Jesus-Christ’.
ORDRE MACONNIQUE ORIENTAL DU RITE ANCIEN ET
PRIMITIF DE MEMPHIS-MISRAIM (MM)
Vrijmetselaarsorganisatie, gesticht door Cagliostro. De Orde telt 97
graden, dit terwijl de ‘gewone’ vrijmetselarij slechts 33 graden telt.
MM staat aan de basis van heel wat occulte groeperingen, vermoede-
lijk ook van A.M.O.R.C.. De Orde is actief in de meeste westerse
landen.
ORDRE MARTINISTE TRAD ITIONNEL (OMT)
Martinistenorde bestemd voor A.M.O.R.C.-Rozenkruisers die de
negende tempelgraad hebben doorlopen. De grootmeesters van de
OMT zijn dezelfden als die van A.M.O.R.C.. De Orde baseert zich
op de geschriften van de ‘Onbekende Filosoof’ Louis-Claude de
Saint-Martin. Vooral in Frankrijk is de OMT sterk verbonden met
MM-kringen.
ORDRE RENOVE DU TEMPLE (ORT)
Neo-tempeliersorganisatie, gesticht op het einde van de jaren zestig
door Raymond Bernard en Julien Origas, beiden dignitarissen van
A.M.O.R.C.. In 1972 werd Origas grootmeester. In 1975 ging de Or¬
de scheep met Angela, de Witte Godin. De Orde was toen betrokken
bij de ‘Internationale Luciferienne’.
ORDRE SOUVERAIN ET MILITAIRE DU TEMPLE DE JERU¬
SALEM (OSMTJ), AFDELING SOUSA FONTES, of, ORDO SU-
PREMUS MILITARIS TEMPLIHIEROSOLYMITANI
Neo-tempeliersorganisatie, vermoedelijk gesticht in 1932 in Belgie.
De Orde beweert de ware opvolgster te zijn van de middeleeuwse
Tempeliers. Ze is internationaal gericht met aan het hoofd een ‘re¬
gent’, de Portugese graaf Don Fernando Campello Pinto Pereira de
Sousa Fontes. In het begin van de jaren zeventig was de Franse afde-
ling geinfiltreerd door de S. A. C., de parallelle politie van Charles De
Gaulle.
ORDRE SOUVERAIN ET MILITAIRE DU TEMPLE DE JERU¬
SALEM (OSMTJ), AFDELING ZDROJEWSKI
Afdeling ontstaan door acties van de SAC in het begin van de jaren
zeventig. Toen werd Sousa Fontes opzij gezet en Zdrojewski groot-
prior. De Orde heeft nauwe bindingen met de ‘Ordre de Saint-Jean
Baptiste d’Amerique’, de FCAE en IMOS.
ORDRE SOUVERAIN ET MILITAIRE DU TEMPLE DE JERU¬
SALEM, GRAND PRIEURE DE SUISSE
Neo-tempeliersorde met aan het hoofd de Zwitser Alfred Zappelli. In
de Verenigde Staten staat Philip Guarino aan de top, een vroegere
vertrouweling van Licio Gelli en Michele Sindona. In Italie zijn er ste-
vige contacten met vrijmetselaarskringen. In Frankrijk nam de Orde
een gedeelte van de neo-tempeliers van Zdrojewski over. Ook Julien
Origas was betrokken bij de Orde. De Orde is actief in een veertiental
westerse landen en zou om en bij de 3000 leden-ridders tellen (eigen
schatting).
ORDRE SOUVERAIN, HOSPITALIER ET MILITAIRE DE
SAINT-JEAN DE JERUSALEM, CHEVALIERS OECUMENI-
QUES DE RHODES ET DE MALTE
Ridderorde ontstaan uit een dissidentie binnen de Russische branche.
Beschermheer is Alex Brimeyer, alias Alexis d’Anjou,..., pretendent
naar de kroon van Rusland. Grootmeester is Isaac Wolfe, alias Ro¬
bert Bassaraba van Brancovan,... De Orde is, vooral in Spanje, ver-
weven met extreem-rechts. De Belgische afdeling werd onder meer
gesticht door Gustave Keteleer en Francis Dessart. De Orde schrijft
diplomatieke paspoorten uit.
ORT: zie Ordre Renove du Temple
OSMTJ: zie Ordre Souverain et Militaire du Temple de Jerusalem
376
377
PANEUROPESE UNIE
Internationale organisatie met afdelingen in 27 landen. Bedoeling is
een christelijk Europa ingang te doen vinden. Voorzitter is Otto van
Habsburg. Secretaris-generaal is Vittorio Pons en diens assistent is
Jacques Jonet. Geaffilieerd met het CEDI, de AESP, de MAUE en
met de CEF (Central European Federalists, organisatie van gei'mmi-
grcerde mensen uit Oostbloklanden) en met de Unie van Europese
Federalisten.
PAX MUNDI - ACADEMIE DIPLOMATIQUE DE LA PAIX -
RIDDERS VAN DE VREDE
Gesticht in 1963. In Belgie stond rond 1979 Paul Cams aan de top.
Daarna werd Urbain Dirix internationaal voorzitter. Pax Mundi deelt
vredesprijzen uit en heeft, ondanks een niet-officiele erkenning, ste-
vige entrees in voornamelijk Aziatische en Afrikaanse staten.
POOLSE REGERING IN B ALLIN GS CHAP
Nog steeds bestaande, uiteraard fervent anti-communistisch ingestel-
de ‘regering’. Aan het hoofd staat graaf Juliusz Nowina-Sokolnicki.
Onder meer Zdrojewski, George King (Aetherius Society) en Alex
Brimeyer nemen er belangrijke functies in waar. De zetel is gevestigd
te Londen.
PRIEURE DE SION
Ridderorde, officieel gesticht in 1957 door de huidige grootmeester
Pierre Plantard. Wellicht stamt de Orde uit kringen rond MM en de
OMT. Zeer mysterieuze organisatie. De Prieure beweert tijdens de
middeleeuwen te zijn gesticht door Godfried van Bouillon om een
‘koninklijk geslacht’ te bewaken. Ze staat een Europese theocratie
voor.
PROPAGANDA 2
Geheime Italiaanse vrijmetselaarsloge die in 1982 in opspraak kwam.
P2 werd omschreven als een ‘staat in de staat’. Ze zou betrokken zijn
bij terroristische aanslagen. Haar grootmeester Licio Gelli had een
netwerk van machtige relaties opgebouwd. Onder meer Sindona en
Lopez Rega behoorden tot de leden.
378
SAC: zie Service d’Action Civique
SERVICE D’ACTION CIVIQUE (SAC)
Opgericht als parallelle politie om De Gaulle te ondersteunen. De
SAC werd al vlug een misdadige organisatie. Infiltreerde in het begin
van de jaren zeventig in de OSMTJ van Sousa-Fontes en bracht er
Zdrojewski aan de macht.
SMOM: zie Soevereine en Militaire Orde van Malta
SOEVEREINE EN MILITAIRE ORDE VAN MALTA (SMOM)
Vaticaanse branche van de Orde van Sint-Jan van Jeruzalem. Zuiver
rooms-katholiek. De Orde telt vele wereldleiders in haar rangen.
Voornamelijk adellijke personen worden opgenomen. Vooral de
Amerikaanse afdeling is zeer rijk en machtig. De huidige grootmees¬
ter is Angelo de Mojana di Cologna.
SOEVEREINE ORDE VAN SINT-JAN VAN JERUZALEM
Orde ontstaan uit de organisatie van Thourot-Pichel. Beweert de eni-
ge echte Orde van Sint-Jan te zijn. De huidige grootmeester is prins
Andrej van Joegoslavie. In Vlaanderen zijn er twee takken. Enerzijds
de Prioratus Flandriae, gedirigeerd door Robaeys; anderzijds de Pri-
orij der Lage Landen, geleid door Maillaird. In Wallonie is de prior
Ernest Foucart. De Orde wil een elite creeren.
SOVEREIGN ORDER OF SAINT-JOHN OF JERUSALEM,
AMERICAN GRAND PRIORY
Ontstaan in het begin van deze eeuw in de Verenigde Staten. Beweert
de voortzetster van de ‘Russische branche’ te zijn. Bezieler en leider
van de Orde was tot zijn dood in 1982 de Amerikaanse kolonel Thou¬
rot-Pichel. Vele officieren en inlichtingsagenten behoorden tot de Or¬
de. De Orde staat aan de basis van vele Sint-Jan-Orden.
SOVEREIGN ORDER OF SAINT-JOHN OF JERUSALEM,
KNIGHTS OF MALTA, INTERNATIONAL GRAND PRIORY
Groot-prior is Don Kelinu Vella-Haber. De Orde is ontstaan na dis-
puten met Thourot-Pichel. In Belgie telde de Orde op het eind van de
jaren zeventig en het begin van de jaren tachtig belangrijke personen
379
in haar rangen. De vermoorde Paul Cams was vanaf 1979 verantwoor-
delijk voor de Belgische afdeling. De Orde heeft afdelingen in vele
Europese landen.
SUPREMUS AC MILITAR ORDO TEMPLI HIEROSOLYMI-
TANI
Zogeheten Catalaanse branche van de middeleeuwse Tempelorde.
De huidige grootmeester is Guillermo III Moctezuma die aanspraken
maakt op de Azteekse troon. De Orde heeft afdelingen in vele Euro¬
pese landen.
WACL: zie World Anti-Communist League
WORLD ANTI-COMMUNIST LEAGUE (WACL)
Gesticht in 1966. Bestrijdt het communisme in de hele wereld. Heeft
nauwe relaties met Aziatische anti-communistische regeringen en
met de Moon-sekte. Huidig voorzitter is de PSC-er Jose Desmarets.
Tot de WACL behoren ook vele extreem-rechtse en zelfs neo-nazisti-
sche organisaties.
Bijiage 2: Soevereine en Militaire Orde van
Malta (SMOM)
1. Grootmeesters door de eeuwen heen
1. Frere Gerard, stichter
+ 3 sept 1120
2. Raymond du Puy
1120-11584)0
3. Auger deBalben
11584)0-11623
4. Arnaud de Comps
11623
5. Gilbert d’Assailly
1163-1169T0
6. Gaston de Murols
v. 1170-v. 1172
7. Joubert
v. 1172-1177
8. Roger des Moulins
1177-1187
9. Armengaud d’Asp
1188-v. 1190
10. Gamier de Naplouse
118990-1192
11. Geoffroy de Donjon
1193-1202
12. Alphonse de Portugal
1202-1206
13. Geoffroy Le Rat
1206-1207
14. Garin de Montaigu
1207-1227/8
15. Bertrand deThessy
1228-v. 1231
16. Guerin
v.1231-1236
17. Bertrand de Comps
1236-123940
18. Pierre de Vieille-Bride
123940-1242
19. Guillaume de Chateauneuf
1242-1258
20. Hugues de Revel
1258-1277
21. Nicolas Lorgne
12778-1284
22. Jean de Villiers
12845-12934
23. Odon dePin
1294-1296
24. Guillaume de Villaret
1296-1305
25. Foulques de Villaret
1305-1319
26. Helion de Villeneuve
1319-1346
27. Dieudonne de Gozon
1346-1353
28. Pierre de Comedian
1353-1355
29. Roger de Pins
1355-1365
30. Raymond Berenger
1365-1374
31. Robert de Juilliac
1374-1376
32. Juan Fernandez de Heredia
1376-1396
33. Riccardo Caracciolo
1383-1395
34. Philibert de Naillac
1396-1421
35. Antonio Fluvian
1421-1437
36. Jean deLastic
1437-1454
37. Jacques de Milly
1454-1461
38. Pietro Raimondo Zacosta
1461-1467
39. Jean-Baptiste des Ursins
1467-1476
40. Pierre d’Aubusson, Cardinal
1476-1503
41. Aimery d’Amboise
1503-1512
42. Guy de Blanchefort
1512-1513
43. Fabrizio del Carretto
1513-1521
44. Philippe de Villiers de l’lsle-Adam
1521-1534
45. Pierrino del Ponte
1534-1535
46. Didier de Saint-Jaille
1535-1536
47. Juan de Homedes
1536-1553
48. Claude de la Sengle
1553-1557
49.JeanParisotdeLaValette
1557-1568
50. Pietro del Monte
1568-1572
51. Jean L’Eveque de la Cassiere
1752-1581
52. Hugues de Loubens de Verdalle, cardinal
1581-1595
53. Martin Garzes
1595-1601
54. Alof de Wignacourt
1601-1622
55. Luis Mendes de Vasconcellos
1622-1623
56. Antoine de Paule
1623-1636
57. Jean de Lascaris-Castellar
1636-1657
58. Martin de Redin
1657-1660
59. Annet de Clermont de Chattes Gessant
1660
60. Rafale Cotoner
1660-1663
61. Nicolas Cotoner
1663-1680
62. Gregorio Carafa
1680-1690
63. Adrien de Wignacourt
1690-1697
64. Ramon Perellosy Roccaful
1697-1720
65. Marcantonio Zondadari
1720-1722
66. Antonio Manoel de Vilhena
1722-1736
67. Ramond Despuig
1736-1741
68. Manoel Pinto de Fonseca
1741-1773
69. Francisco Ximenes de Texada
1773-1775
70. Emmanuel de Rohan-Polduc
1775-1797
71. Ferdinand von Hompesch
1797-1799
72. (de facto) Paul Ier, empereur de Russie
1798-1801
73. Giovanni Tommasi
1803-1805
74. Giovanni Battista Ceschi a Santa Croce
1879-1905
75. Galeas von Thun und Hohenstein
1905-1931
76. Ludovico Chigi Albani della Rovere
1931-1951
77. Angelo de Mojana di Cologna
1962
382
2. De ’Broederorden van de SMOM
De SMOM (Vaticaanse branche) sloot in 1961 een alliantie met ‘broe¬
derorden’. Dit zijn afdelingen ontstaan tijdens de reformatie.
- The Grand Priory of the British Realm of the Most Venerable Order
of Saint-John of Jerusalem (Engeland; Koningin van Engeland is ‘So¬
vereign Head’)
- Groot-Balije van Brandenburg van de Orde van het Hospitaal van
Sint-Jan van Jerusalem (Duitsland; hoofd is Prins Wilhelm Karl van
Pruisen)
- De Johanniterorden I Sverige (Zweden; Beschermheer is de Koning
van Zweden)
- De Johanniterorde in Nederland (hoofd is prins Bernhard der Ne-
derlanden)
Bijlage 3: Voorbeelden van ijdelheid
Een voorbeeld van een curriculum vitae, ten voeten uit: zie hoofdstuk
Bijlage 4: Teutoonse Orde
Grootmeesters door de eeuwen heen
Jerusalem et Saint-Jean d’Acre (AKKO)
1. Henri de Walpach v H90-1200
Saint-Jean d’Acre (AKKO)
2. Otto de Kerpen 1200-1206
3. Hermann Bart 1206-1210
4. Hermann de Salza 1210-1239
5. Conrad deThuringe 1239-1241
6. Gerhard de Malberg, (depose) 1242-1244
7. Henri de Hohenlohe 1244-1253
8. Popius ou Popon d’Ornesta 1253-1262
9. Annon de Sangershausen 1262-1274
383
10. Hartmann de Heldrungen
11. Burhcards de Sexhwenden
Venetie
12. Conrad de Feuchtwangen
13. Godefroy de Hohenlohe
Marienbourg
14. Siegfried de Feuchtwangen
(coadjuteur in 1308)
15. Charles de Beffart
16. Werner d’Orsalen
17. Luther de Brunswick
18. Thierry or Theodoric d’Altenbourg
19. Ludolph Koenig van Weitzau
20. Henri Dusener d’Arfberg
21. Winrich de Kniprode
22. Conrad Zolner de Rottenstein
23. Conrad de Wallenrod
24. Conrad de Jungingen
25. Ulrich de Jungingen
26. Henri de Planen (depose)
27. Michel Kuchmeister de Sternberg
28. Paul Bellizer de Russdotf
Marienbourg en Koenigsberg
29. Conrad d’Erlichshausen
30. Louis d’Erlichshausen
Koenigsberg
31. Henri Reuss de Planen
32. Henri Refle de Richtenberg
33. Martin Truchess de Wetzhausen
34. Jean deTieffen
35. Due Frederic de Saxe
36. Albert de Saxe et de Brandebourg
1274-1283
1283-1290
1290-1297
1297-1309
1309-1312
1312-1324
1324-1331
1331-1333
1333-1341
1342-1345
1345-1351
1351-1382
1382-1390
1391-1394
1394-1407
1407-1410
1410-1413
1414-1422
1422-1441
1441-1449
1450-1467
1467-1470
1470-1477
1477-1489
1489-1497
1498-1510
1511-1525
Marie nthal
37. Walter de Cronberg
38. Wolfgang de Schusbar
39. Georges Hund de Wachelm
40. Henri de Bebenhausen
41. Archiduc Maximilien d’Autriche
42. Archiduc Charles d’Autriche
43. Eustache de Westernach
44. Jean Gaspard de Stadion
45. Archiduc Leopold d’Autriche
46. Archiduc Charles-Joseph d’Autriche
47. Jean Gaspard d’Ampringen
Wenen
48. Louis Antoine de Neubourg
49. Frangois Louis de Neubourg
50. Clement Auguste de Baviere
51. Charles Alexandre de Loraine
52. Archiduc Maximilien d’Autriche
53. Archiduc Charles-Louis d’Autriche
54. Archiduc Antoine-Victor d’Autriche
55. Archiduc Maximilien-Joseph d’Autriche
56. Archiduc Guillaume d’Autriche
57. Archiduc Eugene d’Autriche
Troppau
58. Norbert Klein, eveque de Stene
59. Paul Heider, abbe mitre
Wenen
60. Robert Schaelky, abbe mitre
61. Marian Tumier, abbe mitre
62. Ildefons Pauler, abbe mitre
1526-1543
1543-1566
1566-1572
1572-1595
1595-1618
1618-1624
1625-1627
1627-1641
1641-1662
1662-1663
1664-1684
1685-1694
1694-1732
1732-1760
1761-1780
1801-1804
1804-1835
1804-1835
1835-1863
1863-1894
1894-1923
1923-1933
1933-193
1936-1948
1948-1970
1970
Bronnen: Ordres & contre-ordres de Chevalerie, Arnaud Chaffanjon
& Bertrand Galimard Flavigny, Mercure De France, Paris, 1982.
Noten
HOOFDSTUK 1
1. Wittemans Fr.: ‘Geschiedenis der Rozenkruisers’, p. 14, Uitgeverij Boucher, Den
Haag, 1924 (overgenomen uit: ‘The channel’ 1915-1916, nrs. 3 en 4, tijdschrift
A.M.O.R.C.).
2. Paul S6dir: Histoire des Rose-Croix, Paris 1910
3. Zie bijvoorbeeld: Christopher Me Intosch: The Rosy Cross Unveiled, The History,
Mythology and Rituals of an Occult Order, The Aquarian Press Ltd, Wellingbotough,
Northamptonshire, 1980
4. Zelfs over de identiteit van de schrijvers van de manifesten van het broederschap, zoals
de Rama Fraternitas heerst de grootste verwarring. Algemeen wordt getipt op de Lutheri-
aan Johannes Valentinus Andreae.
5. Zie in: Geschiedenis der Rozenkruisers van Fr. Wittemans: Wassenaers Historisch ver-
haal
6. Uit: L’etrange Histoire des Rose-Croix, uitgave A.M.O.R.C., Frankrijk, edition 1979
7. In: Wittemans Fr.: ‘Geschiedenis der Rozenkruisers’, p. 166-167, komende van The
Channel, jaargang 1916-1917
8. A.M.O.R.C.: Aloude Mystieke Orde Rosae Crucis.
9. Uittreksel uit de rede gehouden door de vorige grootmeester van de Nederlandstalige
jurisdictie: E.D.C. van Drenthem Soesman in de Aula van de RUG op 14.10.76. Uitge-
geven onder vorm van A.M.O.R.C.-brochure
10. Uitgave: Rose-croix, j’accuse.
11. A.M.O.R.C.-brochure: toespraak in aula RUG op 14.10.76
12. Uit: Meesterschap over het leven, vertrouwelijk geschrift uitgegeven door
A.M.O.R.C. 1974, derde druk
13. Bevestigd door drie getuigenissen, onafhankelijk van mekaar
14. Toespraak in Aula-RUG, 14.10.76, uitgegeven in A.M.O.R.C.-brochure
15. Slaat u de bijbel er maar eens op na.
16. Van Drenthem-Soesman in A.M.O.R.C.-brochure Aula-Rug 14.10.76
17. De zetel van de Nederlandstalige jurisdictie is gevestigd in’s Gravenhage, Nederland.
Voor de Franstalige jurisdictie: Chateau d’Omonville, le Tremblay, Le Neubourg,
Frankrijk.
18. Zie: Les Nouveaux Prophetes, Didier De Plaige en Jean-Marie Leduc, 6d. Buchet-
387
Castel, 1978, Paris
Les Rose-Croix, Pierre Montloin & Jean-Pierre Bayard, Culture, Arts, Loisirs, 1971, Pa¬
ris
19. Oeuvres Posthumes, vol. I, p. 114
20. Cohen = priester
21. Uit: lean-Pierre Bayard, Symbolisme Magonnique Traditionnel, Edimaf, Paris 1982.
22. J.P. Bayard, II Hauts, Grades et Rites Anglo-Saxons, Edimaf, Paris, 1981, p. 226 en p.
461 t/m 463
23. De ‘Prieure’ is gevestigd in Frankrijk en is een van de meest geheime organisaties
24. Le Tresor maudit de Rennes-le-Chateau, ed. J’ai lu, 1967
25. Franck Marie, Rennes-le-Chateau, ^tude critique, Bagneux, 1978
26. Het Franse equivalent van het Belgisch Staatsblad
27. Zie hiervoor: Het Heilige Bloed en de Heilige Graal , Michael Baigent, Richard Leigh
en Henry Lincoln, vertaling, Elsevier, Brussel, 1982
28. Het Heilige Bloed en de Heilige Graal , Michael Baigent, Richard Leigh en Henry Lin¬
coln, vertaling, Elsevier, Brussel, 1982, p. 369
HOOFDSTUK 2
1. Verhaal van de Franse schrij ver en occultist Colin de Plancy, co-auteur van de Diction-
air e Infernal , Paris, 1818-1863
2. Gepubliceerd in 1846 door de Oostenrijkse publicist Franz Graffer, broer van Rudolph
3. Om de troon van Spanjetebeveiligen,zou Karel II, impotent, de toestemminghebben
gegeven aan een zekere Adanero, financier, om zijn vrouw, de koningin van Spanje te be-
vruchten en aldus toch nog voor een troonopvolger te zorgen. Dat plan is mislukt. In: Les
Trois Vies du Comte de Saint-Germain, Pierre Andremont, Ed. Famot, Geneve, 1980
4. Die thesis wordt verdedigd door onder meer Pierre Andremont (zie 3) en Kurt Selig-
mann, Magic, Supernaturalism and Religion, Paladin, 1975
5. Getuigenis van de Fransman Georges (die om duidelijke redenen onbekend wenst te
blijven. Hij heeft Angela gekend - getuigenis dd. 12.6.86)
6. Uit: Roger Facon en Jean-Marie Parent, Les Meurtres de VOcculte, Ed. Alain Lefeu-
vre, 1981
7. De getuigenis van Georges ligt zeer dicht bij de getuigenissen in het boek van FacoivPa-
rent. Georges beweert het nooit te hebben gelezen, (zie 6)
8. Die crypie bestaat niet. De versie hier weergegeven bevindt zich in het intern bulletin
nr. 237 van September 1968 van A.M.O.R.C. en enigszins gemutileerd in Les Maisons Se¬
cretes de la Rose-Croix van Raymond Bernard, Ed. Rosicruciennes
9. Over A.M.O.R.C., zie hoofdstuk I
10. In: Roger Facon en Jean Marie Parent, zie (6)
11. Facon en Parent, p. 154, (zie 6)
12. Zie (6)
13. Die brief was gericht aan luitenant-generaal Robert de Parisis en is gedateerd 7 no-
vember 1977
14. In een informatiebrochure van de O.R.T., 1975, p. 6
15. In een informatiebrochure van de O.R.T., niet gedateerd, p.4,5
16. Zie document van de O.R.T. Demande d’affiliation
17. Frans hoofdkwartier: Chateau d’Auty, 82220 Moli&res, France
18. Document O.R.T. p. 18
19. In: Book of Enoch, London, Society for Promoting Christian Knowledge, George
Canon, 1962. Herdruk van editie van 1912 van de Oxford University Press. Teksten ko-
men van apocriefen van eeuwen voor Christus.
20. Uittreksel nr. 3 uit de bijbel van Lucifer, ‘Le Livre du temps des hommes’, opgete-
kend in Les Sectes Luciferiennes aujourd’hui , Jean Paul Bourre, Pierre Belfond, 1978
21. Uittreksel nr 4 uit de bijbel van Lucifer, ‘Le Livre du temps des hommes’, idem, zie 20
22. Uittreksel uit brief 21 juli 1983 door Michel Werrion, venerable maftre tot 10 augustus
1984
23. De ‘Verseau’ heeft het statuut van een vzw, gesticht in 1979. Men treft in de beheer-
raad van de ‘Verseau’ vooral militairen aan, werkzaam op de raketbasis van Florennes.
24. Statuten van die kerk verschenen in de bijlagen van het B.S. nr. 85-10604
-
B 6 ni«e| m ' nlqUC ° raf ' Regardsurles Wyants, edition de I’Universite de Bruxelles, 1976,
27. Aleister Crowley in: Magic, Simons, F. Muller, London, 1985, p 16
28. Het gaat hter meer specif,ek om de ‘Societa Rosicrucian in Angfia’ (S R I A )
mard'^Paris^ 1 ! f ^° U ' S Pauwels * Jacques Bergier: Le Matin des Magiciens^&d. Galli-
30 ' •?* Franst! » lig f uitgave werd verzor g d door Robert Ambelain: La Maeie Sacree cm 1 i-
vre d Abramelm le Mage, ed. Bussibre, Paris, 4de ed. 1986
216-217 Us R0Se ~ Cw,X ' Pierre Montloin & Jean-Pierre Bayard. C.U.L., Paris 1971, p
32. Er was een tempel van de A.A. in Victoria Street, London
Grasse CU Ss n i9 C 72° Wley ' ° Pgetekend ^ du Ma ’’ -^"-Claude Frere,
35. ' Ge°nesis y 6 8 l f 4 iin geSChriften Zelf uit en schreef onder ^ pseudoniemen
36. Of: Shamballah
19 69 Zie: " HUler * r ° rdre Nmr ’ Andre Brissaud, Librairie Academique Perrin, Paris,
-Hmotrc du Hie Reich, Philippe Aziz, Vernoy, Geneve, 1978
38. Gestorven, vermoedelijk zelfmoord in 1946
39. Ook op militair vlak liet Thule zich niet onbetuigd
40. In januari 19!9 werd, op initiatief van leden van Thule, de Deutsche Arbeiterpartei
AP t °£ g< ; r ‘- waaro P H,,ler zi i n poiitieke carriere zou bouwen In februar?l920
ms m DAPlt r d de AP ° m r de Nationa l-S° z ialistische Deutsche A^ucp^
(NSDAP). De dmgenten van het Thule-Genootschap bezetten de zetels van het Idv[es
cormte bmnen de NSDAP. Rond die tijd hadden de leden van Jbule immers besHs da,
H,tler de mess.as de golem, de stichter van het Duizendjarig Rijk zoi worden He ef
nootschap bracht Hitler via Eckhart vervolgens in contact met hoge aristocratische krin
laten worde" 86 legerofficieren - Hitler was gelanceerd, de duivels konden losge-
41. Facon &^Parent p. 195, Les Meurtres de Locculte, Ed. Alain Lefeuvre 1981 n 1950
mique^n “69 VeSt ' 8d Hit,eretl ’°^eNoir, Andre Brissand, Librairie Acad6-
s 15 1978
46. Bron: Le Monde , 6.7.86
47. De Haagse Post, 3 September 1983
48. Le Monde, 6.7.86
49. Numero special 356bis
HOOFDSTUK 3
Lf7t7el9“320 Crte AUi ° Urd ’ hui ' R ° ger Facon & Mane Parent, Ed. Alain
Faire'savoirf Ve^ls-Maisons^l985 a,!e ^ ° U ^ me s ^ e , T. R. P6re Teyssot; 6dite par
l , Z ' C ' L '^Sjtse Catholique Gallicane du ler au 20£me siecle, T.R. Pdre Thierrv Tevssot
edit6 par Faire Savoir, Veils-Maisons, 1985, p. 12,13 D y ,
non
5. In. Eglise Catholique Gallicane, (zie 2) p 28
y^Llo7B^Z hiedeniS Van de Kapinel ° rde Van S, " GM ° n ' ver - u ' tg - Mg- M. De
7. Zie: Bijlage Belgisch Staatsblad 1981, nr 1202
8. Vie et mort de Vordre du Temple, Alain Demurger, Ed. Du Seuil, Paris, 1985, p. 241
388
389
9. In: Vieetmortde Vordredu Temple , Alain Demurger, editionsduSeuil, Paris, 1985, p.
243, 244
10. Opgetekend in: Vie etmortdu Temple , Alain Demurger, editions du Seuil, Paris 1985,
p. 15-16
11. Zie onder meer het standaardwerk: De Tempeliers in Vlaanderen , Prof. Dr. L.K.
Cumps, en het gelijknamige artikel in Het Teken , december 1982, p. 178
12. Zie: - Des Banquiers au moyen age: Les Templiers , J. Piquet, 1939, Paris
* -L. Cumps, (zie 11)
* - Alain Demurger, (zie 10)
13. L. Cumps (zie 11)
14. Zie: De Ridders van de Portugese Graaf, p. 94
15. Zie: De Monseigneur, p. 90
16. Embleem van de ‘Ordre Souverain et Militaire du Temple de Jerusalem’.
17. Zie bijlage B.S. 1932 nr. 81
18. In: Le Crepuscule de la Chevalerie, Lt. Col. Gayre of Gayre and Nigg, 6d. Fernand
Lanore, Paris, 1975, p. 97-98. Die lijst vermeldt Fabre-Palaprat als 46ste grootmeester
19. Zie: Serge Ferrand en G. Lecavelier in Aux Ordres du SAC, Albin Michel, Paris,
1982, p. 87
20. Zie: 19, p. 87
* Zie: D comme Drogue, Alain Jaubert, ed. Alain Moreau, Paris, 1973, p. 208
21. Jaubert, p. 208, (zie 20)
22. In: Ferrand p. 87, (zie 19) en in: BIIC nr. 12, p. 10
23. In: - Dossiers A comme Armes , Eric Guerdan, ed. Alain Moreau, Paris - Dossier D
comme Drogue , Alain Jaubert - L’Orchestre Noir, Frederic Laurent, ed. Stock, Paris,
1978
24. Term in spionagemilieus voor geheimagenten
25. Getuigenis van een chef van de S.D.E.C.E. in Washington, Philippe Thyrand, opge¬
tekend in D comme Drogue, p. 441-442
26. In: Lecavelier p. 79 en p. 125, (zie 19)
27. In: idem p. 125, (zie 19)
28. In: Lecavelier, p. 88, (zie 19)
29. In: Frdddric Laurent, L’Orchestre Noir, ed. Stock, Paris 1978, p. 117-272. Serge
Dumont, De Huurlingen, EPO, Berchem, 1983, p. 41-52
30. Della Chiaie in: The Fourth Reich, Magnus Linklater, Isabel Hilton, Neal Asherson,
Hodder and Stoughton, London, 1984, p. 206
31. In: Serge Dumont, Les Brigades Noires , EPO, Berchem, 1983, p. 90-91
32. In: Serge Dumont, Les Brigades Noires, EPO, Berchem, 1983, p. 114
33. Bijvoorbeeld: drugsmokkel: het Amerikaanse Bureau voor Narcotica arresteerde
Serge Constant, verantwoordelijke voor de SAC in Nice. Vais geld: in Seine-sur-Mer
werd een installatie voor de aanmaak van valse dollars ontmanteld en de mannen achter
de schermen bleken niet van de geringste SAC-lui te zijn. Wapenhandel: toen in 1966 een
trafiek werd ontdekt, schoot een prominent SAC-lid commisaris Michel Salibert dood in
een Parijse bar.
34. Zie: Assemblee Nationale, rapport de la commision d’enquete parlementaire, sur les
activates du SAC, Tome I, p. 15-16, juni 1982
35. In: Serge Ferrand et G. Lecavelier in Aux Ordres du SAC, Albin Michel, Paris, 1982,
p. 88-89
36. Opvallend is de overeenkomst in uitspraak tussen S.D.E.C.E. (uitgesproken S’DEC)
en Socidtd E.T.E.C. (uitgesproken S’TEC). Uiteraard werd de naam van de spookfirma
om die reden gekozen.
37. In: Dossier B comme Barbouze, Patrice Chairoff (Calzi), p. 378
38. In: ‘Les Cond6s de la bande de Charly’, Claude Angeli, in, Le Canard enchaine van
5.1.72; zie ook: ChairoffCalzi, B comme Barbouze, p. 379
39. In: L’Orchestre Noir, Fr6d6ric Laurent, 6d. Stock, Paris 1978, p. 49
40. Het verhaal is samengesteld op basis van de getuigenissen van de moordenaars, zoals
verteld tijdens het proces. De informatie komt uit: Pourquoi Pas?, 1.5.85 en 15.5.85; Le
Monde, 2829.4.85; L’Express, 10.5.85
41. In: La Marseillaise, 27 juli 1981
42. Della Chiaei was een goede vriend van onder meer Lopez Rega
43. In: Serge Ferrand, G. Lecavelier, Aux Ordres du SAC, Albin Michel, Paris, 1982, p.
44. In: onder meer Le Monde 29 juli 1981
45. In bijlage B.S. 28 december 1979, nr. 12656
46. In bijlage B.S. 12 februari 1976, nr. 1089
47. In bijlage B.S. 10 mei 1984, nr. 3133
HOOFDSTUK 4
L In: Encyclopedic des sectes dans le Monde, Christian Plume, Xavier Pasquini, ed.Henri
Veyrier, 1984, p. 332
2. In: Das Neue Blatt, 1971
3. Zie 2
4 Ambassades etvbf delegaties in: Polen, Belgie, Frankrijk, West-Duitsland, Monaco
Italie, Vaticaan, Engeland, Verenigde Staten, Argentine, Brazilie, Peru, China, Filip-
pqnen. Ltbanon. Malta, Paraguay, Zwitserland, Mexico, Denemarken, Australia Ma-
leisie. In: Boletin International de la Corona Azteca, nr 72, 1984
5. Zie onder meer: Instituto International de Genealogia Heraldica y Federacion de Cor-
poraciones afines Hoja Informativa, Madrid, nr. 1 1961
20. Zie: 19, p. 87
Zie. D comme Drogue, Alain Jaubert, ed. Alain Moreau, Paris, 1973, p. 208
6. In. Corona Azteca, Boletin International de la Corona Azteca, nr 72,1984 p. 18 19 20
1985° p F 53* CheVaUerSy Vr0is Gogos ' Patrice Chairoff - Jean-Cyrille Godefroy,’Paris,
8. Adres: Mayor de Gracia, 921° 2a, 08012 Barcelona, Espana
9. Uit: Kultureeltijdschrift, nr., 1, februari-maart 1984
10. In: Operatie Staatsveiligheid, de Staatsveiligheid en de WNP, Rene Haquin EPO
Berchem, 1984, p. 35 M ’ ’
11 ■ Le Vif, 7 maart 1985
’ 1 Z? rona /Kzteca » ooletin Internacional de la Corona Azteca, nr. 72, 1984 p 21
13. In: Faux Chevaliers, Vrais Gogos, p. 215, (zie 7)
14. Historic del Temple Catalan , Academie de Pontzen
15. Lijst van de grootmeesters van de ‘Catalaanse Temper uit: Chevalier Contemporaine
Casa Imperial Azteca, Service de Presse-Information.
Pedro de Rovera.
Berenguer d’Avinyo.
Pedro de Rueyra.
Arnaldo de Tarroxa.
UgodeJofre.
Arnaldo de Claramunt.
Ramoln de Gurp.
Pedro de Montagut.
Guillem de Monredo.
Aldemar de Claret.
Pons de Mariscal.
Guillem de AUanco.
Franscico de Motpasat.
Bernardo de Campas.
Ramon dePatot.
Ugo de Monllor.
Ramon de Berenguer.
Astruc de Claramunt.
Guillem de Cardona.
Guillem de Pontons.
Anton de Castellnou.
PeradeMoncada.
PeradeQueralt.
1143
1149
1159
1179
1185
1196
1198
1210
1214
1216
1218
1221
1227
1230
1233
1235
1238
1239
1250
1265
1272
1276
1279
390
391
Berenguer de Cardona.
Bartolome de Belvis.
(Gran Maestre Universal)
Pedro de Queralt.
Pedro de Grau.
Ramon de Blanes.
Bernado de Cabrera.
Copnde de Ampurias.
Francisco de Semenat.
Pere de Sancliment.
BernatdeBoxadors.
Guillem deBellesca.
Visconde de Cabrera.
Almirante Ramon de Cabrera.
Francisco de Ventallat.
Bernardo de Codina.
Luisd’Oms.
PereBenet.
Francisco de Perapertusa.
Franscico de Pinos-Fonollet.
Dionosio de Clariana.
Valentin deFarrera.
Galeran de Vallgornera.
Montserrat Guardiola.
Pedro de Cardona.
Vicente de Grau-Gallego.
Raimundo de Solere.
Anton Ripoll.
Anton de Rocaberti.
Francisco de Matas.
Geronimo Giron-Moctezuma.
Bartolome de Bosch-Castellana
Casimpiro de Grau-Latorre.
Armando de Bruguera.
Jose-Maria de Castellvi.
Consejo de Comendadores.
Consejo de Comendadores.
1291
1312
1318
1319
1331
1347
1349
1370
1387
1390
1409
1410
1434
1460
1490
1495
1508
1526
1537
1557
1564
1568
1570
1592
1593
1645
1680
1691
1760
1791
1800
1890
1890
1913
1936-1939
Principe GtStomode Grau-Moctezuma(Eiegido por el Consejo Supremo de Comanda-
dores el 12 Avril 1959).
16. Biilage BelgischStaatsblad 12jum 1969, nr. 3826 . ..
17 In brief van Staatsveiligheid van 23.7.69 aan toenmal.g minister Vranckx. Nota de
extreem-rechtse sympathieln vanwege he, ‘UDIAC bleven ten mmste bestaan zolang
^Iffij^stevenshouder^atUietFranse Casier Judiciaire Central n° 68.634‘com^rtMitde
nombreuses condamnations pour actes de nature a nutre a la Defense Nationale en Fran¬
ce d’&ournement frauduleux, vol domestique, faux nom, faux et usage de faux port pu¬
blic de faux nom, desertion maritime, infraction 4 la loi sur la protection morale de la jeu-
nesse’, in brief van de Staatsveiligheid dd. 23.7.69
19. In: bijlage Belgisch Staatsblad , 1970 nr. 1373
20. In: bijlage Belgisch Staatsblad, 1971 nr. 6263
22' In: ^MsociatimBelgo-Hispanique, periodique trimestriel, 20” annee, Oct. 1982, p. 9
24 ’ D^e vereniging^een vereniging zonder winstbejag, onder het voorzitterschap van
^Destftutln verschenen in de bijlage van het Belgisch Staatsblad van 1965 onder het
"bTelprelfauteur dd. 6 mei 1986. Die verklaring werd me achteraf bevestigd door een
‘vriend’ van Lebon, die eveneens over dergelijke ‘diplomatieke pas beschikte
27. In: Association Belgo-Hispanique, periodique trimestriel oct. 1982, p. 4
28. Statuten verschenen in het Belgisch Staatsblad in 1973 onder het nummer 3717
29. Op pagina 37
30. In: Association Belgo-Hispanique, oktober 1982, p. 9
31. Diario de Barcelona , 13 maart 1975
32. Naar Tijdingen van de Orde, tijdschrift van de Orde van de Roos en het Kxuis van Je-
ruzalem
33. Gesticht als vzw: bijlage Belgisch Staatsblad van 20 februari 1968, nr. 971
34. In ondermeer: De Post, 15 februari 1981
35. Kerstboodschap van Harry van Uden van Ophoven aan zijn ridders in 1981
36. In: Ridders van de Tempel , dee! 1
37. Rond april 1986 scheidde de Belgische afdeling van de ‘Orde van de Roos en van het
Kruis 1 zich af van Harry van Uden van Ophoven. De reden is mij niet bekend. De Bel¬
gische Tempeliers noemden zich voortaan ‘Tempelorde in Vlaanderen'. Aan het hoofd
hiervan kwamen twee oudgedienden van Harry te staan: de ex-grootkanselier Ludo Huy-
brechts (overleden in 1987), beheerder van maatschappijen en Antwerps high-society fi-
guur; en ex-landscommandeur Matthieu Driessen, architect en voorzitter van het IJzer-
bedevaartcomitd voor Limburg.
HOOFDSTUK 5
1. Beide personen stichtten in 1981 de Spaanse firma S.A. Combigargo, die een handels-
vloot uitbaat van en naar het Afrikaans continent.
2. ‘Nationale jurisdicties 4 in: Armenia, Australia, Oostenrijk, Belgie, Bulgarije, Canada,
Denemarken, Groenland, Engeland, Finland, Frankrijk, Georgia, West-Duitsland,
Hongarije, Ierland, Italie, Malta, Nederland, Nieuw-Zeeland, Portugal, Rhodesie, Roe-
menie, Rusland, Schotland,Zuid-Afrika, Spanje, Zweden, Zwitserland, Verenigde Sta¬
ten, in: Constitutional Decrees, 1979, p. 17
3. In: Constitutional Decrees, 15 mei 1979, Decree nr. 55
4. Leden van de ‘Junta 4 zijn: (per 30 juni 1985) Alberto Daveno; Antonio Spada; Mario-
Enrico Viona, graaf van Bastide; don Giovanni en Pietro, hertogen van Caffarelli; Mi¬
chel de Gorski
5. Decreet van 30 juli 1791
6 . Osservatore Romano 1516 april 1935
7. De geschiedenis van de Orde wordt gegeven aan de hand van volgende werken:
- La Chevalerie, Philippe du Puy de Clinchamps, Que sais-je? P.U.F. Paris, 1961
- Ordres & Contre-Ordres de Chevalerie, Amaud Chaffanjon & Bertrand Galimard Fla-
vigny, Mercure de France, Paris, 1982
- Apergu historique sur I’Ordre Militaire et Hospitaller de Saint-Lazarre de Jerusalem, Im-
primerie Dessaint, Doullens
- The Opponents of St. Lazarus, in Armorial, november 1962
- ‘The Orders of St. John and St. Lazarus of Jerusalem in Great Britain 4 in. The Armorial,
augustus 1963
8 . In : Memento du Chevalier de Saint-Lazare de Jerusalem, Paris, 1974
9. Op 19 augustus 1982 verschenen de statuten van de Belgische afdeling in de bijlage van
het Belgisch Staatsblad (nr. 8970). Onder de stichters: Paul Pourbaix, prins Marescotti
Ruspoli di Poggio Suasa, baron Philippe Giltes de Pelichy, graaf Rodolphe de Brouch-
oven de Bergeyck
10. Zie: Opus Dei in Belgie, Andre Van Bosbeke, EPO, Berchem-Antwerpen, 1985, p.
70,71,89,93,106
11. In: L’Empire Moon, Jean-Frangois Boyer, Ed. La D 6 couverte, Paris, 1986, p. 69,70
en verder
12. In: VEmpire Moon, p. 81 en interview in blad van de Moon-sekte
13. Oktober 1982, p. 29, 30
14. Overgenomen in Vrij Nederland, 11 September 1982
15. In: Deutsche Tagespost, 8 , November 1983
16. Ook wel de ‘Cercle Pinay 4 genaamd, naar de eigenlijke stichter van het genootschap,
Frankrijks vroegere sterke man, Antoine Pinay. Hij werd op 6 maart 1952 tot ‘president
du Conseil 4 en ‘ministre des Finances 4 van Frankrijk benoemd. Pinay had eveneens een
392
393
aardig handje in de machtswissel ten voordele van generaal de Gaulle
17. In: V, Pierre Pdan, Fayard, Paris 1984, p. 55 tot 95
18. In: V, Pierre Pean, p. 80, 81
19. Het is ook in deze kringen dat het zogeheten ‘snuffelvliegtuigen‘-schandaal zich heeft
afgespeeld. Hierbij werd het Franse staatsbedrijf ELF-ERAP voor miljoenen franken
opgelicht. Een zichtbaar acteur was graaf Alain de Villegas de Saint-Pierre Jette, lid van
de AESP. Pean staaft de hypothese als zou het geld hebben gediend om de acties van de
‘Cercle Violet 1 en aanverwanten te financieren.
20. In: L'Annie Princiere dans le monde 1985 , Arnaud Chaffanjon, ed. Denoel 1985
21. In: Enquite et Reportages , Renifleurs, nr. 1, maart 1985. Lijst van 1978
22. L'Histoire du Noble Ordre de la Toison d’Or, Luc Hommel, Ed. Universitaires, Les
Presses de Belgique, Bruxelles, 1947. p. 13,14,15
23. Zie22,p. 10
24. Lijst per november 1985, uit: Point de Vue , nr. 1945, 8.11.85
25. In: Naissance d’un Continent, une histoire de l’Europe dite a Guy de Chambure, Otto
de Habsbourg , Grasset 1975, p. 20, 21
26. Ibidem, p. 23, 24
27. De Standaard , interview, 20 September 1984
28. Zie (27)
29. Zie (25)
30. Voor meer informatie: zie Opus Dei in Belgie , Andre Van Bosbeke, EPO, Berchem-
Antwerpen, 1985, p. 130-138
31. In onder meer: Pierre Pean, V. (zie 17) Witte vrijmetselaars: naam die aan het Opus
Dei wordt gegeven naar aanleiding van de betrokkenheid van de organisatie in allerlei
schandalen
32. Zie ook: Humo , 15 September 1983, ‘Hun wil geschiede’. Bijvoorbeeld: de prins An¬
toine de Ligne is gehuwd met de dochter van Groothertogin Charlotte van Luxemburg;
graaf Charles de Limburg Stirum is de oom van graaf Evrard de Limburg Stirum, die ge¬
huwd is met prinses Hdlene d’Orleans, dochter van de graaf van Parijs,